direct naar inhoud van Regels
Plan: Kanaalzicht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPKanaalzicht2012-vg02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0530.BPKanaalzicht2012-vg02 met de bijbehorende regels.

1.2 Plan:

het bestemmingsplan Kanaalzicht van de gemeente Hellevoetsluis.

1.3 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 Aaneengebouwde bebouwing:

bebouwing die met de hoofdmassa aaneengesloten is gebouwd.

1.7 Aan-huis-verbonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie behouden blijft.

1.8 Aan-huis-verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 Achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.10 Antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 Antenne-installatie:

een antenne-installatie betreft het geheel van één of meerdere antennes, antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie.

1.12 Archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 Bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 Bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 Bed & Breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en of een bijbehorend bouwwerk dat wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal twee kamers;

1.16 Bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.17 Bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.18 Bedrijfswoning:

een woning in of bij een bouwwerk of terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het bijbehorende terrein of bouwwerk(en) noodzakelijk is.

1.19 Bestaand:
  • a. ten aanzien van bebouwing: een bouwwerk dat aanwezig of in uitvoering is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel kan worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.20 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bevi-inrichting:

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 Bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.24 Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.25 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.27 Bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.28 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 Charterschip:

Voormalig bedrijfsvaartuig dat voor recreatieve doeleinden gebruikt wordt.

1.32 Cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de ontstaansgeschiedenis en het gebruik van de gronden in de loop der tijd, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- en wegenpatroon dan wel de architectuur.

1.33 Dagrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting (elders) mee gepaard gaat.

1.34 Detailhandel:

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden en een maaltijdafhaalcentrum worden hier niet onder begrepen.

1.35 Dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een kantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé, etc..

1.36 Doeleinden van openbaar nut:

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (onder andere voor afvalstoffen).

1.37 Erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.38 Evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.39 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 Gedeeltelijk vernieuwen:

de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd; een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd.

1.41 Geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.42 Grenswaarde:

grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1, lid 3, van de Wet milieubeheer, en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

1.43 Groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.44 Half-vrijstaande woning:

zie twee-aaneengebouwde woning 1.78.

1.45 Hoofdfunctie:

de belangrijkste functie waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt.

1.46 Hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.47 Horeca:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf ter plaatse en/of het nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander eventueel gepaard gaande met dienstverlening, onderverdeeld in categorie 1 t/m 4. Tot de 1 t/m 4 genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

horeca categorie 1:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.

horeca categorie 2:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café en een grandcafé .

horeca categorie 3:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel)restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé, tapasbar en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.

horeca categorie 4:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing, discotheek.

1.48 Horecavoorziening:

voorzieningen, geen horecabedrijf zijnde en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaar voor het gebruik.

1.49 Huishouden:

een groep mensen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.50 Inwoning:

tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg, waarbij gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke voorzieningen en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.

1.51 Kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.52 Keur:

wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen.

1.53 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.54 Kunstwerk:
  • 1. voortbrengsel van de beeldende kunsten; kunstuiting; of,
  • 2. een kunstwerk in bouwkundige zin is een door mensenhanden gemaakt bouwwerk, daarom ook wel civiel kunstwerk geheten. Meestal is de term voorbehouden aan onderdelen van infrastructuur;
1.55 Landschappelijke inpassing:

het camoufleren door een oplopend groen talud en dak van bedrijfsgebouwen die gelegen zijn op een lager peil dan de omliggende bebouwing is aangelegd;

1.56 Maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen ten behoeve van (openbare) dienstverlening, waaronder ook kinderopvang voor kinderen tot en met vier jaar.

1.57 Maatvoeringsvlak:

het geometrisch bepaald vlak, dat hoogtes en woningtypes scheidt.

1.58 Mantelzorg:

de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten.

1.59 Natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.60 Nevenfunctie/ activiteit:

een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft.

1.61 Nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.62 Onderdoorgang:

een openbare weg of pad onder een gebouw.

1.63 Ondergeschikt bouwdeel:

een deel van een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen qua uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa.

1.64 Ondergeschikte detailhandel:

detailhandelsactiviteiten als nevenactiviteit van de hoofdactiviteit van de ter plaatse opgenomen bestemming.

