direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Lammenschansdriehoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00067-0301

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;
  • c. openbare speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
  • d. dienstverlening, kantoren en detailhandel, met uitzondering van een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' en uitsluitend op de begane grond;
  • e. zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • f. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • g. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • h. tuinen en verhardingen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • k. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden opgericht.
  • c. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn.
  • d. De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • e. De bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • f. Een gebouw mag in zijn geheel worden voorzien van een plat dak dan wel worden voorzien van een kap.
  • g. Indien een gebouw wordt voorzien van een kap, dient minimaal 40% van een gebouw te worden voorzien van een schuin hellend dakschilden en mag de dakhelling per schuin hellend dakschild niet minder bedragen dan 30° en niet meer bedragen dan 75°.
  • h. In afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.
  • i. Indien de bestaande hoogten meer bedragen dan maximaal is toegestaan op grond van het bepaalde onder d, e en h, dan bedragen de bestaande hoogten de maximale hoogten.
15.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen buiten het bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd.
  • b. Gebouwen achter en aansluitend op het bouwvlak mogen het bouwvlak met niet meer dan 2,5 m overschrijden. Indien de bestaande overschrijding meer bedraagt dan 2,5 m, dan betreft de bestaande overschrijding de maximale overschrijding.
  • c. De gronden met de aanduiding 'erf' mogen per bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 35 m².
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c. en d. mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', voor zover gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'erf', niet meer bedragen dan 110 m2.
  • f. De bouwhoogte van een gebouw binnen 2,5 m van een gebouw binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum van 4 m.
  • g. De bouwhoogte van een gebouw op een afstand van meer dan 2,5 m buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • h. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • i. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • j. Vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. deze uitsluitend zijn toegestaan ten behoeve van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
    • 3. de breedte niet meer mag bedragen dan 0,40 m;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 0,50 m²;
    • 5. het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • k. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • l. In afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' buiten het bouwvlak een gebouw ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • m. In afwijking van het bepaalde onder c., f. en g. mogen ter plaatse van de aanduiding 'garage' buiten het bouwvlak garageboxen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
    • 3. Het aanduidingsvlak mag volledig worden bebouwd.
15.2.3 Erkers, balkons, luifels en portalen

Voor het bouwen van erkers, balkons, luifels en portalen buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'erf', aan een naar de weg gekeerde gevel van een gebouw binnen het bouwvlak gelden in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.2 de volgende bepalingen:

  • a. De diepte van een erker, balkon, luifel of portaal mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • b. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van een erker en/of portaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum van 4 m.
  • d. De bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,20 m vanaf de bovenkant vloer van het balkon.
  • e. De breedte van een erker en portaal tezamen mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het gebouw binnen het bouwvlak.
  • f. Een erker mag de denkbeeldige lijn, te meten vanaf het punt waar de voorgevel en de zijgevel van het gebouw binnen het bouwvlak samenkomen en met een hoek van 45° ten opzichte van de zijgevel van dat gebouw binnen het bouwvlak, niet overschrijden.
  • g. Het bepaalde onder f is niet van toepassing indien:
    • 1. op twee belendende percelen de erkers aaneen worden gebouwd;
    • 2. op een hoekperceel een erker tegen de zijgevel wordt gebouwd.
15.2.4 Gebouwen buiten het bouwvlak bij gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'

Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak bij gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', waarbij de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' volledig mogen worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend gebouwen behorende bij de woningen op de begane grond worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per woning op de begane grond niet meer dan één vrijstaand gebouw mag worden opgericht achter de achtergevel van de betreffende woning;
    • 2. per woning niet meer dan 50% van het bij de woning behorende aanduidingsvlak mag worden bebouwd;
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 12 m² per woning.
  • c. De bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak mag binnen 2,5 m vanaf het bouwvlak niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum bouwhoogte van 4 m en mag op een afstand van meer dan 2,5 m vanaf het bouwvlak niet meer bedragen dan 3 m.
15.2.5 Parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage ten behoeve van de woonfunctie gelden in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.1, lid 15.2.2 en lid 15.2.4 de volgende bepalingen:

  • a. Een parkeergarage mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.
  • b. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mogen volledig worden bebouwd ten behoeve van de parkeergarage.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder a mag buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'parkeergarage' een hellingbaan/inrit ten behoeve van een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd.
15.2.6 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de bestaande onderdoorgang behouden te blijven, waarbij de vrije ruimte onder de onderdoorgang niet minder mag bedragen dan twee bouwlagen vanaf peil.

15.2.7 Dakopbouw

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -dakopbouw' is een dakopbouw toegestaan, waarbij in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.1 de volgende bepalingen gelden:

  • a. In afwijking van de toegestane bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van de dakopbouw niet meer bedragen dan 3 m boven de toegestane goothoogte.
  • b. De dakhelling dient gelijk te zijn aan de dakhelling van de bestaande schijnkap.
  • c. De dakopbouw dient op een afstand van ten minste 1 m uit de achtergevel te worden gesitueerd.
15.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken, indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke waarden van een op hetzelfde bouwperceel en binnen de aanduiding 'karakteristiek' gelegen bouwwerk te beschermen.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 15.2.1 onder c voor het bouwen van een voorgevel achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat de afstand tussen de voorgevel en de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. lid 15.2.2 onder a voor het bouwen van een gebouw op gronden zonder de aanduiding 'erf', met dien verstande dat:
    • 1. per bouwperceel niet meer dan één gebouw mag worden opgericht;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 4 m²;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
  • c. lid 15.2.2 onder f voor het bouwen van een kapconstructie op gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. dit uitsluitend is toegestaan voor gebouwen aansluitend aan een gebouw binnen een bouwvlak;
    • 2. de kapconstructie een doorlopend gedeelte betreft van de kap van het gebouw binnen het bouwvlak;
    • 3. de verhoging met een kap niet onevenredig nadelig is voor de lichttoetreding in aangrenzende tuinen;
  • d. lid 15.2.2 onder f voor het bouwen van een dakterras op gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. dit uitsluitend is toegestaan voor gebouwen aansluitend aan een gebouw binnen een bouwvlak;
    • 2. de bouwhoogte van een balustrade op een dakterras niet meer mag bedragen dan 1,20 m vanaf de bovenkant vloer van het dakterras;
  • e. lid 15.2.3 voor het bouwen van een balkon aan een gevel van een gebouw binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'erf', met dien verstande dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
15.4.2 Algemene criteria afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits:

  • a. dit aanvaardbaar is binnen de stedenbouwkundige structuur en karakteristiek van de omgeving;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
15.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het stallen van auto's en aanhangers (waaronder caravans) op de gronden gelegen recht voor het bouwvlak, met uitzondering van een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.
  • b. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak voor bewoning.
  • c. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de bebouwing, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak.
    • 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen (binnen en buiten het bouwvlak) worden uitgeoefend.
    • 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
    • 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.5 sub c onder 4 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.