direct naar inhoud van Regels
Plan: De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2' van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

1.2 moederplan

het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost' van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 november 2011, waarvan het plan een uitwerking is;

1.3 uitwerkings- en wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.4 verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt aan het hoofdgebouw, al dan niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw;

1.6 aangebouwd bijgebouw

een indirect met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.7 aan huis verbonden beroep

de uitoefening aan huis van bedrijvigheid op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten;

1.8 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.9 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.10 achtererf

erf achter de lijn die het hoofdgebouw (bijvoorbeeld de woning) doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.11 achtergevel

de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd;

1.12 achtergevellijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de oorspronkelijke achtergevels van de hoofdgebouwen;

1.13 afvalinzamelsysteem

geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/ voorzieningen ten behoeve van de verzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke, niet zijnde straatmeubilair;

1.14 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.17 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen in de vorm van groothandel, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.18 bestaand bouwwerk

een gebouw, dat op de eerste dag van de inwerkingtreding van het plan bestaat, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen die voor dat tijdstip is aangevraagd;

1.19 bestaand gebruik

het gebruik van gronden of gebouwen dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaat;

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijgebouw

een op zich zelf staand, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw en waarin geen zelfstandige wooneenheid is toegestaan;

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door - op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende - vloeren of balklagen wordt begrensd zulks met uitzondering van een zolder of vliering. Een dakterras wordt aangemerkt als zijnde bouwlaag;

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.31 dakkapel

een beperkte doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster;

1.32 dakopbouw

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak of een toevoeging op een plat dak, al dan niet in de vorm van een kap;

1.33 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht gen dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.34 erfbebouwing

gebouwen en overkappingen gesitueerd op het erf buiten het bouwvlak of hoofdbebouwing, ten dienste van een groter genot van het gebruik van het hoofdgebouw;

1.35 erker

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voor- of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 geluidsgevoelig object

woningen, alsmede gebouwen en terreinen als bedoeld in artikel 4, lid 2 en artikel 7, lid 3 van het "Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen" zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.38 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie, functie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, exclusief aan- en uitbouwen. Aan- en uitbouwen die tot de hoofdfunctie behoren, worden niet meegerekend tot het hoofdgebouw;

1.39 kap

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een gebouw;

1.40 luifel

een beperkte overkapping op de begane grond van de woning, gedeeltelijk gelegen boven de voordeur;

1.41 milieugevoelig object / functie
  • 1. objecten/functies die, gelet op hun aard en omvang, hinder ondervinden van inrichtingen, (spoor)wegen en bedrijven(bedrijfsactiviteiten), voor wat betreft aspecten als geluid, luchtkwaliteit, geur, stof, veiligheid en trillingen. De volgende objecten/functies zijn als milieugevoelig aan te merken:
    • a. woonfuncties, tenzij bij of krachtens enig wettelijk voorschrift anders is bepaald;
    • b. gebouwen voor dagopvang van minderjarigen;
    • c. gebouwen die uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
    • d. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
    • e. andere gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten.
  • 2. Daarnaast kunnen in verband met specifieke milieu-aspecten, zoals luchtkwaliteit en externe veiligheid, ook objecten of functies als gevoelig worden aangemerkt, waaronder:
    • a. accommodaties, die zijn ontwikkeld met als doel een fysieke inspanning te leveren, zoals openlucht sportaccommodaties;
    • b. hotels, penitentiaire inrichtingen en asielzoekerscentra;
    • c. kantoorgebouwen.
  • 3. Voorts kunnen in verband met specifieke milieu-aspecten, zoals geur, ook objecten of functies als gevoelig worden aangemerkt, waaronder:
    • a. verblijfsrecreatie;
    • b. dagrecreatie;
1.42 openbaar groen

groenvoorzieningen, zoals parken, plantsoenen en speelveldjes, die het hele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk zijn;

1.43 openbare weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen, fietspaden en voetpaden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en zijkanten. Achterpaden en zijpaden die bedoeld zijn voor bewoners en omwonenden behoren niet tot de openbare weg;

1.44 overkapping

een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal twee wanden. Onder een overkapping wordt ook een carport verstaan;

1.45 peil

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;

1.46 prostitutie

het aanbieden van seksuele diensten tegen materiele vergoeding;

1.47 prostitutiebedrijf

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt;

1.48 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een mate alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf, als dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's;

1.50 vergunningvrije criteria

vergunningvrije bouwwerken zoals bedoeld in de landelijke wet- en regelgeving;

