13.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Water - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. natuur- en landschapswaarde, zijnde het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarde van het gebied;
-
b. waterhuishouding, watertransport en waterrecreatie;
-
c. steigers;
-
d. ligplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen;
met bijbehorende bouwwerken.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:
-
a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
b. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
-
c. ter waarborging van een vrije doorvaarbreedte.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, voor zover geen ge-bouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het wijzigen van het maaiveld door ontgronding of ophoging;
-
b. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van riolering, kabels, leidingen en drainage);
-
c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
d. het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds of het vergraven, of ontgraven van bestaande dammen, dijken of taluds;
-
e. het realiseren van steigers.
13.5.2 UItzondering
Het in lid 13.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
a. het normale onderhoud betreffen;
-
b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
-
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
-
d. uitgevoerd worden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak.
13.5.3 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als in lid 13.5.1 bedoeld, wordt verleend indien - mede gelet op een door de aanvrager op te stellen (inrichtings)plan - kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
-
a. het belang dat met de ingreep is gediend;
-
b. de belangen van het landschap, natuur en cultuurhistorie, zoals deze voor het betrokken gebied gelden;
-
c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen van het betrokken gebied;
-
d. de waterbeheerder(s) schriftelijk advies hebben uitgebracht betreffende de voorgenomen werkzaamheden.