Plan: | Landelijk gebied 2010 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0532.BPLandelijkgebied-OH01 |
Het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' is gebaseerd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008), Informatie Model Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO2008) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PBRP 2008). Dit heeft zowel voor de analoge en digitale verbeelding (plankaart) als in de regels (voorschriften) zijn doorwerking.
Het merendeel van de wijzigingen heeft betrekking op de agrarische bestemming.
Bouwvlakken
Een aantal bouwvlakken zijn vergroot op basis van ingediende bouwplannen en/of gevoerde procedures ex artikel 19 WRO, het betreft de navolgende percelen:
Archeologisch onderzoek
Door de Stichting Cultureel erfgoed Noord-Holland is een verkennend bureauonderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarde op het perceel De Gouw 3.
Op dit perceel is de uitbreiding van het bouwvlak van het bedrijf Karel Bolbloemen BV gepland. De bodemroering zal gaan tot een diepte van maximaal 0,40 m voor de aanleg van de vervangende nieuwbouw. Daarnaast vind er bodemroering plaats bij de aanleg van de verbreding van de sloot,
Om na te gaan hoe groot de kans is dat er archeologische resten in de bodem liggen, is een archeologisch bureauonderzoek gedaan. Om een betrouwbare verwachting te kunnen uitspreken is niet alleen het plangebied bestudeerd, maar ook de omgeving van het plangebied, het zogenaamde (bureau)onderzoeksgebied,
Het onderzoek bestond onder andere uit het raadplegen van het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS). Dit is een bestand met archeologische, geomorfologische,bodemkundige en (historisch-)topografische en andere relevante gegevens. In ARCHIS zijn binnen de grenzen van het onderzoeksgebied 19 archeologische waarnemingen gemeld. Daarnaast zijn er in het onderzoeksgebied geen AMK-terreinen aangegeven in ARCHIS. Naast ARCHIS zijn diverse kaarten geraadpleegd, waaronder oude kaarten vanaf de 17e eeuw.
In het plangebied geldt dat er een hoge verwachting is voor het aantreffen van archeologische resten. Deze verwachting volgt uit de verschillende waarnemingen die gedaan zijn in de nabijheid van het plangebied. Ook de lange bewoningsgeschiedenis van het plangebied geeft reden archeologische resten te verwachten.
Ter plaatse van het bouwvlak wordt verondersteld dat de aantasting gering zal zijn, waardoor hier geen verder onderzoek nodig is.
Gezien de hoge verwachting dat in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn die door de grondroerende werkzaamheden in het kader van de verbreding van de sloot verstoord kunnen worden. luidt het advies dat aanvullend veldonderzoek in de vorm van verkennende en karterende boringen noodzakelijk is ter plaatse van de beoogde slootverbreding.
Watertoets
Bij het realiseren van het bouwplan zal de hoeveelheid aan verharding en bebouwing toenemen met 5221 m2. De norm is dat 14% van de verhardingstoename aan water gecompenseerd dient te worden. Op basis hiervan dient het wateroppervlak met 730 m2 te worden uitgebreid.
De opzet is om deze uitbreiding te realiseren door middel van het verbreden van de wegsloot langs de Drechterlandseweg, aan de zuidkant van het perceel. Door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HNH) is aangegeven met deze opzet akkoord te kunnen gaan.
Regenwater dat op de kassen valt dient afgevoerd te worden naar een regenwaterbassin met een minimale inhoud van 500 m³ per hectare glas bij zowel grondgebonden als substraat teelt. Als met bestrijdingsmiddelen verontreinigd condenswater in de regengoot kan komen, moet het eerste hemelwater, de zogenaamde 'first flush', opgevangen worden. Vervolgens mag geloosd worden op oppervlaktewater. Als de inhoud van het regenwaterbassin groter is dan 3500 m³/ha mag vanuit het bassin geloosd worden op oppervlaktewater. Bassininhoud geldt niet als compensatie voor de verhardingstoename.
Volgens het lozingsbesluit glastuinbouw mogen nieuw te vestigen bedrijven niet meer lozen op het oppervlaktewater. Water dat in kassen wordt gebruikt, dient te worden gerecirculeerd en gebufferd alvorens het via het gemeentelijk rioolstelsel afgevoerd kan worden naar de zuiveringstechnische werken van het hoogheemraadschap.