1.51 voorgevel

de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de naar de weg toegekeerde zijde, of indien deze nog geen duidelijkheid geeft, de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in laatste instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd;

1.52 voorgevellijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen;

1.53 voorgevelrooilijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de voorgevels van de hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig mogelijk beloop overeenkomstig de richting van de weg heeft;

1.54 Wet geluidhinder

de Wet geluidhinder zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.55 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden;

1.56 zijerf

het bij het gebouw (bijvoorbeeld de woning) behorende erf, dat is gelegen naast de zijgevellijn van het gebouw of in ieder geval naast het bouwvlak;

1.57 zijgevel

de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf;

1.58 zijgevellijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de zijgevels van de hoofdgebouwen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de bouwhoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van de eerste bouwlaag:

0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping boven het maaiveld van het (hoofd)gebouw.

Artikel 3 Relatie met het geldende bestemmingsplan

Ten aanzien van het plan geldt dat, naast het bepaalde in deze regels, de regels behorende bij het moederplan onverkort van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en water;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. bestaande ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. kunstvoorwerpen;
  • g. nutsvoorzieningen en gemalen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, waaronder begrepen straatmeubilair, kunstvoorwerpen ten dienste van de bestemming, alsmede afvalverzamelsystemen worden gebouwd met dien verstande, dat:

  • a. ten hoogste 75 m2 van alle gronden met deze bestemming mag worden bebouwd met gebouwen ten dienste van onderhoud en beheer (geen woning zijnde);
  • b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,50 m;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10 m.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en (onbebouwde) erven, met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden zijn slechts andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, toegestaan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 1 m mag bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2:

  • a. voor de realisatie van balkons, erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn van het hoofdgebouw voor een maximum oppervlak van 4 m2;
  • b. voor de realisatie van luifels, welke onderdeel zijn van het hoofdgebouw voor een maximum oppervlak van 0,75 m2.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rijwegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en bermsloten;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstvoorwerpen;
  • i. steigers;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. watergangen en waterhuishoudingsvoorzieningen, waaronder duikers e.d., met inachtneming van het bepaalde in lid 6.3.2;
  • l. bij deze bestemming behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, waaronder begrepen straatmeubilair en kunstvoorwerpen ten dienste van de bestemming, alsmede afvalverzamelsystemen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. ten hoogste 75 m2 mag worden bebouwd met gebouwen ten dienste van onderhoud en beheer (geen woning zijnde) en speelvoorzieningen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,50 m;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Dwarsprofielen

Ter plaatse van de aanduidingen 'dwarsprofiel - A' tot en met 'dwarsprofiel - C' dient de bijbehorende ruimte te worden ingericht overeenkomstig het bijbehorende dwarsprofiel als opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels.

6.3.2 Oppervlaktewater

In totaal dient binnen onderhavig plangebied, binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Water' en 'Woongebied' gezamenlijk, een oppervlakte ten minste 17.260 m2 aan oppervlaktewater gerealiseerd te worden.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Dwarsprofielen

Ter plaatse van de aanduidingen 'dwarsprofiel - A' tot en met 'dwarsprofiel - C' kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.3.1 mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel wordt geacht en geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen;
  • b. waterberging en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  • c. kruisingen ten behoeve van (weg-)verkeer;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen- en nutsvoorzieningen, en andere bouwwerken.

met inachtneming van het bepaalde in lid 7.3.1.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waaronder begrepen bruggen ten behoeve van kruisende verkeersbestemmingen en duikers ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van beschoeiingen niet meer mag bedragen dan 0,5 m boven het waterpeil (zomerpeil);
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Oppervlaktewater

In totaal dient binnen onderhavig plangebied, binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Water' en 'Woongebied' gezamenlijk, een oppervlakte ten minste 17.260 m2 aan oppervlaktewater gerealiseerd te worden.

