direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en juridisch kader

Onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost' van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 7 november 2011 en op 28 februari 2013 in werking is getreden.

In dit bestemmingsplan is in artikel 10 van de regels de bestemming 'Wonen – Uit te werken' opgenomen, waarin het juridisch kader wordt geboden voor de realisatie van een aantal nog niet gerealiseerde woningbouwclusters in de nieuwbouwwijk De Volgerlanden. In genoemd artikel is bepaald op welke wijze burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), deze bestemming nader moeten uitwerken.

Dit uitwerkings- en wijzigingsplan voorziet in een dergelijke uitwerking voor gebied C1-C2 in De Volgerlanden-Oost. Voor de ontwikkeling van dit gebied – in samenhang met gebied A2-B2 – is recentelijk een nieuw stedenbouwkundig perspectief opgesteld. Dit perspectief behelst een robuust raamwerk van openbare ruimten, waarbinnen met een ruime mate van flexibiliteit een viertal 'dorpen' ontwikkeld kunnen worden. Deze dorpen krijgen elk een eigen karakteristiek, geborgd middels stedenbouwkundige- en kwaliteitscriteria die zijn opgenomen in zogenaamde Dorpenpaspoorten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Deelgebieden binnen De Volgerlanden-Oost

De plannen voor gebied C1-C2 zijn daarmee inmiddels dermate concreet dat de ontwikkeling op korte termijn voorzien wordt. Om de ontwikkeling (markt-) vraaggestuurd ter hand te kunnen nemen is het noodzakelijk dat de uit te werken bestemming wordt geëffectueerd in een uitwerkingsplan, met binnen het ruimtelijk raamwerk de nodige flexibiliteit, maar bovenal met een directe bouwtitel als gevolg. Middels voorliggend uitwerkingsplan wordt hieraan invulling gegeven.

Aangezien binnen het moederplan 'De Volgerlanden-Oost' nog werd uitgegaan van realisatie van een brede school ten noorden van de Jacobuslaan (bestemming 'Maatschappelijk'), maar deze ontwikkeling inmiddels niet meer actueel is, wordt middels dit uitwerkings- en wijzigingsplan tevens gebruik gemaakt van de bepaling in artikel 19, sub m van het moederplan De Volgerlanden-Oost, op grond waarvan de bestemming 'Maatschappelijk' middels een wijzigingsbevoegdheid kan worden omgezet in 'Wonen – Uit te werken'.

1.2 Ligging plangebied

De wijk De Volgerlanden-Oost is gelegen tussen de Vrouwgelenweg en de Veersedijk aan de oost- en westzijde en wordt aan de noordzijde begrensd door de wijk Kruiswiel.

Gebied C1-C2 ligt aan de noordzijde van De Volgerlanden-Oost, grenzend aan de wijk Kruiswiel, tussen de Vrouwgelenweg en de Veersedijk, direct ten noorden van de Jacobuslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Ligging plangebied

1.3 Procedure

Op basis van artikel 3.9a Wro zal voor dit plan de procedure worden gevolgd conform artikel 3.4 Awb, met kennisgeving en beschikbaarstelling langs elektronische weg. Het ontwerp van onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan zal gedurende zes weken ter inzage worden gelegd.

1.4 Opzet van het uitwerkings- en wijzigingsplan

Voorliggend uitwerkings- en wijzigingsplan bevat een toelichting, regels en een verbeelding en zal conform artikel 3.6 Wro onderdeel gaan uitmaken van het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost'. De regels met bijlagen en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het uitwerkings- en wijzigingsplan.

De toelichting is als volgt opgebouwd: na dit inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 het plangebied en de voorgenomen ontwikkelingen beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de haalbaarheid van het plan getoetst aan de hand van thema's als beleid, milieu, etc. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de juridische planopzet. Hierin worden de bepalingen in de regels nader uitgelegd. Ten slotte komen in het vijfde hoofdstuk de financiële haalbaarheid en de resultaten van de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Vigerende planologische situatie

In het vigerende bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost' zijn de gronden binnen het plangebied bestemd tot 'Wonen-Uit te werken'. Op grond van het nieuwe stedenbouwkundig perspectief ten behoeve van de voorgenomen woningbouwontwikkeling zal deze globale bestemming middels dit uitwerkings- en wijzigingsplan worden gewijzigd in de bestemmingen 'Verkeer', 'Groen' en 'Water' – voor het ruimtelijk raamwerk – en 'Woongebied' voor de daarbinnen gelegen 'dorpen', met de nodige flexibiliteit ten aanzien van de daadwerkelijke ontwikkeling.

In artikel 10 van het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost' is opgenomen dat burgemeester en wethouders gehouden zijn de gronden met de bestemming 'Wonen-Uit te werken' nader uit te werken ten behoeve van woningen met daarbij behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. Daarbij dienen de in het betreffende artikel opgenomen uitwerkingsregels, waaronder aantal woningen, goot- en bouwhoogte en milieukundige aspecten, in acht genomen te worden.

Het plangebied van onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan beslaat een te ontwikkelen woongebied, waarbinnen ten hoogste 478 woningen gerealiseerd mogen worden. Op grond van de uit te werken bestemming in het moederplan 'De Volgerlanden-Oost' mogen in geheel De Volgerlanden-Oost in totaal 1.055 woningen gerealiseerd worden. In gebied B1 zijn er daarvan al 178 middels een (vastgesteld) uitwerkingsplan planologisch mogelijk gemaakt. Tezamen met de 478 woningen die binnen C1-C2 mogelijk worden gemaakt in onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan resteren er dan 399 te ontwikkelen woningen voor gebied A2-B2. Hiervoor zal een separaat uitwerkingsplan in procedure worden gebracht.

De maximale bouwhoogte voor gebied C1-C2 is (bij recht) vastgesteld op 11 meter; lager dan de conform de uitwerkingsregels toegestane 13 meter, omdat deze bovenal – op grond van beeldkwaliteit - ook aan dient te sluiten op de reeds bestaande bebouwing langs de Onderdijkse Rijweg, de Vrouwgelenweg en in de wijk Kruiswiel. Conform de uitwerkingsregels is ter beëindiging van de zogenaamde 'Noordwand' uit De Volgerlanden-West een hoogteaccent van maximaal 30 meter mogelijk gemaakt ten zuiden van het nieuwe scholencluster in de wijk Kruiswiel.

Conform de uitwerkingsregels zullen daarnaast aan de noordzijde van het plangebied, grenzend aan de woningen aan de Van Renessenborch, achtertuinen naar de wijk Kruiswiel worden gericht. Ten oosten van het eerder genoemde hoogteaccent wordt de nieuwe wijk conform de uitwerkingsregels gescheiden van het overige deel van de wijk Kruiswiel door middel van een watergang van tenminste 5 meter breed.

2.2 Huidig gebruik en voorgenomen bouwplan

2.2.1 Huidig gebruik

In de huidige situatie liggen de gronden, als zijnde voormalig agrarische gronden, deels braak. Deels zijn de gronden nog bebouwd met kassen. De gronden zijn gelegen ten zuiden van de bestaande wijk Kruiswiel, tussen de Vrouwgelenweg en Onderdijkse Rijweg, met de aangrenzende (bestaande) woonkavels. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de Jacobuslaan, die als ontsluitingsweg voor De Volgerlanden vanaf de Veersedijk reeds (deels permanent, deels als tijdelijke bouwweg) is aangelegd.

2.2.2 Stedenbouwkundig perspectief

In het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost' is reeds uitgebreid aandacht besteed aan de stedenbouwkundige structuur van de wijk De Volgerlanden als geheel. Deze structuur is opgezet op grond van een nota van uitgangspunten uit 2007. Gezien de ontwikkelingen van de afgelopen jaren (gewijzigde woningmarkt, andere randvoorwaarden rond bijvoorbeeld de wateropgave in het gebied, gewijzigde opzet (woon)buurten in de omgeving etc.) is in 2015 besloten een nieuw stedenbouwkundig perspectief voor De Volgerlanden-Oost op te stellen.

In het nieuwe stedenbouwkundig perspectief (zie afbeelding 2.1) wordt uitgegaan van een ruimtelijke hoofdstructuur bestaande uit 5 elementen:

  • 1. de Jacobuslaan
  • 2. de Dubbele Wetering
  • 3. het Plantsoen met de noordelijke bebouwingsrand (buiten onderhavig plangebied; zuidelijke rand gebied A2-B2)
  • 4. het Perenlaantje (buiten onderhavig plangebied; in gebied A2-B2)
  • 5. het Appellaantje

Het plangebied wordt omzoomd door het oude lint van de Vrouwgelenweg en de Veersedijk/Onderdijkse Rijweg. In het noorden wordt de rand gevormd door de wijk Kruiswiel. De hoofdstructuur wordt gevormd door de Jacobuslaan in oost-west richting en de Dubbele Wetering in noord-zuid richting. Deze verdelen het gebied van De Volgerlanden-Oost in vier delen, de 'Vier Dorpen' genoemd. Deze hebben alle een eigen karakter, passend bij de ligging in het plangebied. De dorpen zijn:

  • 1. De Laantjes (westelijk deel plangebied): deze hebben een sfeer die aansluit bij de laagbouw in Kruiswiel: rijwoningen met voortuinen, hagen, groene sfeer in de straten, materiaalgebruik overwegend baksteen.
  • 2. De Straatjes (oostelijk deel plangebied): deze sluiten aan bij de sfeer van het noordelijke dijkdorpje: woningen aan de straat gesitueerd, gevels overwegend gestuct, licht gekromd.
  • 3. De Hofjes (buiten onderhavig plangebied; in gebied A2-B2): hier worden de woningen om groene binnengebieden gesitueerd, op verschillende manieren, waarbij het wellicht interessant is om huidige bomen in te passen.
  • 4. De Erfjes (buiten onderhavig plangebied; in gebied A2-B2): hier zijn de woningen informeel gesitueerd, zonder doorgaande straten, rond erfachtige middengebieden. De sfeer sluit aan bij het zuidelijke dijkdorpje: bakstenen woningen rondom informele erfjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001_0003.png"

Afbeelding 2.1: stedenbouwkundig perspectief en ruimtelijk raamwerk De Volgerlanden-Oost

Ruimtelijk Raamwerk C1-C2

De Jacobuslaan

Deze ligt direct ten zuiden van onderhavig plangebied. De Jacobuslaan is de verbinding met De Volgerlanden-West en ontsluit De Volgerlanden-Oost en de Vrouwgelenweg met de Veersedijk. Het oostelijk deel van de Jabocuslaan ligt er sinds jaren en is al definitief ingericht, het ontwerp van het westelijk deel sluit hierop aan en omvat een klassiek laanprofiel in de richting van de Vrouwgelenweg. Ruimtelijk is het interessant om dit onderscheid tussen oost en west in stand te houden. De westzijde is dan licht gebogen, met een landschappelijk en groen karakter en water aan de zuidzijde, waardoor dit deel ook als woonmilieu interessant wordt.

