Plan: | Zeehospitium fase 1b |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0537.bpKATzeehospitium-va01 |
Inleiding
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 | |||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
Besluit Niet in betekenende mate (NIBM)
In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Onderzoek
In het bestemmingsplan wordt de realisatie van vier appartementengebouwen, een gebouwencomplex met een zorgcentrum en verschillende functies (wonen, horeca en maatschappelijke voorzieningen) en een centrale parkeergarage mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen zullen een verkeersaantrekkende werking van 1786 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) hebben (zie paragraaf 4.2). Met behulp van de NIBM-tool (http://www.infomil.nl) is berekend dat het plan mogelijk in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Daarom is de bijdrage van de beoogde ontwikkelingen getoetst aan de grenswaarden uit de Wlk. Het onderzoek is te vinden in bijlage 8.
De conclusie van het onderzoek is dat de grenswaarden uit de Wlk de realisatie van het plan niet in de weg staan. Uit het onderzoek blijkt dat, ook na realisatie van de beoogde ontwikkeling, voor de onderzochte jaren (2011, 2015 en 2020) geen van de grenswaarden uit de Wlk wordt overschreden. Uit het oogpunt van luchtkwaliteitseisen wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
Luchtkwaliteit nabij parkeergarages
Met name bij de toegangsweg en ter plaatse van de ventilatie van de parkeergarages kan sprake zijn van hogere concentraties van de stoffen stikstofdioxide, fijn stof en benzeen. Van belang is dat nieuw te bouwen parkeergarages dienen te voldoen aan de eisen die aan nieuwe parkeergarages worden gesteld. De eisen ten aanzien van parkeergarages staan onder andere in de publicaties NEN 2443, de SBR-richtlijn 'Parkeergarages: Brandveiligheid en Ventilatie' en het Bouwbesluit (2003). Indien de ventilatie aan de hierin gestelde eisen voldoet, zullen er geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen in de garage optreden. Relevant daarnaast zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit buiten de garage. Wanneer bij het ontwerp van de parkeergarage rekening wordt gehouden met de geldende eisen, kan worden verwacht dat buiten de parkeergarage ruimschoots wordt voldaan aan de geldende normen voor onder andere benzeen. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de uitstroom van de uitstoot, voor zover sprake is van mechanische ventilatie, zodanig te worden geplaatst dat er geen personen langdurig worden blootgesteld aan deze uitstroom (van woningen afgericht).
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de realisatie van het project niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is er sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling.