direct naar inhoud van 4.8 Verkeer en vervoer
Plan: Leiden Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00002-0301

4.8 Verkeer en vervoer

Europees en nationaal

Nota Mobiliteit (2004)

De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de planologische doorwerking van de risicozones. Zij nemen de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen mee in het ruimtelijk beleid en maken de afwegingen. Van de decentrale overheden wordt bovendien verwacht dat zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid gesignaleerde problemen eerst op lokaal dan wel regionaal niveau oplossen

Provinciaal en regionaal

Regionaal Verkeer en Vervoerplan/Uitwerkingsplan 2008-2015 (2008)

Begin juli 2002 is het ontwerp Regionaal Verkeer en Vervoerplan verschenen. In dit RVVP met de titel "De Regio's Verbonden" wordt aangegeven wat de komende jaren het beleid zal zijn voor de Leidse Regio, de Duin en Bollenstreek en de Provincie Zuid-Holland. Met het plan wil men vraagstukken aanpakken die op het gebied van mobiliteit een bijdrage leveren aan een goed klimaat om te wonen, werken en ondernemen in de regio.

Ten aanzien van het plangebied zijn de volgende aandachtvelden van belang:

  • 1. Mobiliteit en ruimte; dit aandachtveld stelt de volgende doelen:
    • a. betere afstemming van de ruimtelijke ontwikkelingen en de vervoersnetwerken;
    • b. bundeling van activiteiten op locaties die goed bereikbaar zijn met de vervoermiddelen die daarbij horen; in dit geval het openbaar vervoer;
    • c. een uitgekiende ruimtelijke ordening, zodat gebruik van fiets en openbaar vervoer gestimuleerd worden.
  • 2. De fiets; dit aandachtveld stelt de volgende doelen:
    • a. meer gebruik van de fiets in stedelijke gebieden;
    • b. gebruik van fiets als voor- en natransport bij het openbaar vervoer.
  • 3. Openbaar vervoer; dit aandachtsveld stelt de volgende doelen:
    • a. een snel en hoogwaardig verbindend regionaal hoofdnet (RijnGouweLijn);
    • b. het hoofdnet en het onderliggend netwerk moeten afzonderlijk en eenduidig herkenbaar zijn

Het regionale Verkeer en Vervoersplan is uitgewerkt in Uitwerkingsplannen. Het Uitwerkingsplan 2008-2015 benoemt de concrete acties en projecten voor de periode 2008-2010 met een doorkijk naar 2015. Het doel van het Uitwerkingsplan is het een afgewogen regionaal maatregelenprogramma verkeer en vervoer waar alle betrokken partijen achter staan en dat betaalbaar is en realistisch.

In het Uitvoeringsprogramma zijn projecten en aandachtsgebieden opgenomen variƫrend van concrete projecten die reeds gestart zijn of binnenkort starten, tot bestuurlijke toezeggingen en "zachte" aspirant projecten. Concreet voor Leiden zijn de verbreding van de A4, de Rijnlandroute, de Ringweg Oost en de RijnGouweLijn West belangrijke projecten. Beide projecten bevinden zich buiten het plangebied.

Het Uitvoeringsprogramma stimuleert verder "Duurzaam veilig"-projecten (o.a. aanleg 30 km/u gebieden) en verkeerseducatie. Randvoorwaarde in het Uitvoeringsprogramma is het reeds in de ontwerpfase opnemen van een paragraaf over verkeersveiligheid in ruimtelijke plannen.

Het Uitvoeringsprogramma maakt zich sterk voor verbetering van fietsvoorzieningen in de vorm van het vervolmaken van een regionaal fietsnetwerk, het optimaliseren van het fietsnetwerk met name voor afstanden tot 7,5 km, het verbeteren van de overstapmogelijkheden tussen fiets en openbaar vervoer en het stimuleren van de fiets als alternatief voor de auto. Ook streeft het Uitvoeringsprogramma naar een versterking, verbetering en uitbreiding van het openbaar vervoer in de regio.

RijnGouweLijn

De komst van de RijnGouweLijn maakt onderdeel uit van het RVVP en levert een belangrijke bijdrage in de verbetering van het regionale openbaar vervoersnetwerk. Hoewel de RijnGouweLijn niet door het plangebied komt te lopen zal hij door de nabijheid wel bijdragen aan de ontsluiting van het plangebied.