Het bouwvlak Geerling 4 (De Wit Bloembollen) is vergroot om uitbreiding van de bedrijfsruimte mogelijk te maken. Verder is het bouwvlak vergroot om de realisatie van nieuwbouw voor de huisvesting van buitenlandse werknemers mogelijk ten maken. Hiervoor is een aanvraag gedaan bij de gemeente, voorzien van een bedrijfsplan. In het bedrijfsplan is de bedrijfsvoering toegelicht.
De Wit Bloembollen is een op de toekomst gericht bloembollen- en bolbloemenbedrijf dat reeds een aantal grote stappen heeft gezet op de weg naar rendementsverbetering, met oog voor mens en milieu.
Om op de toekomst voorbereid te zijn is het noodzakelijk de ingeslagen weg te vervolgen. Dit betekent een oplossing zoeken voor:
De aanvraag van een uitbreiding van het bouwblok is de eerste stap in deze richting. Als glastuinbouwbedrijf maakt ook De Wit Bloembollen veel gebruik van tijdelijke werknemers zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland. De directie neemt graag haar verantwoordelijkheid als werkgever door deze werknemers goede huisvesting aan te bieden op eigen terrein. De uitbreiding van het bouwblok aan de zuidwest kant is bedoeld voor de bouw van een woongelegenheid. De ruimte ten westen van de huidige bebouwing zal gebruikt gaan worden voor beworteling bij eb en vloed teelt.
Door de gewenste verbouwingen kan men op een aantal cruciale onderdelen de omzet vergroten.
Voor de vergroting van het bouwvlak is nog een archeologisch onderzoek noodzakelijk, verder dient een watertoets te worden opgesteld.
Het bouwvlak Geerling 9 is uitgebreid voor de realisatie van een nieuw te bouwen bedrijfsruimte, de nieuwbouw van het kassencomplex en de realisatie van een bassin. Hiervoor is een bouwplan ingediend. Alvorens het bouwvlak te vergroten is een archeologisch onderzoek noodzakelijk, een watertoets is reeds opgesteld.
Watertoets
Door de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf Germaco zal de hoeveelheid verharding toenemen met 8.038 m2. Door deze toename zal de neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, al dan niet via het rioolstelsel. Zonder compenserende maatregelen zal de waterhuishoudkundige situatie verslechteren.
Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert ten gevolge van de verhardingstoename zullen in het desbetreffende peilgebied compenserende maatregelen en getroffen moeten worden in de vorm van extra wateroppervlak. Het wateroppervlak dient hier te worden uitgebreid met een oppervlak van 1.366 m2. De compensatie dient bij voorkeur te gebeuren binnen het plangebied, maar in ieder geval binnen peilgebied.
Naast de compensatie van de verhardingstoename dienen dempen 1 op 1 te worden gecompenseerd. Voor het aanleggen van een dam zal ca. 40 m2 water worden gedempt. Totaal dient daarom het oppervlaktewater in het peilgebied te worden uitgebreid met een oppervlakte van 1.406 m2
Regenwater dat op de kassen valt dient afgevoerd te worden naar een regenwaterbassin met een minimale inhoud van 500 m³ per hectare glas bij zowel grondgebonden als substraat teelt. Als met bestrijdingsmiddelen verontreinigd condenswater in de regengoot kan komen, moet het eerste hemelwater, de zogenaamde 'first flush', opgevangen worden. Vervolgens mag geloosd worden op oppervlaktewater. Als de inhoud van het regenwaterbassin groter is dan 3500 m³/ha mag vanuit het bassin geloosd worden op oppervlaktewater. Bassininhoud geldt niet als compensatie voor de verhardingstoename.
Volgens het lozingsbesluit glastuinbouw mogen nieuw te vestigen bedrijven niet meer lozen op het oppervlaktewater. Water dat in kassen wordt gebruikt, dient te worden gerecirculeerd en gebufferd alvorens het via het gemeentelijk rioolstelsel afgevoerd kan worden naar de zuiveringstechnische werken van het hoogheemraadschap.
Archeologisch onderzoek
Het bouwplan is gelegen in een gebied dat is aangemerkt als een archeologisch monument en wordt als zodanig beschermd op basis van de Monumentenwet 1988.
Op 24 augustus 2009 heeft de minster van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), beschikkende krachtens de artikelen 14, tweede lid, en 14a, eerste lid, onder b, van de Monumentenwet 1988 juncto artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht, gezien de aanvraag van Germaco BV van 22 februari 2009, op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988, een vergunning verleend voor de bouw van een nieuwe bedrijfsruimte (kassencomplex en bassin).