1.65 Overbouwing:

het op de verdieping overkluizen van onderliggende gronden door bebouwing.

1.66 Overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.67 Peil:
  • a. voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. indien direct aan de weg wordt gebouwd, dient de kruin van de bestaande weg aangehouden te worden;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld aangehouden te worden.
1.68 Perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.69 Plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.70 Plaatsgebonden risicocontour:

de risicocontour 10-6/jaar volgende de artikelen 6, 7 en 8 lid 1 en 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft aan waar een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers.

1.71 Pleziervaartuig:

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.

1.72 Risicocontour:

contour rondom een risicovolle inrichting die de zone begrenst waar het plaatsgebonden risico, zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelijk is aan of groter is dan 10-6 per jaar.

1.73 Risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.74 Seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.75 Speeltoestellen:

klim-, klauter- of balanceertoestellen voor kinderen;

1.76 Speelvoorzieningen:

voorzieningen in de woonomgeving, die er op gericht zijn speel- en recreatiemogelijkheden buiten aan te bieden, zoals een sportveld;

1.77 Staat van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels.

1.78 Twee-aan-een-gebouwde woning (half-vrijstaande woning):

blokken van twee woningen, die aan een zijde een gemeenschappelijke wand hebben. Hiertoe behoren onder andere de twee-onder-een-kapwoningen.

1.79 Verblijfsruimte:

Ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

1.80 Voorgevel:

de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw.

1.81 Voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel.

1.82 Vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.83 Watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.84 Waterkering:

een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.

1.85 Watersportgerelateerde buitenshowroom:

Een buitenshowroom waarin producten die de watersport ondersteunen en gericht zijn op de watersport worden gepresenteerd.

1.86 Watersportgerelateerde detailhandel:

detailhandel van producten die de watersport ondersteunen en gericht zijn op de scheepvaart en watersport

1.87 Watersportgerelateerde kantoren:

kantoren die de watersport ondersteunen en gericht zijn op de scheepvaart en de watersport, zoals een scheepsmakelaar, technische ontwerpbureaus op het gebied van de scheepvaart en een verzekeringskantoor gericht op de watersport.

1.88 Watersportgerelateerde maatschappelijke voorzieningen:

maatschappelijke voorzieningen die de watersport ondersteunen en gericht zijn op de scheepvaart en de watersport, zoals een reddingsbrigade en een opleidingscentrum.

1.89 Weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.90 Woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.91 Woonboot:
  • a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dagen/ of nachtverblijf van één of meerdere personen;
  • b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw;
  • c. een casco dat tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in aanbouw;
  • d. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met c.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 De afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

N.B.: bij een lessenaarsdak wordt de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt.

2.4 De hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, vlaggenmasten, liftschacht, trappenhuis, antennes, lichtkoepels en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaats van het bouwwerk.

2.6 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 De breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.8 Ondergeschikte bouwwerken:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 0.50 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven met bedrijfsactiviteiten die voorkomen in ten hoogste categorie 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in bijlage 1;
  • b. alsmede de bedrijfactiviteiten die bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

met daarbij behorende:

  • c. bedrijfsgebouwen;
  • d. andere bouwwerken;
  • e. wegen;
  • f. parkeerterreinen;
  • g. groenvoorzieningen en
  • h. open terreinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. als uitzondering op het bepaalde in lid a mag op gronden met een bebouwingspercentage maximaal het bepaalde bebouwingspercentage aan bebouwing worden opgericht;
  • c. de goothoogte van de gebouwen mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  • e. de afstand van de gebouwen tot de bestemmingsgrenzen moet ten minste 3 meter bedragen;
  • f. ten behoeve van ieder bouwvlak mag één bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van maximaal 500 m3 en een goothoogte van maximaal 6 meter;
  • g. gebouwen onder a mogen pas worden opgericht wanneer blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen Hellevoetsluis zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.

