Plan: | Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0313CReVaNew-50VA |
De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) op:
Op 20 augustus 2014 heeft de Raad van State de plandelen met de bestemming “Wonen” van het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier vernietigd (RvS201302473/4) omdat deze delen niet voldeden aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. De plandelen met de bestemming “Wonen” betreft circa ¾ deel van het plangebied van het bestemmingplan Regentesse-/Valkenboskwartier. Herstel van deze plandelen is nodig.
b. Integraal plan voor de wijken Regentesse- en Valkenboskwartier;
Met het opstellen van een nieuw planologische regime voor alleen de plandelen met de bestemming “Wonen” is geen sprake van een integraal plan voor de wijken Regentesse- en Valkenboskwartier. Hierdoor zou er binnen de wijken verschillen kunnen ontstaan voor vergelijkbare bestemmingen hetgeen onwenselijk is.
Het doel van bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) is meerledig:
Het plangebied van Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) ligt ten zuidwesten van de binnenstad, ligt in het Stadsdeel Segbroek en heeft een oppervlakte van 130 ha.
Het wordt begrensd door:
Het voormalige Gemeentelijk Industrieterrein (GIT) en het park De Verademing vallen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Hiervoor geldt het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier-Zuid 8e herziening (De Verademing). De bebouwing aan de Gaslaan (en Darwinstraat), met uitzondering van de vrijstaande bebouwing in het park (voormalige portierswoning is opgenomen in het plangebied Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening). Tevens vallen de Elektriciteitsfabriek (E.ON-centrale) en de bebouwing vanaf het Verversingskanaal langs de Noordwest Buitensingel, de Loosduinseweg tot en met de Van Geenstraat buiten het plangebied van het ondrhavige bestemmingsplan.Voor dit gebied is op 17 december 2015 het bestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid vastgesteld.
Bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) is een reparatie van het bestemmingsplan 'Regentesse-/Valkenboskwartier' wat op 24 januari 2013 is vastgesteld en bij uitspraak van de Raad van State van 20 augustus 2014 vernietigd voor wat betreft de bestemming Wonen. Het plandeel “Wonen” betrof circa ¾ deel van het totale plangebied. Zodoende zijn de, onder de bestemming Wonen gelegen oudere ruimtelijke regelingen weer van toepassing.
Het bestemmingsplan vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | onherroepelijk | ||
Regentesse-/ Valkenboskwartier | 24-1-2013 | nvt | 20-9-2014 (deels) | ||
Regentesse-/ Valkenboskwartier Noord | 21-5-1984 | 22-10-1985 | 3-3-1989 | ||
4e herziening (Weimarstr./ hoek Fahrenheitstr.) | 12-2-2004 | 18-5-2004 | 2-9-2004 | ||
Regentesse-/ Valkenboskwartier Zuid | 6-5-1985 | 17-12-1985 | 15-4-1988 | ||
2e herziening (Valkenbos Zuid I) | 15-5-1997 | 23-12-1997 | 16-11-1999 | ||
6e herziening (Koppen Beeklaan) | 22-5-2008 | 31-7-2008 | 23-10-2008 | ||
8e herziening (De verademing e.o.) | 09-7-2009 | nvt | 07-07-2010 (deels) | ||
Regentesse-/Valkenboskwartier Noord-Zuid (1e herz.) | 7-4-1994 | 9-8-1994 | 8-12-1994 | ||
Loosduinseweg | 20-5-1985 | 6-1-1987 | 17-3-1989 | ||
1e herziening (Mackaystraat) | 15-5-1997 | 9-9-1997 | 10-2-1998 | ||
'Witte vlekken' - Fultonstraat/ Beeklaan | 27-11-2008 | 7-7-2009 | 8-10-2009 |
Overzicht van de vigerende bestemmingsregelingen
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn. Voor het deel van het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier dat vernietigd is, zijn deze bestemmingsplannen weer van kracht geworden die in Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) worden vervangen:
In hoofdstuk 1 Inleiding is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk Beschrijving van de bestaande situatie de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 Beleidskaders en 4 Wet en Regelgeving een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 Planbeschrijving, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande (en de te ontwikkelen) situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. In hoofdstuk 7 Overleg en inspraak wordt verslag gedaan van het overleg en de inspraak.
In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven. Zodoende wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de feitelijke situatie van het plangebied. Dit hoofdstuk en de hoofdstukken 3 en 4, geven input voor de planbeschrijving in hoofdstuk 5.
Het plangebied volgens de kaart van 's-Gravenhage uit 1899. Voornamelijk Regentessekwartier is bebouwd, het meer oranje deel is in aanbouw en het lichte deel, Valkenboskwartier, is nog in ontwerp. Het stratenplan is van ir. I.A. Lindo, directeur van de Dienst der Gemeentewerken, eind 19e eeuw.
Regentessekwartier
Het Regentessekwartier dankt zijn naam aan de periode 1890-1898, waarin koningin Emma als regentes optrad voor haar dochter Wilhelmina. De stedelijke uitleg van deze wijk kwam voor een groot deel in deze periode tot stand.
Het Regentessekwartier ligt aan de zuidwest kant van het Centrum en wordt omsloten door de Laan van Meerdervoort, de Koningin Emmakade, de Noordwest Buitensingel, de Loosduinseweg en de Beeklaan. Een deel van het Regentessekwartier, te weten het voormalig Gemeentelijk industrieterrein (nu park De Verademing) en het gebied rond de energie centrale, valt buiten de grenzen van dit bestemmingsplan.
Ontwikkelingsgeschiedenis
Het Regentessekwartier is gebouwd in de Veenpolder evenals het Zeeheldenkwartier, bekend onder de naam 't Kleine Veentje. De Laan van Meerdervoort vormt globaal de scheiding tussen het veen en de zandgronden. De Beeklaan, genoemd naar de Haagse Beek, vormde de grens tussen 't Kleine Veentje en de Mientpolder. De Beeklaan was tot 1902 de gemeentegrens met Loosduinen.
Een deel van de wijk bestond uit bedrijfsterreinen. De ontwikkeling hiervan was al gestart voor de stedelijke uitleg van het Regentessekwartier. Naast de in 1871 ingerichte As- en Vuilnisstaal werd in 1875 begonnen met de bouw van de Gemeentelijke Gasfabriek aan de Gaslaan. In aansluiting hierop werd "de blauwe pannenbuurt", een cluster arbeiderswoningen, gerealiseerd.
Van infrastructureel belang voor het gebied was de aanleg in de jaren tachtig van de 19e eeuw van twee tramstoomlijnen en het Verversingskanaal (later Afvoerkanaal genoemd). Eén tramlijn ging vanaf de lijnbaan over de Loosduinseweg naar het Westland. De andere tramlijn (1886-1888) liep van het station Hollands Spoor via het huidige tracé van lijn 11 over de Conradkade naar Scheveningen. Het Verversingskanaal, bedoeld voor de lozingen van het grachtwater in de zee, was in 1889 gereed.
De formele uitleg van het stratenplan van het oudste deel van het Regentessekwartier, Koningsplein e.o., was in feite nog een voortzetting van de stadsuitbreiding van het Zeeheldenkwartier, die in het midden van de jaren tachtig van de 19e eeuw de Waldeck Pyrmontkade genaderd was.
Het gebied ten zuiden van de Marnixstraat, waar van oudsher een aantal tuindersbedrijven was gevestigd, bleef langere tijd onbebouwd. Hier werd in 1904 aansluitend op de terreinen van de Gasfabriek de Gemeentelijke Electrische Centrale gebouwd. De verdere uitleg van het stratenplan op deze locatie werd pas vanaf 1911 gerealiseerd. Deze invulling met de diagonale as van De Constant Rebecquestraat is conform het uitbreidingsplan van H.P. Berlage uit 1908.
De uitleg rond het Koningsplein was nog tot stand gekomen zonder directe bemoeienis van de gemeente. Voor de verdere aanleg tot aan de Beeklaan werd de bemoeienis van de gemeente op de stadsuitbreidingen voor het eerst sinds de aanleg van het Oranjeplein en omgeving (1860) weer merkbaar. Deze inbreng ging vooralsnog niet verder dan het aangeven van de hoofdontsluitingswegen. Voor dit deel van het Regentessekwartier maakte ir. I.A. Lindo, de directeur van de Dienst der Gemeentewerken, eind 19e eeuw een stratenplan.
De stedenbouwkundige opvattingen van Lindo werden beheerst door een verkeerstechnische invalshoek. Essentieel was een goede ontsluiting van de wijk. Deze kon zijns inziens het best worden bereikt door middel van een diagonaal door de wijk (hoofdontsluitingsweg) met hierop aansluitend secundaire assen. Het Regentessekwartier is hierdoor de eerste Haagse stadswijk, die een dergelijke diagonaal bevat: de huidige Regentesselaan. De kruising van de Regentesselaan en de Weimarstraat werd vormgegeven middels een rechthoekige pleinachtige ruimte. Ten aanzien van pleinen stond Lindo op het standpunt, dat echte pleinen niet mogelijk waren omdat de gemeente onvoldoende bevoegdheden had om de daarvoor noodzakelijke monumentale bebouwing af te dwingen.
De overige stratenaanleg en de bebouwing van de wijk was nog geheel het terrein van de particuliere bouwgrondmaatschappijen en particuliere aannemers. Aan het begin van de 20e eeuw was de bebouwing tot aan de Beeklaan voltooid. De daarop volgende vijftig jaar veranderde de wijk nauwelijks.
Naoorlogse veranderingen
De bebouwing op de bedrijfsterreinen en aansluitende randen langs de Loosduinseweg en Noordwest Buitensingel is grotendeels na-oorlogs. De oorspronkelijke Electriciteits Centrale (1904-1905 en 1914-1916) werd in 1957 grotendeels vervangen door een moderne centrale. Daarnaast was er de vuilverbrandingsinstallatie gevestigd, die met zijn hoge metalen schoorstenen duidelijk aanwezig was. Begin jaren '90 van de vorige eeuw is deze afgebroken. Op de locatie ligt nu het wijkpark De verademing en aanvullende nieuwbouw van woningen.
In de jaren '50 vond sanering plaats langs de Van Boecopkade en de Cort Heyligersstraat. De bebouwing langs de Noordwest Buitensingel en de Loosduinseweg tot aan de Gaslaan bestaat voornamelijk uit vrijstaande kantoor-/ bedrijfspanden en woningbouw van recente tijd.
Stadsvernieuwingsactiviteiten in het Regentessekwartier vinden voornamelijk ten zuiden van de Weimarstraat plaats. De schaal van de nieuwbouw is afgestemd op de omringende 19e eeuwse bebouwing. In 1975 is de stedenbouwkundige belangrijke Regentessekerk (1901) aan het Regentesseplein gesloopt. Op deze plek is een wijk- en dienstencentrum met daarboven seniorenwoningen gebouwd. Een afwijkend element (qua schaal en architectuur) is de woontoren met supermarkt op de hoek van de Conradkade en de Laan van Meerdervoort.