7.3.2 Dwarsprofiel

Ter plaatse van de aanduiding 'dwarsprofiel - D' dient de bijbehorende ruimte te worden ingericht overeenkomstig het bijbehorende dwarsprofiel als opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de bouw van een steiger binnen de bestemming Water, mits:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 0,5 meter boven het waterpeil;
  • b. de steiger niet langer c.q. dieper is dan 10% van de totale breedte van de watergang ter plaatse, met een maximum van 2 meter uit de oever;
  • c. de steiger niet breder is dan 10 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste gelijk is aan de diepte van de steiger, met een minimum van 1 meter;
  • d. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
  • e. geen afbreuk wordt gedaan de gewenste beeldkwaliteit van de omgeving;
  • f. vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. ontsluitingsverhardingen;
  • d. de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, groen, water, parkeren, nuts- en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. gestapelde woningen niet zijn toegestaan;
  • c. van de woningen:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
    • 3. indien ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan de goothoogte, bouwhoogte en/of dakhelling meer bedroeg dan het onder 1 t/m 2 bepaalde; gelden, in afwijking van het hierboven bepaalde, de bestaande maatvoeringen als maximum;
  • d. bouwwerken, waaronder aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zijn toegestaan die voldoen aan de vergunningvrije criteria;
  • e. op hoekpercelen tevens aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan op het zijerf (met de bestemming wonen), mits deze:
    • 1. gelegen zijn op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning;
    • 2. een bouwhoogte hebben van ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, tot een maximum van 4 m;
    • 3. de zijkanten van de bebouwing (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) op minimaal 1 meter van het openbaar gebied liggen;
    • 4. de gezamenlijke grondoppervlakte maximaal 20 m2 mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste mag bedragen:
    • 1. voor erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. voor pergola's en carports: 2,70 m;
    • 3. voor beschoeiingen: 0,5 m boven het waterpeil (zomerpeil);
    • 4. voor overige bouwwerken: 3 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2:

  • a. onder d en f, ten behoeve van een hogere bouwhoogte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen maximaal 6 meter mag bedragen:
    • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 5 meter mag bedragen;

en mits;

    • 1. de bouwhoogte stedenbouwkundig acceptabel wordt geacht;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van derden.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Aan-huis-gebonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 40 m2; het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • b. detailhandel is niet toegestaan;
  • c. de activiteit wordt primair uitgeoefend door de bewoner;
  • d. de activiteit plaatsvindt in hoofdgebouw- of aan- en uitbouwen.
8.4.2 Kleinschalige bedrijvigheid

Burgmeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijvigheid als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;
  • b. de bedrijfsactiviteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan de woningen en andere gevoelige functies in de omgeving;
  • c. de bedrijvigheid dient onder categorie A van de bij deze regels gevoegde 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging' te vallen;
  • d. de activiteit wordt primair uitgeoefend door de bewoner;
  • e. de activiteit plaatsvindt in hoofdgebouw- of aan- en uitbouwen.

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. rijwegen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. bermen en bermsloten;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. straatmeubilair en afvalverzamelsystemen;
  • i. kunstvoorwerpen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. watergangen en waterhuishoudingsvoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.4.3;
  • l. de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, nuts- en overige voorzieningen;

met dien verstande dat bij de inrichting van het gebied:

  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - de laantjes' wordt voldaan aan de stedenbouwkundige- en kwaliteitscriteria zoals omschreven in het 'Dorpenpaspoort - De Laantjes' zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - de straatjes' wordt voldaan aan de stedenbouwkundige- en kwaliteitscriteria zoals omschreven in het 'Dorpenpaspoort - De Straatjes' zoals opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels.