De Dubbele Wetering

De Dubbele Wetering is geïnspireerd op de Vrouwgelenweg, met een smalle waterloop aan weerszijden van een dijkje, dat hier alleen voor voetgangers toegankelijk is. Ernaast ligt aan weerszijden een rijbaan en een voetpad. Dit element vormt de rand van de vier dorpen, en is tevens een noord-zuid verbinding. Voor de fiets wordt een relatie met Kruiswiel gelegd, met de auto niet. Het is een mooie en logische noord-zuid verbinding binnen het plangebied. Jacobuslaan en Dubbele Wetering vormen samen het ruimtelijke assenkruis van de openbare ruimte van De Volgerlanden Oost.

Het Appellaantje

Geïnspireerd op het historische Perenlaantje (in gebied A2-B2) is het Appellaantje een nieuw structurerend element, waaraan gewoond wordt en dat tevens dient als langzaam verkeersverbinding naar zowel Kruiswiel, de school, en de dijk met het kerkje dat hier staat. Het Appellaantje vormt in het westelijk deel de centrale, groene openbare ruimte van het dorp 'De Laantjes' en in het oostelijk deel de groene rand van het dorp 'De Straatjes', met een verlaagd kerkenpad aan het water richting de kerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001_0004.jpg"

Afbeelding 2.2: Uitsnede perspectief gebied C1-C2

Beeldkwaliteit/Dorpenpaspoorten

Voor de verschillende dorpen zijn aparte dorpenpaspoorten opgesteld. Deze paspoorten (zie bijlagen bij de regels van onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan) schetsen het concept voor de dorpjes middels een omschrijving van het richtinggevend programma en de beoogde sfeer.

De Laantjes

Het dorp De Laantjes kent een klassiek straatprofiel dat verwijst naar de woonwijk Kruiswiel in het noorden. Bomen accenturen de lengte van de straat en zorgen voor de geleiding van de ruimte. Voortuinen dragen bij aan het groene karakter van het dorp. Elk laantje vormt een architectonische eenheid.

Het typerend bebouwingsbeeld van het dorp De Laantjes is nader toegelicht.

  • Uitstraling architectuur: De woningen hebben een klassieke uitstraling. De architectuur is op elkaar afgestemd. Beide zijden van de lanen hebben een vergelijkbaar karakter, hoewel er niet dezelfde woningen staan. Subtiele verschillen zorgen voor een aantrekkelijk beeld.
  • Bouwmassa, rooilijn, hoogte en kapvorm: De woningen zijn op elkaar afgestemd, om een eenheid in het straatbeeld te bewerkstelligen. Rooilijnen zijn zoveel mogelijk hetzelfde. Aan weerszijden van de lanen zijn subtiele verschillen.
  • Oriëntatie woningen op OR: Aan weerszijden van de lanen zijn de woningen anders georiënteerd. Dit heeft met de bezonning te maken, maar zeker ook met een aantrekkelijk straatbeeld. Erkers dragen hier extra aan bij.
  • Principe parkeren: Het parkeren vindt voornamelijk plaats in koffers en op eigen terrein. Dit om te voorkomen dat het beeld wordt gedomineerd door auto's. Bezoekers kunnen langs de straat parkeren.
  • Inrichting openbare ruimte: De straten hebben een klassiek profiel met een breed trottoir, laanbeplanting, langsparkeren en zijn bestraat met klinkers.
  • Overgang privé-openbaar: De voortuinen zijn diep genoeg om er een kleine boom in te kunnen planten, die zo bijdraagt aan het groene karakter van de lanen.
  • Beplanting: De bomen dragen bij aan een groene uitstraling en benadrukken het statige karakter van de woningen. De bomen zijn hoog en hebben een lichtdoorlatende kroon. In elk seizoen zijn ze aantrekkelijk. De amberboom is een mogelijkheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001_0005.png"

Afbeelding 2.3: Hoofdopzet De Laantjes

De hoofdopzet is richtinggevend voor de uitwerking van De Laantjes. Dat betekent dat op onderdelen de uitwerking zal kunnen verschillen van bijgaand schema (afbeelding 2.3), maar dat de hoofdelementen (richting van de straten, parkeeroplossingen, hoofdopzet openbare ruimte en profiel) leidend zijn.

De Straatjes

De straatjes binnen het gelijknamige dorp zijn de ontmoetingsruimte van dit dorp. De auto is te gast in de straat. Voornamelijk wordt deze aan de achterzijde van de woning geparkeerd. Het dorp De Straatjes verwijst naar het dijkdorpje aan de Onderdijkse Rijweg: minimale voortuinen, bochtige straatprofielen en woningen met veel diversiteit. De stenige straten zijn smal en kennen een bestrating à niveau. Een Delftse stoep, een geveltuin of een bankje dragen bij aan het dorpse karakter.

Het typerend bebouwingsbeeld van het dorp De Straatjes is hieronder nader toegelicht.

  • Uitstraling architectuur: De straatjes kennen een informele sfeer doordat ze licht gebogen zijn en de architectuur van de woningen divers is, evenals de bouwvolumes. Diverse kleuren en materialen dragen bij aan het informele karakter, zonder dat een bont effect ontstaat.
  • Bouwmassa, rooilijn, hoogte en kapvorm: De verspringende rooilijnen, diverse bouwhoogtes en kapvormen, goot- en nokhoogtes, dragen bij aan de gewenste informele sfeer. Her en der zijn kleine voortuinen mogelijk. Korte en langere rijtjes, tweekappers en vrijstaande woningen wisselen elkaar af.
  • Oriëntatie woning op OR: De woningen zijn hoofdzakelijk van het doorzon type. De woningen zijn zo open mogelijk. Vanaf de straatjes zijn doorzichten op de tuin. Woonruimtes of keukens liggen aan de straatjes. Dit draagt bij aan de levendigheid.
  • Principe parkeren: Bewoners parkeren in of aan de achtertuin, via een achterstraat. Bezoekers kunnen informeel op straat parkeren.
  • Inrichting openbare ruimte: Door de bestrating op een niveau aan te leggen, ontstaat een informeel en dorps beeld. De straatjes zijn zo smal als mogelijk is. Langs de huizen loopt een informeel voetpad.
  • Overgang privé-openbaar: Doordat afwisselend kleine privé stoepen en kleine voortuinen aan de straatjes grenzen, ontstaat de mogelijkheid tot het plaatsen van bankjes, zitjes, bloempotten en plantenbakken.
  • Beplanting: In de straatjes zelf staat geen beplanting. In de kleine voortuintjes en zijtuinen staan kleine boompjes, die passen bij het dorpse karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001_0006.jpg"

Afbeelding 2.4: Hoofdopzet De Straatjes

Deze hoofdopzet is richtinggevend voor de uitwerking van De Straatjes. Dat betekent dat op onderdelen de uitwerking zal kunnen verschillen van bijgaand schema (afbeelding 2.4), maar dat de hoofdelementen (richting van de straten, parkeeroplossingen, hoofdopzet openbare ruimte en profiel) leidend zijn.

Parkeren

Op basis van de praktijkervaringen en nieuwste inzichten is bij de inrichting van het grootste gedeelte van De Volgerlanden-West uitgegaan van een gedifferentieerde parkeernorm, welke leidt tot een gemiddelde van 1,7 parkeerplaats per woning. Tevens is sinds de realisatie van fase 1 een ruimtereservering van gemiddeld 0,3 parkeerplaats per woning opgenomen voor eventueel in de toekomst aan te leggen extra parkeervoorzieningen als de noodzaak daartoe is komen vast te staan.

In 2013 is een nieuwe parkeernota vastgesteld. Conform deze nota en het stedenbouwkundig perspectief dat voor onderhavig gedeelte van De Volgerlanden is opgesteld zal bij de ontwikkeling van dit gebied, uitgaande van maximaal 478 (grotendeels grondgebonden) woningen, voorzien worden in voldoende parkeerplaatsen; hierbij wordt gerekend met een gedifferentieerde norm per woningcategorie (goedkoop, midden en duur), die is geborgd in de regels.

Uitgaande van autobezitnormen en rekening houdend met bezoekers, worden per woningcategorie de volgende nomren aangehouden: 1,35 - 1,45 parkeerplaatsen voor goedkope woningen, 1,65 - 1,75 parkeerplaatsen voor woningen in het middensegment en 1.95 - 2,05 voor dure woningen. Om mogelijke parkeerproblemen in de toekomst op te kunnen lossen, wordt rekening gehouden met een ruimtereservering van 0,3 parkeerplaats per woning in de openbare ruimte. Het daadwerkelijk omvormen van deze 'parkeerreserveringen' in extra parkeerplaatsen in het openbare groen is gekoppeld aan (door de gemeente erkende) meldingen en signaleringen over parkeeroverlast uit de wijk.

De parkeerplaatsen worden, mede afhankelijk van de ruimtelijke karakteristiek van het betreffende 'dorp', deels op eigen terrein (met name bij vrijstaande en 2-onder-1 kap woningen) en deels op openbaar gebied gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid

3.1 Beleidskader

3.1.1 Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011)

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een nieuwe structuurvisie opgesteld: de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. Deze is in samenhang met het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro/ AmvB Ruimte) in werking getreden op 17 december 2011.

In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Hierdoor vertragen projecten, worden deze heroverwogen of zelfs gestopt. Daarnaast werkt de huidige wijze van financiering van gebiedsontwikkeling niet meer. Nieuwe verdienmodellen en andere kostendragers zijn nodig om gebiedsontwikkeling weer van de grond te krijgen. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid & veiligheid om rijksbetrokkenheid.

De AmvB ruimte (Barro) bevat algemene regels voor bestemmingsplannen. Zo bepaalt het Barro onder meer dat bestemmingsplannen de doorvaart voor schepen niet mogen belemmeren als in het plan zich een vrijwaringszone van een rijksvaarweg bevindt. Verder staat eveneens in dit besluit dat bestemmingsplannen binnen reserveringsgebieden geen plannen mogen bevatten die uitbreidingen van het spoor belemmeren. Een bestemmingsplanwijziging mag ook geen belemmering bevatten voor het gebruik en geschikt maken van elektriciteitsproductieinstallaties, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen, buisleidingen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen (buiten het kustgebied) en het IJsselmeergebied.

