Plan: | De Leidse Schans |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00076-0301 |
Europees- en rijksbeleid
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21)', is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel 2008 (NBW) is afgesproken dat water een medesturend aspect is binnen de ruimtelijke ordening en dat het watersysteem 'op orde' moet worden gebracht. Dit betekent dat het watersysteem robuust en veerkrachtig moet zijn en moet voldoen aan de normen voor wateroverlast, nu en in de toekomst. In het Bestuursakkoord Water (2011), de verbinding tussen het NBW en het Bestuursakkoord Waterketen (2007) zijn nadere afspraken gemaakt tussen alle waterbeheerders (Rijk, provincie, gemeenten, waterschappen, drinkwaterbedrijven) om het watersysteem 'op orde te krijgen', zowel vanuit waterkwantiteit als waterkwaliteit, vanuit de waterketen en vanuit waterveiligheid.
Het watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 ter vervanging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is de wettelijk verplichte werkingsfeer van het watertoetsproces beperkt tot bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en buitentoepassingsverklaringen. Bij landelijke, provinciale en gemeentelijke structuurvisies is het watertoetsproces geen voorgeschreven onderdeel meer, maar in de praktijk zal daarbij ook de inbreng van de waterbeheerder gevraagd worden.
Gemeenten en waterschappen hebben het gemeentelijk waterplan (incl. de basisinspanning riolering, mogelijke optimalisaties en de grondwaterproblematiek) opgesteld. Hierbij dienden de partijen rekening te houden met de ruimteclaims voortvloeiend uit de toepassing van de (werk)normen. De watertoets vormt hierbij een waarborg voor de inbreng en kwaliteit van water in de ruimtelijke ordening.
In de Nota Ruimte zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid, zoals beschreven in de Vierde Nota waterhuishouding (NW4), meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden in deze nota nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De basisprincipes van bovengenoemd beleid zijn: meer ruimte voor water en het voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd. Dit is in WB21 geconcludeerd in de twee drietrapsstrategieën voor: Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren) en Waterkwaliteit (schoonhouden, schoon en vuil scheiden, zuiveren).
De watertoets
Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, structuurplannen en ook ruimtelijke onderbouwingen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.
Waterbeheerplan 2010-2015
Het WBP4 zet de lijnen uit voor de strategie, het beleid en de uit te voeren maatregelen in de planperiode 2010-2015. In het vorige waterbeheerplan (WBP) ging veel aandacht uit naar planvorming. Het nieuwe WBP legt een sterker accent op uitvoering. Onder het motto 'droge voeten en schoon water' staat al het werk van Rijnland in het teken van drie hoofddoelen: veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water, inclusief goed beheer van de afvalwaterketen. Rijnland staat in de periode 2010-2015 voor grote opgaven. Het zwaartepunt ligt bij verbetering van regionale keringen, implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel), renovatie van boezem- en poldergemalen en het uitvoeren van het reguliere baggerprogramma voor polder en boezem.
Keur en Beleidsregels 2009
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer, inclusief de Afvalwaterzuiveringsinstallaties (AWZIs) en de waterstaatkundige veiligheid in het gebied dat globaal ligt tussen Wassenaar, Gouda, Amsterdam en IJmuiden. Om haar taak uit te kunnen oefenen maakt het hoogheemraadschap onder andere gebruik van de Keur. In de Keur staan regels ter bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerk en (zoals stuwen en gemalen). Zo is in de Keur geregeld welke handelingen en activiteiten in en nabij watergangen, waterkeringen en waterbergingsgebieden niet zijn toegestaan zonder vergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.
Waterplan Leiden
Het Waterplan is een gezamenlijk beleidsplan van twee overheidsorganisaties: Gemeente Leiden en het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het plan zijn door beide partijen maatregelen opgenomen om het watersysteem te verbeteren en knelpunten op te lossen. Een groot deel van de maatregelen die in het Waterplan zijn opgenomen hebben een relatie met lopende projecten of vaststaand beleid. Er gebeurt namelijk al veel op het gebied van water. Het Waterplan wil inzicht geven in de samenhang tussen deze beleidsplannen en projecten. Ook bevat het Waterplan nieuw beleid en nieuwe maatregelen en bijbehorende onderbouwing van de kosten. Over de verdeling van de kosten en taken in de uitvoering zijn in het Waterplan afspraken gemaakt.
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2015
De functie van riolering is het beschermen van de volksgezondheid, het tegengaan van wateroverlast en het beschermen van het milieu. Vanwege het belang van de functie van riolering, de economische waarde van het rioolstelsel en de interacties tussen riolering, wegen en groen, is het voor de gemeente van belang een goede integrale beleidsafweging te maken.