Van de breed aangelegde straten hebben de Regentesselaan, het brede deel van de Beeklaan en het Verversingskanaal hun oorspronkelijke lineaire groenstructuur grotendeels behouden. Langs de Laan van Meerdervoort is deze groenstructuur ten behoeve van het verkeer verdwenen. De Weimarstraat kreeg al snel een belangrijke winkelfunctie die in de loop van de 20e eeuw sterker is geworden.
Ten westen van de Suezkade kent deze straat vrijwel aaneengesloten rijen winkels en andere functies. In de voornamelijk als woonstraten bedoelde Laan van Meerdervoort, Koningin Emmakade, Regentesselaan ten noorden van het Regentesseplein en Beeklaan is in de loop van de 20ste eeuw een mengeling opgetreden van wonen, winkels, kleine bedrijven en kantoren. Langs de zuidrand van de terreinen grenzend aan de Loosduinseweg is eveneens een menging te zien van winkels, bedrijven en wonen.
Tevens is de bebouwing langs de Gaslaan, zowel de oorspronkelijke portiekwoningen als de recente nieuwbouw aan het Wijkpark de Verademing, onderdeel van het plangebied.
Valkenboskwartier
Het Valkenboskwartier, gelegen in de vroegere Mientpolder, dankt haar naam aan de voormalige buitenplaats Valkenbosch op de kruising van de Valkenboskade en de Mient. De buitenplaats is in 1857 afgebroken.
Het Valkenboskwartier is zowel stilistisch als stedenbouwkundig te splitsen in twee delen met als grens de Valkenboskade. Het deel van het Valkenboskwartier dat gelegen is in het bestemmingsplangebied wordt omsloten door de Valkenboskade, de Loosduinseweg, de Beeklaan en de Laan van Meerdervoort.
Ontwikkelingsgeschiedenis
Dit deel van het Valkenboskwartier is tussen 1903 en de Eerste Wereldoorlog aangelegd als woonwijk voor de middenstand en beter betaalde arbeider met verspreid tevens kleine bedrijfsvestigingen.
De stedenbouwkundige aanleg is in feite een voortzetting van de stedenbouwkundige opzet van Regentessekwartier, grotendeels gebaseerd op het stratenplan van ir. I.A. Lindo. Een groot aantal straten dat van het Regentessekwartier uitkomt op de Beeklaan vindt zijn vervolg in het Valkenboskwartier. Door de vergelijkbare stedenbouwkundige opzet, de continuering van het stratenpatroon en het bebouwingsbeeld lopen beide wijken nagenoeg in elkaar over. In het deel van de Weimarstraat tot de Loosduinseweg liggen de straten niet exact in elkaars verlengde. Dit komt door de grotere maat van de bouwblokken in het Valkenboskwartier, die planmatig zijn gebouwd en de smallere bouwblokken in het Regentessekwartier, die het resultaat zijn van speculatiebouw. Voorbeelden hiervan zijn terug te vinden bij de Kepplerstraat, Newtonstraat en de Cartesiusstraat ter plaatse van de Beeklaan.
Het gebied omsloten door de Weimarstraat, Valkenboskade, Laan van Meerdervoort en Fahrenheitstraat, dat tussen ca. 1910-1915 als laatste onderdeel tot stand kwam, is onderdeel van het uitbreidingsplan van Lindo uit 1903 en overgenomen door Berlage (1908).
Het plangebied volgens het uitbreidingsplan 's-Gravenhage van Ir. L.A. Lindo uit 1905.
Naoorlogse veranderingen
De Weimarstraat kreeg al snel een belangrijke winkelfunctie, die in de loop van de 20e eeuw verder werd versterkt. Ook in de Beeklaan, de Edisonstraat, de Copernicusstraat en in mindere mate de Laan van Meerdervoort en de Valkenboskade is de oorspronkelijke woonfunctie gedeeltelijk vervangen door niet-woonfuncties zoals detailhandel, dienstverlening en horeca.
Al in 1932 werd de Loosduinse Vaart tussen de Fahrenheitstraat en de Lijnbaan gedempt, in 1982 gevolgd door het deel tussen de Fahrenheitstraat en de Valkenboskade. Dit laatste gedeelte is ingericht als speelplaats met openbare groenvoorziening. Langs de Loosduinseweg en de Laan van Meerdervoort is ten behoeve van het verkeer de oorspronkelijke lineaire groenstructuur verdwenen.
Andere grootschalige naoorlogse nieuwbouw zijn het bejaardentehuis aan het Newtonplein en de woningbouw in de Newtonstraat. Van recente datum is het stadsvernieuwingsproject aan de Beeklaan. Met de nieuwbouw is ook het straatprofiel verbreed. Dit project sluit aan bij de nieuwbouw in de aansluitende dwarsstraten.
Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.
In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden.
De architectuur in het plangebied kenmerkt zich door gesloten gevelrijen in neo-renaissancestijl. De rijkst versierde gevels vindt men op het 'zand', aan het noordelijk deel van de Regentesselaan. De meeste huizen zijn gesplitst in een beneden- en bovenwoning, waarbij de benedenwoning meestal een achter- of tussenbouw heeft. Portiekbouw kwam in die tijd nog niet voor, behalve bij de als laatste gebouwde buurt van de De Constant Rebecquestraat.
De aaneengesloten gevels van het Koningsplein met hun gepleisterde sierbanden en de sierconstructies omvatten een 'ensemblewaarde'. Aan het Regentesseplein heeft de Regentessekerk een grote protestantse kerk gestaan. In 1975 werd die gesloopt om plaats te maken voor een dienstencentrum met daarboven een appartementencomplex.
Het stratenplan van de wijk Valkenboskwartier is een voortzetting van het Regentessekwartier. Typerend voor het Valkenboskwartier is het diagonale verloop van de hoofdstraat, de Valkenboslaan. Andere kenmerkende elementen zijn de vaak lange ononderbroken gevelwanden en de geringe diepte van de bouwblokken.
De bestemmingen en bebouwing van de wijk zijn vanaf haar ontstaan veranderd. Door demping van de Afzanderijvaart en de Loosduinsevaart en het rooien van bomen ging het oorspronkelijk landelijke karakter verloren. In de jaren dertig van de 20ste eeuw startte men met het saneren van de bebouwing. Industriële gebouwen maakten plaats voor woningen. Ook slechte huizen, waaronder de arbeidershofjes, werden gesloopt en een aantal straten verdween. Daarvoor in de plaats kwamen blokken portiekwoningen die in die tijd populair waren.
In het begin van de 21ste eeuw is een aantal panden aan de zijde van de Loosduinseweg, Teijlerstraat gesloopt. Het betrof verpauperde portiekwoningen. Er is nieuwe bebouwing in historiserende bouwstijl toegevoegd.
In het plangebied bevinden zich twee monumentale bomen. Het gaat om een tamme kastanje die ter hoogte van de Galileistraat 142/146 staat, en een witte Paardekastanje ter hoogte van de Gaslaan 1-3. Deze monumentale bomen maken onderdeel uit van het cultureel erfgoed van de stad.
Rijksbeschermd stadsgezicht
De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.
Op 26 juli 1996 is een klein deel van het plangebied aangewezen als rijks beschermd stadsgezicht "Duinoord". Het betreft de Laan van Meerdervoort 170 tot en met 334 en Regentesselaan 1 tot en met 5.
De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijks beschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden van dit gebied zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing (bijlage 1).
De volgende aspecten uit de aanwijzing zijn van belang voor de percelen Laan van Meerdervoort 170 tot en met 334 en Regentesselaan 1 tot en met 5:
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de bescherming van het rijksbeschermde stadsgezicht.
Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Regentessekwartier
Op 14 februari 2002 is het Regentessekwartier door de gemeenteraad van Den Haag aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De toelichting op de aanwijzing is opgenomen in bijlage 2. Het Regentessekwartier is een voorbeeld van een uitbreidingswijk voor de middenstand uit het laatste kwart van de 19e eeuw, waarbij het rechte verkavelingspatroon en het gesloten bouwblok in overwegend neorenaissance architectuur typerend zijn.
Stedenbouwkundig waardevol zijn: de doorsnijding van de Regentesselaan en de Constant Rebecquestraat als kenmerkend ontwerp van ir. I.A. Lindo, de situering van het Konings- en Regentesseplein en de lineaire groenstructuur van de Beeklaan, de Regentesselaan en het Afvoerkanaal.
Typerend voor het Regentessekwartier zijn:
Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Valkenboskwartier
Op 14 februari 2002 is het Valkenboskwartier door de gemeenteraad van Den Haag aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De toelichting op de aanwijzing is opgenomen in bijlage 3. Het Valkenboskwartier is een voorbeeld van een uitbreidingswijk voor de middenstand uit de periode 1900-1915. Het rechte verkavelingspatroon op de schuin doorlopende verkeersdiagonaal (Valkenboslaan) is het meest kenmerkende onderdeel.
Goed bewaard en daardoor ook waardevol is het samenhangende architectuurbeeld van merendeels als "blokhuizen" uitgevoerde gevels in sobere neorenaissance en overgangsarchitectuur.
Belangrijke accenten in de wijk zijn de lineaire groenstructuur van de Beeklaan, de Valkenboslaan, de Valkenboskade en de open ruimte van het Newtonplein.
Typerend voor het Valkenboskwartier zijn:
In het plangebied zijn geen gebouwen of bouwwerken aanwezig die zijn aangewezen als rijksmonument. De onderstaande gebouwen en bouwwerken zijn aangewezen als gemeentelijk monument.
Adres | Beschrijving |
Beeklaan 186 en 188 | Kerk de Heilige Agnes, Neo-Gotiek |
Beeklaan 303 | Kruidenierswinkel met bovenwoning, Art Deco |
Conradkade - Suezkade | Brug, Art Deco |
Fahrenheitstraat 335 t/m 341en Ampérestraat 46 | Jaarsma Haardenfabriek en voormalig postkantoor, Overgangsarchitectuur |
Newtonplein | Gedenkmonument Descartes |
Regentesseplein | Gedenknaald |
Valkenboskade 209/211 | Muurreclame Overgangsarchitectuur |
Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.
Behalve de beschermde gemeentelijke monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing. Dit zijn gebouwen die op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld. Sloop van deze gebouwen is ongewenst. In uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij bouwvalligheid) kan sloop van deze gebouwen aan de orde zijn.
De karakteristieke bebouwing is onder andere geïnventariseerd op grond van de historisch ruimtelijke waarderingskaart opgenomen bij de toelichting of op grond van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en wordt weergegeven op de kaart karakteristieke panden in de bijlage van de regels.