Aan deze vergunning zijn o.a. de navolgende voorwaarden verbonden
Motivering
Onderzoek dat in 2002 door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) op het perceel van Germaco bv is uitgevoerd heeft uitgewezen dat de fysieke kwaliteit van het beschermde monument zeer slecht is (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 114, ROB, Amersfoort 2004).
Als gevolg van diverse grondbewerkingen is de archeologische cultuurlaag op het onderzochte deel van het perceel niet meer aanwezig. De zeer lage grondwaterstand heeft tot gevolg dat alleen de laagst gelegen gedeelten van de cultuurlaag verzadigd zijn met water. De organische resten van de cultuurlaag die boven de grondwaterspiegel liggen zijn onderhevig aan degradatie.
Een duurzaam behoud van de archeologische resten in de bodem wordt niet verenigbaar geacht met voortzetting van het huidige grondgebruik. Gelet op het bedrijfseconomische belang van Germaco bv. om de bestaande bedrijfsgebouwen te slopen en te vervangen door nieuwbouw, wordt vergunning verleend voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden op voorwaarde dat het beschermde bodemarchief voorafgaand aan de werkzaamheden afdoende archeologisch wordt onderzocht.
Voor de sloop van de bestaande bedrijfsgebouwen dient met de sloopvergunning een aparte monumentenvergunning te worden aangevraagd,
Op 21 oktober 2009 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, beschikkende krachtens de artikelen 14, tweede lid, en 14a, eerste lid, onder b, van de Monumentenwet 1988 juncto artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht, en gezien de aanvraag van Germaco BV van 24 juni 2009,.op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988, en gelet op de aanvraag van Germaco BV van 22 februari 2009 voor de bouw van een nieuwe bedrijfsruimte en het ontwerpbesluit van 1 juli 2009, gelet op het overleg van 3 augustus 2009 met de heer C. de Wit over de gefaseerde sloop van opstallen en de daaropvolgende nieuwbouw, vergunning verleend voor de sloop van de huidige opstallen.
Aan deze vergunning zijn o.a. de volgende voorwaarden verbonden:
Het archeologisch onderzoek dient nog te worden uitgevoerd.
Het bouwvlak de Gouw 40 is uitgebreid voor de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning.
Het bouwvlak de Slimweg 38 (Beekenkamp Plants) is uitgebreid voor de uitbreiding van het kassencomplex. Hiervoor is bij de gemeente een aanvraag ingediend. Het gaat om een uitbreiding met een omvang van circa 5500 m2.
Voor de uitbreiding van het bouwvlak is een watertoets gedaan en een archeologische quickscan opgesteld.
Watertoets
Uit de ingediende gegevens blijkt dat de realisatie van het plan een substantiële toename van verharding en bebouwing tot gevolg heeft. Binnen het plangebied vindt een verhardingstoename plaats van circa 1.405 m2
Er was namelijk reeds 3.779 m2 bestaande verharding aanwezig (de 2.808 m2 puinbaan is hierbij als halfverharding gerekend) en de nieuwe bebouwing heeft een oppervlakte van 5.184 m2. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied uitgebreid te worden met 183 m2 waterberg ing (13% van de verhardingstoename). Hierbij is uitgegaan van een peilstijging van 0,41 meter die statistisch eens in de 25 jaar kan voorkomen, een bemalingcapaciteit van 18,3 mm/dag, een drooglegging van 1,90 meter en grondsoort klei. Dempingen dienen een op een te worden gecompenseerd .
Over de exacte invulling vindt overleg plaats met het hoogheemraadschap.
Afhankelijk van de teeltmethodiek en toegepaste middelen in de bedrijfsruimte, beschouwt het hoogheemraadschap kasoppervlak wei of niet als 'schoon' oppervlak. Regenwater dat op de kassen valt dient afgevoerd te worden naar een regenwaterbassin met een minimale inhoud van 500 m3 per hectare glas bij zowel grondgebonden als substraat teelt. Als met bestrijdingsmiddelen verontreinigd condenswater in de regengoot kan komen, moet het eerste hemelwater, de zogenaamde ' first flush ', opgevangen worden . Vervolgens mag worden geloosd op oppervlaktewater. Als de inhoud van het regenwaterbassin groter is dan 3500 m3/ ha mag vanuit het bassin geloosd worden op oppervlaktewater. Bassininhoud geldt niet als compensatie voor de verhardingstoename. Mogelijk moet voor het lozen van water op het oppervlaktewater een watervergunning worden verleend.
