direct naar inhoud van 5.10 Cultuurhistorie plangebied
Plan: Leiden Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00002-0301

5.10 Cultuurhistorie plangebied

Het betreffende plangebied ligt aan de noordgrens van de gemeente Leiden. Het gebied heeft grotendeels logische geografische grenzen, de spoorlijn in het oosten, de Wassenaarseweg in het zuiden, de Warmonderweg in het westen en Oegstgeesterweg in het noorden. Vanaf 1798 is het grondgebied van Leiden beperkt tot het gebied binnen de 17e eeuwse wallen. Het plangebied komt voor een klein deel in 1896, maar voor volledig pas in 1920 binnen de gemeente Leiden te liggen.

Het plangebied bevat een grote diversiteit aan historische waarden in structuren en bebouwing. De oudste nog herkenbare structuren zijn middeleeuws. Het gebied lag buiten de omwalling van de stad Leiden en kende een onregelmatige blokverkaveling wat wijst op een vroegmiddeleeuwse oorsprong.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00002-0301_0033.jpg"

Uitsnede kadastrale minuut 1810 – 1830, zichtbaar is de onregelmatige blokverkaveling, het pesthuis en rechtsboven het terrein van het voormalige kasteel Paddepoel

Een waardevolle rest hiervan is bewaard in verkaveling in het gebied ten noordwesten van de Nachtegaallaan. Dit gebiedje is onderdeel van het beschermd dorpsgezicht 'Wilhelminapark en Geesten' dat grotendeels in de gemeente Oegstgeest is gelegen. Daarnaast is er een viertal middeleeuwse lineaire structuren bewaard: de Rijnsburgerweg, de Warmonderweg, de Poelwetering en de Maredijk . Hoewel het profiel van de eerste twee ingrijpend is gewijzigd, is de loop in grote lijnen gelijk aan de middeleeuwse wegen. De Poelwetering is bij de Rijnsburgerweg en de Poelgeesterweg overkluisd, maar vormt binnen het pangebied nog een grotendeels gave historische structuur met een sterke ruimtelijke betekenis. De Maredijk is door de ligging in de Leidse Hout en de 17e eeuwse kanalisering van de Mare, gaaf bewaard gebleven en heeft nog grotendeels het middeleeuws profiel. Daarmee is de Maredijk een waardevol cultuurhistorisch element.

De bebouwing van het gebied was tot begin 19e eeuw beperkt tot enkele boerderijen, de benodigde poldermolens en een aantal speelhuizen. Van de middeleeuwse kastelen zoals Paddepoel zijn dan al geen gebouwde resten meer zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00002-0301_0034.jpg"

Uitsnede kaart Van Berckenrode, 1615

Door de ligging buiten de stad en de late gebiedsuitbreiding van de gemeente Leiden, komt de verstedelijking van het gebied relatief langzaam op gang. Een aantal factoren speelt al voor 1920 een rol, zoals de vestiging in 1896 van een 'instituut voor krankzinnigen' in het, in de gemeente Oegstgeest gelegen kasteel Endegeest en de aanleg van de spoorlijn Haarlem – Leiden in 1842. Mede daardoor ontstaat er rond 1900 een bebouwingslint van villa's en ruime herenhuizen langs de Rijnsburgerweg. Deze bebouwing is grotendeels gaaf bewaard gebleven en van hoge cultuurhistorische waarde. Een opvallend onderdeel van deze bebouwing is het buiten Nieuweroord. In 1920 wordt een ruim landhuis gebouwd in de vanaf 1917 naar ontwerp van L. Springer ontworpen tuin. Het tuinontwerp is nog herkenbaar in het huidige park 'Bos van Bosman'. Het huis is afgebroken en vervangen door een zusterflat ten dienste van het Academisch Ziekenhuis. Rijnsburgerweg 122 vormt als voormalig poortiershuis een waardevolle verwijzing naar het verdwenen buitenhuis.

In 1907 wordt het eerste Leidse uitbreidingsplan van kracht. Daarin wordt een aantal straten voorzien die in een wijde lus om de binnenstad zijn gepland. Door de weinig realistische opzet en sterk veranderende stedenbouwkundige opvattingen is er maar weinig van het plan gerealiseerd. De huidige Boerhaavelaan is onderdeel van een geplande ruime boulevard rond de noordelijke binnenstad. Door de krappe gemeentegrenzen moet deze boulevard echter aansluiten op de huidige Koningsstraat zodat een echte rondweg niet tot stand kan komen. Het brede profiel en de statige bebouwing van het westelijk deel van de Boerhaavelaan zijn een zeldzaam en goed herkenbaar element van deze grootse fin-de-siecle plannen.