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

9.2.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - de laantjes' mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, waarbij voldaan dient te worden aan de stedenbouwkundige- en kwaliteitscriteria zoals omschreven in het 'Dorpenpaspoort - De Laantjes' zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - de straatjes' mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, waarbij voldaan dient te worden aan de stedenbouwkundige- en kwaliteitscriteria zoals omschreven in het 'Dorpenpaspoort - De Straatjes' zoals opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels.
9.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. de voor-, achter- en zijgevels van hoofdgebouwen, zoals deze direct na realisatie van de hoofdbebouwing zijn ontstaan worden aangemerkt als bouwgrenzen, welke tezamen het bouwvlak begrenzen;
  • b. binnen het plangebied mogen in totaal ten hoogste 478 woningen worden gebouwd.
  • c. er mogen vrijstaande, half-vrijstaande, aaneengesloten alsmede patiowoningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn tevens gestapelde woningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dienen de voorgevels van woningen in of evenwijdig aan de aanduiding 'gevellijn' gebouwd te worden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - achtertuinen' dienen de achtertuinen van aangrenzende woningen aan de aangeduide zijde gesitueerd te zijn;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • h. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 11 meter;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g mag de goothoogte van gestapelde bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ten hoogste 27 meter bedragen;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder h mag de bouwhoogte van gestapelde bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ten hoogste 30 meter bedragen;
  • k. vrijstaande hoofdgebouwen dienen op een afstand van minimaal 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gesitueerd;
  • l. half-vrijstaande hoofdgebouwen dienen aan één zijde op een afstand van minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden gesitueerd;
  • m. de grondoppervlakte van hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen, patiowoningen en vrijstaande woningen, bedraagt ten hoogste 100 m2;
9.2.3 Andere bouwwerken
  • a. bouwwerken, waaronder aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zijn toegestaan mits deze voldoen aan de vergunningvrije criteria;
  • b. op hoekpercelen tevens aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan op het zijerf (met de bestemming wonen), mits deze:
    • 1. gelegen zijn op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning;
    • 2. een bouwhoogte hebben van ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, tot een maximum van 4 m;
    • 3. de zijkanten van de bebouwing (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) op minimaal 1 meter van het openbaar gebied liggen;
    • 4. het gezamenlijke grondoppervlakte maximaal 20 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste bedragen:
    • 1. voor erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. voor pergola's en carports: 2,70 m;
    • 3. voor beschoeiingen: 0,5 m boven het waterpeil (zomerpeil);
    • 4. voor overige bouwwerken: 3 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2:
    • 1. onder e: voor het bouwen van de voorgevel van een woning in een andere richting, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel wordt geacht en geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
    • 2. onder g en h: voor het overschrijden van de maximale goot- en bouwhoogte tot ten hoogste 13 meter, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel wordt geacht en geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen;
    • 3. onder k en l: voor het bouwen van hoofdgebouwen op een kleinere afstand van de zijdelingse perceelsgrens, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel wordt geacht en geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Aan-huis-gebonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 40 m2; het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • b. detailhandel is niet toegestaan;
  • c. de activiteit wordt primair uitgeoefend door de bewoner;
  • d. de activiteit plaatsvindt in hoofdgebouw- of aan- en uitbouwen.
9.4.2 Kleinschalige bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijvigheid als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;
  • b. de bedrijfsactiviteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan de woningen en andere gevoelige functies in de omgeving;
  • c. de bedrijvigheid dient onder categorie A van de bij deze regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging te vallen;
  • d. de activiteit wordt primair uitgeoefend door de bewoner;
  • e. de activiteit plaatsvindt in hoofdgebouw- of aan- en uitbouwen.
9.4.3 Oppervlaktewater

In totaal dient binnen onderhavig plangebied, binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Water' en 'Woongebied' gezamenlijk, een oppervlakte ten minste 17.260 m2 aan oppervlaktewater gerealiseerd te worden.

9.4.4 Voorwaardelijke verplichting geluid

Het bouwen van woningen is uitsluitend toegestaan indien kan worden aangetoond dat voldaan wordt aan de in de Wet geluidhinder geldende normen of vastgestelde hogere waarden, waartoe:

  • a. de woningen waarvoor een hogere grenswaarde is verleend voorzien dienen te worden van een geluidluwe zijde en een geluidluwe buitenruimte;
  • b. bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat het binnenniveau in de woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai voldoet aan de gestelde wettelijke eisen.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'gestapeld' verplaatst kan worden, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het plan;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van derden;
  • c. dit geen onevenredige nadelige effecten oplevert voor de verkeersveiligheid;
  • d. de verplaatsting geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

Artikel 10 Waterstaat

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het belang van de waterhuishouding, met de daarbij behorende andere bouwwerken.

10.1.2 Rangorde

Voor zover bestemmingen in dit plan samenvallen geldt de volgende rangorde:

  • a. Waterstaat - Waterkering (artikel 11)
  • b. Waterstaat (artikel 10)
  • c. de onderliggende bestemmingen uit Hoofdstuk 2.

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de in lid 10.1.2 bedoelde bestemmingen, op voorwaarde, dat:

  • a. de belangen van de watergangen dit toelaten;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergangen.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het behoud van de waterkering, met de daarbij behorende andere bouwwerken.

11.1.2 Rangorde

Voor zover bestemmingen in dit plan samenvallen geldt de volgende rangorde:

  • a. Waterstaat - Waterkering (artikel 11)
  • b. Waterstaat (artikel 10)
  • c. de onderliggende bestemmingen uit Hoofdstuk 2.

11.2 Bouwregels

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de in lid 11.1.2 bedoelde bestemming, op voorwaarde, dat:

  • a. de belangen van de watergangen dit toelaten;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergangen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Geluidszone - industrie
  • a. De bouw van geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie' uitsluitend is toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen of de verleende hogere grenswaarde.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van geluidsgevoelige objecten met een geluidbelasting hoger dan 55 dB(A) mits voldaan wordt aan de Wet geluidhinder (dove gevels).