Volgens het lozingenbesluit glastuinbouw mogen nieuw te vestigen bedrijven niet meer lozen op het oppervlaktewater. Water dat in de kassen wordt gebruikt, dient te worden gerecirculeerd en gebufferd alvorens het via het gemeentelijk rioolstelsel afgevoerd kan worden naar de zuiveringstechnische werken van het hoogheemraadschap.
Archeologisch onderzoek
Het plangebied Slimweg 38 ligt volgens de verwachtingskaart van West-Friesland Oost (de Boer & Molenaar, 2006) in een zone met een lage archeologische verwachting. In zones met een lage archeologische verwachting wordt de kans op het voorkomen van archeologische vindplaatsen klein geacht. De aanwezigheid van archeologische resten kan echter niet worden uitgesloten. Op de concept-beleidskaart van Enkhuizen (Molenaar & van Berkel, i.v.) geldt voor dergelijke zones een vrijstelling van 15.000 m2.
Uitgevoerd archeologisch onderzoek in de directe omgeving van het projectgebied ten oosten van het plangebied is in 2008 een bureauonderzoek (Nyst, 2008) en een inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven (Médard & Vaars, 2008) uitgevoerd ter plaatse van Slimweg 42 en Voetakkers 16. Op basis van het bureauonderzoek werd een verkennend booronderzoek geadviseerd. Het is onbekend of dit onderzoek is uitgevoerd. Ter plaatse van de te realiseren nieuwbouw is vervolgens een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat het terrein voor een groot deel in recente tijden is verstoord. Tevens werd geconcludeerd dat het plangebied ter plaatse van Voetakkers 16 waarschijnlijk te nat was in de Bronstijd om bewoning te verwachten.
Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek uit 2008, de lage archeologische verwachting en de geringe omvang van de voorgenomen ingrepen is in plangebied Slimweg 38 geen nader archeologisch onderzoek in het kader van de AMZ-cyclus vereist.
Mantelzorg
Binnen het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen, via een afwijkingsmogelijkheid van burgemeester en wethouders, voor het bieden van Mantelzorg.
Mantelzorgers zorgen voor langdurige en onbetaald voor een chronische ziek, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor, bijvoorbeeld de zorg voor een gezond kind.
Door deze mogelijkheid te bieden kunnen gezinnen of andere samenlevingsverbanden langer in elkaars nabijheid zijn.
Voor het gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid zijn specifieke regels opgenomen, waaraan moet worden voldaan.
Aan huis verbonden beroep of bedrijf
Binnen het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen, via een afwijkingsmogelijkheid van burgemeester en wethouders, voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
Tegen het samengaan van kleinschalige economische activiteiten met de woonfunctie van bedrijfswoningen bestaan vanuit de jurisprudentie geen bezwaren. Deze vermenging van functies hoeft geen afbreuk te doen aan het karakter van de woonfunctie, mits de kleinschaligheid (ondergeschikt aan de woonfunctie) inde hand kan worden gehouden.
Bedrijvigheid kan in twee categorieën worden onderverdeeld:
In de gemeentelijke beleidsregel van 27 maart 2007 zijn lijsten opgenomen van vrije beroepsbeoefenaars en wat moet worden aangemerkt als beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten.
Bij een verzoek tot afwijken zal dezer lijst leidend zijn.
Kamperen
Voor kamperen bij de boer wordt ruimte geboden bij bestaande agrarische bedrijven. Voor kamperen bij de boer wordt een maximum van 25 plaatsen gehanteerd. Voor kamperen bij de boer is een specifieke afwijkingsregel opgenomen, binnen de agrarische bestemming, in het bestemmingsplan.
Op één locatie nabij het Streekbos is een zogenaamde mini-camping mogelijk. Gelet op de plek en ontwikkelingen in de omgeving wordt een verdere ontwikkeling van de camping tot 50 plaatsen mogelijk gemaakt via een algemene afwijkingsregel.
Het kamperen bij de boer en de exploitatie van een mini-camping is gekoppeld aan het agrarisch bedrijf. De exploitatie van het kampeerterrein dient te worden beëindigd op het moment dat er niet langer sprake meer is van een agrarisch bedrijf.
De bestaande camping nabij de Broekerhaven is, zoals ook in het voorgaande bestemmingsplan, mogelijk gemaakt binnen de bestemming recreatie. Er wordt dus een onderscheid gemaakt in camping, mini-camping en kamperen bij de boer.