Door de aanleg van deze nieuwe openbaar vervoersverbinding komt het stationsgebied rond Leiden Centraal op een nieuw kruispunt van regionale en nationale verbindingen te liggen.

Kadernota bereikbaarheid (2009)

De Kadernota bereikbaarheid is door de gemeenteraad van Leiden vastgesteld op 29 mei 2009. Hierin worden ontwikkelingsplannen ter verbetering van het vervoersnetwerk in Leiden voorgesteld. Ook wordt een lange termijn visie bereikbaarheid (2025) gepresenteerd. In deze visie wordt geschetst hoe het verkeerssysteem in Leiden het best georganiseerd zou kunnen worden met als doel om de stad op de lange termijn optimaal te kunnen ontwikkelen en bereikbaar te houden. De doorgaande wegen binnen het plangebied worden niet specifiek benoemd in de Kadernota.

GVVP, Leiden, Stad in beweging (2006)

Leiden is strategisch gelegen als schakelpunt tussen de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Dat blijkt ook uit de mobiliteitscijfers. De gemiddelde Leidenaar maakt 10% meer verplaatsingen dan personen in vergelijkbare sterk stedelijke gemeenten. Om dit zowel nu als in de toekomst vlot en veilig te kunnen blijven doen zijn diverse inspanningen nodig

Omdat het verkeers- en vervoersbeleid in Leiden verwerkt is in een groot aantal deelplannen is het integraal verkeers- en vervoersbeleid opgesteld. Hierin is de onderliggende visie verwoord, wordt de samenhang met andere vakdisciplines aangegeven, komen alle vervoerswijzen aan bod en is een actieplan opgesteld voor uitwerking van het beleid. Nadrukkelijk is daarbij gekeken naar de verwachtingen voor de toekomst. Centraal binnen het plan staat het stimuleren van duurzame mobiliteit. Dat wil zeggen dat door de te nemen maatregelen enerzijds de noodzakelijke bereikbaarheid van voorzieningen met verschillende vervoerswijzen is gewaarborgd en anderzijds een bijdrage wordt geleverd aan een kwalitatief goede leefomgeving. De mobiliteitsvraag wordt gefaciliteerd uit oogpunt van vitaliteit en economie. Echter, Leiden als historische stad en verblijfsplaats, waar de netwerkstructuur en de openbare ruimte niet optimaal zijn ontwikkeld op het massale autogebruik van de nieuwe tijd, noodzaakt wel tot een beheerste groei van de mobiliteit.

Er wordt sterk ingezet op behoud en verbetering van het aandeel langzaam verkeer in de verplaatsingen in de stad en toekomstige mobiliteitsgroei wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan adequaat openbaar vervoer (RijnGouweLijn). De parkeerstrategie zet in op ontlasting van de (binnen)stad en opvang aan de stadsrand (P&R, transferia), gekoppeld aan de RijnGouweLijn, zoals dat ook geldt voor de realisering van ontbrekende schakels in het rand- (A4-A44) en ring- (Kanalenroute, via Zijldijk) wegenstelsel op langere termijn.

Beleidsregels parkeernormen Leiden (2012)

De nota Beleidsregels parkeernormen Leiden is door Burgemeester en wethouders vastgesteld op 28 februari 2012.

In de gemeente Leiden bestaat grote schaarste aan grond. De bebouwingsdichtheid is bijzonder hoog en neemt nog steeds toe. In het verleden is bij de ruimtelijke planning onvoldoende rekening gehouden met een grote ruimtevreter, de auto. Daardoor wordt nu het parkeerprobleem, zowel op het vlak van bereikbaarheid (tekort aan goed gelegen plaatsen van voldoende kwaliteit) als op het vlak van leefbaarheid (te veel 'vreemd'parkeerders in woonwijken), in bijna de hele gemeente als hinderlijk ervaren.

In de beleidsregels wordt de veroorzaker van de parkeervraag verantwoordelijk gesteld voor het realiseren van benodigde parkeerplaatsen. Die ruimte moet de bouwer in principe op eigen terrein vinden. Dit wordt de 'parkeereis' genoemd. In de bouwverordening (artikel 2.5.30) wordt het voldoen aan die parkeereis als voorwaarde gesteld om in aanmerking te komen voor een omgevingsvergunning.

