direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: De Volgerlanden-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp06Volgerlandoost-3001

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. ontsluitingsverhardingen;
  • d. beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dijkbebouwing" voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de op het perceel aanwezige bebouwing;
  • f. de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, groen, water, parkeren, nuts- en overige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1

Op de in lid 9.1 onder a. tot en met d. bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de woningen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. van de woningen:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 4,50 m mag bedragen, tenzij de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte anders aangeeft;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen, tenzij de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte anders aangeeft;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "minimale goothoogte" geldt in aanvulling op het bepaalde onder 1 dat de goothoogte minimaal de aangegeven goothoogte dient te bedragen;
    • 4. indien ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan de goothoogte, bouwhoogte en/of dakhelling meer bedroeg dan het onder 1 t/m 3 bepaalde; gelden, in afwijking van het hierboven bepaalde, de bestaande maatvoeringen als maximum;
    • 5. de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan aangegeven door de aanduiding "maximum oppervlakte", voor zover geen aanduiding "maximum oppervlakte" is aangegeven geldt binnen het bouwvlak geen maximum;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" de goothoogte, dakhelling en bouwhoogte van de gebouwen zoals bestaand niet mogen worden gewijzigd;
  • d. bij iedere woning bijgebouwen en/of uitbreidingen van de woonruimte mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. van aangebouwde bijgebouwen:
      • de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning tot een maximum van 4 m;
      • de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
    • 2. van vrijstaande bijgebouwen:
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde onder e;
  • e. de gezamenlijke grondoppervlakte van erfbebouwing (bijgebouwen, carports en/of uitbreidingen van woonruimte) mag per woning niet meer bedragen dan:
    • 1. bij vrijstaande woningen, woningen in een blok van ten hoogste twee aaneengesloten woningen of eindwoningen in een blok, 80 m2;
    • 2. bij tussenwoningen: 50 m2;
    • 3. bij gestapelde woningen: 10 m2 per woning;
    • 4. de gebouwen slechts mogen worden opgericht, indien het bij de woning behorende perceelsgedeelte voor zover dit is gelegen achter de verlengde voorgevel van de woning voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd of overdekt;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste mag bedragen:
    • 1. voor erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. voor pergola's en carports: 2,70 m;
    • 3. voor overige bouwwerken: 3 m.
9.2.2

Op de in lid 9.1 onder e bedoelde gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dijkbebouwing" gelden de volgende bouwregels:

  • a. de woningen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. het aantal woningen als aanwezig ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet mag worden vergroot;
  • c. de goothoogte, dakhelling en bouwhoogte van de gebouwen, zoals aanwezig ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, niet mogen worden gewijzigd;
  • d. bij iedere woning bijgebouwen en/of uitbreidingen van de woonruimte mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bestemmingsoppervlak mag worden bebouwd;
    • 2. de gezamenlijke grondoppervlakte van deze bebouwing niet meer dan 30 m² mag bedragen;
    • 3. de goothoogte (ten opzichte van de weg waaraan de bijgebouwen zijn gelegen en/of toegankelijk zijn) ten hoogste 3 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van de bijgebouwen ten hoogste 1,50 m meer mag bedragen dan de toegestane goothoogte;
    • 5. de dakhelling ten hoogste gelijk mag zijn aan de dakhelling van de bijbehorende woning;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste mag bedragen:
    • 1. voor erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. voor pergola's en carports: 2,70 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1:

  • a. onder b voor het afwijken van een goothoogte en/of bouwhoogte met ten hoogste 1,50 m;
  • b. onder d, sub 1 voor het toestaan van de bouw van bijgebouwen en/of uitbreidingen van de woonruimte aan de achtergevel van een woning met een grotere diepte dan 3 m bij hoekwoningen of eindwoningen van een blok, waarbij:
    • 1. de grondoppervlakte van een uitbreiding van de woonruimte niet meer dan 15 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 9.2.1 onder e punt 1 en punt 2;
    • 4. de afwijking mag slechts worden verleend, indien de bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen;
  • c. onder d, sub 2: voor het afdekken van een bijgebouw of uitbreiding van de woonruimte met een kap, waarbij:
    • 1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • d. onder d voor de bouw bij een woning van een aan de woning aangebouwde praktijkruimte/bedrijfsruimte bij vrijstaande woningen of eindwoningen van een blok, waarbij:
    • 1. de grondoppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de bijbehorende woning;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 9.2.1 onder e punt 1;
  • e. onder d, sub 1: voor de bouw van bijgebouwen en/of uitbreidingen van de woonruimte tot een gezamenlijke grondoppervlakte van:
    • 1. ten hoogste 100 m2 op percelen met een oppervlakte van tenminste 1.250 m2;
    • 2. ten hoogste 150 m2 op percelen met een oppervlakte van tenminste 2.000 m2.
9.3.2

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder c. voor het toestaan van een afwijkende goothoogte en/of bouwhoogte, tot ten hoogste:

  • a. 1,50 m aan de aan de bovendijks gelegen gevel;
  • b. 1,50 m aan de aan de benedendijks gelegen gevel;
  • c. indien de afwijking betrekking heeft op bebouwing waarop de aanduiding bouwaanduiding "karakteristiek" van toepassing is, zal de omgevingsvergunning slechts worden verleend nadat burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.
9.4 Gebruiksregels

Het medegebruik van woningen als praktijkruimten voor vrije (aan huis gebonden) beroepen is toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate zal blijven gehandhaafd;

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4voor de bouw van praktijkruimten bij woningen:

  • 1. Bij het realiseren van praktijkruimten gelden de volgende randvoorwaarden
    • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de bedrijfsruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
    • b. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per woning/perceel niet meer dan 50 m2 bedragen;
    • c. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • d. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
    • e. de bedrijfsuitoefening dient te geschieden door degene die ter plaatse woonachtig is;
    • f. er mogen geen activiteiten plaatsvinden vallend onder de Wet milieubeheer;
    • g. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
  • 2. voor een beroep aan huis maximaal 100 m2 mag worden gebruikt wanneer het perceel groter is dan 500 m2;
  • 3. door burgemeester en wethouders kan, na een daartoe te verlenen omgevingsvergunning medewerking worden verleend aan de bouw van bedrijfsruimten bij woningen, anders dan voor praktijkruimten. Bij het realiseren van bedrijfsruimten gelden de volgende randvoorwaarden:
    • a. er zijn uitsluitend bedrijven toegestaan waarvan de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals:
      • ambachtelijk/verzorgende bedrijven;
      • bedrijven welke, op basis van de Wet milieubeheer, niet vergunningplichtig zijn;
    • b. voor zover in deze regels niet anders is bepaald, mag de totale bedrijfsvloeroppervlakte per woning/perceel niet meer dan 50 m² bedragen;
    • c. de vestiging van verkeersaantrekkende bedrijven is niet toegestaan;
    • d. de bedrijven dienen op eigen terrein te voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
    • e. de bedrijfsuitoefening dient te geschieden door degene die ter plaatse woonachtig is;
    • f. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.