Plan: | De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001 |
het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2' van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;
het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost' van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 november 2011, waarvan het plan een uitwerking is;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP02-3001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt aan het hoofdgebouw, al dan niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw;
een indirect met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
de uitoefening aan huis van bedrijvigheid op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
erf achter de lijn die het hoofdgebouw (bijvoorbeeld de woning) doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd;
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de oorspronkelijke achtergevels van de hoofdgebouwen;
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/ voorzieningen ten behoeve van de verzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke, niet zijnde straatmeubilair;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen in de vorm van groothandel, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
een gebouw, dat op de eerste dag van de inwerkingtreding van het plan bestaat, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen die voor dat tijdstip is aangevraagd;
het gebruik van gronden of gebouwen dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaat;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een op zich zelf staand, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw en waarin geen zelfstandige wooneenheid is toegestaan;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door - op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende - vloeren of balklagen wordt begrensd zulks met uitzondering van een zolder of vliering. Een dakterras wordt aangemerkt als zijnde bouwlaag;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
een beperkte doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster;
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak of een toevoeging op een plat dak, al dan niet in de vorm van een kap;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht gen dienste van het gebruik van dat gebouw;
gebouwen en overkappingen gesitueerd op het erf buiten het bouwvlak of hoofdbebouwing, ten dienste van een groter genot van het gebruik van het hoofdgebouw;
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voor- of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
woningen, alsmede gebouwen en terreinen als bedoeld in artikel 4, lid 2 en artikel 7, lid 3 van het "Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen" zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie, functie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, exclusief aan- en uitbouwen. Aan- en uitbouwen die tot de hoofdfunctie behoren, worden niet meegerekend tot het hoofdgebouw;
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een gebouw;
een beperkte overkapping op de begane grond van de woning, gedeeltelijk gelegen boven de voordeur;
groenvoorzieningen, zoals parken, plantsoenen en speelveldjes, die het hele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk zijn;
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen, fietspaden en voetpaden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en zijkanten. Achterpaden en zijpaden die bedoeld zijn voor bewoners en omwonenden behoren niet tot de openbare weg;
een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal twee wanden. Onder een overkapping wordt ook een carport verstaan;
de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;
het aanbieden van seksuele diensten tegen materiele vergoeding;
een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een mate alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf, als dan niet in combinatie met elkaar;
de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's;
vergunningvrije bouwwerken zoals bedoeld in de landelijke wet- en regelgeving;
de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de naar de weg toegekeerde zijde, of indien deze nog geen duidelijkheid geeft, de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in laatste instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd;
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen;
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de voorgevels van de hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig mogelijk beloop overeenkomstig de richting van de weg heeft;
de Wet geluidhinder zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden;
het bij het gebouw (bijvoorbeeld de woning) behorende erf, dat is gelegen naast de zijgevellijn van het gebouw of in ieder geval naast het bouwvlak;
de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf;
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de zijgevels van de hoofdgebouwen;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping boven het maaiveld van het (hoofd)gebouw.
Ten aanzien van het plan geldt dat, naast het bepaalde in deze regels, de regels behorende bij het moederplan onverkort van toepassing zijn.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, waaronder begrepen straatmeubilair, kunstvoorwerpen ten dienste van de bestemming, alsmede afvalverzamelsystemen worden gebouwd met dien verstande, dat:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en (onbebouwde) erven, met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden zijn slechts andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, toegestaan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 1 m mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, waaronder begrepen straatmeubilair en kunstvoorwerpen ten dienste van de bestemming, alsmede afvalverzamelsystemen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
Ter plaatse van de aanduidingen 'dwarsprofiel - A' tot en met 'dwarsprofiel - C' dient de bijbehorende ruimte te worden ingericht overeenkomstig het bijbehorende dwarsprofiel als opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels.
In totaal dient binnen onderhavig plangebied, binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Water' en 'Woongebied' gezamenlijk, een oppervlakte ten minste 17.260 m2 aan oppervlaktewater gerealiseerd te worden.
Ter plaatse van de aanduidingen 'dwarsprofiel - A' tot en met 'dwarsprofiel - C' kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.3.1 mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel wordt geacht en geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met inachtneming van het bepaalde in lid 7.3.1.
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waaronder begrepen bruggen ten behoeve van kruisende verkeersbestemmingen en duikers ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
In totaal dient binnen onderhavig plangebied, binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Water' en 'Woongebied' gezamenlijk, een oppervlakte ten minste 17.260 m2 aan oppervlaktewater gerealiseerd te worden.
Ter plaatse van de aanduiding 'dwarsprofiel - D' dient de bijbehorende ruimte te worden ingericht overeenkomstig het bijbehorende dwarsprofiel als opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de bouw van een steiger binnen de bestemming Water, mits:
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2:
en mits;
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
Burgmeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijvigheid als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat bij de inrichting van het gebied:
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijvigheid als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
In totaal dient binnen onderhavig plangebied, binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Water' en 'Woongebied' gezamenlijk, een oppervlakte ten minste 17.260 m2 aan oppervlaktewater gerealiseerd te worden.
Het bouwen van woningen is uitsluitend toegestaan indien kan worden aangetoond dat voldaan wordt aan de in de Wet geluidhinder geldende normen of vastgestelde hogere waarden, waartoe:
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'gestapeld' verplaatst kan worden, mits:
De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het belang van de waterhuishouding, met de daarbij behorende andere bouwwerken.
Voor zover bestemmingen in dit plan samenvallen geldt de volgende rangorde:
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de in lid 10.1.2 bedoelde bestemmingen, op voorwaarde, dat:
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het behoud van de waterkering, met de daarbij behorende andere bouwwerken.
Voor zover bestemmingen in dit plan samenvallen geldt de volgende rangorde:
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de in lid 11.1.2 bedoelde bestemming, op voorwaarde, dat:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij een terzake deskundige instantie.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in deze regels ten aanzien van de volgende onderwerpen:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het oprichten van een jongeren ontmoetingsplaats (JOP), mits:
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
Categorie/segment | Autobezitnorm | Bezoekersnorm | Reservering | Totaal, incl. reservering |
1 - 4 (goedkoop) | 1,2 | 0,15-0,25 | 0,3 | 1,65-1,75 |
5-6, 9a (midden) | 1,5 | 0,15-0,25 | 0,3 | 1,95-2,05 |
7-8, 9b, 9c, 9d (duur) | 1,8 | 0,15-0,25 | 0,3 | 2,25-2,35 |
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.
Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2