Artikel 4 Bedrijf - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven met bedrijfsactiviteiten die voorkomen in ten hoogste categorie 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in bijlage 2 alsmede daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven of inrichtingen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' een bedrijf tot en met bedrijfscategorie 3.2;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel ondergeschikt aan de hoofdfunctie (watersportgerelateerd);
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - buitenshowroom': een watersportservice gerelateerde buitenshowroom;
  • e. kantoren ondergeschikt aan de bedrijfsvoering van ten hoogste 250 m² bvo;
  • f. zelfstandige watersportgerelateerde kantoren van ten hoogste 250 m2 bvo;
  • g. zelfstandige watersportgerelateerde maatschappelijke voorzieningen van ten hoogste 400 m2 bvo;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • i. een botenkraan;
  • j. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, verharding, parkeervoorzieningen;

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • k. bedrijfsgebouwen;
  • l. bijbehorende bouwwerken;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. doeleinden van openbaar nut;
  • o. wegen en paden;
  • p. erven en tuinen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte ten laagste en ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. het bouwvlak moet voor 100% bebouwd worden;
  • e. ter plaatse van de "specifieke aanduiding - lessenaarsdak" moet het dak van het gebouw door middel van een lessenaarsdak worden uitgevoerd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" moet het hoogste punt van het gebouw gerealiseerd worden;
  • g. de gevels van de gebouwen dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig het hiertoe gestelde in het akoestisch rapport "Bedrijventerrein Veerhaven te Hellevoetsluis in relatie tot woningbouw", met kenmerk 1301F069, d.d. 22 januari 2013, opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  • h. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m3 bedragen;
  • i. de goothoogte van een bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen;
  • j. gebouwen onder a mogen pas worden opgericht wanneer blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen Hellevoetsluis zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 6 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m hoog mogen bedragen;
  • b. lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 10 m mag bedragen;
  • c. antennes en antennemasten, ongeacht of deze op een gebouw zijn geplaatst, waarvan de hoogte maximaal 10 m mag bedragen;
  • d. een botenkraan waarvan de hoogte maximaal 10 meter mag bedragen en waar bovenop een windgenerator van 3 meter hoog geplaatst mag worden;
  • e. van de onder lid d genoemde botenkraan mogen er in het gehele bestemmingsplangebied maximaal 2 geplaatst worden.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan;
  • c. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • d. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in 4.1, lid c;
  • e. kantoorvestigingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in 4.1, lid e en f;
  • f. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. bij zowel een bedrijf als een bedrijfswoning moet parkeren op eigen terrein plaatsvinden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevel met dien verstande dat deze maximaal 2 m mag bedragen.
4.4.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 sub a wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1, sub a teneinde bedrijven toe te staan:

  • a. in een hogere categorie dan op grond van de bepalingen in 4.1, onder a toegestane bedrijfsactiviteiten;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • 1. de aard, uitstraling, milieubelasting en ruimtelijke impact van de onder a genoemde bedrijven vergelijkbaar is met de op grond van de bepalingen onder a toegestane bedrijfsactiviteiten;
  • 2. Een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat niet is toegestaan;
  • 3. Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • 4. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en nieuwe activiteiten van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan;
  • 5. Het bevoegd gezag wint, met betrekking tot de vraag of de bedrijven naar de aard, uitstraling, milieubelasting en ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, advies in van een onafhankelijke terzake deskundige;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 2), zoals in lid 4.1, sub a genoemd;

met dien verstande dat Bevi-inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.

4.5.2 Afwijken overig

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld.
4.5.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld onder 4.5.1 en 4.5.2 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.

Artikel 5 Bedrijf - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven met bedrijfsactiviteiten die voorkomen in ten hoogste categorie 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 2 alsmede daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven of inrichtingen;
  • b. kantoren ondergeschikt aan de bedrijfsvoering van ten hoogste 250 m² bvo;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, verharding, parkeervoorzieningen.

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • e. bedrijfsgebouwen;
  • f. bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. doeleinden van openbaar nut;
  • i. wegen en paden;
  • j. erven en tuinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1, sub a mag buiten het bouwvlak een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van het verzamelen van afval (afgesloten afvalcontainer) worden opgericht;
  • c. de in lid 5.2.1, sub b genoemde container mag maximaal 9 meter breed zijn, maximaal 2 meter lang en maximaal 2 meter hoog en moet minimaal 2,5 meter uit de openbare weg worden geplaatst ;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. het aantal bedrijfswoningen mag maximaal 2 bedragen;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m3 bedragen;
  • g. voor nieuwe bedrijfswoningen zijn verblijfsruimten toegestaan boven een hoogte van +2,80 meter NAP;
  • h. het peil moet gemeten worden vanaf de bestaande weg;
  • i. een omgevingsvergunning voor het bouwen binnen deze bestemming wordt pas verleend wanneer er voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 9.3;
  • j. gebouwen onder a mogen pas worden opgericht wanneer blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen Hellevoetsluis zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 6 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m hoog mogen bedragen;
  • b. lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 10 m mag bedragen;
  • c. antennes en antennemasten, ongeacht of deze op een gebouw zijn geplaatst, waarvan de hoogte maximaal 10 m mag bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan;
  • c. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • d. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • e. zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan;
  • f. bij zowel een bedrijf als een bedrijfswoning moet parkeren op eigen terrein plaatsvinden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.2 ten behoeve van de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevel met dien verstande dat deze maximaal 2 m mag bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1 sub g ten behoeve van het verlagen van de voorgeschreven NAP hoogte indien aannemelijk kan worden gemaakt dat deze verblijfsruimten bestand zijn tegen eventuele overstromingen vanuit het Haringvliet.
5.4.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 sub a wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Omgevingsvergunning andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1, sub a teneinde bedrijven toe te staan:

  • a. in een hogere categorie dan op grond van de bepalingen in 5.1, onder a toegestane bedrijfsactiviteiten;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • 1. de aard, uitstraling, milieubelasting en ruimtelijke impact van de onder a genoemde bedrijven vergelijkbaar is met de op grond van de bepalingen onder a toegestane bedrijfsactiviteiten;
  • 2. Een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat niet is toegestaan;
  • 3. Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • 4. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en nieuwe activiteiten van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan;
  • 5. Het bevoegd gezag wint, met betrekking tot de vraag of de bedrijven naar de aard, uitstraling, milieubelasting en ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, advies in van een onafhankelijke terzake deskundige;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 2), zoals in lid 5.1, sub a genoemd;

met dien verstande dat Bevi-inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.

5.5.2 Afwijken overig

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld.
5.5.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld onder 5.5.1 en 5.5.2 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien voldoende parkeergelegenheid en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.

Artikel 6 Bedrijf - Bedrijfswoning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Bedrijfswoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoningen ten dienste van de watersportgerelateerde bedrijven in het plangebied;
  • b. aan-huis-verbonden bedrijf of beroep;
  • c. kantoren ondergeschikt aan de bedrijfsvoering van het bedrijf waar de bedrijfswoning bij behoort van ten hoogste 100 m² bvo;
  • d. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, verharding, parkeervoorzieningen;

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • e. hoofdgebouwen;
  • f. bijbehorend bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. tuinen en erven;
  • i. doeleinden van openbaar nut.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag maximaal 1 bedrijfswoning worden opgericht;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. het is niet toegestaan om bestaande hoofdgebouwen te splitsen in meerdere bedrijfswoningen;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen in het achtererfgebied te worden gebouwd;
  • f. de in 6.1, sub c bedoelde kantoren zijn uitsluitend binnen het hoofdgebouw toegestaan;
  • g. gronden buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd tot een maximum van 40 m²;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen;
  • i. voor nieuwe bedrijfswoningen zijn verblijfsruimten toegestaan boven een hoogte van +2,80 meter NAP;
  • j. gebouwen onder a mogen pas worden opgericht wanneer blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen Hellevoetsluis zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m hoog en achter de voorgevelrooilijn 2 m mogen bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Gebouwen mogen worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep maximaal 25 m² mag bedragen;
  • c. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan-huis-verbonden beroep of het aan-huis-verbonden bedrijf.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1, sub i ten behoeve van het verlagen van de voorgeschreven NAP hoogte indien aannemelijk kan worden gemaakt dat deze verblijfsruimten bestand zijn tegen eventuele overstromingen vanuit het Haringvliet.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3 teneinde het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden bedrijf of een aan-huis-gebonden beroep te vergroten tot 40 m², een en ander met dien verstande dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

6.5.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in de leden lid 6.5.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd als:

  • a. een bedrijf ten behoeve van doeleinden voor openbaar nut;

met daarbij behorende:

  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. erven en tuinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden;
  • d. de goothoogte van een bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van bouwwerken mag maximaal 50 m3 per op te richten bouwwerk bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. het uitoefenen van activiteiten gericht op de dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, verharding, parkeervoorzieningen;

