direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: De Waard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00006-0302

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinshuizen, meergezinshuizen, bijzondere woonvormen en wooneenheden, met de daarbij behorende aanbouwen, bijgebouwen, fietsenbergingen, tuinen, erven, (gebouwde) parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en speelruimte, water, leidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. aan-huis-verbonden bedrijven;
  • d. een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • e. horeca op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding horeca;
  • f. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen;
  • g. hellingbaan/inrit ten behoeve voor een ondergrondse parkeergarage;
  • h. met de daarbij behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, water, speelruimte, nuts-, groen-, (ondergrondse) parkeer- en fietsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

In afwijking van de planregels bij deze bestemming, mogen bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', niet worden veranderd.

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd'/ 'gestapeld'/'twee-aaneen'/'vrijstaand' mogen uitsluitend de aangeduide type(n) worden gebouwd.
  • b. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden opgericht;
  • c. De goothoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. De bouwhoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • e. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat daar waar de zijdelingse perceelafstand ten tijde van het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan minder dan 3 m bedraagt, de bestaande zijdelingse perceelafstand als maximum geldt;
    • 2. 'twee-aaneen' mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
    • 3. 'aaneengebouwd' mag alleen bij de eindwoningen: niet minder dan 3 m bedragen;
  • f. Ter plaatse van een onderdoorgang mag op de begane grond geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping.

11.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Voor overschrijding van de zijgevellijn geldt dat de maximale breedte voor aanbouwen minimaal gelijk dient te zijn aan de afstand tot de voorgevel, met dien verstande dat:
    • 1. de breedte maximaal 3 m bedraagt;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 meter bedraagt bij halfvrijstaande, vrijstaande en hoekwoningen;
    • 3. de afstand tot de achterste perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
  • b. Aan- en uitbouwen mogen de denkbeeldige lijn, te meten vanaf het punt waar de voorgevel en de zijgevel van het hoofdgebouw samenkomen en met een hoek van 45° ten opzichte van de zijgevel van dat hoofdgebouw, niet overschrijden;
  • c. Aan- en uitbouwen mogen uitsluitend 3 meter breed worden gebouwd;
  • d. Aan- en uitbouwen mogen uitsluitend 2,5 meter diep worden gebouwd;
  • e. De hoogte van aan- en uitbouwen mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
  • f. De hoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • g. De gezamenlijk oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 80 % tot ten hoogste 60 m² van het totale oppervlak van het bouwperceel;
  • h. Dakterrassen op aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

11.3 Nadere eisen
11.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en de hoogte van bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, (bestaande) (boom)beplanting, de ligging van leidingen, de waterhuishouding, de situering van parkeerplaatsen, de bereikbaarheid van hulpdiensten en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.

11.3.2 Karakteristieke en beeldbepalende panden

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke waarden van bouwwerken te beschermen.

11.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het in artikel 11.2.1 opgenomen verbod, mits:

  • a. bij verandering of complete vernieuwing van het beeldbepalend pand met het desbetreffende beeldbepalende pand identieke en/of gelijkwaardige karakteristieke waarden worden teruggebracht;
  • b. vooraf advies is gevraagd aan de gemeentelijke adviescommissie ruimtelijke kwaliteit.

11.5 specifieke gebruiksregels
11.5.1 aan-huis-verbonden beroep

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

11.5.2 aan-huis-verbonden bedrijf

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de bebouwing, voor zover gesitueerd binen het bouwvlak.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijven".
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde , of van werkzaamheden.
11.6.1 omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de in het plan begrepen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag (omgevingsvergunning) een karakteristiek en beeldbepalend pand geheel of gedeeltelijk te slopen, tenzij sprake is van een afwijking als bedoeld in 11.4 van dit artikel.

11.6.2 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is vereist voor de in dit artikel bedoelde werken, die

a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming.

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan