Plan: | Katwijk aan den Rijn 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0537.bpKATRijn2012-va01 |
Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu
De kern van het waterbeleid in Nederland voor de 21e eeuw is het maken van ruimte voor water, in plaats van het onttrekken van ruimte aan het water. Mede als gevolg van de klimaatsverandering is het nodig bij de inrichting van ons land bewust rekening te houden met water. Om problemen met wateroverlast te voorkomen, om een goede waterkwaliteit te waarborgen en om de beleving van water voor burgers te vergroten, is de watertoets in het leven geroepen. Het doel van de watertoets is om, in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te houden met water in ruimtelijke plannen en besluiten. In de startovereenkomst Waterbeleid voor de 21e eeuw en in het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben de gezamenlijke overheden bepaald dat water een sturend principe moet zijn in de ruimtelijke ordening. Sinds 1 november 2003 is de watertoets verplicht.
De watertoets is het proces waarbij de waterbeheerder (in dit geval het Hoogheemraadschap van Rijnland) en de initiatiefnemer van het ruimtelijke plan (bijvoorbeeld gemeente, projectontwikkelaar, particulier) moeten samenwerken. Het samenwerkingsproces moet uiteindelijk leiden tot een zogenaamde 'waterparagraaf' die onderdeel moet gaan uitmaken van het uiteindelijke plan of besluit.
Waterneutraal bouwen
De drie trapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.
Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:
Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:
Indien moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater treedt de 15 % regel in werking.
Dit betekent dat van het toegenomen verhard (met een ondergrens van 500 m2) oppervlak 15 % aan extra wateroppervlak moet worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan is de ontwikkeling van woningen op de locatie praktijkschool opgenomen, waar sprake is van afname van het verhard oppervlak en daarom is aanleg van extra wateroppervlak niet nodig.
Grondwater
In de Wet gemeentelijke watertaken zijn regels opgenomen voor grondwater. De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht maar kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast.
In de directe nabijheid van de locatie zijn geen grondwatermeetgegevens voorhanden. Isohypsen wijzen echter op een hoge grondwaterstand. Derhalve dient bij dit plan rekening gehouden te worden met grondwateroverlast. Eventueel te veel aan grondwater kan direct op het oppervlaktewater worden geloosd. Indien er een kelder wordt aangebracht, wordt dit beschouwd als een bouwkundige voorziening en dient derhalve de constructie waterdicht te zijn.
Duurzaam bouwen
De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.
Riolering
De gemeente heeft zich ten doel gesteld alle vuilwaterstromen bij nieuwbouw aan te sluiten op de riolering (uiteraard zijn de kosten die hiermee gepaard gaan voor rekening van de gebruiker/eigenaar). Bij hemelwater staat voorop dat nieuwe bouwwerken en -'wijkwegen' worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Het heeft de voorkeur dat hemelwater vóór eventuele afvoer eerst zoveel mogelijk wordt geïnfiltreerd (nog beter is gebruikt) in de bodem alvorens af te voeren en te lozen op het oppervlaktewater. Op nieuwe industrieterreinen worden in verband met de risico's op calamiteiten verbeterd gescheiden rioolstelsels aangelegd en worden uitsluitend de dakoppervlakken aangesloten op een openbaar hemelwaterstelsel.
Ontwikkeling
Voor de ontwikkeling van de woningen aan de Commandeurslaan geldt dat het verhard oppervlak af zal nemen ten opzichte van de huidige situatie. Voor de ontwikkeling aan het Schulpeinde neemt het verhard oppervlak toe, echter is de toename slechts ca. 300 m2. Conform de beleidsregels van het Hoogheemraadschap hoeft bij een toename onder de 500 m2 geen watercompensatie plaats te vinden.