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. doeleinden van openbaar nut.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwvlak, voor zover geen bouwvlak is aangegeven is het bestemmingsvlak gelijk aan het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden, met dien verstande dat parkeren volledig op eigen erf dient plaats te vinden;
  • d. gebouwen onder a mogen pas worden opgericht wanneer blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen Hellevoetsluis zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 6 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen die voor de voorgevel maximaal 1 m en achter de voorgevel maximaal 2 m hoog mogen bedragen;
  • b. antennes en antennemasten waarvan de hoogte maximaal 10 m mag bedragen.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. park en plantsoen;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. langzaamverkeersroute(s);
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. bijbehorende voorzieningen, zoals water, verhardingen en speeltoestellen;

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: bruggen, dammen, duikers, kunstwerken en openbare verlichtingsobjecten;
  • h. bestaande gebouwen;
  • i. doeleinden van openbaar nut.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Bestaande gebouwen mogen in oppervlak en hoogte worden gehandhaafd, maar niet worden vergroot en verhoogd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen met uitzondering van:

  • a. lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 10 m mag bedragen;
  • b. speelvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen-landschappelijke inpassing" (sg-li) dient er sprake te zijn van een landschappelijke inpassing (zie 1.55) van de gebouwen die opgericht worden in de bestemming Bedrijf - 3.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 voor de aanleg van parkeerplaatsen, met dien verstande dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk karakter ter plaatse en dat uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van belemmeringen ten aanzien van waterberging.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische-, natuur en landschappelijke waarden;
  • b. ecologische verbindingszone;
  • c. bijbehorende voorziening, zoals groen, water, en verharding.

met daaraan ondergeschikt:

  • d. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. infrastructurele voorzieningen.;
  • g. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • h. doeleinden van openbaar nut.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt datde bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het racen of crossen met motorrijtuigen of (brom)fietsen;
  • b. militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  • c. als standplaats voor ambulante handel;
  • d. het plaatsen van woonwagens;
  • e. als kampeerterrein.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/ of houtgewas;
  • b. het vellen, kappen en/ of rooien van bomen en houtopstanden;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • f. het anleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • g. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of toepassen van drainage;
  • h. het graven, dempen, verdiepen, vergroten of anders aanpassen van de waterlopen, sloten en greppels;
  • i. verwijderen van landschapselementen;
  • j. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/ of communicatieleidingen;
  • k. het aanbrengen van drainage.
10.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 10.4.1 is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdtip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. bedoeld zijn onder lid 10.4.1 onder c, d en e voor zover het een kleiner oppervlak betreft dan 100 m2.
10.4.3 Voorwaarden

De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- ecologische en/ of landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten

  • b. verhardingen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen met uitzondering van erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m hoog mogen zijn en achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn ten hoogste 2 m..
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Vergroten woning aangrenzende bestemming

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor het uitbreiden van een woning in de aangrenzende bestemming Wonen - 2 vóór de voorgevel, met dien verstande dat:

  • a. de diepte van de uitbreiding maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van de uitbreiding maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. de breedte van de uitbreiding maximaal 50% van de oorspronkelijke gevelbreedte mag bedragen.
11.3.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.3.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd als:

  • a. wegen en paden;
  • b. langzaamverkeersroute(s);
  • c. verblijfsgebied;
  • d. terrassen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. infiltratievoorzieningen;
  • g. brug- en sluiswachtershuis;
  • h. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen en speeltoestellen;

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: bruggen, dammen, botenhellingen en duikers;
  • j. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van woonboten;
  • k. gebouwen en bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Maaiveldligging

Ter plaatse van het maatvoeringsvlakken 'minimum hoogteligging vlak (m)' is bepaald hoeveel meter + NAP het maaiveld gelegen moet zijn.

