direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: Rijnsoever
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpKATrijnsoever-va01

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal het bestaande aantal woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, erven en tuinen.
11.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen, bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen worden overschreden door verlenging van het voordakvlak met één meter naar achteren mits:
    • 1. de dakhelling niet meer is dan 40º, en
    • 2. het hoofdgebouw niet meer dan twee bouwlagen heeft;
  • d. hoofdgebouwen worden verplicht voorzien van een kap met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°;
  • e. in afwijking van sub d zijn bestaande kappen met een helling die niet voldoet aan sub c, toegestaan;
  • f. bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend dakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping;
  • g. bij de hoofdgebouwen mag in afwijking van sub f de oppervlakte van een hellend achterdakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de eerste verdieping, tenzij de woning deel uitmaakt van een aaneengesloten bouwblok waar reeds een dakkapel op het betreffende dakvlak van de zolderverdieping aanwezig is;
  • h. bij de hoofdgebouwen mogen in afwijking van a buiten het bouwvlak balkons worden gerealiseerd tot ten hoogste 1,8 meter hoog of tot aan de onderkant van het bovenliggende balkon;
  • i. in afwijking van artikel 11.2.1 onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geveloptrekking' de goothoogte overschreden worden ten behoeve van een geveloptrekking en gelden de volgende regels:
    • 1. de hoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangeduide bouwhoogte;
    • 2. de breedte bedraagt maximaal 50% van de breedte van het hoofdgebouw gemeten in de voorgevel.
  • j. in afwijking van het bepaalde in sub d mag de bestaande dakhelling van een mansardekap worden vergroot tot maximaal 70° mits:
    • 1. het het eerste deel van het dakvlak betreft;
    • 2. de helling van het tweede dakvlak naar de nok minimaal 20° en maximaal 45° bedraagt.
11.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. bij percelen kleiner dan 300 m2 bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 50 m2 met dien verstande dat ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;
  • b. bij percelen gelijk aan of groter dan 300 m2 bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen ten hoogste 25% van het gehele bijbehorende erf, de bebouwde oppervlakte daarvan inbegrepen, tot ten hoogste 65 m2 met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van een uitbouw of een bijgebouw als onderdeel van de maximaal mogelijke achter- en voorerfbebouwing ten hoogste 50 m2 bedraagt en ten minste 50% van het achtererf onbebouwd blijft;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,25 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub d bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan de zijgevel van een woning maximaal 6 m;
  • g. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • h. op aan- en uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
  • i. in afwijking van a tot en met g zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinhuisjes' slechts tuinhuisjes en pergola's toegestaan waarbij de goothoogte ten hoogste 2 m bedraagt, de bouwhoogte ten hoogste 2,25 bedraagt en de oppervlakte ten hoogste 6,25 m2 bedraagt, met dien verstande dat deze wel meetellen met bebouwingspercentage als bedoeld onder sub a en b;
  • j. bij de berekening van de in sub a en b genoemde percentages en/of maximale oppervlaktes, worden de onder het overgangsrecht vallende dan wel op grond van een eerder verleende bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning om te bouwen nog te bouwen aan- en uitbouwen en bijgebouwen meegerekend.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinhuisjes' achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheiding elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 m en het aantal per woning maximaal één;
  • e. overkappingen zijn niet toegestaan.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken ten behoeve van het doorbreken van het dakvlak

In afwijking van artikel 11.2.1 mag het voordakvlak naar voren mag worden verlengd ten behoeve van het doortrekken van het dakvlak over een bestaande aan- of uitbouw, tot maximaal de voorste grens van de bebouwing onder de voorwaarden dat geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld en de privacy en bezonning van derden plaatsvindt.

11.3.2 Afwijken ten behoeve van mindervaliden

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.2 onder a en b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot met maximaal 30 m2 ten behoeve van mindervaliden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voorafgaande aan het afwijken winnen burgemeester en wethouders advies in omtrent de (medische) noodzaak bij en onafhankelijke deskundige;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld waarbij rekening wordt gehouden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, mede gelet op:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeeld;
    • 2. de samenhang tussen bebouwing.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    • 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    • 3. het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
    • 4. prostitutie niet is toegestaan;
    • 5. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    • 6. het beroep moet zich bevinden in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel daar naar aard mee te vergelijken zijn en mag geen onevenredige milieu-overlast (geluid, stank, e.d.) veroorzaken;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan, anders dan op grond van het genoemde in artikel 11.1 is toegelaten;
  • c. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan, anders dan op grond van het genoemde in artikel 11.1 is toegelaten.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 voor een bedrijf aan eigen huis, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    dit betekent onder meer dat:
    • 1. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
    • 2. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
  • e. prostitutie niet is toegestaan;
  • f. het in geval van een consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten het een eenmansbedrijf betreft.