Er bestaat een kans dat in de toekomst wettelijk wordt bepaald dat de parkeereis in bestemmingsplannen moet worden voorgeschreven, in plaats van in de bouwverordening. Een daarvoor benodigde wijziging van de Woningwet (in het verlengde van de invoering van de Wet ruimtelijke ordening in 2008) ligt bij het ministerie van BZK (voorheen VROM) al geruime tijd op de plank. De VNG heeft tegen zo'n wijziging bezwaar gemaakt, omdat dit een soepele aanpassing van parkeernormen zou belemmeren. Rechtstreekse opname van parkeernormen in bestemmingsplannen impliceert dat die normen voor tien jaar vastliggen.

Deze beleidsregels hebben betrekking op het stellen van een eis tot het aanbrengen van parkeer-/stallingsruimte voor auto's op eigen terrein. Ze hebben ook betrekking op de wijze van bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen, in verband met aanvragen voor alle activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de bouwverordening, aan welke verordening de aanvragen voor omgevingsvergunningen worden getoetst, wordt de parkeereis geregeld. In dat artikel 2.5.30 wordt onder meer bepaald dat B en W beleidsregels vaststellen met betrekking tot het bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen. Deze beleidsregels zijn als bijlage bij de bouwverordening opgenomen

In deze beleidsregels wordt verder een eis gesteld aan de afmetingen van de parkeerruimte en wordt een verplichting geformuleerd inzake laad- en losruimte. In de beleidsregels worden ook de mogelijkheden voor afwijkingen van de eis voor het aanbrengen van parkeerplaatsen op eigen terrein bepaald.

Het doel van dit beleid is dat initiatiefnemers van ruimtelijke activiteiten op eigen terrein voorzien in parkeer-/stallingsruimte voor auto's, dan wel laad- of losruimte, als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van die ruimtelijke activiteiten. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt gezorgd voor voldoende plaats voor geparkeerde auto's bij de diverse voorzieningen en functies. De verantwoordelijkheid voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen wordt primair bij de veroorzaker van de parkeervraag gelegd. De ruimte in Leiden is namelijk schaars en de leefbaarheid van wijken hangt nauw samen met het gebruik van de openbare ruimte. Indieners van aanvragen van vergunningen voor ruimtelijke activiteiten, maar ook belanghebbenden bij die aanvragen, zoals omwonenden, hebben recht op duidelijkheid over het aantal te realiseren parkeerplaatsen.

Het waarborgen van voldoende parkeerplaatsen draagt eveneens bij aan een goede bereikbaarheid van voorzieningen en functies.

Voorwaarde om iets nieuws te mogen bouwen of aan grond of een gebouw een nieuw gebruik te mogen geven, is dat er op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd of gebouwd. Er moet worden voorzien in de nieuw ontstane vraag naar parkeerruimte. In de tabellen met parkeernormen is voor elke functie te lezen hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn. Leiden is ingedeeld in vijf zones; voor elke zone gelden andere parkeernormen.

Bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt rekening gehouden met de parkeervraag van de bestaande situatie. Uitgangspunt is dat de parkeervraag van het laatste legale gebruik van het gebouw of terrein wordt afgetrokken van de berekende parkeervraag van de nieuwe situatie.

De parkeervraag van het onderdeel van de activiteit (pand, terrein, etc.) dat wordt gecontinueerd (in oude of nieuwe behuizing), wordt afgetrokken van de parkeervraag van de totale ruimtelijke activiteit, dus van de oude en nieuwe onderdelen gezamenlijk. Het resultaat van deze aftreksom is de parkeereis.

De regeling voorziet in mogelijkheden dat het bevoegd gezag afwijkt van de parkeereis wanneer overtuigend kan worden aangevoerd dat slechts gedeeltelijk of geheel niet aan de parkeereis kan worden voldaan.

Ruimtelijke activiteiten, waarvoor een vergunning wordt aangevraagd voordat de beleidsregels in werking zijn getreden, worden getoetst aan het toetsingskader dat op het moment van ontvangst van de aanvraag geldt. Voor zover parkeernormen reeds vastliggen in bestemmingsplannen, stedenbouwkundige masterplannen of andere door de raad vastgestelde regelingen, blijven deze van kracht.