Andere beeldbepalende panden, al dan niet opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), met een speciale stedelijke functie of geschiedenis, zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Adres | Beschrijving |
Beeklaan 184 | Heilig Hartschool |
Franklinstraat 122-124 | Woonhuis met bijzondere pui – architectuur: historiserende Um-1800 |
Buurtje Hondiusstraat | Ter hoogte van Gaslaan en omgeving |
Koningsplein 1 t/m 49 | Gaaf gebleven ensemble uit 1890 in neo-renaissance architectuur |
Weimarstraat 63 | Voormalige Bad- en Zweminrichting "De Regentes" in Art Deco architectuur |
Boylestraat 18 en 20 | Schoolgebouw uit 1909 in overgangsarchitectuur |
Typerend zijn de aaneengesloten gevelwanden direct in de rooilijn van de straat. De oudste gevelwanden in het Regentessekwartier zijn in neorenaissance architectuur gebouwd. Latere bebouwing, met name ten westen van de Regentesselaan geeft een strakker gevelbeeld te zien met sporadisch Art Nouveau details.
Valkenboskwartier is in latere tijd gebouwd en kent veel portiekwoningen van twee tot drie lagen, waarin de neo-renaissance en overgangs-architectuur als architectuurstroming van sobere baksteen bepalend is voor het gevelbeeld.
Het plangebied bevindt zich volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in het niet of nauwelijks met Jong Duin (de Laag van Den Haag) overstoven deel van het strandwallenlandschap. Strandwallen zijn grofweg evenwijdig aan de kustlijn gelegen zandruggen die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen zijn gevormd. De lage gebieden tussen deze ruggen worden strandvlaktes genoemd. De hooggelegen strandwallen en daarop afgezette duinen kwamen tot ontwikkeling doordat in de kustzone zoveel zand door de zee werd afgezet (Laag van Rijswijk) dat hoogtes ontstonden die niet meer iedere vloed overspoelden. Hierdoor kon het zand opdrogen en gaan verstuiven. Dit proces, waarbij de invloed van de zee werd teruggedrongen, voltrok zich in de periode tussen 3800 v. Chr. tot 2200 v. Chr. Omdat het gebied daardoor moeilijker kon ontwateren, ging het grondwater stijgen. Het gevolg was dat zich vanaf 2200 v. Chr. veen ging ontwikkelen in de strandvlaktes.
Binnen het plangebied komen delen van twee verschillende strandwallen voor met daartussen een vrij smalle strandvlakte. De noordelijke helft van het plangebied, vanaf ongeveer de Weimarstraat, wordt door een van die strandwallen ingenomen. De Laan van Meerdervoort, de noordelijke grens van dit bestemmingsplangebied, volgt bij benadering de as van deze strandwal. De tweede, veel smallere, strandwal ligt ter hoogte van de Loosduinseweg.
De tussenliggende met veen gevulde strandvlakte bevindt zich tussen de Weimarstraat en, bij benadering, de Zamenhofstraat en het westelijke verlengde daarvan.
Strandwallen hebben altijd archeologische potentie. De vroegste waren al in het derde millennium v. Chr. (de late Steentijd) geschikt voor menselijke bewoning. Op veel plekken binnen de gemeentegrenzen (en daarbuiten) zijn er vondsten op gedaan en resten van nederzettingen op teruggevonden, zowel uit de prehistorie als uit de Romeinse tijd en daarna. Strandvlaktes waren minder geschikt om te bewonen: als ze niet te nat waren, waren ze echter wel heel geschikt voor akkerbouw en voor het weiden van het vee dat men had. Vooral de overgangszone tussen strandwal en – vlakte was daarvoor geschikt.
Die situatie bleef tot lang na de middeleeuwen onveranderd. Tot nu toe zijn binnen het bestemmingsplangebied geen vondsten gedaan die wijzen op bewoning in de pre- en vroeghistorische periodes. Dat zegt echter niet zoveel: de wijk is gebouw aan het begin van de 20ste eeuw, toen er voor dit soort zaken geen belangstelling was en er geen expertise in bestond.
Voor de nieuwe tijd is daarentegen wel degelijk bewoning bekend. Tot in het midden van de 19de eeuw was op de plek waar nu een nieuw politiebureau en stadsdeelkantoor is gevestigd, op de hoek van de Weimarstraat en Fahrenheitstraat, de boerenhoeve “Valkenbosch” gesitueerd. Deze boerderij, die de wijk haar naam heeft gegeven, heeft een geschiedenis die in elk geval tot in de 17de eeuw teruggaat. De naam verwijst naar een valkenier van de prins van Oranje die het terrein in bezit heeft gehad.
Bovenstaande maakt duidelijk dat sprake is van een archeologische verwachting voor een deel van het bestemmingsplangebied. Het gaat daarbij om de noordelijke strandwal en de overgangszone tussen de Laan van Meerdervoort en de Kepplerstraat en het verlengde daarvan tot aan de Valkenboslaan.
De strandvlakte zelf en de zuidelijke strandwal hebben daarentegen geen archeologischje verwachting. Voor de strandvlakte hoeft dat geen verbazing te wekken: die is altijd te drassig geweest om bewoning aantrekkelijk te maken. Voor de betreffende strandwal is dat echter minder vanzelfsprekend. Het heeft rechtstreeks te maken met de geschiedenis van dat deel van Den Haag. De Loosduinseweg, gelegen op deze strandwal, is altijd de verbinding geweest tussen Den Haag en Loosduinen. In de 17de eeuw werd langs deze weg een vaart gegraven, om meer vrachtverkeer naar de stad mogelijk te maken. Toen deze gracht eenmaal was aangelegd, kon deze ook voor zandtransport worden gebruikt. Vanaf die periode is deze strandwal dan ook aan weerszijden van de Loosduinseweg afgezand. Eventuele archeologische waarden zijn daarbij hoogstwaarschijnlijk verdwenen.
Op de plankaart staan de gebieden met een archeologische verwachting aangegeven als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie”.
Bebouwingsbeeld Regentessekwartier
De stedenbouwkundige structuur van de wijk is helder en bestaat voornamelijk uit rechthoekige gesloten bouwblokken. Deze orthogonale structuur wordt doorsneden door een diagonaal. De belangrijkste kruispunten zijn in pleinvorm opgezet.
Het Regentessekwartier kent drie stedenbouwkundig van elkaar te onderscheiden gebieden:
Een "buurtje in de buurt" wordt gevormd door de straten tussen de Hondiusstraat en de Gaslaan. Voor de arbeiders van de voormalige nabij gelegen Gasfabriek werden hier tussen 1886 en 1888 aaneengesloten arbeiderswoningen gerealiseerd in een sobere neorenaissance baksteenarchitectuur.
Het overige deel van het Regentessekwartier was opgezet als woonwijk voor de middenstand en beter betaalde arbeider, waarbij her en der verspreid tevens kleine bedrijfjes waren gevestigd. Globaal genomen is de bebouwing ten noorden van de Weimarstraat ruimer van opzet dan ten zuiden hiervan. De wijk heeft een stenig karakter, getypeerd door lange aaneengesloten gevelwanden. Vrijwel alle huizen zijn direct aan de straat gebouwd. Alleen in de Stephensonstraat, Copernicusstraat en Gallileïstraat zijn panden met voortuintjes. Kenmerkend is tevens de geringe diepte van de bouwblokken en de relatief lange aanbouwen tegen de achtergevels van de woningen.
Mede door toedoen van een wijziging van de "Verordening regelende de Bouwpolitie" in 1892, waarmee de hofjesbouw op binnenterreinen werd verboden, zien we dat aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw lange uitbouwen, vaak over twee tot drie lagen, veelvuldig worden toegepast. Pas met de Gemeentelijke Bouw- en Woonverordening van 1906 worden ook beperkingen opgelegd aan het vrij uitbouwen aan de binnenzijde van de bouwblokken.
Het merendeel van de panden in het Regentessekwartier bestaat uit kleine aaneengeschakelde bouwprojecten van twee of drie bouwlagen onder een kap of plat dak, eventueel voorzien van voor- en achterschild. De meeste panden zijn beneden- en bovenwoningen, hoewel het herenhuis, met name ten noorden van de Weimarstraat zeker geen uitzondering is. Dat de portiekwoning pas na 1900 een wijde verspreiding vindt in Den Haag is in het Regentessekwartier duidelijk waarneembaar.
Behoudens latere invullingen komt dit woningtype in de wijk nog niet voor met uitzondering rond de Constant Rebecquestraat. Dit deel van de wijk is ook pas na 1911 aangelegd.
Het Regentessekwartier is een van de laatste wijken waarin de neorenaissance nog de belangrijkste bouwstijl is. De rijkste neorenaissance gevels van de wijk zijn te vinden aan de Regentesselaan ten noorden van het Regentesseplein. De straten ten noorden van de Weimarstraat bezitten doorgaans een rijker gevelbeeld dan die in het zuidelijk deel van de wijk.
Bebouwingsbeeld Valkenboskwartier
De bebouwing van het Valkenboskwartier wordt gekenmerkt door aaneengesloten gevelwanden aan de straat. Een aantal bouwblokken zijn terugliggend gesitueerd, waardoor de woningen voortuinen hebben. Dit komt in het Valkenboskwartier vaker voor dan in het Regentessekwartier.
Het merendeel van de panden heeft een opbouw van drie bouwlagen met een plat dak of twee/ drie bouwlagen met een kap. Vrijstaande woningen komen niet voor. De bouwblokken hebben een beperkte diepte met relatief lange aanbouwen, vaak over meerdere bouwlagen.
De bebouwing bestaat voornamelijk uit beneden - en bovenwoningen en portiekwoningen. In de Buys Ballotstraat, de Galileïstraat, de Marconistraat, de Laan van Meerdervoort, delen van de Valkenboslaan en de Weimarstraat komen eengezinswoningen voor. Tussen de Valkenboslaan en de Valkenboskade overheersen de beneden- en bovenwoningen met twee deuren aan de straatzijde. Portiekwoningen komen slechts incidenteel voor. De andere zijde van de Valkenboslaan heeft het tegenovergestelde beeld. De portiekwoning is hier overheersend.
Stilistisch behoort de bebouwing tot de overgangsarchitectuur. De toepassing van houten erkers en details afkomstig uit de vormentaal van de neorenaissance en Art Nouveau bepalen het beeld. Over het algemeen is de architectuur sober en eenvoudig van vormgeving. Rijkere gevelwanden zijn in de bovengenoemde straten met eengezinswoningen te vinden.
De Laan van Meerdervoort, de Loosduinseweg, de Noordwest Buitensingel/ Koningin Emmakade, Beeklaan en de Valkenboslaan zijn de belangrijkste hoofdverkeerswegen van het plangebied. Binnen deze hoofdontsluitingswegen liggen wijkontsluitingswegen. Dit zijn naast de Beeklaan de diagonale assen Valkenboslaan en Regentesselaan, die doorkruist worden door de secundaire assen van de Edisonstraat, Weimarstraat en de Fahrenheitstraat. Pleinachtige ruimten zijn te vinden rond de kruisingen van deze wegen.
In het plangebied zijn op verschillende plekken vrij liggende fietspaden aanwezig. De fietsroute die via de Mackaystraat en de Asmansweg langs het park de Verademing loopt, heeft een recreatief karakter.
