Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hof van Rijnsburg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0537.bpRBGHofvRijnsburg-va01

Regels

1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan met identificatienummer NL.IMRO.0537.bpRBGHofvRijnsburg-va01 van de gemeente Katwijk.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, inclusief een webwinkel, uitgezonderd prostitutie, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 achtererf
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
 
1.8 achtergevel
de van de weg af gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door bevoegd gezag aan te wijzen gevel.
 
1.9 achtergevelrooilijn
de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.
 
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
1.12 balkon
een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een gebouw behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.
 
1.13 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
1.14 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.15 bed en breakfast
een woning, waarin het wisselend publiek op kleine schaal tegen vergoeding voor een korte periode - variërend van 1 of 2 nachten tot circa 2 weken achtereen - recreatief verblijft, waarbij al dan niet ontbijt wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie, mits niet meer dan één of twee kamers door de bewoner of eigenaar van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen worden verhuurd.
 
Onder een bed en breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
 
1.16 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.17 bedrijf aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, uitgezonderd prostitutie, met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
1.22 bijgebouw
niet voor bewoning bestemd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.25 bouwlaag
een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.
 
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.27 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.
 
1.29 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en bedoeld om ter plaatse te functioneren.
 
1.30 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten
het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op de consumentverzorging doch niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie, zoals: fotograaf, autorijschool (geen theorie), bloemschikker, decorateur, fietsenmaker, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, schoonheidsspecialist/kapsalon, nagelstudio, prothesemaker en andere daarmee gelijk te stellen activiteiten.
 
1.31 dakkapel
een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.
 
1.32 dakopbouw
de ophoging van de goothoogte en/of nokhoogte en/of de dakhelling.
 
1.33 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
 
1.34 deskundige
een door bevoegd gezag te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.
 
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.36 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, sleutel- en hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
 
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
 
1.38 erker
een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.
 
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.40 gestapelde woningen
een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
 
1.41 hoofdgebouw
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.42 hoofdverblijf
het verblijf van waaruit al dan niet tijdelijk het sociale en economische leven van de betrokkene plaatsvindt.
 
1.43 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
 
1.44 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.45 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.46 onderdoorgang
een op de verbeelding aangegeven gebied binnen het bouwvlak waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
 
1.47 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.48 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.49 parkeergarage
een ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.
 
1.50 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddelijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddelijk laden en lossen van goederen.
 
1.51 peil
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.
  3. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.
1.52 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen thuisprostitutie.
 
1.53 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.54 staat van bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
 
1.55 thuisprostitutie
vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).
 
1.56 twee-aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee geschakelde hoofdgebouwen of twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
 
1.57 uitbouw
een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een gebouw bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.
 
1.58 verbeelding
voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpRBGHofvRijnsburg-va01 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.
 
1.59 verdieping
een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.
 
1.60 voorerf
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
 
1.61 voorgevel
de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.
 
1.62 voorgevelrooilijn
de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.
 
1.63 vrijstaande woning
een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.
 
1.64 webwinkel
een vorm van detailhandel waarbij het uitstallen van de producten en de transactie volledig online geschieden en waarbij de goederen elders worden bezorgd.
 
1.65 wonen
het houden van verblijf of het gehuisvest zijn in een woning.
 
1.66 woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.
 
1.67 woonruimte
besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door één huishouden.
 
1.68 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
 
1.69 zijgevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.
 
1.70 zijgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een gebouw kan worden getrokken tot aan de perceelgrenzen.
 
1.71 zorgwoning
woning bestemd voor personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24 uurs zorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens
de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.
 
2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.
 
2.5 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
 
2.6 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.7 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.
 
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.10 de vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. (zorg)woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  2. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage"(pg): een ondergrondse parkeergarage en bergingen van 1 bouwlaag;
  3. wegen, parkeervoorzieningen, groenplantsoenen en paden;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen- en nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
3.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' dient een aaneengesloten strook van minimaal 8,5 meter tussen de Oude Vlietweg en de Oegstgeesterweg onbebouwd te blijven;
  3. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend gestapelde woningen, aaneengebouwde en vrijstaande woningen worden gebouwd;
  4. de goothoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoering aangegeven hoogte;
  5. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoering aangegeven hoogte;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent' is een bouwhoogte van maximaal 17 meter toegestaan;
  7. het aantal woningen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven aantallen, met dien verstande dat minimaal 24 van het totaal aantal woningen is uitgevoerd als zorgwoning;
  8. bij de hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen, mag de oppervlakte van een hellend dakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping en is voorzien van een plat dak;
  9. op hoofdgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan met een maximale omvang van 25 m² en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m.
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  1. bij percelen tot 100 m² wordt ten hoogste 50% van het achtererf bebouwd;
  2. bij percelen groter dan 100 m² en kleiner dan 300 m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen bij woningen ten hoogste 50 m² vermeerderd met 20% van het deel van het perceel dat groter is dan 100 m²;
  3. bij percelen gelijk aan of groter dan 300 m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen bij woningen ten hoogste 90 m² vermeerderd met 10% van het deel van het perceel dat groter is dan 300 m² tot ten hoogste 150 m²;
  4. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,40 m.;
  5. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m.;
  6. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van een woning 6,0 m. bedragen;
  7. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
  8. op aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
  9. bij de berekening van de in sub a en b genoemde percentages en/of maximale oppervlaktes, worden de onder het overgangsrecht vallende dan wel op grond van een eerder verleende bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning om te bouwen, nog te bouwen aan- en uitbouwen en bijgebouwen meegerekend.
3.2.3 Bouwwwerken, geen gebouw zijnde, geen overkappingen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m.;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
 