Het plangebied heeft geen directe relatie met een van de kaarten of bepalingen van het de Rijksstructuurvisie of van de AMvB Ruimte.

Wel stamt de opgave om de wijk De Volgerlanden te realiseren nog uit de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX), een nota ruimtelijke ordening van het Nederlandse ministerie van VROM uit 1991. Deze notitie, een vervolg op de Vierde nota ruimtelijke ordening uit 1988, bevatte uitgangspunten voor de bouw van nieuwe woningbouwlocaties voor de periode tussen 1 januari 1995 en 1 januari 2005. De Volgerlanden is een dergelijke Vinex-wijk, welke dus op basis van rijksbeleid wordt gerealiseerd.

Visie Ruimte en Mobiliteit - Zuid Holland (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Steden bieden nog volop kansen om te bouwen en te verbouwen. Ze kunnen de hoofdmoot voor hun rekening nemen van de woningen die Zuid-Holland tot 2030 extra nodig heeft. Daardoor kan het landelijk gebied open blijven.

Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met en de reeds vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie reeds mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Het plangebied ligt binnen deze contour.

Gemeenten stellen regionale visies voor woningen en kantoren op. Door deze visies stemmen de gemeenten het aanbod met elkaar af op de reële behoefte naar woningen en kantoren. Op deze wijze wil de provincie het overschot aan kantoren terugdringen en het tekort aan woningen voor bepaalde segmenten kleiner maken.

Verordening Ruimte (2014)

De Verordening Ruimte 2014 is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland vastgesteld. Het plangebied ligt op grond van deze verordening binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. De Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Bro) is verankerd in de Verordening Ruimte 2014. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Voor toetsing aan de ladder dienen er drie stappen te worden doorlopen. Dit zijn:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De ontwikkeling van De Volgerlanden is in diverse actuele provinciale en regionale woonvisies opgenomen (zie onderstaand), welke zijn gebaseerd op actuele behoefteramingen en ook periodiek worden herijkt en gemonitord. In De Volgerlanden wordt, conform regionale afspraken, invulling gegeven aan een belangrijk deel van de actuele woningbouwopgave voor de Drechtsteden. Daarmee wordt voldaan aan stap 1. Gezien de ligging binnen bestaand stedelijk gebied wordt tevens voldaan aan stap 2 van de ladder. Onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan is daarmee in lijn met de Provinciale Verordening.

Woonvisie 2011-2020 Provincie Zuid-Holland

De woonvisie 2011-2020 is op 12 oktober 2011 vastgesteld door Provinciale Staten. De provincie gaat uit van krimp in de landelijke gebieden en wil afspraken maken om tot een vermindering van het aantal geplande nieuwbouwwoningen te komen. Ook gaat de provincie in overleg met gemeenten in het stedelijk gebied om slechte woningen in een hoger tempo te vernieuwen en te verbeteren. Voor heel Zuid-Holland wil de provincie komen tot de bouw van meer woningen voor alleenstaanden en éénouder huishoudens, aangezien 90% van de groei uit dit type woningen bestaat.

Uitgangspunt voor de provincie blijft dat nieuwbouw overwegend in de stedelijke gebieden zal plaatsvinden. De voorgenomen woningbouw in De Volgerlanden is hierbij meegenomen en door een verdere flexibilisering kan via een marktgerichte ontwikkeling nog beter worden ingespeeld op de genoemde doelgroepen in de Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020.

Woonvisie Regio Drechtsteden (2009)

De opgave voor de regio ligt in de waarneming dat het huidige woningaanbod en het aanbod aan woonmilieus nog niet genoeg zijn gedifferentieerd. Het kwantitatieve tekort aan woningen is nagenoeg verdwenen. De regio heeft met name op het kwalitatieve vlak een opgave. De huidige en toekomstige woningbehoefte van de vele verschillende huishoudensgroepen vormen het uitgangspunt voor het regionale woonbeleid tot 2015 en verder. Om aan de regionale opgave invulling te geven dient meer aanbod gecreëerd te worden voor hoge inkomens. Tevens dient meer kwaliteit ingebracht te worden in de sociale sector, dienen meer levensloopbestendige woningen gerealiseerd te worden en dient het aanbod voor sociale groepen verhoogd te worden. Tenslotte heeft de regio het voornemen om meer hoogwaardige stedelijke woonmilieus en meer aanbod aan duur, groen en blauw wonen te realiseren en zet zij in op een versterking van de kwaliteit van bestaande wijken. Er dient kortom in het regionale en lokale beleid aandacht te zijn voor:

  • Het stimuleren van de doorstroming;
  • Het vergroten van het aanbod aan woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen;
  • Het vergroten van de ruimte voor particulier opdrachtgeverschap en consumentgericht bouwen;
  • De behoefte aan een leefbare woonomgeving;
  • De behoefte aan meer gemak, mobiliteit en bereikbaarheid;
  • De vraag naar groene, dorpse woonmilieus en centrumstedelijke woonmilieus.

Wonen in de Drechtsteden - jaarlijkse actualisatie woonvisie (2016)

Jaarlijks wordt er een overzicht opgesteld van de actuele ontwikkelingen op het gebied van wonen in de Drechtsteden. Voor de Drechtsteden zijn er vier belangrijke aandachtspunten, namelijk:

  • 1. De regionale sociale huurmarkt is nog steeds relatief ontspannen. Wel wordt de druk iets groter en dan vooral in de goedkopere segmenten binnen de sociale huursector. Dit komt enerzijds door afname van het aanbod (door huurharmonisatie en sloop van verouderd bezit) en anderzijds door toename van de vraag in dit segment (door toename van doelgroepen die voorrang krijgen en passend toewijzen).
  • 2. Doorstromers laten zich bij hun keuze leiden door een aantrekkelijker type en woninggrootte en woonomgeving. Mede doordat de Drechtsteden deze doelgroep niet in voldoende mate kunnen bedienen, is er nog steeds sprake van een vertrekoverschot van midhoge en hoge inkomens.
  • 3. De vraag op de koopmarkt neemt toe. Ten opzichte van eerdere prognoses valt op dat ook de marktruimte voor appartementen toeneemt.
  • 4. Het woningbouwprogramma komt overeen met de door de provincie geconstateerde woningbehoefteraming en past daarmee binnen de ruimte die er volgens de Ladder voor duurzame verstedelijking is om in de Drechtsteden woningen toe te voegen. De 'ladder ruimte' is met het voorliggende woningbouwprogramma wel volledig benut. Dit betekent dat, indien er nog nieuwe plannen toegevoegd worden, hiervoor ruimte gevonden moet worden door van andere projecten af te zien of deze anders te faseren.

Woonvisie Hendrik-Ido-Ambacht - Van woonvisie naar wonen met visie (2007)

De gemeentelijke Woonvisie vormt het antwoord op de woonopgave van de komende jaren. In de Woonvisie wordt de richting geschetst die ingeslagen moet worden. Het vormt geen vastomlijnd beleid, maar biedt speelruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Met de Woonvisie beschikt de gemeente over een woonbeleid dat kader stellend en richtinggevend is voor de komende jaren te nemen beslissingen en uitvoeringsmaatregelen. Daarnaast vormt het onder meer een richtinggevend woningbouwprogramma voor de komende vijftien jaar en een onderlegger voor te maken (prestatie)afspraken met de regio, corporaties en ontwikkelaars.

Gebruikmakend van doelgroepen van beleid (waaronder ouderen, jongeren en zorgbehoevenden) is de woonbehoefte inzichtelijk gemaakt. Geconcludeerd wordt dat de woningvoorraad in de gemeente over het algemeen van een goede kwaliteit is en dat echt grote problemen er niet zijn. Wel zijn de woonwensen als gevolg van demografische, sociaal-culturele en sociaal-economische ontwikkelingen de laatste jaren veranderd. Per doelgroep zijn globaal conclusies getrokken. Aan de hand van deze conclusies is bepaald hoeveel, wat en waar er gebouwd moet worden. Een groot deel van de nieuwbouwwoningen wordt in De Volgerlanden gerealiseerd.

Welstandsnota Hendrik-Ido-Ambacht (2015)

De gemeenteraad heeft op 6 juli 2015 de 'Welstandsnota 2015 - Hendrik-Ido-Ambacht' vastgesteld. De nota geeft het welstandsbeleid van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht weer. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan zowel het tot stand komen als mede het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving.

Bij de uitwerking van stedenbouwkundige plannen wordt vaak een beeldkwaliteitsplan ingezet om sturing te geven aan de uitwerking en in te gaan op de ruimtelijke en visuele aspecten van de gebouwen en/of de openbare ruimte. Dat deel van het beeldkwaliteitsplan, dat betrekking heeft op het bouwen, dient als basis voor welstandstoetsing bij aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor de realisatie van De Volgerlanden-Oost zijn zogenaamde 'Dorpenpaspoorten' opgesteld als beeldkwaliteitskader, zie ook paragraaf 2.2.3.

Conclusie

De voorgenomen woningbouwontwikkeling in De Volgerlanden-Oost past binnen rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan voorziet in de planologisch-juridische grondslag voor een gedeelte van deze woningbouwontwikkeling.

3.1.2 Bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost'

In het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost' is, zoals reeds genoemd voor het plangebied de bestemming 'Wonen – Uit te werken' opgenomen.

Burgemeester en wethouders werken deze bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  • a. de begrenzing van de bestemming;
  • b. de kwantitatieve aspecten met betrekking tot de te realiseren functies;
  • c. de belangrijkste aspecten samenhangend met de stedenbouwkundige opzet en inrichting van het gebied;
  • d. de functionele en ruimtelijke aspecten met betrekking tot een aantal specifieke elementen bij de inrichting van het gebied;
  • e. de toelaatbare bebouwing.

Toets plan

Binnen het uitwerkingsgebied worden ten hoogste 478 – grotendeels grondgebonden - woningen gebouwd. De maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter, waarvan middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken tot ten hoogste 13 meter. Tevens worden een hoogteaccent met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 27 en 30 meter mogelijk gemaakt.

Daarmee, en middels de andere bepalingen in dit uitwerkings- en wijzigingsplan wordt nagenoeg geheel (enkele uitweringsregels rond bijvoorbeeld fasering zijn niet meer actueel) binnen de uitwerkingsregels van het moederplan gewerkt. Omdat de bestemming 'Maatschappelijk', zoals in het moederplan opgenomen ten noorden van de Jacobuslaan niet langer wenselijk is gezien het feit dat is afgezien van de ontwikkeling van een brede school op deze locatie, wordt dit plan tevens opgesteld als wijzigingsplan, binnen de kaders van artikel 19 sub m van het moederplan.