Extensief recreatief medegebruik
Gelet op de thema's uit het landschapsplan West-Friesland en het deelplan voor het HES gebied is in het bestemmingsplan de recreatieve waarde van agrarisch- en natuurgebied onderkend. Daarom zijn in de regels van het bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen voor extensief recreatief medegebruik binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Natuur'.
Verbrede Landbouwfuncties
In lijn met artikel 17 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie PRVS worden in de regels van het bestemmingsplan mogelijkheden geboden voor verbrede landbouwfuncties op of functiewijzigingen van agrarische bouwpercelen. Het gaat, onder voorwaarden, om de mogelijkheid dat agrarische gebouwen inclusief de agrarische bedrijfswoning(en) en uitgezonderd kassen, al dan niet als nevenfunctie, op het bouwperceel worden gebruikt voor kleinschalige vormen van bijzondere huisvesting, werken, recreatie en zorgfuncties.
Uitbreidingsmogelijkheid agrarische bouwvlakken
In lijn met artikel 25 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie PRVS worden in de regels van het bestemmingsplan mogelijkheden geboden voor uitbreiding van agrarische bouwvlakken tot 2 hectare ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf. Eventuele uitbreiding wordt mogelijk gemaakt via een wijzigingsprocedure. De bevoegdheid is daarbij aan het college van B&W. Bij wijziging moet de uitbreiding verantwoord worden vanuit een bedrijfsplan en er moet verder aan een aantal onderzoeksverplichtingen worden voldaan die onder andere betrekking hebben op de archeologische en waterhuishoudkundige aspecten van de beoogde ontwikkeling.
Voor het vergroten van een bouwperceel tot meer dan 2 ha, voor een volwaardig agrarisch bedrijf is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie PRVS, artikel 25 lid 2. De bevoegdheid is daarbij aan GS.
Ruimte voor ruimte regeling
In lijn met artikel 16 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie PRVS is een ruimte voor ruimte regeling opgenomen. De Ruimte voor Ruimte regeling houdt in dat in ruil voor het afbreken en opruimen van beeldverstorende en/of niet waardevolle vrijkomende agrarische gebouwen het recht op een woonhuis ontstaat. Er verdwijnt zo overbodig geworden bouwmassa in het landelijk gebied, Om in aanmerking te komen voor de Ruimte voor ruimte regeling moet er sprake zijn van storende bebouwing of een storende functie. Uit een beeldkwaliteitsplan moet blijken dat er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit
De gemeente heeft er daarbij voor gekozen om geen harde maatvoeringen te hanteren, zodat maatwerk kan worden geleverd. Wel moet duidelijk zijn dat bij toepassing van deze regeling sprake moet zijn van een sanering van een structurele oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, waarbij op gedacht wordt aan een oppervlakte van ca 1.000 m².
De Ruimte voor Ruimte regeling, zoals opgenomen in artikel 16 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie PRVS bouwt voort op het beleid dat is vastgesteld in de Beleidsregel Ruimte voor Ruimte in Noord-Holland, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland 25 september 2007.
Op 13 juli 2010 de Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte, Behorend bij de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie door Gedeputeerde Staten is vastgesteld
De ruimte voor ruimte regeling is opgenomen als een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan.
De Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan.
N23 Westfrisiaweg
De N23 wordt ontwikkeld als snelle verbinding tussen Alkmaar en Zwolle. De ontwikkeling`van de weg draagt bij aan het oplossen van de verkeersproblemen en ondersteunt de economische groei in de gehele regio.
De N23 Westfrisiaweg is het Noord-Hollandse deel van deze weg en heeft grote
betekenis voor de regio West-Friesland. Een verbetering van de infrastructuur tussen de verschillende woonkernen in de regio is een oplossing voor het dichtslibbende wegennet van de snelgroeiende gemeenten. Uitgangspunt voor de ontwikkeling van de N23 Westfrisiaweg is om zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande wegenstructuur, zodat natuur, landschap, archeologie en milieu zo min mogelijk worden belast.
Ter uitvoering van de opwaardering van de weg is een voorontwerpinpassingsplan 'Westfrisiaweg' opgesteld. Dit is een provinciaal voorontwerpbestemmingsplan. Het inpassingsplan overlapt het bestemmingplan 'Landelijk Gebied', dat nu wordt herzien.
De plangrens ven het bestemmingsplan landelijk gebied is aangepast aan het inpassingsplan. Daarbij is het tracé van de N-23 uit het plangebied van het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 gehaald.
Regels
De regels zijn aangepast conform de in de Wro en SVBP 2008 opgenomen standaarden.