Plan: | Bedrijventerrein Valkenburgseweg/'t Ambacht/Katwijkerbroek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0537.bpKATbedrijventrn-va01 |
Wet ruimtelijke ordening (Wro) / Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2008)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel het rijk, de provincies als de gemeente hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, welke ook juridisch bindend is.
Als ruimtelijk toetsingskader worden door rijk, provincies en gemeenten structuurvisies vastgesteld. Het is de bedoeling dat de structuurvisies op elkaar worden afgestemd en als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectbesluiten. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen de gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.
De bestemmingsplanprocedure is in de nieuwe wet teruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Indien er sprake is van meerdere samenhangende besluiten en plannen is het mogelijk de procedure te vereenvoudigen door middel van een coördinatieregeling.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('elektronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op Ruimtelijke plannen.
Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) /Besluit omgevingsrecht (Bor) (2010)
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zijn opgegaan in één vergunning, de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.
Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.
Natuurbeschermingswet (1998)
Gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet. De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:
Natura2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden binnen het grondgebied van de Europese Unie. Natura2000 gebieden worden aangewezen middels een aanwijzingsbesluit. In dit besluit is aangegeven wat de reden is van aanwijzing, hoe de begrenzing is en wat de natuurdoelen voor het gebied zijn. Binnen Katwijk zijn twee Natura2000 gebieden aangewezen: Meijendel & Berkheide en de Coepelduynen.
In een beheerplan wordt vastgelegd hoe de doelstellingen zullen worden gehaald. Momenteel zijn voor de in Katwijk aanwezige gebieden nog geen beheerplannen vastgesteld door het bevoegde gezag (Gedeputeerde Staten).
Voor bepaalde activiteiten in de Natura2000 gebieden is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Dit geldt niet alleen voor activiteiten binnen het aangewezen gebied, maar ook daarbuiten (zogenaamde 'externe werking' ). In het beheerplan zal worden vastgelegd welke activiteiten niet vergunningplichtig zullen zijn. Middels een zogenaamde 'passende beoordeling' of met een milieueffectrapportage (Mer) moet worden vastgesteld in hoeverre een activiteit een significant effect heeft op de natuurdoelen en of een NB-wet vergunning nodig is. Indien voor een activiteit een NB-wet vergunning vereist is zal deze bij de vaststelling van het bestemmingsplan moeten zijn verkregen.
In het nieuwe bestemmingsplan wordt de vigerende regeling zo veel als mogelijk overgenomen en er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen consequenties voor de Natura 2000 gebieden. Er is dan ook geen passende beoordeling, (plan)MER of NB-wet vergunning noodzakelijk.
Barro (ook wel bekend als de AMvB Ruimte)
De rijksoverheid kan algemene regels vaststellen ter bescherming van nationale ruimtelijke belangen, die vragen om een landelijke regeling omdat ze gemeente en regio overstijgend zijn. De Barro vormt het sluitstuk van rijkszijde van het nieuwe stelsel van ruimtelijke ordening, zoals dat in 2008 met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking is getreden.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten gemeenten en provincie zich houden aan bij AmvB('s) gestelde regels. Daarnaast moeten gemeenten ook rekening houden met de regels die gesteld zijn in de provinciale verordening(en). En nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen een bepaalde termijn in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt.
Het Besluit algemene regels (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden.
Het Barro borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de Nota Ruimte en voormalige PKB's in regelgeving. Deze belangen maken nog steeds deel uit van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, kaders voor het IJsselmeergebied, de Structuurvisie Randstad 2040 en het Nationaal Waterplan.
De AMvB Ruimte bevat de juridische kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
De Barro is vooral van belang voor ontwikkel-bestemmingsplannen en bestemmingsplannen voor het landelijk gebied. De AMvB heeft minder betekenis voor de wettelijke herziening van bestemmingsplannen voor bestaande stedelijk gebied. Dit bestemmingsplan is geen ontwikkel-bestemmingsplan en daarom heeft de Barro geen consequenties voor dit bestemmingsplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2010)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimten (SVIR) beschrijft in welke infrastructuur-projecten het kabinet de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Ook is aandacht besteed aan leefomgeving, milieu en natuur, voorzover het nationale belangen betreft.
Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. In de Rijksprioriteiten 2011-2015 staat dat bij de gemeente als eerste overheid de wettelijke taak ligt om lokaal de ruimtelijke ontwikkeling te begeleiden met structuurvisies en het bestemmingsplan. De gemeenten heeft met betrekking tot het gebiedsgericht erfgoedbeheer volgens de Visie Erfgoed en ruimte de volgende verantwoordelijkheden: een integrale afweging van belangen en het behartigen van het erfgoedbelang in gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen. De gemeente kan de bijdrage aan gebiedsgericht erfgoedbeheer versterken door onder andere het integreren van erfgoedopgaven in de eigen gebiedsontwikkelingsprocessen.
In de structuurvisie en de daaraan gekoppelde Visie Erfgoed en Ruimte (“Kiezen voor karakter”) wordt Katwijk genoemd als 'Strook Atlantikwall' met als kenmerken:
De structuurvisie vervangt diverse nota's, zoals de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.
De structuurvisie heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.
Waterwet (2009)
De Waterwet stelt de watersysteembenadering centraal en integreert acht bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en regelt de juridische implementatie van Europese richtlijnen (o.a. Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's).
De Waterwet kent één watervergunning. Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder (Rijkswaterstaat of waterschap). Diverse activiteiten zoals bouwen en gebruik van de gronden zijn in, op grond van het waterbeleid, beschermde gebieden aan een watervergunning gebonden.
In de Watertoets van bestemmingsplannen (vooroverleg artikel 3.1.1 Bro) wordt bezien of de voorgenomen ingrepen in het watersysteem (juridisch) gefaciliteerd kunnen worden. Dat wil dus zeggen: of aannemelijk is dat vergunningen kunnen worden verleend, dat de noodzakelijke peilbesluiten (of peilvergunningen) genomen zullen worden en dat nieuwe waterstaatswerken in de legger kunnen worden opgenomen. Indien hierover iets gezegd kan worden, zal daaraan in het wateradvies aandacht worden besteed.
Formeel gezien staan vergunningen en andere besluiten volledig los van de watertoets. Het kan voorkomen dat regels uit het bestemmingsplan, zoals gebruiksregels, aanlegregels of bebouwingsregels, hetzelfde luiden en dezelfde belangen beschermen als watervergunningsregels op grond van de keur. Deze samenloop van regelgeving is in beginsel alleen toelaatbaar als de bestemmingsplanregels een ruimer belang dienen dan alleen het waterstaatkundig belang.
Uit deze redenering volgt dat wanneer een watervergunning verplicht is voor bepaalde (bouw)werken en wanneer het hoogheemraadschap middels de watertoets akkoord is gegaan met de voorgenomen ontwikkeling, er formeel geen reden is om voor waterstaat nog een dubbelbestemming of toetsmoment op te nemen.
Wel kan het zinvol zijn om op grond van de signaleringsfunctie van het bestemmingsplan een dubbelbestemming op te nemen waarin wordt verwezen naar de watervergunningseis. Dit geldt in Katwijk met name ten aanzien van de zeewering en regionale waterkeringen.
In dit bestemmingsplan liggen geen (regionale) waterkeringen of zeeweringen. Het opnemen van een dubbelbestemming is daarom niet noodzakelijk.
Structuurvisie Randstad 2040 (2008)
In de Structuurvisie Randstad 2040 zet het kabinet de koers uit om de Randstad integraal te ontwikkelen tot een duurzame en concurrerende topregio in 2040. Lopende en nieuwe ontwikkelingen en opgaven vragen om een visionair en samenhangend antwoord. Klimaatverandering, internationale arbeidsmigratie, bereikbaarheidsproblemen, vergrijzing van de bevolking en toenemende internationale concurrentie brengen kansen en risico's met zich mee voor de toekomstige concurrentiepositie in de Randstad.
De unieke ligging in de delta, de diversiteit en onderlinge nabijheid van steden en landschappen zijn kwaliteiten die de Randstad onderscheidt van andere Europese stedelijke regio's. De leidende principes zijn:
De Structuurvisie Randstad 2040 heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.