direct naar inhoud van 2.2 Rijksbeleid
Plan: Ooievaarszoom Schoonrewoerd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0545.BPSWOERDOOIEVZ-VS01

2.2 Rijksbeleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om op een duurzame en efficiƫnte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. Daarbij richt het kabinet zich onder andere op het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland.

Nota Ruimte (2006)

Het Rijk streeft naar versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

Het plangebied ligt in het Groene Hart, dat is aangewezen als Nationaal Landschap. Binnen Nationale Landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk met behoud of versterking van de kernkwaliteiten van het landschap. Daarnaast is er ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei en ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid.

Het kabinet streeft naar basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk uit van de zogenaamde bundelingsstrategie. In deze strategie wordt het draagvlak voor voorzieningen in steden en dorpen ondersteund. Het uitgangspunt is dat in iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden, waar vooral starters en ouderen moeite hebben om aan een geschikte woning te komen.

Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels in bestaand bebouwd gebied of direct aansluitend daarop tot stand komt. De beschikbare ruimte in het bestaande stedelijke gebied moet daarvoor optimaal worden gebruikt.

Het Rijk beschouwt de aanwezigheid van voldoende groen als een onderdeel van de te garanderen basiskwaliteit dat alle burgers toegang hebben tot voldoende groene en blauwe recreatiemogelijkheden. De beschikbaarheid daarvan in het buitengebied moet in balans zijn met de ontwikkeling van het bebouwde gebied. Van provincies en gemeenten wordt verwacht dat zij deze balans tussen bebouwing en groen/blauw meenemen in hun ruimtelijke plannen. Daarnaast dient er bij ruimtelijke plannen optimaal aangesloten te worden op het watersysteem. Nadelige effecten op het grond- en het oppervlaktewater moet worden voorkomen.

Ontwerp AMvB Ruimte (29 mei 2009)

Kern van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven via welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het Rijk geeft dit aan in de AMvB Ruimte.

De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte PKB's (planologische kernbeslissingen) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Op het plangebied zijn twee artikelen uit de AMvB Ruimte van toepassing:

Artikel 2.4 Aanwijzing bestaand bebouwd gebied

De bundelingsstrategie uit de Nota Ruimte is overgenomen in de AMvB Ruimte. De provincies hebben in het besluit een hoofdrol bij het uitwerken en handhaven van het generieke bundelingsbeleid. Om duidelijk te kunnen bepalen waar de bundelingsregels gelden dienen provincies bij of krachtens verordening de grens van het bestaand bebouwd gebied voor een periode van maximaal vier jaar, vast te stellen. Het plangebied ligt binnen het door de provincie aangegeven bestaand bebouwd gebied.

Artikel 3.3 Nationale landschappen

Het plangebied ligt in het Nationale Landschap Het Groene Hart. Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten. Kernkwaliteiten van het plangebied zijn 'openheid', 'groen en overwegend rustig karakter' en 'samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen'. Behoud, beheer en versterking van deze kwaliteiten staat centraal.

De regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden maakt onderdeel vanuit van Het Groene Hart. Rust en stilte, openheid, lint- en dijkdorpen en het veenweidekarakter met hoog waterpeil vormen hier de kernkwaliteiten. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de provinciale weg en het bestaand bebouwd gebied. De negatieve effecten op het landschap zullen daardoor minimaal zijn. Wat betreft woningbouw in Nationale landschappen is in de AMvB vastgelegd dat de bovengrens bij het benutten van woningbouwmogelijkheden wordt bepaald door migratiesaldo nul (zie ook paragraaf 2.3).

Het plangebied sluit aan bij het bestaande dorpsgebied van Schoonrewoerd. Ter hoogte van het plangebied zijn de ruimtelijke samenhang van de dorpsrand en de kwaliteit van de ruimtelijke overgang naar het landschap beperkt. Dit geldt vooral voor het noordelijk deel waar woningen met blinde kopgevels grenzen aan het landschap. Daar waar de woningen met de achtergevel naar het landschap zijn gekeerd wordt het beeld vanuit het landschap verstoort door de grote, weinig op de architectuur van de woningen afgestemde dakkapellen.