Het openbaar vervoer in Regentesse- en Valkenboskwartier is geregeld middels bus- en tramlijnen. Het gaat om de volgende tramlijnen:
Verder rijdt buslijn en 20 (door de Weimarstraat en de Valkenboslaan) en 21 (door de Valkenboslaan) door het plangebied.
Het water van de Valkenboskade en het Afvoerkanaal aan de Suezkade zijn de enige waterpartijen in het plangebied. Beide waterlopen worden aan beide zijden geflankeerd door groenstroken.
Daarnaast zijn de Loosduinseweg, de Regentesselaan, de Valkenboslaan en het noordelijk deel van de Beeklaan voorzien van laanbeplanting. De laanbeplanting van de Loosduinseweg wordt op sommige plekken onderbroken door kruisingen met andere ontsluitingswegen. Ter plaatse van de terugliggende bebouwing bij de kruising met de Valkenboslaan is een groenstrook aanwezig waarin ook speelvoorzieningen opgenomen zijn. De laan beplanting in de middenbermen van de Regentesselaan, de Valkenboslaan en het noordelijk deel van de Beeklaan wordt onderbroken door parkeerplaatsen en diverse nutsvoorzieningen.
Het plangebied bevat ook enkele pleinen die voorzien zijn van groen. Het Regentesseplein en het Newtonplein zijn groenvoorzieningen met een monumentaal karakter. In beide groenvoorzieningen staat een gedenkteken. Het Koningsplein en het plein aan de kruising Gaslaan/ Karel Roosstraat zijn ook pleinen met groen, maar bevat net als het Newtonplein recreatieve voorzieningen. Het Kepplerplein en het Kamerlingh Onnesplein zijn overwegend bestrate pleinen met beplanting en speelvoorzieningen.
In het bouwblok Galileïstraat, Weimarstraat, Beeklaan is de stadstuin Emma's Hof aangelegd. Deze stadstuin biedt ruimte voor zit-, speelgelegenheid in een groene setting, die beheerd wordt door een stichting. Daarnaast is het mogelijk dat er te behoeve van de bewoners bijeenkomsten in de vorm van voorstellingen en presentaties gehouden kunnen worden.
Geologie
Het plangebied ligt volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in het strandwallenlandschap dat niet of nauwelijks met Jong Duin (de Laag van Den Haag) bedekt is. Strandwallen zijn grofweg evenwijdig aan de kustlijn gelegen zandruggen die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen zijn gevormd. De lage gebieden tussen deze ruggen worden strandvlaktes genoemd. De hooggelegen strandwallen en daarop afgezette duinen kwamen tot ontwikkeling doordat in de kustzone veel zand door de zee werd afgezet (Laag van Rijswijk) waardoor hoogtes ontstonden die niet meer door iedere vloed overspoeld werden. Vervolgens kon het zand opdrogen en verstuiven. Dit proces, waarbij de invloed van de zee werd teruggedrongen, voltrok zich in de periode tussen 3800 tot 2200 voor Christus. Het gebied kon daardoor moeilijk ontwateren met als gevolg dat het grondwater steeg en het veen zich vanaf 2200 voor Christus ontwikkelde in de strandvlaktes.
Binnen het plangebied komen delen van twee verschillende strandwallen voor met daartussen een vrij smalle strandvlakte. De noordelijke helft van het plangebied, vanaf ongeveer de Weimarstraat, wordt door een van die strandwallen ingenomen. De Laan van Meerdervoort, de noordelijke grens van dit bestemmingsplangebied, volgt bij benadering de as van deze strandwal. De tweede, veel smallere, strandwal ligt ter hoogte van de Loosduinseweg.
De tussenliggende met veen gevulde strandvlakte bevindt zich tussen de Weimarstraat en de Noorderbeekdwarsstraat en het verlengde daarvan.
Naast tal van particuliere kabels en leidingen liggen in het plangebied hoofdleidingen in het bestemmingsplangebied. Het gaat om een aardgasleiding, twee ondergrondse hoogspanningsverbindingen van TenneT en twee persleidingen voor water. De aardgasleiding en de hoogspanningsverbindingen liggen onder de Monstersestraat en lopen via de Tripstraat naar de EON-centrale op het Git-terren naast park de Verademing. Deze leidingen liggen grotendeels buiten het plangebied (zie ook Buisleidingen). De ene waterpersleiding komt bij het tankstation Valkenboslaan 333 het plangebied in en volgt verder de Valkenboskade. De andere persleiding komt van de De La Reyweg en komt over de Loosduinsekade het plangebied in. De persleiding vervolgt daarna de route Noorderbeekdwarstraat, Fultonstraat, Beeklaan, Valkenbosplein en gaat bij de Ieplaan het plangebied uit.
Daarnaast is de aanwezigheid van kabels en leidingen bovengronds te zien aan de vele regelstations in het plangebied. In de middenbermen van de Regentesse-, Valkenboslaan en de Beeklaan (ten noorden van Galileïstraat) staan verschillende regelstations. Daarnaast zijn in de Cartesiusstraat 1 (Eneco) en de Dibbetstraat tussen de nummers 63 en 75 (HTM) regelstations aanwezig.
Een concentratie bedrijven bevindt zich aan de Loosduinseweg (op de begane grond) tussen de Asmanstraat en de Regentesselaan. Op de begane grond van het pand Flat Groenesteijn is een aantal bedrijven gevestigd. Op de hoek van de Gaslaan en de Loosduinseweg is een garagebedrijf over meerdere panden gevestigd.
In het plangebied zijn twee tankstations aanwezig. Het tankstation Valkenboslaan 333 staat buiten de structuur van gesloten bouwblokken. De vestiging bestaat uit een vrijstaand gebouw met een overkapping. Het andere tankstation, met werkplaats aan de Regentesselaan 56a-56b, is gevestigd op de begane grond van een gesloten bouwblok en heeft in de openbare ruimte twee benzinepompen staan.
Op een aantal plaatsen zijn bedrijven op binnenterreinen gevestigd. Het gaat om de volgende locaties:
Deze terreinen zijn grotendeels bebouwd met uitbouwen en bijgebouwen van verschillende omvang en hoogte. Veelal wordt op deze terreinen ook geparkeerd.
Verspreid over de rest van het plangebied zijn kleinschalige aannemers-, loodgieters-, timmer-, schilder- en installatiebedrijven gevestigd.
Theater De Regentes aan de Weimarstraat is het centrum voor cultuur in de wijk. In de nabije omgeving van het theater zijn organisatiebureaus van diverse culturele evenementen gevestigd, zoals de organisator van TodaysArt festival aan Weimarstraat 1E, 3 en 5 en de stichting Other World Productions, organisator van Borderkitchen en het Crossing Border Festival in het pand aan de Weimarstraat 36/ 36A. Daarnaast is Heden Hier gevestigd aan de Weimarstraat 24A en zijn in een aantal panden van de Weimarstraat galeries aanwezig.
Er is een aantal ateliercomplexen (Cartesiusstraat 137, Noorderbeekdwarsstraat 94) van kunstenaars, die praktijk aan huis hebben. Verder zijn er plannen om het voormalige schoolcomplex De Gheijnstraat 51 (mede) te gebruiken voor cultuurdoeleinden.
De meeste detailhandel bevindt zich in de Weimarstraat en in de Beeklaan. Het gaat om winkels die op de begane grond van één of meerdere panden gevestigd zijn. De winkels worden afgewisseld door andere, niet-woonfuncties zoals dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, horeca en woningen. De grootste winkelconcentratie bevindt zich in de Weimarstraat en dan met name in de buurt van de supermarkt bij het Regentesseplein. Andere supermarkten in het plangebied zijn te vinden op de hoek van de Fahrenheitstraat en de Weimarstraat en op de hoek van de Conradkade en de Laan van Meerdervoort.
Aan de Loosduinseweg tussen de Van Geenstraat en de Gaslaan Regentesselaan zijn naast gevestigde bedrijven grootschalige detailhandelsvestigingen aanwezig. Het gaat bijvoorbeeld om de verkoop op het gebied van woninginrichting en fietsen.
Op de hoek van de Edisonstraat met de Fahrenheitstraat is ook een grootschalige detailhandelsvestiging aanwezig.
Onder dienstverlening worden ondernemingen verstaan die (tegen betaling) diensten verlenen aan consumenten. In deze categorie vallen reisbureaus, wasserijen, kappers, autorijscholen, maar ook de zakelijke en financiële dienstverlening als banken, makelaars en uitzendbureaus. Dit soort vestigingen zijn laagdrempelig en komen in het plangebied vooral voor in de Weimarstraat, de Beeklaan en de Laan van Meerdervoort. Verspreid over de rest van het plangebied zijn nog meer dienstverlenende vestigingen aanwezig. Verder zijn op de begane grond van verschillende panden, tandarts- en fysiotherapiepraktijken aanwezig.
Opmerkelijk is dat aan de Loosduinseweg nauwelijks dienstverlenende instanties gevestigd zijn.
In het winkelgebied van de Weimarstraat en in de Beeklaan zijn de meeste horecavestigingen aanwezig. Deze straten hebben een ruime variatie van soorten horeca: snackbars, broodjeszaken, restaurants, cafés en lunchrooms. In de straten Copernicusplein tot de Laan van Meerdervoort, de Valkenboslaan, de Regentesselaan (ten oosten van het Regentesseplein), de Loosduinseweg (van de Beeklaan richting de Loosduinsevaart) zijn tussen de verschillende niet-woonfuncties redelijk wat horecavestigingen aanwezig. Daarnaast zijn in enkele woonstraten ook horecavestigingen aanwezig. Daarbij is het opvallend dat de meeste horeca in hoekpanden gevestigd zijn.
In het plangebied zijn geen hotels aanwezig. Wel zijn er een vijftal bed and breakfast vestigen (B&B) aanwezig verspreid over het plangebied.
Het Haagse coffeeshopbeleid is door de burgemeester vastgesteld in samenspraak met de commissie Bestuur. Reden hiervoor is dat detailhandel in softdrugs geen legale, maar een gedoogde branche is.
Het bestemmingsplan is niet het instrument om de vestiging van coffeeshops te reguleren en derhalve niet 'positief' worden bestemd op de verbeelding.
In twee gebieden in Den Haag is sprake van een overconcentratie van coffeeshops, waaronder de Weimarstraat met de aanwezigheid van 4 coffeeshops. Dit heeft een negatief effect op de leefomgeving. Het beleid van de burgemeester is erop gericht om dit probleem op te lossen met een kwaliteitsbenadering als richtsnoer.
In het plangebied is het stadsdeelkantoor aan de kruising van de Fahrenheitstraat/ Weimarstraat/ Valkenboslaan de enige grootschalige kantoorvestiging (met dienstverlening). Kleinschalige kantoorvestigingen zijn verspreid over het plangebied aanwezig en bevinden zich voornamelijk op de begane grond van hoekpanden. Ten opzichte van de andere niet-woonfuncties is de kantoorfunctie het minst vertegenwoordigd in het plangebied.