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbaar nut zijn toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. speeltoestellen waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen;
  • b. een botenkraan waarvan de hoogte maximaal 10 meter mag bedragen en waar bovenop een windgenerator van 3 meter hoog geplaatst mag worden;
  • c. van de onder lid b genoemde botenkraan mogen er in het gehele bestemmingsplangebied maximaal 2 geplaatst worden.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. gebouwen ten behoeve van de watersport;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug' een brug;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sluis' een sluis;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonbotenligplaats' wonen in woonboten;
  • g. watersportligplaatsen;
  • h. charterschepen;
  • i. infiltratievoorzieningen;
  • j. waterhuishouding;
  • k. aanleg- en brugsteigers;
  • l. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen en verharding;

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, dammen en duikers, vlonders en wandelsteigers;
  • n. doeleinden van openbaar nut.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de hoogte van scheepvaartverkeerstekens mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. bouwhoogte mag, met uitzondering van de bestaande brug, maximaal 3 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de bestaande brug mag maximaal 10 meter bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonbotenligplaats' mag het aantal woonboten niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal' is aangegeven;
  • g. de inhoud van de woonboten mag niet meer bedragen dan 100 m3;
  • h. de minimale afstand tussen de woonboten dient 8 meter te bedragen;
  • i. charterschepen zijn toegestaan met een maximale lengte van 25 meter en een maximale breedte van 6 meter en een maximale diepgang van 1,30 meter.
13.2.2 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 13.2.1 wint zij schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of de belangen ten aanzien van het water niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 14 Wonen - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen;
  • b. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water en verharding;

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • c. hoofdgebouwen;
  • d. bijbehorend bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen en erven;
  • g. doeleinden van openbaar nut.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden op gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. de gronden buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd met een maximum van 40 m2;
  • d. het is niet toegestaan om hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen in het achtererfgebied te worden gebouwd;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken' mogen de bestaande bijbehorende bouwwerken gehandhaafd blijven;
  • h. gebouwen onder a mogen pas worden opgericht wanneer blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen Hellevoetsluis zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m hoog en achter de voorgevelrooilijn 2 m mogen bedragen.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Gebouwen mogen worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep maximaal 25 m² mag bedragen;
  • c. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan-huis-verbonden beroep of het aan-huis-verbonden bedrijf.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
14.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.3 teneinde het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden bedrijf of een aan-huis-gebonden beroep te vergroten tot 40 m², een en ander met dien verstande dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

14.4.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in de leden lid 14.4.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 15 Wonen - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen;
  • b. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorziening, verharding.

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • c. hoofdgebouwen;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen en erven;
  • g. gebouwen en bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut;
  • h. inwoning (mantelzorg)
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. het is niet toegestaan om bestaande hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen in het achtererfgebied te worden gebouwd;
  • e. gronden buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd tot een maximum van 40 m²;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen;
  • g. gebouwen onder a mogen pas worden opgericht wanneer blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen Hellevoetsluis zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte 3 meter mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevel maximaal 1 meter hoog en achter de voorgevel 2 meter mogen bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Uitbreiden bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1, sub a, voor het uitbreiden van de woning buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de diepte van de uitbreiding maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van de uitbreiding maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. de breedte van de uitbreiding maximaal 50% van de oorspronkelijke gevelbreedte mag bedragen.
15.3.2 Splitsen woning

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1, sub c, ten behoeve van het splitsen van een vrijstaande woning in twee halfvrijstaande woningen, met dien verstande dat:

  • a. de splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt verantwoord is;
  • b. de inhoud van de vrijstaande woning minimaal 800 m3 bedraagt.
15.3.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.3.1 en 15.3.2 worden uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Gebouwen mogen worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep maximaal 25 m² mag bedragen;
  • c. detailhandel niet is toegestaan.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4 teneinde het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden bedrijf of een aan-huis-gebonden beroep te vergroten tot 40 m², een en ander met dien verstande dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

15.5.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.5.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 16 Wonen - Uit te werken 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Uit te werken 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  • c. peilstation;
  • d. bijbehorende voorzieningen zoals groen, water, parkeervoorziening, speeltoestellen, wegen en paden en overige verharding.
16.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 16.1 omschreven bestemming uit voor wonen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal te bouwen woningen bedraagt in combinatie met het gebied met de bestemming Wonen - Uit te werken 2 maximaal 100;
  • b. de maximale bouwhoogte op de kop van de bestemming bedraagt maximaal 22 meter, met uitzondering van de zuidelijk punt deze bedraagt 16 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte aan de zijde van het Kanaal bedraagt maximaal 16 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte aan de zijde van de Tramhaven bedraagt maximaal 11 meter;
  • e. verblijfsruimten zijn toegestaan boven een hoogte van +2,80 meter NAP;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen;
  • g. bebouwing bedoeld onder a mag pas worden opgericht wanneer blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen Hellevoetsluis zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.
16.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.3 indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp;
  • b. het bepaalde in lid 16.2, sub e ten behoeve van het verlagen van de voorgeschreven NAP hoogte indien aannemelijk kan worden gemaakt dat deze verblijfsruimten bestand zijn tegen eventuele overstromingen vanuit het Haringvliet.

