direct naar inhoud van Artikel 26 Waarde - Natuur en landschap
Plan: Kortland
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0542.BPKLKortland-oh01

Artikel 26 Waarde - Natuur en landschap

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. behoud en ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschappelijke waarden in de vorm van:
    • 1. de identiteit van de rivier als samenhangend gebied met bijzondere kwaliteiten;
    • 2. de landschappelijke herkenbaarheid van de zoetwatergetijderivier;
    • 3. de visueel-ruimtelijke belevingswaarde (beeldkwaliteit) van de rivier vanaf het water en de dijken;
    • 4. het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van oevers;
  • b. gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.

26.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 26.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen damwanden en vlotten ten behoeve van de in dit artikel bedoelde bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
    Bouwwerken   Op gronden met het wonen samenhangende bestemmingen   Op gronden met bedrijvigheid samenhangende bestemmingen   Op gronden met groen- of recreatieve functie samenhangende bestemmingen  
    damwanden   Maximale bouwhoogte 1 m   Maximale bouwhoogte 2 m   Geen damwanden toegestaan  
    vlotten   Minimale oppervlakte 4 x 20 m   Minimale oppervlakte 4 x 20 m   n.v.t.  
  • b. Op de in lid 26.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat voor zover er sprake is van de bouw van damwanden en vlotten, de maatvoering geldt zoals genoemd onder 26.2 a.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 voor:

  • a. bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen indien de landschapswaarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Hiertoe wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden;
  • b. de opgenomen hoogtematen voor damwanden tot de bestaande hoogtemaat, indien dit noodzakelijk is voor de voortgang en de instandhouding van de bestaande ruimtelijke situatie en activiteiten.

26.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de onbebouwde gronden met een bedrijfsfunctie binnen 3 m vanaf de grens met de bestemming 'Water - 2' te gebruiken voor opslag en stort van goederen.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 26.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

Werken en werkzaamheden   Op gronden met het wonen samenhangende bestemmingen   Op gronden met bedrijvigheid samenhangende bestemmingen   Op gronden met groen- of recreatieve functie samenhangende bestemmingen  
Het graven, ophogen of egaliseren van de grond   *(zie lid 26.5.3)   o   *  
Het aanleggen van oppervlakteverhardingen   *(zie lid 26.5.3)   *   x  
Het aanleggen van een vooroeverconstructie   *   o   *  

O= zonder meer toelaatbaar

X= verboden

* = vereiste van omgevingsvergunning (voor toelaatbaarheid zie 26.5.3)

26.5.2 Uitzondering

Het in lid 26.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de vaarweg betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

26.5.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 26.5.1 zijn slechts toelaatbaar, voorzover de waarden van de rivierzone hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Van onevenredige schade is geen sprake indien aan navolgende wordt voldaan:

  • d. de helling van de oever bedraagt ten minste 30o en ten hoogste 45 o;
  • e. de helling van de oever bedraagt maximaal 30 o.