Binnen het plangebied liggen in het Regentessekwartier twee basisscholen; de Algemene Hindoeschool VAHON aan de Mackaystraat 6 en de hoofdvestiging van De Klimop aan de Cartesiusstraat 2. De nevenvestiging van De Klimop staat aan de De Réaumurstraat 43 in het Valkenboskwartier. In het Valkenboskwartier liggen verder: De Toermalijn, aan de Beeklaan 184 en De Elout, aan de Copernicusstraat 159.
In het plangebied zijn de volgende welzijnsaccommodaties aanwezig:
Daarnaast zijn verspreid over de wijk nog kleinschalige welzijnsvoorzieningen aanwezig.
In het plangebied bevindt zich het woonzorgcentrum Jonker Frans aan het Newtonplein. De oude naam voor een woonzorgcentrum is een verzorgingshuis. Verzorgingshuizen bestaan feitelijk niet meer. bestaan. In plaats van naar een verzorgingshuis te gaan blijven ouderen nu langer zelfstandig thuis wonen met ondersteuning van thuishulp.
Verder zijn op de begane grond van verschillende panden dokterspraktijken en andere medische voorzieningen aanwezig.
Opmerkelijk is de relatief grote concentratie maatschappelijke voorzieningen in de bouwblokken rond het Koningsplein.
Sport
In het plangebied is een sporthal aan de Gaslaan aanwezig. Daarnaast is de boksvereniging Haagse Directe gevestigd in de voormalige bibliotheek aan de Newtonstraat 8 en huist sportschool Kamakura in het pand aan De Gheijnstraat 115. Tennisvereniging het Breekpunt is gevestigd aan de Teijlerstraat. De voormalige bovengymzaal bij het Breekpunt wordt ook gebruikt voor sportdoeleinden. De benedenruimte wordt gebruikt als kantine.
In wijkcentra worden nog kleinschalige activiteiten georganiseerd en verspreid over de wijken zijn enkele danscentra aanwezig.
Recreatie
Het plangebied bevat een aantal speellocaties. De speellocaties zijn:
Het plangebied is een gebied met een hoge bebouwingsdichtheid. Deze is bijna 75 woningen per hectare. Dit is meer dan twee maal de dichtheid die geldt als het Haags gemiddelde van 29 woningen per hectare.
De wijken vinden hun oorsprong in de periode 1890 tot en met 1930. In die tijd zijn in het plangebied woningen gebouwd in de vorm van portiekwoningen en boven- en benedenwoningen. Het gebied staat bekend als een wijk met veel woningen in particulier eigendom. Het gaat hier zowel om koopwoningen als huurwoningen. Corporatiebezit is in beperkte mate aanwezig en de aanwezige voorraad concentreert zich voornamelijk rondom het park De Verademing en de Newtonstraat. Sinds het begin van de 21ste eeuw zijn er in Valkenbos Zuid en rondom de Verademing eengezinswoningen gebouwd.
De huishoudens in het plangebied bestaan voornamelijk uit één- en tweepersoonshuishoudens. Het grootste deel van de bevolking heeft een lager tot middeninkomen. Bijna driekwart van de bewoners zit in de leeftijdscategorie van 20 tot 64 jaar.
Het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.
De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.
De eerste paragraaf gaat in op ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.
De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de regels en op de verbeelding wordt beschreven in 5.5 Keuze en verantwoording van bestemmingen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.
De Structuurvisie en de procesvereisten in het Bro raken geen van de belangen die in het actualiserende Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) worden afgewogen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.
Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.
Volgens het Barro zijn er in dit bestemmingsplan geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.
In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.
De Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014) is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen. Bij het werk aan deze ambities is het vinden van de balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit voor maatschappelijke initiatieven een continue opgave.
De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.
Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:
Deze indeling maakt ook duidelijk waar de vier 'rode draden' het nadrukkelijkst doorwerken in het beleid: het beter benutten en het vergroten van de agglomeratiekracht hoofdzakelijk bij 'mobiliteit en bebouwde ruimte', het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoofdzakelijk bij 'kwaliteit van landschap, groen en erfgoed' en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij 'water, bodem en energie'.
Samenhang tussen visie, programma's en verordening
De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden.
Tot slot bevat het beleid een herziende ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. De Verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.
De Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte hebben beide de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Visie Ruimte en Mobiliteit heeft ook de status van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer, paragraaf 3 ("Het provinciale verkeers- en vervoerplan"), artikel 5 en 6. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte 2014, het inpassingsplan en de aanwijzing) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma. De Visie, de Programma's en de Verordening vullen elkaar aan, maar delen de belangrijkste drijfveer: het vertrouwen in de kracht van de samenleving.
De Verordening Ruimte bevat o.a. regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit. In gebieden waar nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt is de Ladder voor duurzame verstedelijking van belang. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen. In het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) zijn geen ontwikkelingen opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft derhalve niet te worden toegepast.
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. Het RSP is een integraal plan voor:
Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.
Voor Den Haag /dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:
Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.
Het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.
Per 1 januari 2015 zijn de beleidstaken van het Stadsgewest Haaglanden overgegaan naar de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).
Het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) geeft inzicht in de ruimtelijke agenda van Den Haag en de bijbehorende fysieke investeringsprojecten. Het coalitieakkoord "Vertrouwen op Haagse Kracht" formuleert een nieuwe ruimtelijke opgave. Het IpSO 2015 biedt een samenhangend inzicht in de lopende projectenportefeuille en kijkt vooruit naar nieuwe investeringen. De projectenportefeuille wordt beoordeeld in het licht van ambities, marktomstandigheden en beschikbare middelen. Tegelijkertijd met dit IpSO wordt financieel gerapporteerd over de lopende gemeentelijke projecten. Conform de beheersregels Grondexploitaties 2012 zijn de Meerjaren Prognose Grondexploitaties en de rapportages Grip op Grote Projecten bijlagen bij het IpSO. Het IpSO 2015 heeft geen directe relatie tot het plangebied Regentesse- Valkenboskwartier.
De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' (RIS 159469) is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.
De Haagse Verdichting houdt voor Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) 2015 in dat onderzocht wordt en invulling kan worden gegeven aan:
Verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen en/of minimaal vijf bouwlagen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een extra bouwlaag / dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingsopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In dit bestemmingsplan is een regeling voor dakopbouw opgenomen. In hoofdstuk 5.2.2 Dakopbouwen worden de totstandkoming van en de regeling zelf nader toegelicht. Er wordt aangegeven waar wel en waar geen dakopbouwen zijn toegestaan.
In de Verdichtingsagenda wordt gemeld dat verdichting met respect voor en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag moet gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden. In de beschermde Rijks en/of gemeentelijke stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen.
De verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij vindt het Haagse college een goede ontwikkeling. Nieuwbouw in een waardevolle omgeving vergt een "maatwerkbenadering"; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.
In het plangebied zijn de volgende hoofdontsluitingswegen met openbaar vervoer aanwezig: de Laan van Meerdervoort, de Koningin Emmakade en de Loosduinseweg. De Laan van Meerdervoort (van de Koningin Emmakade tot het Valkenbosplein) is onderdeel van het rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord. De bebouwing bestaat voor het merendeel uit drie bouwlagen met kap. De gevels kennen een rijke verscheidenheid aan materiaalgebruik en ornamentering. Hierdoor is de ensemblewaarde hoog en wordt een intensivering van de bouwmassa hier niet voorgestaan. Daarnaast is het niet aannemelijk te maken dat er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) een bouwplan tot verdichting langs deze weg wordt ontwikkeld. Voor het overige deel van de Laan van Meerdervoort, de Loosduinseweg en de Koningin Emmakade is dit ook niet aannemelijk. Dit wil niet zeggen dat een ontwikkeling om te verdichten in de toekomst onmogelijk is. Wanneer de kans zich voordoet en de gemeente hieraan wil meewerken, kan een aparte planologische procedure worden gevolgd. De bestaande bebouwing is daarom opgenomen in dit bestemmingsplan.
Op microniveau kan verdichting plaatsvinden door op bepaalde plekken dakopbouwen op de bestaande woningen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingsopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In dit bestemmingsplan is een regeling voor dakopbouwen opgenomen. In hoofdstuk 5.2. worden de totstandkoming van en de regeling zelf nader toegelicht.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het Bro gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is een betere borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar ze beïnvloeden wel de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.
Binnen het plangebied Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) maakt voor het deel Laan van Meerdervoort 170 tot en met 334 en Regentesselaan 1 tot en met 5 onderdeel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht "Duinoord". De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.
Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.
De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) (zie) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.
De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld.
Het plangebied Regentesse- Valkenboskwartier is niet opgenomen in een van de regioprofielen.
Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening.
Binnen het bestemmingsplan Regentesse- Valkenboskwartier zijn de kenmerkende structuren van de beschermde stadsgezichten van belang.
De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, n daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.
In het plangebied is op een aantal plekken sprake van beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde. Deze bebouwing is aangegeven op de kaart in Bijlage 1 Karakteristiek panden bij de regels.
Agenda voor de Haagse verdichting
In de Agenda voor de Haagse verdichting is verwoord dat verdichting in beschermde stadsgezichten moet bijdragen aan het versterken, dan wel herstellen van stedenbouwkundige structuren en het versterken van de cultuurhistorische waarden van het gebied. Voor deze gebieden bestaan geen intensieve verdichtingsplannen. Verdichting moet met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden (RIS163015).
In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan eventuele weeffouten in de structuur herstellen.
In de in 2011 door het college van B&W vastgestelde erfgoedvisie "Bekend maakt bemind" (RIS181127) noemt het college de verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij een goede ontwikkeling. Dat vergt een "maatwerkbenadering"; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.
In paragraaf 2.3.1.4 wordt genoemd dat in het plangebied ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 geen rijksmonument zijn ingeschreven maar wel gebouwen op basis van de Monumentenverordening Den Haag.
Behalve de beschermde monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing.
Dit zijn historische gebouwen die op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld.
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (Rv 127 - 2011; RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:
Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.
De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.
De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.
In de nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (RIS 129360) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven. Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de "Structuurvisie 2020" in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.
In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur".
In het plangebied zijn meerdere bomenrijen onderdeel van de stedelijke groenstructuur van de stad. Deze spelen een belangrijke rol in het behouden van deze structuur. De bomenrijen in kwestie zijn:
In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, de streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
Binnen het plangebied is het water (Verversingskanaal) van belang als blauwe verbinding binnen de stedelijke groenstructuur. De bomenrijen op de Laan van Meerdervoort, Loosduinse weg en Emmakade, die op de rand van het plangebied gelegen zijn, behoren bij de stedelijke ecologische hoofdstructuur.
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden. www.denhaag.nl/bomen
In het plangebied bevinden zich twee monumentale bomen. Het gaat om een tamme kastanje die ter hoogte van de Galileistraat 142/146 staat, en een witte Paardekastanje ter hoogte van de Gaslaan 1-3.
