direct naar inhoud van Artikel 13 Water - Natuur
Plan: Landelijk gebied 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0532.BPLandelijkgebied-OH01

Artikel 13 Water - Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur- en landschapswaarde, zijnde het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarde van het gebied;
  • b. waterhuishouding, watertransport en waterrecreatie;
  • c. steigers;
  • d. ligplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen;

met bijbehorende bouwwerken.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de afmeting van steigers mag niet meer bedragen dan 1 x 5 m, deze dienen loodrecht op de oever te worden gesitueerd.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • c. ter waarborging van een vrije doorvaarbreedte.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken:

  • a. voor ligplaatsen voor het aanleggen van permanent bewoonde of niet permanent bewoonde woonschepen;
  • b. ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of (straat-)prostitutie;
  • c. voor het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • d. voor olie-, gas-, zand- en kleiwinning.

13.4.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 13.4.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de gronden ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of overige regels mogen worden gebruikt;
  • b. het opslaan van materialen in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, voor zover geen ge-bouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveld door ontgronding of ophoging;
  • b. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van riolering, kabels, leidingen en drainage);
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • d. het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds of het vergraven, of ontgraven van bestaande dammen, dijken of taluds;
  • e. het realiseren van steigers.

13.5.2 UItzondering

Het in lid 13.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • d. uitgevoerd worden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak.

13.5.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als in lid 13.5.1 bedoeld, wordt verleend indien - mede gelet op een door de aanvrager op te stellen (inrichtings)plan - kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van het landschap, natuur en cultuurhistorie, zoals deze voor het betrokken gebied gelden;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen van het betrokken gebied;
  • d. de waterbeheerder(s) schriftelijk advies hebben uitgebracht betreffende de voorgenomen werkzaamheden.