Artikel 17 Wonen - Uit te werken 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Uit te werken 2 bestemde gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. horeca in categorie 1 en 3;
  • c. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  • d. bijbehorende voorzieningen zoals groen, water, parkeervoorziening, speeltoestellen, wegen en paden en overige verharding.
17.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 17.1 omschreven bestemming uit voor wonen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal te bouwen woningen bedraagt in combinatie met het gebied met de bestemming Wonen - Uit te werken 1 maximaal 100;
  • b. de maximale bouwhoogte langs het Kanaal bedraagt maximaal 11 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte op de hoek van de Kanaalweg Oostzijde en de Stationsweg bedraagt 16 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte aan de noordzijde van het gebied bedraagt 8 meter;
  • e. verblijfsruimten zijn toegestaan boven een hoogte van +2,80 meter NAP;
  • f. er mag maximaal 100 m2 aan horeca in categorie 1 en 3, exclusief terras worden opgericht op de hoek van de Kanaalweg Oostzijde en de Stationsweg;;
  • g. horeca mag alleen op de begane grond worden opgericht;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen;
  • i. bebouwing bedoeld onder a mag pas worden opgericht wanneer blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Nota Parkeernormen Hellevoetsluis zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.
17.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.3 indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp;
  • b. het bepaalde in lid 17.2, sub e ten behoeve van het verlagen van de voorgeschreven NAP hoogte indien aannemelijk kan worden gemaakt dat deze verblijfsruimten bestand zijn tegen eventuele overstromingen vanuit het Haringvliet.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn nieuwe bouwwerken ten behoeve van overige aan de gronden toegekende bestemmingen slechts toelaatbaar, indien er sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:

  • a. het bouwplan heeft betrekking op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • b. het bouwplan brengt geen bodemverstorende activiteiten met zich mee;
  • c. de oppervlakte van de bodemingreep bedraagt minder dan 100 m² en reikt tevens niet dieper dan 0,5 m beneden maaiveld.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor bouwplannen waarvan de oppervlakte van de bodemingreep groter zijn dan 100 m² en de verstoringsdiepte meer bedraagt dan 0,5 m beneden het maaiveld, mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

18.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 18.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel gericht zijn;
  • b. verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting tot het begeleiden van de activiteiten, waarvoor de omgevingsvergunning, is verleend door een archeologisch deskundige.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de in lid 18.4.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0,5 m beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan.

18.4.2 Werken en werkzaamheden
  • a. Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
18.4.3 Uitzondering

Het vereiste als bedoeld in lid 18.4.2 geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

18.4.4 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen

18.4.5 Regels

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.5.1 Verbod

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen, indien de oppervlakte groter is dan 100 m² en de diepte meer dan 0,5 m bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld.

18.5.2 Voorwaarde

Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

18.5.3 Aanvullende voorschriften

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de vergunning.

18.5.4 Weigering

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan de gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' toe te kennen indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;
  • c. de oppervlaktes en/of dieptes als genoemd in de leden 18.2, 18.4 en 18.5 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn nieuwe bouwwerken ten behoeve van overige aan de gronden toegekende bestemmingen slechts toelaatbaar, indien er sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:

  • a. het bouwplan heeft betrekking op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • b. het bouwplan brengt geen bodemverstorende activiteiten met zich mee;
  • c. de oppervlakte van de bodemingreep bedraagt minder dan 200 m² en reikt tevens niet dieper dan 3,0 m beneden NAP.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor bouwplannen waarvan de oppervlakte van de bodemingreep groter zijn dan 200 m² en de verstoringsdiepte meer bedraagt dan 3,0 m beneden NAP, mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

19.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 19.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel gericht zijn;
  • b. verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting tot het begeleiden van de activiteiten, waarvoor de omgevingsvergunning, is verleend door een archeologisch deskundige.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de in lid 19.4.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 3,0 m beneden NAP en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

19.4.2 Werken en werkzaamheden
  • a. Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
19.4.3 Uitzondering

Het vereiste als bedoeld in lid 19.4.2 geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

19.4.4 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen

19.4.5 Regels

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.5.1 Verbod

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen, indien de oppervlakte groter is dan 200 m² en de diepte meer dan 3,0 m bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld.