De aanwezigheid van volwassen bomen maakt een leefomgeving aantrekkelijker, aldus het initiatiefvoorstel inzake behoudenswaardige bomen in Den Haag. Zo dempen bomen extreme temperaturen, halen ze schadelijke stoffen uit de lucht, maken ze bij hoogbouw valwinden onschadelijk enz. Het voorstel (RIS 166340) is uitgewerkt in de "Planbeoordeling Haagse Bomen". Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.
Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (RIS 181878) over behoud groen(beleving) wijken.
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de regels. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.
Europees
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden.
De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).
Nationaal
Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.
Provinciaal
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 (Provinciale Staten 2009). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland.
Hoogheemraadschap van Delfland
In het 'Waterbeheerplan 2016-2021, Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap' heeft het Hoogheemraadschap van Delfland zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. De vier speerpunten zijn:
Om de waterbelangen tijdig en goed te borgen, zit Delfland vroeg met gemeenten en andere initiatiefnemers aan tafel bij planvormingsprocessen. Voor Delfland is de watertoets hét instrument om aan de voorkant van de planprocessen met gemeenten de waterbelangen op een goede manier af te wegen.
Delfland maakt gebruik van de watersleutel. Dit is een rekentool die helpt te bepalen hoeveel waterberging eventueel moet worden gecompenseerd. Hierbij wordt gelet op een aantal relevante kenmerken binnen het watersysteem van de huidige situatie en de toekomstige situatie. De watersleutel (http://watertoetsportaal.hhdelfland.nl/watersleutel/index.htm )dient ter ondersteuning van het watertoetsproces, zoals beschreven in de handreiking watertoets.
Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.
Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!
De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.
In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:
Doorstroomstudie Den Haag
Uit de recent uitgevoerde Doorstroomstudie Den Haag blijkt dat in het Haagse boezemgebied bij langdurig hevige regen de kans op wateroverlast toe neemt. Het water kan bij langdurige hevig regen de stad niet snel genoeg verlaten en stijgt. Dit leidt onder andere tot een groter risico op wateroverlast in de omliggende lager gelegen delen van de stad en tot hoge stroomsnelheden in de grachten van het centrum. Aanpassingen aan de waterhuishouding zijn kostbaar en lastig te realiseren in dit dicht bevolkte gebied. Om gelijke tred te houden met de klimaatverandering zoeken Delfland en Den Haag naar maatregelen om regenwater langer vast te houden en te bergen: de sponswerking van de stad wordt dan vergroot.
Gemeentelijk Rioleringsplan
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (RIS 289287). Opgave voor dit vijfde plan (2016-2020) is de behaalde winst vast te houden en gedegen voor bereid te zijn op uitdagingen in de toekomst. In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op verdere verbetering van de service, op de communicatie en de samenwerking met de partners in de openbare ruimte. Daarnaast krijgt duurzaamheid extra aandacht. Als gevolg van de klimaatverandering nemen de jaarlijkse hoeveelheid neerslag en het aantal hevige regenbuien toe. Die lijn zal zich in de toekomst verder voortzetten. Den Haag kan klimaatverandering niet voorkomen. We kunnen wel maatregelen nemen die de gevolgen ervan beperken. Het vasthouden van regenwater is belangrijk en dat lukt het best in gebieden waar groen en water aanwezig is. Door aandacht bij plannen voor ontwikkeling en herstructurering van de openbare ruimte kan de stad geleidelijk meer klimaatbestendig worden gemaakt zonder dat dit extra geld kost De klimaatverandering zal er onder meer toe leiden dat het vaker en harder zal regenen. Tegelijkertijd worden ook langere periodes van droogte verwacht. Dit zal effect hebben op de grondwaterstand. Vooral gebieden met relatief weinig oppervlaktewater zijn kwetsbaar. Met behulp van metingen en scenariostudies zijn aandachtsgebieden bepaald voor grondwater. In deze gebieden komt de gemiddelde ontwateringsdiepte in 2050 in een natte periode op een niveau waarbij hinder en overlast zou kunnen optreden. In deze aandachtsgebieden wordt intensiever gemeten en vindt bij meldingen van overlast onderzoek plaats. Bij nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met het hoogheemraadschap Delfland de (verplichte) watertoets uitgevoerd waarbij nu ook het grondwatersysteem wordt beschouwd. Met de uitkomsten dient dan rekening te worden gehouden bij het bepalen van de bestemming van de gronden, bijvoorbeeld met het oog op het bebouwen en daarna beheren van de openbare ruimte.
Bewoners en ondernemers zijn belangrijke partners bij het realiseren van de doelstellingen die in het Gemeentelijk Rioleringsplan worden beschreven. Eigenaren kunnen naast hun wettelijke verantwoordelijkheid, op eigen initiatief maatregelen nemen om regenwater beter vast te houden en/of vertraagd af te voeren, zoals door het aanleggen van groene daken en door het verminderen van verharding in tuinen en op binnenterreinen. Het is belangrijk dat eigenaren en ondernemers goed op de hoogte zijn van de verdeling van verantwoordelijkheden, zodat zij weten wat zij zelf moeten doen en waarvoor zij bij de gemeente terecht kunnen. De komende periode spant de gemeente zich in om die groeiende bewustwording verder te faciliteren.
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie.
Waterkwantiteit
Het plangebied valt binnen het boezemgebied. De boezem heeft een peil van NAP -0,43 meter en een maximale peilstijging van 0,4 meter.
Eventuele nieuwe ontwikkelingen worden zo gerealiseerd dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren. Kansen om de sponswerking van de stad te vergroten (regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren) worden zo mogelijk benut.
Veiligheid en waterkeringen
Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding. In het gebied zijn geen waterkeringen aanwezig.
Waterkwaliteit en ecologie
Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones.
De in het plangebied voorkomende wateren; Valkenbosvaart en het Verwervings- of Afvoerkanaal zijn in de Kaderrichtlijn Water (KRW) aangewezen als waterlichaam. Op basis hiervan dienen de oevers hiervan zoveel mogelijk middels een minimaal 5 meter brede strook op een natuurvriendelijke wijze te worden ingericht. Het bestemmingsplan houdt hier rekening mee door de oevers van de betreffende wateren groen te bestemmen. In de doeleinden omschrijving hiervan wordt zodoende een natuurvriendelijke inrichting mogelijk gemaakt.
Afvalwater en riolering
Er is in het plangebied een gemengd rioolstelsel aanwezig. Dit stelsel voldoet ruim aan de eisen van de zogenaamde basisinspanning voor de riolering. Daarnaast worden maatregelen geformuleerd en uitgevoerd als onderdeel van het waterkwaliteitspoor, deze zijn buiten het plangebied voorzien.
Eventuele nieuwe ontwikkelingen zullen derhalve niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan.
De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom.
In het plangebied zijn afvalwatertransportleidingen aanwezig (zie kaart)
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.
De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.
De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.
Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.
Verkeer algemeen
Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de "Haagse Nota Mobiliteit" (RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.
In paragraaf 2.4.2 zijn de busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.
Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart "Hoofdstructuur wegverkeer" uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.
De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.
In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als "stadslaan": wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is.
Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations- en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
De Laan van Meerdervoort, de Valkenboslaan, de Beeklaan, de Regentesselaan, de Conradkade, de Weimarstraat, de Koningin Emmakade/Noord West Buitensingel en de Loosduinseweg zijn belangrijke fietsroutes door het plangebied en maken onderdeel uit van het hoofdfietsroute netwerk van Den Haag. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes maken de Weimarstraat en de route over de Conradkade onderdeel uit van het net van 'sterroutes'.
Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.
Parkeernormen
De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (RIS 181571). Per 3 maart 2016 hebben er wijzigingen / aanvullingen op deze nota plaatsgevonden (RIS 291425). Bij nieuwbouwplannen wordt er in beginsel aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.
Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn.
Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.
Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
Naar aanleiding van de wijziging van de parkeernormen, vindt er bij verbouwplannen, om de woning te vergroten, geen aanvullende parkeertoets plaats. Dit is wel het geval bij verbouwplannen waarbij het aantal woningen toeneemt.
Betaald parkeren
Op moment van vaststelling van het bestemmingsplan zijn er binnen het plangebied twee betaald parkeergebieden aanwezig. Het betreft Regentessekwartier /Duinoord (code 25) en Valkenboskwartier (code 33). Meer informatie hierover is te verkrijgen op www.denhaag.nl/parkeren en volgende afbeeldingen.
Betaald parkeergebied Regentessekwartier / Duinoord
Betaald parkeergebied Valkenboskwartier
Fietsparkeernormen
De gemeente Den Haag wil het fietsgebruik in de stad stimuleren en zet daarbij in op een groter aandeel fiets. De aanwezigheid van goede parkeervoorzieningen is hiervoor een belangrijke randvoorwaarde. Daarnaast komt de kwaliteit van de openbare ruimte steeds vaker in het gedrang door de grote hoeveelheden geparkeerde fietsers. Om die reden stelt de gemeente bij de nieuwbouw van woningen de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de realisatie van voldoende fietsparkeerplaatsen. In Artikel 33 onder b van de regels zijn fietsparkeernormen opgenomen die gebruikt dienen te worden bij de berekening van de parkeerbehoefte voor het realiseren van fietsvoorzieningen bij nieuwbouw.
Scootmobiel
In toenemende mate wordt het straatbeeld mede bepaald door de scootmobiel. Deze worden gestald in een stalen (groene)berging nabij de woning. Op eigen terrein is hier meestal geen ruimte voor. Om de plaatsing enigszins te structureren is bepaald dat de bergingen in de parkeerstroken (of het verlengde daarvan) geplaatst worden. Hiermee voegt de berging zich in de rij geparkeerde auto's en is deze het minst storend in de woonomgeving.
Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (RIS 167788, vastgesteld op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.
Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.
Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Elke sfeer dient ook de kwalitatief bijpassende woningen te krijgen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.
Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur.
Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare wijken krijgt de verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.
Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.
Het plangebied valt binnen twee verschillende woonmilieus.
Het Regentessekwartier behoort tot het centrumstedelijk woonmilieu van Den Haag. Dit woonmilieu kenmerkt zich door een hoge bebouwingsdichtheid en veel functiemenging.
Het Valkenboskwartier is een stedelijk woonmilieu. De overkoepelende woonsfeer voor het totale plangebied is 'stedelijk wonen in de luwte'. Binnen deze woonsfeer is aan de doorgaande wegen duidelijk het stedelijke karakter herkenbaar. In de aangelegen straten heerst een rustiger woonklimaat.
Verder wordt in het plangebied de concentraties kamerbewoning in relatie tot druk op de leefbaarheid gemonitord.
Een deel van het Regentessekwartier, het voormalige GIT-terrein, wordt een werkgebied getransformeerd naar een gemengd stedelijk woongebied. Daarnaast benoemt de Woonvisie de zuidelijke delen van het plangebied als kwetsbaar. In deze gebieden staan relatief veel goedkope particuliere portieketage woningen. Dit vraagt om goed onderhoud van eigenaren via o.a. het activeren van VVE's.