Voor wat betreft de geluidsbelasting, archeologische waarden, wateropgave en normen inzake externe veiligheid wordt verwezen naar paragraaf 3.2. De economische uitvoerbaarheid wordt behandeld in hoofdstuk 5.

3.1.3 Conclusie

Het plan voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost'. De bepalingen behorende bij de bestemmingen 'Verkeer', 'Groen' en 'Water' (en overige dubbelbestemmingen en aanduidingen) worden voor zover relevant van toepassing op onderhavig plangebied. Daarnaast wordt met de bestemming 'Woongebied' aangesloten bij het bepaalde in de bestemming 'Wonen' van het moederplan en bij de actuele regelingen die de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht hanteert, ook voor andere gebieden binnen De Volgerlanden.

3.2 Milieuaspecten

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente in de toelichting behorende bij het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's milieuzonering, geluid, geur, externe veiligheid, bodem en luchtkwaliteit.

Belangrijk bij de beschouwing van bovengenoemde aspecten is dat er niet uitgegaan is van de planologische maximale mogelijkheden van omliggende (bedrijfs-)functies, maar van de feitelijke (vergunde) situatie. Onderhavig uitwerkingsgebied ligt namelijk in de nabijheid van de bedrijventerreinen Antoniapolder+ en Veersedijk. Voor beide bedrijventerreinen geldt dat het bestemmingsplan daarvan dateert van na het vaststellen van het uit te werken bestemmingsplan Volgerlanden-Oost. In de periode na vaststelling van deze bestemmingsplannen hebben er feitelijk geen nieuwe ontwikkelingen plaatsgevonden. De beperkingen van de bedrijventerreinen zijn hierdoor maximaal gelijk aan die ten tijde van het vastgestelde bestemmingsplan Volgerlanden-Oost.

3.2.1 Milieuzonering

Normering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen (blijven) uitoefenen.

In de jurisprudentie is de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) aanvaard als een hulpmiddel bij het opstellen van een bestemmingsplan. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn algemeen voorkomende bedrijfstypen ondergebracht volgens de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Elk type bedrijf is op deze wijze voorzien van een SBI-Code. In de VNG-brochure worden de bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën worden de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten gebruikt: geur, stof, geluid en gevaar (met name branden explosiegevaar).

Deze richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, stiltegebied of natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding.

Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er in een dergelijke woonwijk vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer.

De richtafstanden dienen te worden gemeten vanaf de uiterste situering van de gevel van een woning tot aan de bedrijfsbestemming.

Categorie   Richtafstand tot een rustige woonwijk  
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel 3.1 Rustige woonwijk

In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype 'gemengd gebied' kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Genoemde richtafstanden mogen dan namelijk met één afstandsstap worden verkleind.

Categorie   Richtafstand tot gemengd gebied  
1   0 meter  
2   10 meter  
3.1   30 meter  
3.2   50 meter  
4.1   100 meter  
4.2   200 meter  
5.1   300 meter  
5.2   500 meter  
5.3   700 meter  
6   1.000 meter  

Tabel 3.2 Gemengd gebied

Onder gemengd gebied wordt verstaan een gebied met een matige tot sterke menging van functies. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.

Uit jurisprudentie blijkt dat er al snel sprake is van een gemengd gebied wanneer er meerdere functies voorkomen die enige impact hebben op de omgeving. Daarbij kunnen ook functies worden meegenomen die op enige afstand gelegen zijn of functies die planologisch mogelijk zijn en waarvan het in de lijn der verwachtingen ligt dat deze ook gerealiseerd gaan worden. Het is niet onjuist om een groter gebied bij de beoordeling te betrekken. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

Beoordeling gebied C1-C2

Voor de ontwikkeling van gebied C1-C2 binnen De Volgerlanden-Oost geldt dat sprake is van ontwikkeling van nieuwe milieugevoelige functies in de nabijheid van bestaande bedrijven. Er is een inventarisatie gemaakt van deze bestaande bedrijven, nagegaan welke milieucategorie deze hebben en welke richtafstanden tot een rustige woonwijk daarbij horen (zie tabel 3.3).

Naam   Adres   Milieucat.   Grootste richtafstand (rustige woonwijk)   Afstand tot plangebied  
Scheepswerf en Machinefabriek 't Ambacht   Nieuwe Bosweg 4   5.1   500 m   ca. 490 m  
Technisch Handelsbureau Meerman jr.   Nijverheidsweg 69   3.2   100 m   ca. 70 m  
Bolidt stoftoepassingen   Nijverheidsweg 37   4.2   300 m   ca. 490 m  
EPS   Nijverheidsweg 35   5.2   700 m   ca. 650 m  
Div. bedrijven   Veersedijk 161   3.2   100 m   ca. 120 m  
Zandhandel H.I. Ambacht   Veersedijk 187   3.2   100 m   ca. 230 m  
Stolk   Veersedijk 223   5.2   700 m   ca. 440 m  

Tabel 3.3: Bestaande bedrijven en bijbehorende richtafstanden

Op basis van deze inventarisatie kan worden geconcludeerd dat een viertal bedrijven een richtafstand heeft die reikt tot over onderhavig plangebied. Voor deze bedrijven is vervolgens nagegaan of er informatie beschikbaar is om uitspraken te kunnen doen over de feitelijke hinderafstanden of contouren.

Voor de bedrijven 'Scheepswerf en machinefabriek 't-Ambacht' en 'Technisch handelsbureau Meerman jr. BV' is het aspect geluid maatgevend. De richtafstanden voor de overige aspecten liggen niet over onderhavig plangebied. Deze bedrijven maken deel uit van het gezoneerd industrieterrein Aan de Noord. Voor bedrijven op een gezoneerd terrein wordt het aspect geluid specifiek gereguleerd. Omdat in dat kader al een op deze specifieke situatie toegesneden beoordeling van de geluidbelasting heeft plaatsgevonden, blijven de richtafstanden voor geluid op basis van de VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering buiten beschouwing.

Voor EPS (kunstharsenfabriek) gelegen op circa 650 meter afstand van onderhavig plangebied, is het aspect geur maatgevend. De richtafstand hiervoor is 700 meter en deze overlapt dus voor een zeer klein deel het uitwerkingsgebied. Het bedrijf wordt in de bestaande situatie echter al beperkt in zijn activiteiten door bestaande woningen die dichter bij deze bedrijven liggen (omgeving van de Graaf Willemlaan en de Pompe van Meerdervoortsingel). Over het bedrijf zijn geurklachten bekend, maar die zijn overwegend afkomstig van bewoners uit de directe omgeving van het bedrijf en niet uit de richting van Volgerlanden-Oost. Gezien de afstand tot de nieuwe woningen en het gebied van waaruit geurklachten worden geuit, ligt het niet voor de hand dat het bedrijf geurhinder veroorzaakt bij de nieuwe woningen. Er is geen geuronderzoek beschikbaar van dit bedrijf waarin de feitelijke geurcontouren zijn bepaald. In de aan EPS verleende vergunning zijn wel voorschriften opgenomen ter voorkoming van geurhinder.

Voor scheepssloperij Stolk geldt dat geluid het maatgevende aspect is. De bedrijfsmogelijkheden voor de locatie van Stolk worden echter reeds beperkt door woningen in de omgeving (Onderdijkse Rijweg), waardoor de invloed op gebied C1-C2 niet relevant is vanuit het oogpunt van milieuzonering.

Op basis van bovenstaande kan derhalve worden geconcludeerd dat er vanuit het aspect milieuzonering geen belemmeringen zijn voor vaststelling van onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan.

3.2.2 Geluid

In het kader van het uitwerkings- en wijzigingsplan voor deelgebied C1-C2 is door de Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid een akoestisch onderzoek uitgevoerd (d.d april 2016, zie Bijlage 1) naar de geluidbelasting vanwege industrielawaai afkomstig van het gezoneerd industrieterrein "Aan de Noord" en de bedrijven aan de Veersedijk. Tevens is akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting vanwege wegverkeer ter plaatse van de geprojecteerde woningen.

Industrielawaai

Een groot deel van onderhavig uitwerkingsplan valt binnen de geluidszone van het industrieterrein Aan de Noord. Dit blijft ook zo wanneer het ontwerpbestemmingsplan 'Parapluherziening geluid Aan de Noord – Hendrik-Ido-Ambacht' van kracht wordt. Met de parapluherziening wordt de milieuruimteverdeling van het geluidgezoneerd industrieterrein Aan de Noord planologisch vastgelegd. Tevens zijn het geluidgezoneerd industrieterrein en de bijbehorende zone aangepast.

Voor onderhavig plangebied heeft dit tot gevolg dat het aansluitende gezoneerde industrieterrein kleiner wordt en dat een kleiner deel van het plangebied binnen de zonegrens komt te vallen. Voor bedrijven die op een gezoneerd industrieterrein gesitueerd zijn, geldt dat voor het onderdeel geluid niet naar de richtafstanden van de VNG hoeft te worden gekeken. Hierbij gelden de eisen van de zone zelf.

Gelet op het feit dat er tussen de bedrijventerreinen en het nieuw te ontwikkelen woongebied reeds woningen gesitueerd zijn, betekent dat deze reeds voor een belemmering zorgen (ze zijn maatgevend). Het geluid op de gevels van deze woningen mag immers niet meer bedragen dan 50 dB(A) dan wel de vastgestelde hogere waarde (in dit geval maximaal 55 dB(A), behoudens binnenplanse afwijking waarbij een hogere waarde dan 55 dB(A) is toegestaan, mits er sprake is van een dove gevel).

Het ligt niet in de lijn der verwachtingen dat de verdergelegen nieuw te ontwikkelen woningen een hogere geluidbelasting op de gevel zullen ontvangen dan de daarvoor gelegen woningen. Daarmee kunnen in principe alle in het uitwerkingsplan voorziene woningen worden gerealiseerd.
Op het bedrijventerrein Veersedijk zijn met de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan geen nieuwe Wet geluidhinderinrichtingen meer toegestaan op dit bedrijventerrein; daarmee is het terrein niet langer een gezoneerd industrieterrein. Wel is op het bedrijventerrein de scheepssloperij en het verhuur-/opslagbedrijf van Stolk gelegen. Voor Stolk zijn nieuwe berekeningen uitgevoerd op basis van de vigerende vergunning. Hieruit blijkt dat zich voor het opslag-/verhuurbedrijf en de sloperij geen problemen ten aanzien van geluid voordoen. De 50 dB(A) contour (etmaalwaarde) overschrijdt onderhavig uitwerkingsplangebied niet.

De bestemming 'Geluidszone - industrie' is overgenomen in onderhavig plan ten behoeve van het gezoneerde industrieterrein Aan de Noord.

