direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Kortland
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0542.BPKLKortland-oh01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1 tot en met - 5': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI - code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
aanduiding   SBI-code (1993)   uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijventerrein - 1   2663.2   4.2  
specifieke vorm van bedrijventerrein - 2   281.2   4.1  
specifieke vorm van bedrijventerrein - 3   29.1   3.2  
specifieke vorm van bedrijventerrein - 4   5153.4   3.2  
specifieke vorm van bedrijventerrein - 5   152.3   4.2  

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 6' zijn wgh-inrichtingen niet toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - perifeer 1, -2, -5, -7 en -8': tevens perifere detailhandel, uitsluitend zoals hierna in de tabel genoemd;
aanduiding   adres bedrijf   type bedrijf  
specifieke vorm van detailhandel - perifeer 1   IJsseldijk 353/A   autogarage met showroom  
specifieke vorm van detailhandel - perifeer 2   IJsseldijk 361   bouwmarkt  
specifieke vorm van detailhandel - perifeer 5   Parallelweg 2a   autogarage met showroom  
specifieke vorm van detailhandel - perifeer 7   Lekdijk 73   autogarage met showroom en werkplaats  
specifieke vorm van detailhandel - perifeer 8   Griendstraat 29   autogarage met showroom  

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': tevens een sportcentrum, een fysiotherapeut en een dansschool;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; tevens een bedrijfswoning;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - gasontvangstation': tevens een nutsvoorziening uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en wegen.

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 6 m, tenzij anders is aangeduid;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de toegestane goothoogte, tenzij anders is aangeduid;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bedrijf ten hoogste 80% van de daarbij behorende gronden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', mag de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bouwwerken niet worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. 6 m voor luifels;
    • 2. 8 m voor vlaggenmasten;
    • 3. 12 m voor lichtmasten;
    • 4. 25 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van de gebouwen ten opzichte van gevels van gebouwen op aangrenzende percelen indien dit noodzakelijk is in verband met:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. de bezonning en de lichttoetreding;
    • 3. het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende perceel;
    • 4. het waarborgen van de verkeersveiligheid en de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 5. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden van de nabijgelegen gronden;
  • b. de aansluiting aan structurele groenelementen en/of hoofdontsluitingswegen;
  • c. de dakvorm en dakhelling van gebouwen indien dit noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en de bebouwingskarakteristiek van de omgeving.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b teneinde een goothoogte tot ten hoogste 15 m toe te staan, met dien verstande, dat de omgevingsvergunning slechts verleend mag worden voor gronden gelegen op ten minste 15 m uit de as van de weg;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder d teneinde een hoger bebouwingspercentage toe te staan, mits het parkeren op eigen terrein is of wordt opgelost, en door het verlenen van de omgevingsvergunning de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden op aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b, voor een hoogte van silo's, industriële procestorens, kranen, schoorstenen, pijpen en soortgelijke constructies tot ten hoogste 40 m, mits de bedrijfsvoering op de aangrenzende gronden daardoor niet in onevenredige mate wordt geschaad.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. Wgh-inrichtingen zijn toegestaan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 6';
  • c. per bedrijf dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein conform de parkeerkencijfers uit CROW uitgave 317;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 8 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • f. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 500 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • g. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan, tenzij anders is aangeduid;
  • h. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en hebben een inhoud van ten hoogste 500 m³.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in twee subcategorieën hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;

met dien verstande dat:

  • c. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, schriftelijk advies ingewonnen wordt bij de milieudeskundige omtrent de aard van het bedrijf en de invloed daarvan op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze en verschijningsvorm en, voor zover vereist, getoetst aan de maatgevende milieuaspecten.

3.6.2 Afwijken ten behoeve van parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.5 onder c indien redelijkerwijs het aanleggen van parkeergelegenheid op eigen terrein niet gevergd kan worden.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein' zoals opgenomen in lid 33.2 te wijzigen met dien verstande dat:

  • a. de wijziging bestaat uit het verkleinen of verwijderen van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein';
  • b. de wijziging uitsluitend is toegestaan ter plaatse van gronden waar niet langer een Wgh-inrichting is gevestigd en van de omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu van de bestaande Wgh-inrichting niet langer gebruik wordt of kan worden gemaakt.