direct naar inhoud van 4.9 Water
Plan: Hoek de Rover
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpRBGhoekrover-va01

4.9 Water

4.9.1 Waterneutraal bouwen

De drie trapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.

Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:

  • Voorkomen van afvoer dat wil zeggen minimalisatie van het verhard oppervlak en regenwater, vasthouden op de plek waar het valt.
  • Benutten van regenwater ten behoeve van drinkwaterbesparing (grijswatercircuit).
  • Infiltreren van regenwater ten behoeve van grondwateraanvulling.
  • Afvoer naar en berging in het oppervlaktewater.

Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:

  • Bouwtechnische voorzieningen zoals bergingskelders, grijswatercircuits;
  • Toepassen grasdaken;
  • Toepassen half open verharding;
  • Toepassen flauwer taluds watergangen;
  • Wadi's.

Indien moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater treedt de 15 % regel in werking. Dit betekent dat van het toegenomen verhard (met een ondergrens van 500 m2) oppervlak 15 % aan extra wateroppervlak moet worden gerealiseerd.

4.9.2 Grondwater

In de Wet gemeentelijke watertaken zijn regels opgenomen voor grondwater. De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht maar kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast. In de directe nabijheid van de locatie zijn geen grondwater- meetgegevens voorhanden. Isohypsen wijzen echter op een hoge grondwaterstand. Derhalve dient bij dit plan rekening gehouden te worden met grondwateroverlast. Eventueel te veel aan grondwater kan direct op het oppervlaktewater worden geloosd. Indien er een kelder wordt aangebracht, wordt dit beschouwd als een bouwkundige voorziening en dient derhalve de constructie waterdicht te zijn.

4.9.3 Duurzaam bouwen

De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.

4.9.4 Samenwerking waterbeheerders

Het plan betreffende de Hoek De Rover is in nauw overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland tot stand gekomen.

4.9.5 Huidige waterhuishouding

Huidige watersysteem

De grondsoort van het gebied is een goed doorlatende lichte zavelgrond van het type tuineerdgronden, met een grondwatertrap IV, wat inhoudt dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op 0,80 m tot 1,20 m onder het maaiveld ligt en de gemiddelde hoogste grondwaterstand op dieper dan 0,40 m onder maaiveld. De maaiveldhoogte varieert van NAP + 0,58 m aan de westzijde tot circa NAP + 0,16 m aan de oostzijde. Het waterpeil van de boezem (Oestgeesterkanaal) en de boezemsloten in het gebied is circa NAP – 0,60 m (zomer- en winterpeil). Bij dit peilbeheer bedraagt de drooglegging van het gebied tussen de (circa) 0,76 m en de 1,18 m. Gezien de maaiveldhoogte en de afstand tot de duinen zal er in dit gebied geen of nauwelijks kwel voorkomen.

Het waterlopenstelsel in en rond het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een onregelmatig georiënteerd netwerk van smalle en ondiepe sloten, die in droge perioden deels droog komen te staan. De afvoer in het gebied wordt ook gehinderd door de aanwezigheid van te krappe en/ of verzakte duikers. De ontwatering van het boezemwatersysteem is in de richting van het Oestgeesterkanaal, dat ook zorgt voor het op peil houden van de grotere waterlopen. Een van de belangrijkste factoren voor een goede waterkwaliteit is voldoende waterdiepte. Het is daarom van belang om de lokale drooglegging goed in acht te nemen. De slootbodem in het plangebied dient om deze reden op een minimale diepte te worden aangebracht van NAP min 1,20m. Dit komt overeen met een waterdiepte ten opzichte van boezempeil van 0,60m.”

4.9.6 Riolering

In het stedenbouwkundig plan is een groot deel van het oppervlak verhard. Vrijwel alle neerslag die op het verharde oppervlak valt zal worden afgevoerd. Door het grote oppervlak verharding kan er minder water inzijgen en een bijdrage leveren aan het grondwater. Door de versnelde afvoer van hemelwater zal de bodem zonder preventieve maatregelen in toenemende mate te kampen krijgen met verdrogingsverschijnselen. Er wordt dan ook nadrukkelijk gezocht naar mogelijkheden om het water rondom de bebouwing te laten inzijgen, indien dit geen grondwateroverlast veroorzaakt. In het plan zal het regenwater gescheiden worden afgevoerd door een gescheiden rioolstelsel.

Bij voorkeur dienen bij nieuwe initiatieven de mogelijkheden voor een gescheiden afvoer van hemelwater te worden onderzocht. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het hemelwater wordt afgekoppeld en zoveel mogelijk lokaal wordt geïnfiltreerd. Hierbij dient natuurlijk onderzocht te worden of dit gezien de lokale hydro(geo)logische situatie haalbaar is en of de kwaliteit het toelaat. Het infiltreren van regenwater mag verder niet tot wateroverlast leiden. Verder worden bij het infiltreren van regenwater in de bodem eisen gesteld ten aanzien van de kwaliteit van het te infiltreren water en de bodemopbouw onder het infiltratiebed.

Infiltratie en afwatering op open water heeft consequenties voor de manier van bouwen en de te gebruiken materialen. Bij de keuze van de bouwmaterialen dient rekening te worden gehouden met het eventueel uitlogen van stoffen naar het (grond)water. Materialen waarbij dit op kan treden dienen niet gebruikt te worden om vervuiling van bodem en grondwater te voorkomen. Eventueel aanwezige verontreinigingen mogen niet verder worden verplaatst of verspreid als gevolg van de aanlegactiviteiten of de eindsituatie zoals dit bijvoorbeeld het geval is bij tijdelijke bemalingen en door vergraving.

Op dit moment vormen het hemel- en grondwater geen rol in de belevings- en gebruikswaarde van het projectgebied. De oeverzone heeft watergebonden natuurwaarden die te allen tijde gehandhaafd dienen te worden. Het onderbreken van de oeverlijn door harde kades, gebouwde elementen of andere onderbrekende delen dient voorkomen te worden. De oeverlijn dient als een aaneengesloten element gehandhaafd te blijven.

Langs Het Oegstgeesterkanaal loopt een Ruimtelijk relevante leiding. Het betreft een afvalwatertransportleiding welke het afvalwater vanuit Oegstgeest naar de AWZI in Katwijk vervoert. Ter bescherming van de leiding is in het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen binnen de dubbelbestemming 'Leiding – Water'. Als onderdeel van het lokale rioolsysteem is een nutsvoorziening (vacuümstation) aanwezig in de groenzone langs het Oegstgeesterkanaal.

4.9.7 Toekomstige inrichting en gevolgen voor water

Volgens de normen van het Hoogheemraadschap moet nieuwe toe te voegen verharding worden gecompenseerd met 15 % wateroppervlak. Door het plan wordt 997 m2 verhard oppervlak toegevoegd, hetgeen betekent dat 1063 m2 aan water ter compensatie moet worden gerealiseerd. Een groot deel van de watercompensatie wordt gerealiseerd door het verbreden van de sloten naar 4,60 m (dit gebeurt voor de hele 'sloothaak' langs de Noordwijkerweg en Voorhouterweg). Extra water met een oppervlakte van 150 m2 moet in ieder geval worden gerealiseerd naast het appartementenblok, ter plaatse van de functieaanduiding "Water" binnen de bestemming "Groen", als verbinding tussen de bestaande watergang en het Oegstgeesterkanaal. Voor het resterende zal het oppervlak van de waterverbinding naar het kanaal wordt vergroot.