Pas na de grenswijziging van 1920 begint de echte verstedelijking van het gebied met de bouw van de Vogelwijk in 1926 – 1928. De wijk bestaat uit een aantal gesloten bouwblokken in een eenvoudige stratengrid. Door verbijzondering in de architectuur en het bouwen van woon-winkelpanden krijgen de kruispunten het karakter van pleintjes. Het aanzicht van de woningen is echter in de loop der tijd door wijzigingen van o.a. kozijnen en deuren te sterk aangetast om een nadere bescherming te rechtvaardigen. De Lijsterlaan komt nu uit op een park met omringende woonhuisbebouwing. Tot 1977 stond aan de westzijde van het parkje de Annakliniek; een sober maar statig gebouw uit 1929 dat met de ingangspartij de centrale as in het wijkje afsloot.

Een zeer belangrijke ruimtelijke ontwikkeling uit deze periode is de aanleg van het park de Leidse Hout. Na vele vruchteloze pogingen wordt in 1928 begonnen met de aanleg van het naar Leidse begrippen grootschalige volkspark naar ontwerp van K.C. van Nes. Bijzonder zijn de voor een volkspark kenmerkende functiemenging van sport, spel, evenementen en recreatie en de aanleg volgens de plantengeografie. Dat laatste heeft tot gevolg dat de beplanting is aangepast op de dwars door het park lopende overgang tussen strandwal en veenweidegebied. In de functionele aanleg is de oude polderverkaveling goed herkenbaar in de bestaande sloten en het waterbeheersingsysteem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00002-0301_0035.jpg"

Uitsnede uit het Uitbreidingsplan 1933 met daarop de Leidse Hout.

Het ontwerp van de Leidse Hout komt tot stand in samenwerking met het bureau Grandpré Molière, Verhagen en Kok. Dit stedenbouwkundig bureau krijgt in 1925 de opdracht voor het in 1933 vastgestelde nieuwe uitbreidingsplan. In dit plan wordt de grootstedelijke visie uit 1907 ingeruild voor de tuinstadgedachte. De bestaande straten worden opgenomen in een nieuw plan waarin grondgebonden woningen en zorgvuldig ingepast openbaar-en privégroen een hoofdrol spelen. Ook vormen bestaande landschapselementen weer een inspiratiebron. Zo blijft de Maredijk gehandhaafd en wordt een grens van de wijk. De nabijheid van de universiteit en het park zijn waarschijnlijk aanleiding om de wijk vooral te bestemmen voor 'de betere woningbouw'.

Ook het 'Plan 1933' wordt in dit deel van de stad maar zeer gedeeltelijk uitgevoerd. De economische crisis vertraagt een voortvarende bouw van duurdere woningen. Wel wordt er, in plaats van een rij woonhuizen, aan de Mariënpoelstraat de R.K. St.Bonaventura HBS gebouwd. De sterk veranderde maatschappelijk situatie van na 1945 maakt aanpassing van het Plan '33 na de oorlog onvermijdelijk. Zo is het gebrek aan moderne schoolgebouwen voor het voortgezet onderwijs zo groot dat de wijk in de eerste plaats gezien wordt als bouwlocatie voor een aantal grote schoolgebouwen die in de jaren 50 en 60 tot stand komen. Voorbeelden zijn het Agnescollege, de Uitgebreid Technische School en de Meisjes HBS aan de Kagerstraat. Daarmee gepaard gaat een vereenvoudiging van het stratenplan omdat een ruime ligging in het groen als beste stedenbouwkundige situering voor dergelijke schoolgebouwen wordt gezien Een andere grote ontwikkeling is de bouw van het Diaconessenhuis vanaf 1958. De nabijheid van de universiteit is aanleiding voor de bouw van een omvangrijk complex tussen Boerhaavelaan en Mariënpoelstraat met flatgebouw, grondgebonden woningen, garages, winkel en binnentuin.

Een klein deel van de wijk is ook na 1945 nog bebouwd in de geest van Plan '33. Een goed voorbeeld daarvan zijn onder andere de woningen aan de westzijde van de Houtlaan (nrs. 4 – 54).