Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Delftse Jaagpad
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0546.BP00046-0302

4.7 Ecologie

4.7.1 Algemeen
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.
4.7.2 Landschapsbeleidsplan Leidse regio en Warmond (2002)
Het regionale landschapsbeleidsplan heeft meerdere doelstellingen. Aangegeven moet worden hoe de agrarische, ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke kwaliteiten van het landschap behouden, versterkt of ontwikkeld kunnen worden op een zodanige manier, dat een meerwaarde ontstaat op regionaal niveau. Daarnaast moet een landschappelijk raamwerk worden ontworpen, waarin functies als landbouw, natuur, waterbeheer, recreatie en mogelijkheden voor verstedelijking duidelijk zijn gepositioneerd. Ook een optimale wisselwerking tussen stedelijke en landelijke gebieden moet worden aangegeven. De relatie stad-land, de voedingsaders voor natuur in de stad, moet worden geoptimaliseerd en worden beschermd.
4.7.3 Kaderstelling Bomenbeleid (2004 - 2014; actualisatie Bomennota 1993)
De Bomennota heeft vier hoofddoelstellingen voor het ruimtelijk, beheersmatig en juridisch beleid: het aanvullen van structuurvormende bomenrijen, het beschermen van bomen (Bomenverordening), het verbeteren van groeiplaatsomstandigheden van bomen en het versterken van de stad-landrelatie door sortimentskeuze van bomen.
4.7.4 Ecologisch Beleidsplan Leiden (1998)
Het uitgangspunt van het Ecologisch Beleidsplan Leiden (EBL) is om de natuur mee te laten tellen als bewoner van de stad. Hierbij moeten de kansen om de natuur de stad in te halen optimaal worden benut en bedreigingen voor die natuur zoveel mogelijk worden beperkt, rekening houdend met de multifunctionaliteit van de stad en haar stedelijk groen. Relevante doelstellingen die voortvloeien uit deze beleidskaders:
  • Het behoud van waardevolle en monumentale bomen, het benutten van potenties om bomen te planten bij nieuwbouw- of renovatieplannen en het creëren van goede groeiomstandigheden.
  • Het juridisch beschermen van bomen en het completeren van structuurvormende bomenrijen in de stad.
4.7.5 Gedragscode voor ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden (2005)
Het volgen van de Gedragscode voor Ruimtelijke ontwikkelingen in Leiden minimaliseert de kans op conflicten met de Flora- en Faunawet. Het Ecologisch toetsingskader voor stedelijke projecten (2003) is in de Gedragscode opgenomen, alsmede het raamwerk van tellingen voor het Stadsnatuurmeetnet Leiden (2004).
4.7.6 Het Ecologisch toetsingskader voor stedelijke projecten (2003)
Om te kunnen beoordelen wat de consequenties op de natuur zijn van diverse projecten en de wijze waarop de gemeente daarmee om zou kunnen gaan in het proces van planvoorbereiding en planuitvoering, is een ecologisch toetsingskader (ETK) opgesteld. Het ETK is een hulpmiddel waarmee in een vroegtijdig stadium bij nieuwe gemeentelijke projecten met ruimtelijke aspecten de ecologische effecten en mogelijkheden bepaalt kunnen worden.
4.7.7 Ecologie in het plangebied
In het bestemmingsplangebied komen relatief veel bomen voor. Alle bomen in het gebied zijn beschermd door de Bomenverordening en de bijbehorende Groene Kaart (omgevingsvergunning). Bomen moeten bij herontwikkeling ingepast worden in het ontwerp. In tweede en derde instantie kan gedacht worden aan verplaatsing of kap. Bij deze laatste optie is herplant noodzakelijk.
 
Het gebied Delftse Jaagpad is door haar groene en blauwe karakter en relatieve rust rijk aan flora en fauna. In het Stadsnatuurmeetnet worden tweejaarlijks inventarisaties van flora en fauna in Leiden uitgevoerd. Een aantal meetpunten ligt in het bestemmingsplangebied Delftse Jaagpad.
 
Soorten die algemeen in het gebied voorkomen zijn de amfibieën Gewone pad, Bruine kikker en Groene kikker, vogels van struweel en bos zoals Merel, Zanglijster, Kauw, Winterkoning, Spreeuw. Diverse dagvlinders en libellen maken gebruik van het gebied. Vleermuizen die met name gebruikmaken van de Vliet, trekvliet en Korte Vliet als vliegroute zijn de Watervleermuis, Meervleermuis, Laatvlieger en Gewone en Ruige dwergvleermuis.
 
Iedere ruimtelijke ontwikkeling dient rekening te houden met het voorkomen van flora en fauna. Alle soorten in Nederland inclusief hun verblijf-, paar- en nestelverblijven in Nederland zijn in de Flora- en Faunawet beschermd. De ‘Gedragscode voor Ruimtelijke Ontwikkelingen in Leiden. De Flora- en faunawet in praktijk’ is een handleiding voor het voorkomen van conflicten met deze wet. Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling dient nagegaan te worden welke soorten voorkomen en gebruikmaken van het plangebied. Deze inventarisatie van het voorkomen van soorten is seizoensafhankelijk en moet daarom in een vroegtijdig stadium van de planontwikkeling ingepland worden. Voor streng beschermde soorten dienen mitigerende dan wel compenserende maatregelen genomen te worden.
 
Dit bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk in belangrijke groenvoorzieningen of op andere locaties.