De gemeente Leiden heeft in 2009 het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan vastgesteld. Per 1 januari 2008 is de wet 'Verankering en bekostiging gemeentelijk watertaken' van kracht geworden. Daarmee is de zorgplicht van de gemeente uitgebreid tot afvalwater, hemelwater en grondwater. Dit gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is daarom een zogeheten verbreed gemeentelijk rioleringsplan (VGRP) waarmee invulling wordt gegeven aan de 3 zorgplichten. Het VGRP geeft de hoofdlijn van het riolerings-, hemelwater- en grondwaterbeleid weer. Dit plan heeft een beleidsmatig en strategisch karakter.
Uitgangspunten
In het 'Kaderbesluit herontwikkeling Lammenschanspark' en de ontwikkelovereenkomst met ontwikkelcombinatie VORM/BNO is een verplichting opgenomen tot het toevoegen van minimaal 796 m² wateroppervlak. Die verplichting komt voort uit een van het ROC-Leiden overgenomen opgave tot het compenseren van een sloot achter het huidige ROC-Lammenschanscomplex met gelijke afmetingen. Daarnaast is de ontwikkelaar vanuit de Keur van Rijnland gehouden de nog te dempen sloten aan de westzijde van het plangebied eveneens te compenseren. De sloten aan de zuid- en oostzijde van het plangebied zullen blijven bestaan.
Figuur 4.8: Fragment van de Watersysteemkaart met het polderpeilgebied in de oostelijke Lammenschansdriehoek.
Watercompensatie vindt in beginsel plaats binnen het peilgebied waarbinnen water wordt gedempt. In het geval van De Leidse Schans betekent dit dat het water binnen het poldergebied tussen de spoordijk Leiden-Utrecht, het Rijn-Schiekanaal en de Lammenschansweg dient te worden gecompenseerd. Dit peilgebied heeft een waterpeil van NAP -1,10 m. Dat is een halve meter lager dan het waterpeil in het omringende boezemgebied, waartoe ook de Zuidelijke Schil behoort en de Fruitbuurt, het voormalige Veilingterrein en het Rijn-Schiekanaal zelf. Een gemaal pompt water vanuit de poldersloot in het Rijn-Schiekanaal om het polderpeil in stand te houden. Het maaiveldniveau ligt zowel binnen als buiten het polderpeilgebied tussen NAP +0,0 m en NAP +0,4 m.
Het Hoogheemraadschap van Rijnland hanteert het uitgangspunt dat daar waar mogelijk de kleine polderpeilgebieden, zoals die ter plaatse van de oostelijke Lammenschansdriehoek, opgeheven moeten worden en bij het boezempeil moeten worden aangesloten. Voor het peilgebied waar het plangebied van De Leidse Schans in ligt wordt deze mogelijkheid momenteel onderzocht. De gevolgen voor het plangebied zijn echter dusdanig groot dat deze in dit stadium buiten het kader van de planvorming en dit bestemmingsplan vallen.
Compensatieopgave
Het bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat overal waar de bestemming 'Groen' is toegekend water kan worden aangebracht. Dat maakt dat aan de vereisten in het kader van watercompensatie (inclusief de bijna 800m² aan extra water) per definitie kan worden voldaan, en dat het bestemmingsplan geen belemmering vormt voor de vereisten uit de Keur. Waar het nieuwe water precies komt zal nog in de ontwerpopgave de komende periode moeten worden bepaald.
Waterkeringen
De zuidelijke plancontour van het plangebied ligt net buiten de beschermingszone van de regionale waterkering langs het Rijn-Schiekanaal. Het is niet toegestaan werkzaamheden uit te voeren in deze zone, omdat dat instabiliteit van het waterstaatswerk tot gevolg zou kunnen hebben. Werkzaamheden in deze zone, zoals het aanbrengen van wegen, kabels en leidingen, moeten gemeld worden bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Omdat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd binnen de zone leidt het project niet tot belemmeringen voor de waterkering.
Hemel- en vuilwaterafvoer
De Leidse Schans wordt in de toekomstige situatie voorzien van een gescheiden rioolstelsel, conform de uitgangspunten in het gemeentelijk rioleringsplan. In een gescheiden rioolstelsel wordt het hemelwater niet langer tezamen met het afvalwater ingezameld en afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringinstallatie (RWZI), zoals dat nu het geval is. In plaats daarvan wordt het hemelwater dat op schone oppervlakken valt, zoals daken, afgevoerd naar het oppervlaktewater. Dit voorkomt dat bij hevige neerslag het afvalwater vanuit het rioolstelsel overstort naar het oppervlaktewater. De kwaliteit van het oppervlaktewater verbetert daarmee ten opzichte van de huidige situatie en de RWZI krijgt minder water te verwerken.