Bij het zuidelijk deel zijn de bestaande woningen met achtergevels en -tuinen naar het landschap gekeerd en wordt de bebouwing deels door een rij knotwilgen afgeschermd. De plaatselijk onderbroken en onvoldoende onderhouden rij knotwilgen geeft in combinatie met de natuurlijke opslag op het aanliggende perceel een verwaarloosd beeld vanaf de weg.

De nieuwe woonbuurt ligt ten oosten van de N484 en ten noorden van het bebouwingslint van Overheicop. Het gebied ten westen van de weg bestaat vooral uit boomkwekerijen en fruitteelt. Aan deze zijde van de weg staat ook een rij met essenbomen. Hierdoor wordt niet alleen het bestaande dorpsgebied maar ook de uitbreiding onttrokken aan het zicht vanuit het meer zuidelijk en westelijk gelegen open polderlandschap. Aan de noordzijde wordt de uitbreiding afgeschermd door het bestaande bedrijventerrein van de Steenovenweg.

De invloed van de nieuwe woonbuurt op het karakteristieke landschapsbeeld van het Groene Hart is zeer beperkt. Van aantasting van de kernkwaliteiten is in dit deel van Schoonrewoerd geen sprake. De beleving vanaf de N484 zal door de meer eenduidige opzet van de nieuwe woonbuurt en de nieuwe dorpsrand aanmerkelijk verbeteren, onder meer door de aanleg van een groenstrook achter de te bouwen twee-onder-een-kapwoningen.

Bij het bepalen van het aantal woningen wat elke gemeente maximaal mag bouwen moet rekening worden gehouden van de Regionale Woningbouw Stimuleringspot. Van het maximale regionale woningbouwprogramma dat door de provincie wordt toegestaan (5.205 woningen) wordt een percentage afgehaald dat ten goede komt aan gemeenten die hun reserveringsruimte hebben opgebruikt maar wel plannen tot uitvoering kunnen brengen.

De Gemeente Leerdam mag, rekeninghoudend met dit percentage ten behoeve van de Regionale Woningbouw Stimuleringpot, 611 woningen bouwen in de periode 2004-2014. Hiervan is een deel al gerealiseerd, de 52 woningen voor deze ontwikkeling passen hiermee binnen het regionale uitvoeringsprogramma.

Nota Wonen (2000)

In de Nota Wonen zijn vijf kernopgaven geformuleerd:

  • vergroten van de zeggenschap over woning en woonomgeving;
  • kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
  • bevorderen van wonen en zorg op maat;
  • verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit (ambities stedelijke vernieuwing);
  • tegemoetkomen aan de groene woonwensen (in verband met de grote belangstelling om ruim en groen te wonen).

Over het gemeentelijk woonbeleid wordt in de Nota Wonen gesteld dat het integraler moet worden: woonbeleid is meer dan een goed beheer van een betaalbare voorraad. Voor de vitaliteit van steden en dorpen is het van belang dat meer relaties worden gelegd met sociaal beleid, milieu, verkeer- en vervoersbeleid en dat woonbeleid wordt gevoerd voor alle huidige en toekomstige bewoners van de gemeente. Daarnaast zal het vraagstuk van de regionale woonmilieudifferentiatie en de mate waarin daarover intergemeentelijke afstemming wordt bereikt zwaarder in de ontwikkelingsplannen worden meegenomen.

De kwaliteit van het wonen wordt niet alleen bepaald door de woning, maar in belangrijke mate ook door het woonmilieu: de omgeving waar de woning staat. Er wordt onderscheid gemaakt in vijf typen woonmilieus: centrumstedelijk (hoge dichtheid), buitencentrum, groenstedelijk, centrumdorps en landelijk wonen. In de huidige situatie is in Nederland in het algemeen sprake van een tekort aan centrumstedelijke milieus, aan groenstedelijke milieus en iets minder aan landelijk wonen. In buitencentrum milieus (met name die van na de oorlog) dreigen (in het algemeen in Nederland) overschotten te ontstaan.