Op 18 februari 2014 is door Burgemeester en Wethouders de beleidsregel vastgesteld (RIS 270113) die bepaalt dat in een periode van tien jaar na het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het vergroten van een woning door middel van een dakopbouw ten behoeve van het gebruik, zij geen medewerking verlenen aan een aanvraag tot splitsing van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen. Deze beleidsregel is van toepassing in de gebieden waar een bestemmingsplan van toepassing is met een regeling voor dakopbouwen.
Voor de zogenaamde kwetsbare gebieden in Den Haag is via de Huisvestingsverordening 2015-2019 (vastgesteld 1 oktober 2015) een woningvormingsvergunning vereist. Deze vergunning kan worden geweigerd, wanneer door bouwkundige splitsing (woningvorming) woningen van minder dan 40 m² woonoppervlakte ontstaan. Het plangebied, exclusief het Koningsplein e.o. valt onder de kwetsbare gebieden.
In Den haag wordt kamerverhuur, een onzelfstandige vorm van wonen niet gereguleerd in het bestemmingsplan, maar op basis van de Huisvestingsverordening. Artikel 35 lid c van de Huisvestingsverordening regelt dat er vanaf 4 kamerbewoners een omzettingsvergunning nodig is. Deze vergunning zal in de regel geweigerd worden wanneer de woning in een kwetsbaar gebied ligt. (art, 38 lid 2 Huisvestingsverordening). Zoals in paragraaf 3.7.2 genoemd is Regentesse-Valkenboskwartier, exclusief het Koningsplein e.o. is een kwetsbaar gebied. Kamerverhuur wordt actief door de gemeenteraad geëvalueerd. Op basis van opgedane ervaringen en de uitkomsten van evaluaties zouden in de toekomst mogelijk de voorwaarden aangepast kunnen worden.
Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit
De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit" (RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.
De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:
Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.
Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.
Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is ook veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.
De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.
Functiemengingstrategie
De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.
De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.
In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstand stap worden verminderd.
Een aparte staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).
Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
Provinciaal beleid
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Het provinciale detailhandelsbeleid, binnen de VRM vastgelegd in het Programma Ruimte, is erop gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Dit ter voorkoming van verdere leegstand en het disfunctioneren van de structuur.
De provinciale detailhandelsstructuur bestaat uit drie categorieën: 'te ontwikkelen centra', 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvatten het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.
Te optimaliseren centra
De andere aankoopplaatsen met een bovenlokale functie krijgen de status 'Optimaliseren' volgens het 'nee-tenzij-principe'. Dit betekent dat gewerkt wordt aan de verbetering van de (concurrentie)positie met alle denkbare middelen, in principe zonder netto toevoeging van winkelmeters. Een eventueel beperkte uitbreiding van winkelmeters staat in het teken van structuurverbetering van het centrum.
De overige aankoopplaatsen zullen veelal niet in omvang kunnen groeien omdat zij soms minder toekomstperspectief hebben. Zij komen dan in aanmerking voor herstructurering (facelift, herprofilering of functieverandering) met aandacht voor de leefbaarheid van kleine kernen en buurten. Voor deze categorie centra kan eventuele groei van het winkeloppervlak in de volgende drie situaties aan de orde zijn:
Indien een ontwikkeling bovengemeentelijke effecten met zich meebrengt, is regionale afstemming nodig. De provincie beoordeelt de toelichting op het bestemmingsplan waarin de uitkomsten van deze regionale afstemming zijn opgenomen.
Vanwege de bovenlokale ruimtelijke effecten van grootschalige detailhandelsontwikkelingen, vindt de provincie het van belang dat nieuwe grootschalige ontwikkelingen in regionaal verband worden afgestemd. In de Verordening ruimte is aangegeven dat nieuwe detailhandel binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie moet worden gerealiseerd. Voor (ontwerp)-bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak binnen de centra mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Met het oog hierop is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO) en wordt zonodig een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. De provincie biedt ruimte voor een aantal uitzonderingen op de hoofdregel dat detailhandel in de bestaande centra moet plaatsvinden.
Vanuit ruimtelijke overwegingen en het beleid om bedrijventerreinen voor reguliere bedrijven te behouden, wordt uitbreiding van de perifere, solitaire en verspreide detailhandel zeer terughoudend benaderd. Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in centra.
Het huidige winkelvloeroppervlak kan in omvang verminderd worden om de detailhandelsstructuur ruimtelijk optimaal te kunnen laten functioneren. De regio Haaglanden vormt hierop een uitzondering. Door vermindering van winkelvloeroppervlak en planvoorraad wordt verder disfunctioneren van de detailhandelsstructuur voorkomen en de ruimtelijke kwaliteit niet verder aangetast. Het overzicht van de winkelleegstand toont de noodzaak aan om detailhandelsontwikkelingen vooral te concentreren in de provinciale structuur voor reguliere detailhandel en op PDV-locaties en tegelijkertijd het (plan)aanbod te reduceren.
Regionaal beleid
Het Stadsgewest Haaglanden heeft in november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld.
Op 1 januari 2015 is de Stadsregio Haaglanden opgegaan in de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH). De Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 is echter nog steeds het actuele beleid.
De MRDH streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert de MRDH de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.
Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door de MRDH.
Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (SER-ladder) is als inspiratiekader gebruikt om detailhandelsinitiatieven in de regio te kunnen beoordelen. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen. Om de regio te kunnen laten instemmen met een initiatief, dient een initiatief aan een aantal criteria te voldoen. Deze zijn opgenomen in 'de detailhandelsladder'.
Gemeentelijk beleid
Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2.
Het winkelconcentratiegebied in Weimarstraat heeft volgens de detailhandelsmonitor een gemiddelde basiskwaliteit door de sfeer, de kwaliteit van de openbare ruimte en de uitstraling van de winkelvoorzieningen. Echter het economisch functioneren blijft ver achter. Het is een langgerekt winkelgebied, waarbij het gebied tussen de Suezkade en de Beeklaan goed functioneert. Het gebied van de Beeklaan tot de Valkenboslaan functioneert minder en heeft te maken met leegstand. Daarom wordt in dit bestemmingplan een onderverdeling van het winkelgebied gemaakt nl. in: twee kerngebieden en een overloopgebied. De kerngebieden (Beeklaan - Suezkade en Valkenboslaan - Professor Kaiserstraat) vormen het hart van het winkelgebied. Beide gebieden hebben met de aanwezigheid van een supermarkt als drager een aantrekkende werking op bezoekers van winkels in het segment van de dagelijkse boodschappen. Er is in beide gebieden een nagenoeg onafgebroken concentratie van winkels, dienstverlening (reisbureaus, makelaars) en ondersteunende horeca aanwezig. Het streven naar een niet onderbroken winkelfront is daarom het uitgangspunt in dit bestemmingsplan. Toevoeging van afwijkende functies als kantoren, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, woningen zijn in beide gebieden ongewenst. Bestaande afwijkende functies in het kerngebied mogen het gebruik voortzetten. Daarnaast geeft de detailhandelsmonitor aan dat meer daghoreca het winkelgebied kan versterken.
Het deel van de Weimarstraat tussen de Suezkade en de Koningin Emmakade valt buiten het winkelgebied, maar kan wel fungeren als overloopgebied vanuit de Prins Hendrikstraat naar de Weimarstraat.
Markten, straathandel en kiosken
Het beleid rondom handel in de buitenruimte is vastgelegd in de Nota markten, Straathandel en Kiosken 2016-2021 (RIS 283882, 2015). Ambitie is: levendige handel in een aantrekkelijke buitenruimte. Dat moet leiden tot een gelijk speelveld met meer banen, meer ruimte voor ondernemerschap, meer kwaliteit, meer diversiteit, meer klanten, meer bezoekers van buiten de stad en betere inbedding in de omgeving.
In de Nota wordt een belangrijk onderscheid gemaakt in het al dan niet ambulante karakter van de markten, straathandel en kiosken. Ambulante handel is het te koop aanbieden of venten van goederen via deur-aan-deurverkoop, aan willekeurige gegadigden op de weg of vanuit een kraam, verkoopwagen of grondplaats op een markt of een standplaats. Ambulante handel onderscheidt zich van de gevestigde 'sedentaire' detailhandel (de winkels) en horeca door het mobiel zijn van de verkooppunten.
Er komt meer ruimte om te ondernemen. Er komen nieuwe standplaatsen en er kunnen ook nieuwe markten komen. Het speelveld moet voor alle bestaande en nieuwe kiosk- en standplaatshouders, markthandelaren en venters duidelijk en gelijk zijn. Voor hen, maar ook voor andere gebruikers van de openbare ruimte moet helder zijn waar de grenzen liggen, wat wel kan en mag en wat niet. Ambulante handel vergroot daar de aantrekkelijkheid en de levendigheid van een gebied, voorziet in een behoefte, kan economisch gedijen en zet de leefbaarheid niet onder druk. Daardoor blijft de openbare ruimte echt openbaar.
Er wordt dus een helder onderscheid gemaakt tussen standplaatsen en kiosken. Het verschil zit in het al dan niet ambulante/mobiele karakter van de voorziening.
Standplaatsen
Standplaatsen zijn in de openbare ruimte gelegen plaatsen (dus niet op een marktterrein) waar vanuit een mobiele verkoopinrichting, zoals een wagen, een foodtruck, een kraam of een tafel, goederen worden verkocht, ambachten worden uitgevoerd of eten en drinken wordt verstrekt. Er zijn drie soorten standplaatsen:
Kiosk
Een kiosk is een op zichzelf staand gebouw geplaatst in de buitenruimte, dat wordt gebruikt voor consumptieve en/of detailhandelsdoelstellingen. Om de omvang van het gebouw enigszins te bepreken wordt voor nieuwe kiosken in principe een maximale maat van 25m2 toegestaan. Soms dient een kiosk als horeca-uitgiftepunt. Een kiosk is als permanent bouwobject in een bestemmingsplan opgenomen. Voor een kiosk moet een omgevingsvergunning voor het bouwen worden afgegeven. Een bijzondere vorm van een kiosk is het horecapaviljoen, zoals de bekende Haagse koffiehuizen. Een horecapaviljoen is doorgaans groter dan een voor detailhandel aangewezen kiosk (voor nieuwe initiatieven in principe maximaal 40 m2) en biedt zitgelegenheid binnen en vaak ook buiten (terras). Voor een horecapaviljoen is een horecavergunning vereist.
Den Haag wil met de kracht van horeca de aantrekkelijkheid van Den Haag vergroten, de ontwikkeling van gebieden met grote economische betekenis verder aanjagen en groei van werkgelegenheid in de horecasector stimuleren. De visie voor het gemeentelijk horecabeleid in de komende jaren wordt in de 'Horecavisie Den Haag' (RIS 288645) uiteengezet langs de belangrijkste thema's. Hiermee zet Den Haag in op het verder optimaliseren van de randvoorwaarden voor een bloeiend horecaklimaat in de stad.