13.2 Milieuzone - zones wet milieubeheer
  • a. Binnen de aanduiding 'Milieuzone - zones wet milieubeheer' mogen geen milieugevoelige objecten/functies, zoals woningen worden gerealiseerd.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor het realiseren van milieugevoelige objecten/functies binnen de in sub a bedoelde zone, indien vaststaat dat:
    • 1. de bij de milieuzone behorend bedrijf binnen de periode van één jaar na start van de bouwwerkzaamheden voor milieugevoelige objecten/functies zal worden verplaatst c.q. de milieuverstorende activiteiten zal hebben gestaakt en;
    • 2. de woningen of andere milieugevoelige objecten/functies niet in gebruik zullen worden genomen voordat de feitelijke milieuverstorende bedrijfsactiviteiten zullen zijn beëindigd.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor het realiseren van milieugevoelige objecten/functies binnen de in sub a bedoelde zones, indien ten gevolge van:
    • 1. een wijziging van de bedrijfsvoering al dan niet na gehele of gedeeltelijke beëindiging van milieuplanologisch relevante bedrijfsonderdelen de milieucirkel van het bedrijf is verkleind;
    • 2. door de toepassing van voorzieningen in of bij het bedrijf sprake is van een verkleining van de milieuplanologisch relevante hinder voor de omgeving.

Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij een terzake deskundige instantie.

  • d. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor het realiseren van milieugevoelige objecten/functies binnen de in sub a bedoelde zone, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat de feitelijke hinder ten gevolge van milieuverstorende activiteiten van een bedrijf waarop de zone betrekking heeft, mede gelet op de geldende milieuvergunningen, zodanig is dat het realiseren van milieu-gevoelige objecten/functies binnen de zone aanvaardbaar is zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de bedrijven waarop de zone betrekking heeft.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Geringe afwijkingen en overschrijdingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in deze regels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bouw ten dienste van (openbare) voorzieningen van:
    • 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m3 en de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
    • 2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale bouwhoogte van 10 m.
    • 3. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor het afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
  • b. het in geringe mate aanpassen van het plan zoals een bebouwingsgrens, een nadere aanwijzing of een aanduiding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is om het plan aan te passen aan de werkelijke toestand van het terrein, waarbij geen bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden en de grenzen met niet meer dan 5 m mogen worden verschoven.
  • c. het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken;
  • d. het oprichten van andere bouwwerken, zoals antenne-installaties en vlaggenmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m;
  • e. het plaatsen van afvalverzamelsystemen, op voorwaarde, dat de plaatsing:
    • 1. geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van derden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk doet aan de in de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming aangegeven belangen;
    • 3. geen onevenredige nadelige effecten oplevert voor de verkeersveiligheid;
    • 4. geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
14.2 Afwijken ten behoeve van een JOP

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het oprichten van een jongeren ontmoetingsplaats (JOP), mits:

  • a. de afstand tot woningen ten minste 25 m bedraagt;
  • b. het oppervlak van het te plaatsen onderkomen ten hoogste 20 m² bedraagt;
  • c. de hoogte van het te plaatsen onderkomen ten hoogste 4 meter bedraagt.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, dit voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 14 onder a. niet kunnen worden gebouwd;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, bestemmingsgrenzen en/of bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan, dan wel na realisatie van het plan mocht blijken dat, in verband met ingekomen bouwaanvragen en/of het beheer van het gebied, de verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan en/of inrichtingsplan op voorwaarde, dat:
    • 1. de oppervlakte van de bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of bouwpercelen met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het plan.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Parkeren
  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien, waarbij wordt getoetst op basis van onderstaande parkeernormen:

Categorie/segment   Autobezitnorm   Bezoekersnorm   Reservering   Totaal, incl. reservering  
1 - 4 (goedkoop)   1,2   0,15-0,25   0,3   1,65-1,75  
5-6, 9a (midden)   1,5   0,15-0,25   0,3   1,95-2,05  
7-8, 9b, 9c, 9d (duur)   1,8   0,15-0,25   0,3   2,25-2,35  

  • b. parkeergelegenheid die is gerealiseerd voor het goed kunnen functioneren van de omgeving, moet in stand worden gehouden;
  • c. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van bovenstaande parkeernormering bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • d. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2