Wegverkeerslawaai

Ten behoeve van het onderhavige uitwerkingsplan is akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd in verband met de ligging van het plangebied binnen de geluidszones van diverse wegen. Uit de berekeningsresultaten blijkt het volgende:

  • Voor de route Laan van Welhorst - Burgemeester Jonkerkade wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB; het geluid komt gedurende de dagperiode nergens boven de 42 dB, gedurende de avondperiode nergens boven de 43 dB en gedurende de nachtperiode nergens boven de 44 dB;
  • Voor de Pompe van Meerdervoortsingel wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB; het geluid komt gedurende de dagperiode nergens boven de 33 dB, gedurende de avondperiode nergens boven de 34 dB en gedurende de nachtperiode nergens boven de 35 dB
  • Voor de Vrouwgelenweg wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB; het geluid komt gedurende de dagperiode nergens boven de 38 dB, gedurende de avondperiode nergens boven de 40 dB en gedurende de nachtperiode nergens boven de 40 dB;
  • Voor de Veersedijk wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB; het geluid komt gedurende de dagperiode nergens boven de 38 dB, gedurende de avondperiode nergens boven de 41 dB en gedurende de nachtperiode nergens boven de 41 dB;
  • Voor de route Jacobuslaan - Noordeinde wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wel overschreden; de uiterste grenswaarde van 63 dB wordt echter nergens overschreden; het geluid komt gedurende de dagperiode nergens boven de 56 dB, gedurende de avondperiode nergens boven de 56 dB en gedurende de nachtperiode nergens boven de 55 dB. Omdat de woningen in de praktijk op grotere afstand van de weg worden gebouwd dan de grens van de woonbestemming, wordt verwacht dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woningen nog enkele dB's lager is;
  • Voor de nieuw aan te leggen 30 km-wegen wordt op één rekenpunt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB; op alle andere plekken komt het geluid gedurende de dagperiode nergens boven de 48 dB, gedurende de avondperiode nergens boven de 48 dB en gedurende de nachtperiode nergens boven de 47 dB. Omdat de woningen niet tot op de grens van de woonbestemming worden gebouwd, is de geluidsbelasting naar alle waarschijnlijkheid gelijk aan of lager dan de voorkeursgrenswaarde.

Voor de Jacobuslaan is in de berekeningen rekening gehouden met het treffen van een maatregel aan de weg, te weten het toepassen van geluidsreducerend asfalt in de vorm van een stille wegdekverharding. Hiervoor is een reductie van 3 dB toegepast.

Onderzocht is of de geluidsbelasting vanwege de Jacobuslaan nog verder gereduceerd kan worden door het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Gebleken is dat aanvullende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en/of op stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige en/of financiële bezwaren stuiten. Indien maatregelen op bezwaren stuiten, kan overwogen worden om burgemeester en wethouders te verzoeken hogere grenswaarden vast te stellen.

Voor de beoordelingspunten met een geluidsbelasting hoger dan 48 dB ten gevolge van wegverkeerslawaai zal een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Ten gevolge van wegverkeer op de Jacobuslaan dienen de volgende hogere waarden te worden aangevraagd zoals weergegeven in de onderstaande tabel.

Bron   Object   Aantal   Correctie Art. 110 Wgh   Geluidsbelasting inclusief correctie  
Jacobuslaan   Woning   90   5 dB   56 dB  

Tabel 3.4

In het gemeentelijk Beleid hogere grenswaarden is opgenomen dat:

  • indien de geluidsbelasting van ten minste één geluidsbron in de hoogste geluidsklasse valt (de klasse 'Lawaaiig' uit tabel 2 in hoofdstuk 3), dan worden de geluidsbelastingen van alle bronnen en bronsoorten gecumuleerd;
  • indien geen van de geluidsbelastingen in de hoogste geluidsklasse vallen, maar ten minste één geluidsbelasting in de op-één-na-hoogste klasse (de klasse 'Zeer Onrustig' uit tabel 2 in hoofdstuk 3), dan worden de geluidsbelastingen alleen per bronsoort gecumuleerd.
  • indien alle geluidsbelastingen in de laagste geluidsklasse vallen (de klasse 'Onrustig' uit tabel 2 in hoofdstuk 3), dan is geen inzicht in de gecumuleerde geluidsbelasting vereist.

Op geen enkel punt wordt voor verkeerslawaai de 56 dB overschreden en daarmee valt de situatie in de klasse 'zeer onrustig'. Dit betekent dat er cumulatie van verkeerslawaai dient plaats te vinden. De omgevingsdienst heeft dit ook in beeld gebracht. En daaruit blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting nauwelijks afwijkt van de waarden berekend per weg.

Verder blijkt uit de berekeningen in het kader van de parapluherziening Geluid aan de Noord dat de geluidbelasting op gevels van geprojecteerde woningen de 54 dB(A) niet overschrijdt. Er behoeft dus ook vanuit industrielawaai geen cumulatie van verschillende bronnen plaats te vinden.

Gelet op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek kan worden voldaan aan de kwaliteitseisen voor een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning zal moeten worden aangetoond dat het binnenniveau in de woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai voldoet aan de gestelde wettelijke eisen. Hiervoor zal aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn

3.2.3 Geur

Er zijn twee bedrijven binnen het bestemmingsplan Antoniapolder+ gelegen waarvoor het aspect geur maatgevend is. Het gaat ten eerste om het bedrijf Bolidt aan de Nijverheidsweg 37. Dit bedrijf heeft een richtafstand van 300 meter tot een rustige woonwijk. De feitelijke afstand tot het uit te werken plangebied bedraagt circa 490 meter. Ten tweede betreft het EPS (voorheen Dyflex geheten) aan de Nijverheidsweg 35. Dat bedrijf heeft een richtafstand van 700 meter tot een rustige woonwijk. De feitelijke afstand tot het uit te werken plangebied bedraagt circa 650 meter. In de milieuvergunning van EPS zijn maatvoorschriften opgenomen ter beperking van geurhinder. De provinciale geursignaleringskaart gaat overigens slechts uit van één bedrijf met een geurcirkel, te weten het voormalige Dyflex; dit bedrijf heeft volgens de geursignaleringskaart een geurcirkel van 300 meter en daarmee reikt deze cirkel niet aan het plangebied.

Voor de onderdelen geur en stof is binnen onderhavig uitwerkingsplan de milieuzone op de verbeelding overgenomen uit het bestemmingsplan 'Volgerlanden-Oost'. Binnen deze milieuzone kunnen gevoelige bestemmingen slechts via een omgevingsvergunning voor binnenplans afwijken worden toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat de mogelijke milieueffecten niet (meer) aanwezig zijn.

3.2.4 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van het vervoer en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel is hierin voor burgers een acceptabel veiligheidsniveau te waarborgen. Het risico wordt hierbij bepaald door de kans op en het effect van een incident met gevaarlijke stoffen.

Bevi bedrijven

Op het bedrijventerrein Aan de Noord zijn twee Bevi bedrijven aanwezig, te weten het bedrijf Bolidt kunststofstoepassingen BV aan de Nijverheidsweg 35 en het bedrijf Dyflex Polymers BV (inmiddels EPS– Engineered Polymer Solutions geheten) aan de Nijverheidsweg 37. Voor beide bedrijven geldt dat de 10-6 contour niet overlapt met het uit te werken plangebied. Het invloedsgebied van EPS overlapt evenmin met het uit te werken plangebied, aldus de website risicokaart.nl. Er behoeft dan ook geen groepsrisicoanalyse vanwege Bolidt en EPS te worden opgesteld.

Buisleidingen

Tevens loopt door het plangebied Volgerlanden-Oost een hogedruk aardgasleiding. De plaatsgebonden contour ligt op de leiding zelf en vormt geen probleem. Ook hier dient gekeken te worden naar het groepsrisico. Op basis van de meest recente gegevens (rapportage “Kwantitatieve Risicoanalyse Gasunieleiding A-555 Volgerlanden te Hendrik-Ido-Ambacht” (20 april 2015) uitgevoerd door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid en het bijbehorende advies van de Veiligheidsregio ZHZ d.d. 21 april 2015 (kenmerk 2014/4593b/PG)) blijkt dat volstaan kan worden met een beperkte groepsrisicoverantwoording vanwege de buisleiding.

Groepsrisicoverantwoording buisleiding

Een verantwoording bestaat uit de volgende elementen:

  • Risico's;
  • Zelfredzaamheid;
  • Beheersing van een incident met de gasleiding.

Risico's

De risico's zijn beschreven in de kwantitatieve risico-analyse van Gasunie. Hieruit blijkt dat de leiding ter plaatse van het plangebied Volgerlanden-Oost, deelgebieden C1-C2, geen PR10-6 contour kent. Dat betekent dat er geen ruimtelijke beperkingen zijn, als gevolg van deze leiding. Het groepsrisico is eveneens berekend. De conclusie is dat het groepsrisico niet veranderd als gevolg van dit plan.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid gaat over de mate waarin mensen in staat zijn, zichzelf in veiligheid te brengen. In de meeste gevallen is het bericht om naar binnen te gaan en ramen en deuren te sluiten voldoende. Zo ook in deze situatie. De afstand tussen plangebied en leiding is zodanig dat bij een incident een verblijf binnen voldoende bescherming biedt.

Het plangebied Volgerlanden-Oost, deelgebieden C1-C2, ligt op een grote afstand van de leiding, vanaf 400 meter. Dit is inzichtelijk gemaakt via de afbeelding 3.2 en tabel 3.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001_0007.png"

Afbeelding 3.2 - Ligging PR-contouren langs de leiding A-555 en het plangebied

Op basis van de onderstaande tabel, afkomstig uit het advies van de veiligheidsregio, kan het effect variëren tussen secundaire branden en geen effecten, in geval van langdurige blootstelling. Bij kortdurende blootstelling zijn er nauwelijks effecten. De tabel geeft aan wat mogelijke effecten zijn, indien er iets met de gasleiding gebeurt.

  Kortdurende blootstelling   Langdurende blootstelling   42 inch hogedruk  
35 kW/m2   100 % letaliteit     190  
10 kW/m2   PBM1   Secundaire branden   350  
3 kW/m2   Veilig   PBM   675  
1 kW/m2   Veilig   Veilig   1125  

Tabel 3.5 - Contouren (in meters) van warmtestraling bij aardgastransportleidingen (Bron: "Gele kaart, versie 6, september 2008" en letaliteitsgrenzen (beide Gasunie))

Beheersing van een incident

Hulpdiensten moeten een incidentlocatie kunnen bereiken, en tevens voldoende blusmiddelen (water) tot hun beschikking hebben om er voor te zorgen dat een incident beheerst blijft. De infrastructuur langs de gasleiding wordt niet aangepast als gevolg van dit plan, daarmee is de bereikbaarheid geborgd.