19.5.2 Voorwaarde

Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

19.5.3 Aanvullende voorschriften

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de vergunning.

19.5.4 Weigering

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan de gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;
  • c. de oppervlaktes en/of dieptes als genoemd in de leden 19.2, 19.4 en 19.5 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn nieuwe bouwwerken ten behoeve van overige aan de gronden toegekende bestemmingen slechts toelaatbaar, indien er sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:

  • a. het bouwplan heeft betrekking op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • b. het bouwplan brengt geen bodemverstorende activiteiten met zich mee;
  • c. de oppervlakte van de bodemingreep bedraagt minder dan 200 m² en reikt tevens niet dieper dan de huidige onderwaterbodem
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 voor bouwplannen waarvan de oppervlakte van de bodemingreep groter zijn dan 200 m² en de verstoring dieper reikt dan de huidige onderwaterbodem, mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

20.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 20.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel gericht zijn;
  • b. verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting tot het begeleiden van de activiteiten, waarvoor de omgevingsvergunning, is verleend door een archeologisch deskundige.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de in lid 20.4.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

20.4.2 Werken en werkzaamheden
  • a. Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
20.4.3 Uitzondering

Het vereiste als bedoeld in lid 20.4.2 geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

20.4.4 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen

20.4.5 Regels

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.5.1 Verbod

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de aanwezige bouwwerken te slopen, indien de oppervlakte groter is dan 200 m² en de diepte verder reikt dan de huidige onderwaterbodem.

20.5.2 Voorwaarde

Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

20.5.3 Aanvullende voorschriften

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de vergunning.

20.5.4 Weigering

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan de gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' toe te kennen indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;
  • c. de oppervlaktes en/of dieptes als genoemd in de leden 20.2, 20.4 en 20.5 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.

Artikel 21 Waarde - Natuur

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en/ of ontwikkeling van de ecologische-, natuur en landschappelijke waarden en de ecologische verbindingszone.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de in lid 21.1 bedoelde functie.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 ten behoeve van:

  • a. bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen;
  • b. indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht of kan worden toegebracht aan de natuur- ecologische en/of landschappelijke waarden van de gronden.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/ of houtgewas;
  • b. het vellen, kappen en/ of rooien van bomen en houtopstanden;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • g. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of toepassen van drainage;
  • h. het graven, dempen, verdiepen, vergroten of anders aanpassen van de waterlopen, sloten en greppels;
  • i. verwijderen van landschapselementen;
  • j. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/ of communicatieleidingen;
  • k. het aanbrengen van drainage.
21.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 21.4.1 is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. bedoeld zijn onder lid 21.4.1 onder c, d en e voor zover het een kleiner oppervlak betreft dan 100 m2.
21.4.3 Voorwaarde

De in lid 21.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- ecologische en/ of landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en onderhoud van de aangewezen waterkering.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de in lid 22.1 bedoelde functie.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 ten behoeve van:

  • a. bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen;
  • b. indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering;
  • c. voorafgaand aan het afwijken schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • b. het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
  • c. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,3 m;
  • d. het ophogen van gronden.
22.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 22.4.1 is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik vallen.
22.4.3 Voorwaarde

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 22.4.2 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende waterkering, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

24.1 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
24.2 Keur

Bij initiatieven op gronden met de bestemming 'Water' of de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' alsmede binnen een afstand van 5 m uit de bestemmingsgrens van de bestemmingen 'Water', 'Waterstaat - Waterkering', dient de Keur van het waterschap Hollandse Delta in acht te worden genomen.

Artikel 25 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken;
  • d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, mits stedenbouwkundig verantwoord en na akkoord van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen te wijzigen, ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 28 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kanaalzicht'.