direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Nieuwenhoorn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPNieuwenhoorn2012-vg01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, water en toegangswegen.

met daaraan ondergeschikt:

  • c. een productiegerichte paardenhouderij, uitsluitend als neventak;
  • d. bed & breakfast tot maximaal 2 verblijfseenheden;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. recreatief medegebruik.

Ten behoeve van het toegestane gebruik is binnen het bouwvlak toegelaten:

  • h. bedrijfsgebouwen;
  • i. per bouwvlak 1 bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
  • j. erven en tuinen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. doeleinden van openbaar nut;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. inwoning (mantelzorg).

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. per bouwvlak, mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, mag maximaal 800 m³ bedragen;
  • d. het oppervlak ten behoeve van de bed & breakfast mag ten hoogste 250 m² per bouwvlak bedragen;
  • e. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

 

functie van een gebouw   maximale oppervlakte in m² per bedrijf   goothoogte in m   hoogte in m  
  gezamenlijk max.   max.   max.  
bedrijfsgebouw   geheel bouwvlak   6   12  
bedrijfswoning     6   10  
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning   75   3   4,5  

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen, elders mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

3.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

3.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van bouwwerken mag maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Bedrijfswoningen mogen worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep maximaal 25 m² mag bedragen;
  • c. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan-huis-verbonden beroep of het aan-huis-verbonden bedrijf;
  • d. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • e. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig mag worden beïnvloed of kan worden beínvloed.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Nevenactiviteiten en agrarische verbreding

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 3.1 ten behoeve van nevenactiviteiten en agrarische verbreding, met dien verstande dat:

  • a. de activiteiten uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de activiteiten worden gehuisvest in bestaande bebouwing, niet zijnde kassen;
  • c. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • d. nevenactiviteiten en agrarische verbreding na de bedrijfsbeëindiging niet langer zijn toegestaan;
  • e. de agrarische bedrijfsvoering de hoofdfunctie blijft;
  • f. nevenactiviteiten dan wel agrarische verbreding mogen maximaal 25% van het bestaand gezamenlijk vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing beslaan met een maximum van 250 m², waarbij vestiging in kassen niet is toegestaan;
  • g. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. als gevolg van de nevenactiviteit en/of de agrarische verbreding de verkeersafwikkeling niet onevenredig wordt belast;
  • i. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. de agrarische verbreding en/of nevenactiviteit mag niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een aan deze wet verbonden regeling, tenzij is aangetoond dat de betreffende activiteit(en) geen onevenredige milieubelasting opleveren voor de omgeving;
  • k. verkoop uitsluitend is toegestaan op kleine schaal, voorzover direct verbonden aan het functionerend agrarisch bedrijf of in de directe omgeving daarvan geproduceerde en/of bewerkte primaire agrarische producten, tot een maximaal verkoopvloeroppervlak van 100 m²;
  • l. horecavoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op kleine schaal, tot een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 25 m²;
  • m. als gevolg van de agrarische verbreding en/of de nevenactiviteiten de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt.

3.4.2 Ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 3.1 ten behoeve van het realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak gesitueerd dient te worden direct grenzend aan het betreffende agrarische bouwvlak;
  • b. het woon- en leefklimaat niet onevenredig mag worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • c. de paardenbak niet voor commerciële doeleinden gebruikt mag worden;
  • d. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. de omvang van de paardenbak in totaal niet meer mag bedragen dan 800 m² per bouwperceel;
  • f. lichtmasten en afrastering/hekken niet zijn toegestaan;
  • g. overige bouwwerken niet zijn toegestaan.