De bereikbaarheid in de wijk is op basis van het wegenplan zodanig, dat er voldoende wegen de wijk in leiden en daarmee ook vluchtroute zijn. Voor brandweer voertuigen is er rekening mee gehouden dat de belasting van de wegen geschikt is voor een brandweervoertuig. Ten aanzien van de bluswatervoorziening wordt aangesloten bij de handreiking bluswater en bereikbaarheid. Hiervoor wordt afstemming gezocht met de veiligheidsregio, zodra de plannen concreter uitgewerkt zijn.

Conclusie verantwoording

De gasleiding voldoet aan de wetgeving, waarbij er geen 10-6 contour is. Ook het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde.

Bij een incident bij de gasleiding hebben mensen de beste bescherming, indien de landelijke uitgangspunten voor een calamiteit opgevolgd worden (Ramen en deuren sluiten)

In verband met de beheersing van het incident en uiteindelijk de bereikbaarheid en bluswater in de wijk, wordt aangesloten bij de handreiking bluswater en bereikbaarheid en vindt afstemming met de veiligheidsregio plaats.

Voor dit plan worden de restrisico's als acceptabel gezien.

3.2.5 Bodem

In de periode vanaf 1993 tot heden zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de bodemkwaliteit in De Volgerlanden. In eerste instantie is oriënterend onderzoek gedaan in het gebied. Vervolgens is bodemonderzoek gedaan in het kader van de verwerving van grond. Voor het deelgebied De Volgerlanden-Oost is een bodemzoneringskaart opgesteld. Op basis van reeds beschikbare onderzoeksgegevens en met behulp van een aantal statistische kengetallen is de 'algemene bodemkwaliteit' gekarakteriseerd.

Voor een aantal locaties in De Volgerlanden-Oost bleek sprake te zijn van een ernstig geval van bodemverontreiniging in de zin van de Wet Bodembescherming. Voor deze locaties is destijds een vervolgtraject ingezet, dat er als volgt uitzag:

  • indien sprake was van een ernstig geval van bodemverontreiniging en indien grondverzet diende plaats te vinden, werd een saneringsplan opgesteld dat ter toetsing aan het bevoegd gezag is aangeboden;
  • voor de locaties binnen het tracé van de Betuweroute waar sprake was van een ernstig geval van bodemverontreiniging, doch waar in het kader van de Betuweroute geen grondverzet plaatsvond, bijvoorbeeld omdat ter plaatse de diep gelegen tunnelbuis is gesitueerd, werd een urgentiebepaling opgesteld die ter toetsing aan het bevoegd gezag is aangeboden.

Vanuit het historisch gebruik van de gehele projectlocatie werd verwacht dat een integrale bodemverontreiniging met asbesthoudend materiaal aanwezig was. Binnen de gemeente zijn in 1998 de volgende beleidsrichtlijnen voor asbestbodemverontreinigingen vastgesteld:

  • onderzoek naar asbest moet deel uit maken van bodemonderzoek in het gebied;
  • asbestresten moeten voor zover mogelijk uit het gebied verwijderd worden.

Asbestonderzoeken zijn in dit kader separaat aan de reguliere bodemonderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken zijn uitgevoerd conform NEN 5707. Op basis van deze onderzoeken werd asbest uit het gebied op milieuhygiënisch verantwoorde wijze verwijderd.

Naast het hierboven geschetste milieukundig bodemonderzoek vinden onderzoeken en metingen plaats, bijvoorbeeld ten behoeve van de bouwaanvragen. Bij de aanpak van deze metingen wordt geanticipeerd op de eisen en richtlijnen vanuit het bevoegd gezag. Het uitvoeren van asbestonderzoeken binnen het totale plangebied van De Volgerlanden wordt deels gesubsidieerd vanuit het stimuleringsfonds stedelijke vernieuwing.

De subsidieverlening vindt achteraf plaats volgens de procedure die normaal geldt voor toekenning van deze gelden. Daarbij wordt de locatie ”De Volgerlanden” in zijn geheel als één geval aangemerkt.

In 2006 is een update van de bodemzoneringskaart vastgesteld gelijktijdig met het vaststellen van de bodemkwaliteit in de gehele gemeente. Er zijn geen aanwijzingen dat de situatie sindsdien is veranderd. De bodemkwaliteit in De Volgerlanden is zodanig dat deze in zijn algemeenheid geen belemmering vormt voor de geplande bebouwing.

3.2.6 Luchtkwaliteit

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden (een Algemene maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer). Dit programma zorgt ervoor dat de lucht in Nederland schoner wordt en gaat voldoen aan de Europese luchtkwaliteitseisen. De belangrijkste verandering van het NSL is dat ruimtelijke projecten voortaan niet meer individueel per project behoeven te worden beoordeeld op luchtkwaliteit, maar dat wordt gekeken of het project goed is opgenomen in het NSL. Het NSL als geheel garandeert dat tijdig aan de grenswaarden luchtkwaliteit kan worden voldaan.

Het NSL bestaat uit een inventarisatie (de Saneringstool), een lijst van ruimtelijke projecten voor de komende 5 jaar, een maatregelenpakket en een verplichte jaarlijkse monitoring door het rijk. Het NSL garandeert dat ons land binnen de door Europa gestelde termijnen zal voldoen aan de Europese grenswaarden op het gebied van fijn stof en stikstofdioxide.

Het NSL voorziet in een uitgebreid pakket van maatregelen. Met de start van de uitvoering van deze maatregelen (veelal op landelijk niveau) is al begonnen. Enkele voorbeelden:

  • verscheidene grote steden hebben milieuzones ingevoerd waar vervuilende oude vrachtwagens niet meer in mogen;
  • één derde van de meest voorkomende typen vrachtwagens heeft een roetfilter;
  • er is een slooppremie ingevoerd voor het inruilen van vervuilende oude personenwagens;
  • het openbaar vervoer wordt schoner en het elektrisch vervoer wordt gestimuleerd;
  • binnen de sectoren landbouw en industrie zijn verschillende maatregelen doorgevoerd om bij te dragen aan een verbetering van de luchtkwaliteit, zoals door een Actieplan fijnstof (industrie) en een innovatieprogramma voor stalaanpassingen in de intensieve veehouderij (Plan van Aanpak ammoniak en fijnstof).

De lucht in ons land is de afgelopen jaren steeds schoner geworden. Dat komt enerzijds door het ingezette beleid en anderzijds door een nauwkeurige rekenwijze.

De plancapaciteit van de (ten tijde van de opstelling van het ontwerp-NSL) nog te realiseren gedeelten van het project De Volgerlanden-Oost (1.185 woningen) is opgenomen in het NSL (bijlage 8).

Onderzoek Luchtkwaliteit De Volgerlanden-Oost

In december 2010 is in het kader van het uit te werken bestemmingsplan De Volgerlanden-Oost (het moederplan) het onderzoek luchtkwaliteit De Volgerlanden-Oost beschikbaar gekomen. De luchtkwaliteit is bepaald voor de maatgevende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) en getoetst aan de grenswaarden van Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek wordt geconcludeerd, dat de ontwikkelingen die het bestemmingsplan De Volgerlanden-Oost voor het eerst mogelijk maakt, waaronder de realisatie van de woningen in onderhavig plangebied, niet stuiten op bezwaren vanuit de wet- en regelgeving aangaande de luchtkwaliteit. In het moederplan zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit daarmee reeds afgewogen en is vastgesteld dat de bijdrage van het plan niet in betekenende mate (NIBM) is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is hiermee aangetoond, dat de toekomstige bewoners van De Volgerlanden-Oost – bezien vanuit het thema luchtkwaliteit – een goed woon- en leefklimaat krijgen.

3.2.7 Water

In het rapport 'Waterhuishoudkundige inrichting De Volgerlanden' van 6 augustus 2010, zoals opgenomen in bijlage 14 bij de toelichting van het moederplan De Volgerlanden-Oost, zijn de uitkomsten weergegeven van een hertoetsing en actualisatie van het waterhuishoudkundig raamplan. Bij de samenstelling van dit rapport is rekening gehouden met nieuwe klimaatscenario's die het KNMI in 2006 heeft gepresenteerd. Deze geven een beeld van de verwachte klimaatveranderingen. De uitgangspunten van de hertoetsing en actualisatie van het raamplan De Volgerlanden, evenals de randvoorwaarden en de gevolgde methodiek zijn afgestemd met het Waterschap Hollandse Delta (of zijn overgenomen uit de beschikbare raamplannen).

In het rapport wordt op basis van de toetsingsresultaten geconcludeerd dat het watersysteem en het beoogde ruimtebeslag binnen De Volgerlanden aan alle toetsingseisen voldoet en dat daarmee aan de waterbergingsnormen wordt voldaan. Tijdens hevige neerslag zullen er zowel in De Volgerlanden-West als in De Volgerlanden-Oost volgens de berekeningen geen overstromingen op straatniveau voordoen. Ook bij de toetsing van het watersysteem op het klimaatscenario 'Gematigd 2050' van het KNMI blijkt dat de peilstijging in alle situaties aan de norm voldoet en daarmee voldoende rekening is gehouden met klimatologische ontwikkelingen Het watersysteem voldoet bij de gemodelleerde situatie met het peil op NAP -2,20 m. Dit betekent dat het watersysteem eveneens voldoet bij het actuele peil van NAP -2,30 m.

De wateropgave voor De Volgerlanden-Oost, zoals volgend uit bovengenoemde rapportage, is weergegeven in tabel 3.6. Binnen De Volgerlanden zijn er twee peilgebieden; De Volgerlanden West en het noordelijke deel van de Volgerlanden Oost (peilgebied 1) en het zuidelijke deel van De Volgerlanden Oost (peilgebied 2). In De Volgerlanden-Oost, in peilgebied 1, dient een oppervlakte van 1,9 ha aan oppervlaktewater gerealiseerd te worden en in peilgebied 2, een oppervlakte van 3,1 ha.

Afbeelding 3.3 toont hoe dit totaal oppervlakte binnen de Volgerlanden-Oost gerealiseerd zal worden. Met het Waterschap heeft hierover reeds afstemming plaatsgevonden. In de regels van onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan is de minimale oppervlakte aan oppervlaktewater die op basis van deze afbeelding binnen het gebied C1|C2 gerealiseerd dient te worden, geborgd in de regels.