3.2.4 Voorwaardelijke verplichting
  1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - binnenwaarde bouwbesluit" mogen slechts woningen worden gebouwd indien is aangetoond dat de binnenwaarde als gevolg van het wegverkeer niet meer bedraagt dan de in artikel 3.3, lid 1 van het Bouwbesluit aangegeven waarde.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen aan de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
  1. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  2. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan;
  3. prostitutie is niet toegestaan.
3.4.2 Aan-huis-gebonden beroep
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m² bedraagt;
    2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. het bepaalde in lid 7.2 en lid 8.2 van overeenkomstige toepassing is;
    4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    5. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bedrijf aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
  1. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent dat:
    1. bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten of naar aard en invloed op de omgeving te vergelijken is met een bedrijf in die categorie;
    2. voor de activiteiten geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
    3. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
  3. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  4. het bepaalde in lid 7.2 en lid 8.2 van overeenkomstige toepassing is;
  5. prostitutie niet is toegestaan;
  6. het in geval van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten het een eenmansbedrijf betreft.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
  
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:
  1. er sprake is van bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut of
  2. uit bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek blijkt dat de in lid 4.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad of
  3. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of
  4. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad of
  5. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/ of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen en/ of
    3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  3. het verlagen van het waterpeil;
  4. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
4.3.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in sublid lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:
  1. uit bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek blijkt dat de in lid 4.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
  2. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het peil, of
  3. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de bestaande verstoringsdiepte, of
  4. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of
  5. de werken en werkzaamheden op een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht, of
  6. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of
  7. de werken en werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.3.3 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 wordt slechts verleend als door het verbinden van voorwaarden aan de vergunning de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet zullen worden verstoord. De volgende voorwaarden kunnen aan een vergunning worden verbonden:
  1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden of
  2. een verplichting tot het doen van opgravingen of
  3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.4.1 Verbod
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk te slopen.
 
4.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 4.4.1 is niet van toepassing op het slopen van een bouwwerk, indien:
  1. uit bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek blijkt dat de in lid 4.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad; of
  2. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder het peil.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken of gedeeltes daarvan met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van de verbeelding te verwijderen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  3. technische installaties, mits:
    1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte en van omwonenden worden geplaatst;
    2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. het bedrijf/ de installatie op de aanbevolen afstand van woningen staat volgens de brochure 'bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de technische installatie noodzakelijk is door nieuwe wet- of regelgeving.
6.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, zoals galerijen, balkons, luifels en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
 
6.3 Ondergronds bouwen
6.3.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerk zijnde en voor het uitvoeren van werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
6.3.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het bouwvlak en daarbuiten tot een maximum van 50% van het achtererf;
  2. de ondergrondse bouwdiepte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  3. in afwijking van het bepaalde in lid b mogen ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 7 m. onder peil worden gebouwd mits de waterhuishouding niet wordt verstoord.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken voor liften en toegangen bij gestapelde woningen en in maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat:
  1. de liften niet hoger mogen zijn dan 1,5 m. dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  2. de oppervlakte van de toegang maximaal 20 m² mag bedragen;
  3. de bouwhoogte van de toegangen maximaal 4m. en de diepte maximaal 3 m. mag bedragen;
  4. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.2 Afwijken van de parkeereisen
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde inzake parkeren in lid 8.2:
  1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit en mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de parkeersituatie: of;
  2. indien en voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
Artikel 8 Overige regels
8.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
8.2 Voldoende parkeergelegenheid
Indien de omvang en/of de functie van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en fietsen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of aan deze regel is voldaan. Bij de vraag of is voldaan aan deze regel hanteert het bevoegd gezag het "Parkeernormenbeleid Katwijk" d.d. januari 2010, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels.
    
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
9.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
 
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hof van Rijnsburg.