  De Volgerlanden-Oost
peilgebied 1  
De Volgerlanden-Oost
peilgebied 2  
  ha   %   ha   %  
Oppervlaktewater   1,9   7,9   3,1   6,4  
Verhard oppervlak   7,2   29,6   14,8   30,6  
Onverhard oppervlak   15,3   62,5   30,6   63,1  
Totaal oppervlak   24,5     48,5    

Tabel 3.6 - Oppervlakteverdeling van peilgebied 1 en 2 in De Volgerlanden-Oost

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001_0008.jpg"

Afbeelding 3.3 - Oppervlaktewatersysteem De Volgerlanden-Oost

Aan het slot van het rapport 'Waterhuishoudkundige inrichting De Volgerlanden' zijn enkele aanbevelingen opgenomen, onder meer gericht op de nadere beschouwing (aan de hand van een stromingsmodel) in de ontwerpfase van watergangen en kunstwerken om te komen tot een toetsing aan de eisen van het waterschap. Ook is gewezen op de wens van het waterschap om het peilvak te willen vergroten, zodat ook het centrum van Hendrik-Ido-Ambacht in het watersysteem wordt opgenomen. Hiervoor is aanvullend onderzoek nodig, waar ook de afmetingen van de watergangen worden meegenomen.

De gemeentelijke taken ten aanzien van het grondwater vormen een zorgplicht (inspanningsverplichting) voor het treffen van doelmatige maatregelen bij structureel grondwateroverlast in bestaande gebieden. In het gemeentelijke rioleringplan van Hendrik-Ido-Ambacht voor 2009-2013 en in de Grondwaternotitie 2010 is deze zorgplicht verder uitgewerkt. Ten aanzien van riolering geldt dat De Volgerlanden een gescheiden stelsel heeft. In het moederplan 'De Volgerlanden-Oost' is ontwikkeling voorzien van een beheerssysteem voor de drainagesystemen, het grondwatermeetnet en een grondwaterloket

3.2.8 Flora en fauna

Ten behoeve van onderhavige ontwikkelingen wordt bestaande bebouwing gesloopt en worden er watergangen aangetast en bomen gekapt. Bij dergelijke ruimtelijke ingrepen dient, in het kader van de natuurwetgeving (Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en Natuurnetwerk Nederland (NNN)), onderzoek gedaan te worden naar de aanwezige natuurwaarden binnen het plangebied en dient een beoordeling gemaakt te worden van eventuele negatieve effecten van de plannen op deze waarden. Door het Natuur-Wetenschappelijk Centrum is een quickscan flora en fauna in de deelgebieden C1 en C2 van de woonwijk Volgerlanden uitgevoerd (d.d april 2016, zie Bijlage 2).

Beschermde gebieden

Het dichtstbijzijnde gebied dat onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet 1998 valt, is Natura 2000-gebied "Boezems Kinderdijk". Dit gebied bevindt zich op ruim 3 kilometer afstand van het plangebied. Vanwege de locatie (ten minste drie kilometer afstand van een Natura 2000-gebied) en het gegeven dat de rivier De Noord en de bebouwing van Alblasserdam zich tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied bevinden, worden er geen significant nadelige effecten op aangewezen habitattypen en doelsoorten van beschermde natuurgebieden verwacht als gevolg van geluid, trillingen, licht en dergelijke.

Omdat de plannen bestaan uit het realiseren van nieuwe woningen, zal er sprake zijn van een toename in het aantal verkeersbewegingen. De extra verkeersbewegingen en de woningen zelf, kunnen een toename in de stikstofdepositie op aangewezen stikstofgevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden veroorzaken.

Op basis van een maximum aantal van 478 woningen en een verkeersgeneratie van 7,8 mvt/etmaal per woning (waarvan 2% middelzwaar verkeer), die gelijkwaardig wordt afgewikkeld via de Jacobuslaan richting de Laan van Welhorst en de Veersedijk, is daarom een indicatieve berekening in Aerius gemaakt (zie Bijlage 3). Op basis van deze berekening kan worden geconcludeerd dat er geen natuurgebieden zijn met reken resultaten die hoger dan de drempelwaarde zijn.

Daarnaast maakt het plangebied geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Omdat er, als gevolg van de voorgenomen plannen, geen oppervlakte aan NNN-gebied verloren gaat, is er geen verdere toetsing aan de wet- en regelgeving omtrent het NNN nodig.

Flora en fauna

Vleermuizen

Er zijn binnen en in de directe omgeving van het plangebied geen essentiële vliegroutes van vleermuizen aanwezig. Het plangebied kan wel gebruikt worden als foerageergebied, maar in de directe omgeving zijn voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig. Om deze redenen bestaan er vanuit de Flora- en faunawet geen verplichtingen ten aanzien van vliegroutes en/of foerageergebieden van vleermuizen.

Een drietal bomen (wilgen) aan de noordwestzijde van het plangebied beschikt over holtes die mogelijk geschikt zijn om te dienen als verblijfplaats voor vleermuizen. Om te bepalen of deze holtes daadwerkelijk door vleermuizen gebruikt kunnen worden als verblijfplaats, dient daarom een aanvullend veldbezoek plaats te vinden.

Grondgebonden zoogdieren

De algemeen voorkomende zoogdiersoorten, zoals de Haas, het Konijn en de Mol, worden vermeld in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Hierdoor geldt voor deze soorten een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting en is alleen de zorgplicht van toepassing op deze soorten.

Het plangebied is niet in gebruik door of vormt geen geschikt leefgebied voor de te verwachten strikt beschermde grondgebonden zoogdieren. Hierdoor bestaan er, ten aanzien van deze soortgroep, geen verplichtingen vanuit de Flora- en faunawet en zijn ontheffingen en/of maatregelen niet nodig.

Vogels met een vaste verblijfplaats

Binnen het plangebied is een coniferenhaag aanwezig die mogelijk dienst doet als roestplaats voor de Ransuil. Als deze coniferenhaag gekapt/verwijderd wordt in de periode augustus - maart, dient van tevoren door een ecologisch deskundige te worden bepaald of deze haag al dan niet in gebruik is als roestplaats. Wanneer wordt vastgesteld dat de haag in gebruik is als roestplaats, kan pas worden gestart met de kapwerkzaamheden als de Ransuil zijn winterroestplaats heeft ingeruild voor zijn broedbiotoop (globaal van half februari tot en met eind juli).

Daarnaast is binnen het plangebied een eksternest aangetroffen dat mogelijk dienst doet als broedlocatie voor een vogelsoort met een vaste verblijfplaats, zoals de Buizerd, of de Sperwer. Om aanwezigheid van een jaarrond beschermde verblijfplaats aan te kunnen tonen, dan wel uit te kunnen sluiten is aanvullend onderzoek nodig.

Het plangebied maakt daarnaast onderdeel uit van het foerageergebied van de Buizerd en mogelijk ook van de Sperwer. In augustus 2013 is reeds ontheffing verleend voor een buizerdpaar met een nestlocatie in deelgebied A2 van de Volgerlanden-Oost. Zoals opgenomen in het activiteitenplan behorende bij deze ontheffing, zal er voor deze buizerds een ecologische corridor worden aangelegd ten zuidwesten van deelgebied A2. Deze corridor zal een verbinding vormen tussen de Sophiapolder en de polder Sandelingen. Hierdoor blijven er ook na de ontwikkeling van de Volgerlanden voldoende alternatieve foerageergebieden voor de Buizerd en eventueel de Sperwer voorhanden.

Tot slot wordt aanbevolen om verstorende werkzaamheden, zoals het kappen van bomen, het rooien van onderbegroeiing, heiwerkzaamheden en het voorbelasten van het terrein, buiten de broedtijd van vogels uit te voeren (globaal van half maart t/m half juli). Indien dergelijke werkzaamheden toch binnen de broedtijd van vogels plaatsvinden, dient voorafgaand aan de werkzaamheden door een ecologisch deskundige te worden vastgesteld dat er geen broedende vogels binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden aanwezig zijn. Wanneer er broedgevallen binnen de invloedsfeer van de werkzaam-heden zijn vastgesteld, kunnen de werkzaamheden pas verdergaan wanneer de jonge vogels van het betreffende broedgeval uitgevlogen zijn.

Vissen

De watergangen in het plangebied zijn van belang als leefgebied voor de Kleine modderkruiper. Deze vissoort wordt vermeld in tabel 2 van de Flora- en faunawet en is daarmee middelzwaar beschermd. Wanneer de watergangen worden gedempt of anderszins worden aangetast, dan dient er volgens een goedgekeurde gedragscode en onder ecologische begeleiding te worden gewerkt om nadelige effecten op deze soort zoveel mogelijk te voorkomen. Hiervoor dient een ecologisch werkprotocol opgesteld te worden.

Watergebonden ongewervelden

De Platte schijfhoren is niet aangetroffen in de watergangen die grenzen aan het plangebied. Om deze reden bestaan er, ten aanzien van deze soort, geen verplichtingen vanuit de Flora- en faunawet en zijn een ontheffing of maatregelen niet nodig.

Vaatplanten

Binnen het plangebied zijn exemplaren van de Grote kaardenbol aangetroffen. Deze soort wordt vermeld in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor tabel 1-soorten geldt bij ruimtelijke ingrepen een vrijstelling en zijn verdere maatregelen of een ontheffing niet nodig. Zwaarder beschermde vaatplanten zijn niet aanwezig binnen het plangebied en worden op basis van biotoopkenmerken van het plangebied ook niet verwacht. Om de-ze reden bestaan er, ten aanzien van vaatplanten, geen verplichtingen vanuit de Flora- en faunawet en zijn verdere maatregelen of een ontheffing niet nodig.

Zorgplicht

Tenslotte geldt voor alle plant- en diersoorten (ook de onbeschermde) de zorgplicht die in artikel 2 van de Flora- en faunawet voorgeschreven wordt. Deze houdt in dat mogelijke nadelige gevolgen voor planten en dieren, voor zover redelijk, vermeden moeten worden. Manieren om aan de zorgplicht te voldoen zijn bijvoorbeeld:

  • Er wordt gelegenheid gegeven aan amfibieën en grondgebonden zoogdieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden. Dit gebeurt door onder andere vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken, steenhopen) gefaseerd te verwijderen;
  • in verband met verstoring van aanwezige dieren worden de werkzaamheden zoveel mogelijk overdag uitgevoerd.

Tijdens de bouwfase moet rekening gehouden worden met de kans op vestiging door (beschermde) pionierssoorten, zoals bijvoorbeeld de Kleine plevier (Charadrius dubius) en Oeverzwaluw (Riparia riparia). De volgende maatregelen worden getroffen:

  • Er wordt voorkomen dat in de broedtijd van de Oeverzwaluw steilwanden in zandlichamen op het bouwterrein aanwezig zijn. Mocht er toch sprake zijn van broedgevallen, dan wordt met de werkzaamheden gewacht totdat nestholtes niet meer in gebruik zijn;
  • voorbelast terrein kan aantrekkelijk zijn voor een soort als de Kleine plevier. Als er sprake is van een broedgeval, dan wordt met de werkzaamheden gewacht totdat eieren uitgekomen zijn.

Aanvullend onderzoek

Uit de quickscan flora en fauna is gebleken dat een aantal bomen binnen onderhavig plangebied beschikt over holtes die mogelijk geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. Vleermuizen worden vermeld in tabel 3 van de Flora- en faunawet en zijn daarmee streng beschermd. Daarnaast bevindt zich in één van de te kappen bomen binnen het plangebied een nest dat mogelijk gebruikt wordt als broedplaats door een vogelsoort met een vaste verblijfplaats, zoals de Buizerd (Buteo buteo) of de Sperwer (Accipiter nisus). Nesten van de Buizerd en de Sperwer vallen onder categorie 4 van de Flora- en faunawet en zijn daarmee jaarrond beschermd. Om overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet te voorkomen, diende duidelijk te worden of het nest al dan niet in gebruik is als broedplaats door een vogelsoort met een vaste verblijfplaats en of de boomholtes daadwerkelijk geschikt zijn om te dienen als vleermuisverblijfplaats. Derhalve is door het Natuur-Wetenschappelijk Centrum een aanvullend onderzoek naar vogels met een vaste verblijfplaats en de vleermuisgeschiktheid van boomholtes in deelgebieden C1 en C2 van de woonwijk Volgerlanden uitgevoerd (d.d. juni 2016, zie Bijlage 4).

Vleermuisgeschiktheid boomholtes

Vleermuizen, hun verblijfplaatsen en essentiële onderdelen van hun functionele leefomgeving zijn streng beschermd door de Flora- en faunawet. Omdat de boomholtes binnen het plangebied echter niet geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen, kan aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van deze soortgroep uitgesloten worden. Om deze reden bestaan er geen verplichtingen vanuit de Flora- en faunawet ten aanzien van vleermuizen.

In de boomholtes zijn wel een broedende vogels aangetroffen, namelijk een Groene specht en een Spreeuw. De Spreeuw en de Groene specht zijn soorten die wel vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed, of de directe omgeving daarvan, maar die ook over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Deze soorten worden daarom vermeld in categorie 5 van de Flora- en faunawet, wat inhoudt dat broedplaatsen van deze soorten alleen beschermd zijn als er onvoldoende alternatieve broedgelegenheden in de omgeving voorhanden zijn. Omdat er in de omgeving van het plangebied voldoende bomen aanwezig zijn waar deze soorten in kunnen broeden, zijn verdere maatregelen of een ontheffing niet nodig.

Vogels met een vaste verblijfplaats

Uit de veldbezoeken blijkt dat het horst in de Volgerlanden C1 en C2 dienst doet als broedplaats voor de Buizerd en dat het horst in de Volgerlanden-oost op dit moment niet in gebruik is als broedplaats. Meestal zijn in een territorium van de Buizerd twee of drie horsten aanwezig, die in de loop der jaren rouleren qua gebruik. Om deze redenen en omdat tijdens geen van de veldbezoeken meer dan twee buizerds zijn waargenomen, kan met voldoende zekerheid gesteld worden dat het paartje buizerds dat voorheen gebruik maakte van het horst in de Volgerlanden-oost dit jaar het horst in de Volgerlanden C1 en C2 heeft gekozen om op te broeden.

De Buizerd behoort tot de vogels met een vaste verblijfplaats. Verblijfplaatsen van deze soort zijn jaarrond beschermd door de Flora- en faunawet (bijlage 2). Als gevolg van de voorgenomen plannen, zal de boom met het buizerdhorst moeten worden gekapt en zal een deel van het leefgebied van de Buizerd ongeschikt raken. Om deze reden zullen, als gevolg van de werkzaamheden, verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden. Hiervoor dient een ontheffing te worden aangevraagd. Daarnaast zullen er maatregelen moeten worden genomen om nadelige effecten op de Buizerd zoveel mogelijk te voorkomen. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn het niet verstoren van het buizerdhorst gedurende de voortplantingsperiode (februari - eind augustus) en het verbeteren van het bestaande jachtgebied door het plaatsen van extra zitposten.

3.2.9 Archeologie

Binnen De Volgerlanden-Oost zijn sinds 1997 verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken is door de senior archeoloog van de gemeente Dordrecht een advies opgesteld hoe om te gaan met e archeologische waarden binnen onderhavig plangebied (d.d 17 mei 2017 met aanvulling 7 juni 2017; zie Bijlage 5). Bij de uitgevoerde onderzoeken is niet elk perceel uitgeboord, maar dat is gezien de relatief lage archeologische verwachting ook niet nodig. Op basis van de resultaten van (boor)onderzoek in ruim 50% van plangebied is geconcludeerd dat er voor gebied C1-C2 geen aanvullend booronderzoek nodig is.

In het gebied kunnen archeologische waarden aanwezig zijn vanaf 90 cm -maaiveld (ofwel 2,4 m -NAP). Voor die aanwezigheid zijn echter in de uitgevoerde onderzoeken geen concrete aanwijzingen aangetroffen: er zijn geen archeologische indicatoren in de boringen of bij de veldkartering aangetroffen. Ook dit geeft dus geen aanleiding tot aanvullend booronderzoek.

Het aspect archeologie staat daarmee de vaststelling van onderhavig uitwerkings- en wijzigingsplan niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Juridische planopzet

De grondslag voor dit uitwerkings- en wijzigingsplan wordt gevormd door het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost'. De regels van dit uitwerkings- en wijzigingsplan maken in juridische zin onderdeel uit van het bestemmingsplan. Artikel 3.6 lid 1 onder b Wro bepaalt immers, dat uitwerkingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan, met dien verstande dat zij, zolang en voor zover de bestemming nog niet is verwerkelijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als waarop zij tot stand zijn gekomen. Het uitwerkingsplan is dus onderdeel van en vormt een aanvulling op het bestemmingsplan.

Een en ander betekent, onder meer, dat de algemene regels van het bestemmingsplan - het 'moederplan' - niet opnieuw behoeven te worden opgenomen, maar op dit plan van toepassing worden verklaard. In dit uitwerkings- en wijzigingsplan zijn relevante bepalingen uit het moederplan voor de duidelijkheid grotendeels wel overgenomen. Daarnaast bevatten de regels bij dit uitwerkings- en wijzigingsplan onder andere een afzonderlijke begripsbepaling van dit plan. De bestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Water', welke middels dit uitwerkingsplan voor het plangebied onder meer van kracht worden, zijn zoals gezegd – voor zover relevant - opgenomen in de regels bij dit uitwerkings- en wijzigingsplan.

Daarnaast is voor de 'Dorpen' de bestemming 'Woongebied' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn naast woningen tevens onder meer wegen, groenvoorzieningen en waterlopen mogelijk. Ten aanzien van de inrichting van de verschillende 'Dorpen', zowel qua openbaar gebied als qua bouwmogelijkheden, is nadrukkelijk de link gelegd met de 'Dorpenpaspoorten', die als bijlage aan de regels zijn toegevoegd. Deze 'Dorpenpaspoorten' schetsen voor zowel 'De Laantjes' als 'De Straatjes' de beoogde stedenbouwkundige sfeer en kwaliteit. Voor het overige is ten aanzien van bouw- en gebruiksregels voor de woningen zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen van de bestemming 'Wonen' uit het moederplan en de actuele regelingen die gemeente Hendrik-Ido-Ambacht hanteert.

Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn – ter borging van de kwaliteiten van de ruimtelijke hoofdstructuur', verwijzingen opgenomen naar de beoogde (weg-) profielen van zowel de Dubbele Wetering als het Appellaantje. Deze profielen zijn als bijlage bij de regels opgenomen, evenals een profiel over de watergang grenzend aan de achtertuinen van woningen aan de Van Renesseborch (binnen de bestemming 'Water').

Tevens zijn algemene aanduidingsregels opgenomen ten behoeve van de geluidzone industrielawaai en voor de milieuzones op grond van de wet milieubeheer. Ook zijn de relevante algemene wijzigings- en afwijkingsregels overgenomen uit het moederplan en zijn een anti-dubbeltelregel en overgangsbepalingen opgenomen conform het Bro en een slotregel, waarin de titel van dit plan is aangegeven.

Voor een nadere inhoudelijke beschrijving van de bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost'.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. In afdeling 6.4 van deze wet worden regels gegeven over het verhalen van kosten van de grondexploitatie, het bepalen van de fasering van realisering van het bestemmingsplan en het stellen van eisen en regels met betrekking tot de uitvoering van openbare werken en werkzaamheden.

De gemeente is slechts eigenaar van een gedeelte van de gronden waarop de realisatie van de nieuwbouw in onderhavig plangebied zal plaatsvinden. Er zal om die reden gelijktijdig met het uitwerkings- en wijzigingsplan een exploitatieplan in de zin van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening worden vastgesteld.

De gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht stelt elk jaar een herziening van de grondexploitatie voor het project De Volgerlanden vast. De samenwerking tussen Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht is neergelegd in een samenwerkingsovereenkomst.

De bouwexploitatie vindt plaats door en voor rekening en risico van de private samenwerkingspartners, waarmee overeenkomsten zijn gesloten.

5.2 Maatschappelijke aanvaardbaarheid

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht, afdeling 3.4 heeft het ontwerp uitwerkings- en wijzigingsplan De Volgerlanden-Oost, gebied C1-C2 met de bijbehorende stukken van 28 april 2017 tot en met 8 juni 2017 (6 weken) ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen op het ontwerp uitwerkings- en wijzigingsplan.

Tegen het ontwerp uitwerkings- en wijzigingsplan zijn drie zienswijzen ingediend.

Deze zienswijzen zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de 'Nota van zienswijzen en vooroverleg'.

Daarnaast is het ontwerpbestemmingsplan gedurende deze periode op grond van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan de volgende overlegpartners:

  • Ministerie van Infrastructuur en Milieu
  • ProRail
  • Rijkswaterstaat
  • Tennet
  • Waterschap Hollandse Delta
  • Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
  • Gasunie
  • Gemeente Zwijndrecht

Er is één vooroverlegreacties ingediend, door het Waterschap Hollandse Delta. Ook deze vooroverlegreactie is samengevat en van een beantwoording voorzien in de 'Nota van zienswijzen en vooroverleg'.