In de horecavisie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De gemeente heeft als rol om afwegingen te maken tussen de belangen van ondernemers onderling en die tussen ondernemers en bewoners. Hierbij wordt uitgegaan van gebiedsprofielen voor de vestiging van horecazaken.
Het resultaat is dat de kracht van Haagse horecaondernemers optimaal bijdraagt aan de quality of life voor bewoners, de aantrekkingskracht op (zakelijke) toeristen, een concurrerend vestigingsklimaat voor bedrijven en aan de werkgelegenheid in het algemeen.
Horecavisie: uitwerkingsplan 2016-2019
Het Uitwerkingsplan 2016-2019 (RIS 288643) maakt de vertaling van de Horecavisie naar concrete acties. In het uitwerkingsplan zijn een aantal regels en locaties specifiek benoemd.
Horeca in winkelgebieden
Den Haag streeft naar een optimale verhouding tussen winkels en horeca die winkelgebieden versterken. Daghoreca kan bijdragen aan de aantrekkelijkheid van een winkelgebied. Op een aantal pleinen kan de levendigheid in de avonduren worden versterkt, waardoor de verblijfstijd van de bezoeker wordt verlengd. Gekozen wordt nu voor het uitgangspunt van maximaal 30% lichte horeca in winkelgebieden. Op sommige pleinen en locaties is een concentratie tot maximaal 60% lichte of middelzware horeca wenselijk. Het percentage heeft betrekking op het totaal aantal bedrijfspanden (alle bedrijven; niet-woningpanden) in het betreffende winkelgebied.
Horeca 'categorie licht' in de winkelstraten (max. 30%)
Een goede balans tussen winkels/dienstverlening en horeca is nodig om een winkelgebied haar specifieke karakter en aantrekkingskracht te laten behouden. Concreet betekent dit: voldoende (dichtheid aan) winkels en daarnaast andere publiekgerichte functies zoals horeca, die overdag geopend zijn en de levendigheid en het winkelkarakter versterken. Om deze reden wordt een generiek uitgangspunt vastgesteld: maximaal 30% horeca in winkelgebieden binnen de hoofd-winkelstructuur. Om de dagfunctie van het gebied te versterken, en daarmee dichte puien overdag te voorkomen, is uitbreiding van het bestaande horeca-aanbod tot maximaal 30% alleen mogelijk met horeca 'categorie licht'.
Voor het onderhavige bestemmingsplan is vooral het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) van belang. Het gebiedsgerichte beleid dat voor dit bestemmingsplan van toepassing is, heeft betrekking op het winkelgebied Valkenboslaan en winkelgebied Weimarstraat.
Het kantorenbeleid is vastgelegd in de nota 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' (RIS 170032). Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.
Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.
In de kantorenstrategie is geen programmering voor het plangebied opgenomen.
Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente in samenwerking met de schoolbesturen voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het onderwijs over de stad en zijn scholen op termijn zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.
Peuterspeelzaalwerk
De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting van de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.
Kinderopvang
Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt, denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.
Een kinderdagverblijf is in het Besluit geluidhinder aangewezen als 'ander geluidsgevoelig gebouw' als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Dit houdt in dat voor nieuwvestiging van kinderdagverblijven geluidsnormen gelden.
De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.
Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:
De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn opgenomen in het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning 'Zorg voor elkaar' 2011-2014 (RIS 180162). Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat Hagenaars actief deelnemen en voor elkaar klaarstaan, zich inzetten voor een ander, de buurt of een vereniging.
Het Meerjarenbeleidsplan heeft het karakter van een kadernota, waarin in grote lijnen de missie, hoofddoelen, centrale thema’s en het financiële raamwerk worden geschetst. Het vormt daarmee de paraplu voor verschillende (nog op te stellen) uitvoeringsprogramma’s, waarin de kaders per beleidsgebied worden vertaald in concrete doelen, activiteiten, tijdsfaseringen en financiële middelen.
De volgende hoofddoelen zijn geformuleerd:
1. Het bevorderen van de participatie van Hagenaars;
2. Het ondersteunen van de meest kwetsbare Hagenaars.
Bij participatie gaat het om het aanbieden van faciliteiten om deelname van Hagenaars in wijken
& buurten én in stedelijke netwerken te bevorderen. Bij ondersteuning gaat het om het bieden van
voorzieningen voor Hagenaars in kwetsbare posities, om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving.
In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.
Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.
Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.
Buurthuis van de Toekomst
Het college wil accommodaties in de stad optimaal benutten door verschillende functies met elkaar te combineren zoals bibliotheken, zorg, welzijn, onderwijs en sport. Daarnaast wil het college de kracht van onder meer sportverenigingen beter benutten voor behoeften en vraagstukken uit de buurt. In het Buurthuis van de Toekomst werken sportclubs, scholen, culturele instellingen en andere organisaties in de wijk met elkaar samen.
De gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Periodiek staat de gemeente -evenals het rijk- uitgebreid stil bij de stand van zaken van de kunst en cultuur in Den Haag waarbij de verdeling van de financiële middelen voor de cultuursector integraal wordt afgewogen.
Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.
Den Haag streeft met de Leisurenota Den Haag 2005-2010 (RIS 127846) naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau.
Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen van bewoners en bezoekers. Bovendien is het van belang voor het woonklimaat. Belangrijkste leisurelocaties zijn Scheveningen en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Deze is beschreven in de leisurenota. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.
Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op actief accountmanagement richting het bestaande aanbod en richting initiatiefnemers met een vestigingsvraag, het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief/voorziening en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer. Daarnaast vindt er uiteraard een beoordeling plaats op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.
Het gemeentelijke sportbeleid (RIS 177242) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.
De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
In het plangebied zijn onder andere de Krajicek Playground tennisvelden, aan de Hondiusstraat, en de sporthal aan de Gaslaan voorzien van de bestemming Sport.
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere.
Onderstaand tabel geeft voor Den Haag invulling aan de nieuwe richtlijn.
leeftijdscategorie | aantal kinderen per speelplek | actieradius | speeloppervlakte | ||
0 tot 6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 100 - 150 meter | 200 m² | ||
7 tot 12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 400 - 600 meter | 500 m² | ||
13 tot 18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1.000 meter | 750 m² |
De bestaande speelplekken zijn opgenomen in paragraaf 2.5.9.
Den Haag maakt het duurzaam
De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (2013, RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen.
Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.
Duurzaamheid is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.'
Kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (2009)
De kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag' (RIS 165334) vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Dit document biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad en Duurzame gemeentelijke organisatie. Doel is een klimaat neutrale stad in 2040. Daarbij wordt uitgegaan van de People, Planet, Profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'. De belangrijkste duurzaamheidsplannen staan hieronder opgesomd.
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd.
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
Het plangebied behoort tot de gebiedstypes "Wonen" . Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de hierna genoemde milieuambities richtinggevend.
Thema | Ambitie Gebiedstype Wonen |
Bodem | Extra |
Externe veiligheid | Maximaal |
Geluid | Maximaal |
Lucht | Maximaal |
Mobiliteit | Extra |
Schoon | Extra |
Water | Ambities per poldereenheid |
Natuur | Extra |
Klimaat | Extra |
In het plangebied zijn ook functies aanwezig waarvoor apart beleid is geformuleerd om nieuwe vestiging zo veel mogelijk te voorkomen. De bestaande vestigingen mogen worden voortgezet op grond van de beleidsstukken die hieronder worden behandeld.
Paraplubestemmingsplan Seksinrichtingen
Ten tijde van het van Kracht zijn van het bordeelverbod werden seksinrichtingen (o.a. prostitutie-inrichting, erotische massagesalon, seksclub en escortbedrijf) voor het grootste deel van de gemeente Den Haag gereguleerd door een tweetal Leefmilieuverordeningen: Oude Centrum en Stationsbuurt (1992) en Recreatie-inrichtingen c.a. (1994). Na de afschaffing van het bordeelverbod op 1 oktober 2000 werd de regeling aangepast en opgenomen in het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003). Hiermee is aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling over seksinrichtingen toegevoegd. Dit bestemmingsplan geeft aan dat in de volgende panden seksinrichtingen zijn toegestaan:
Er zijn, naar verhouding veel seksinrichtingen aanwezig in het plangebied. Er worden dan ook geen nieuwe vestigingen toegestaan. Deze aanwezige vestigingen hebben naast een bestemming Gemengd-1 of Gemengd-2 ook een functieaanduiding seksinrichting (si). Zodoende kan de locatie wanneer deze niet meer in gebruik is als sexinrichting in overeenstemming worden gebracht met de bestemming.
Paraplubestemmingsplan Detailhandel Vuurwerk
In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (vastgesteld d.d. 25 november 2004, onherroepelijk d.d. 27-09-2005) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Dit paraplubestemmingsplan geldt als overkoepelend bestemmingsplan voor het grondgebied van Den Haag. Het gaat om de volgende panden waar op de begane grond detailhandel in vuurwerk tot 1.000 kg is toegestaan:
Deze vestigingen hebben naast een bestemming Gemengd-1, Gemengd-2 of Wonen ook een functieaanduiding specifieke vorm van detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen (dhe), waardoor de verkoop van vuurwerk in deze vestigingen is toegestaan.
De Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk reguleert verder vestigingen waar opslag van vuurwerk tot 10.000 kg is toegestaan. Deze vestigingen komen in het plangebied niet voor. Omdat deze vestigingen, mede vanwege de hoge woondichtheid van het gebied niet gewenst zijn, maakt het bestemmingsplan deze vestigingen niet mogelijk.
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen en bodem.
Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen.
Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) waarbij geen activiteiten mogelijk gemaakt worden die schadelijk zijn voor het milieu hoeft geen vormvrije mer-beoordeling of Mer te worden opgesteld.
Toetsingskader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd. In een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied worden op bouwplanniveau op grond van de Regeling Bouwbesluit nadere eisen gesteld aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
Gemeentelijk beleid
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
- Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
- Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
- Bouwplanniveau: --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
Voor de nabij het plangebied gelegen gasinstallaties van de Eon-centrale (gascompressoren, aardgasleidingen en appendages) heeft de Kema een risicoanalyse uitgevoerd (kenmerk 50662147/-KPS/PIR 06-3522). Uit deze risicoanalyse blijkt dat de veiligheidscontouren ruim buiten de plangrenzen blijven (zie onderstaande figuur).
Nabij de EON-Centrale zijn twee gasdrukmeet- en regelstations gelegen. Het bestemmingsplan ligt buiten het invloedsgebied van deze stations. In het plangebied van het bestemmingsplan ligt, nabij de Valkenboslaan een gasdrukregel- en meetstation. Binnen het invloedsgebied van dit gasdrukregel- en meetstation zijn (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden er niet gerealiseerd.
Het plangebied ligt niet binnen de effectafstanden van een inrichting voor de opslag van explosieven of binnen een veiligheidscontour van een inrichting waarvoor het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer van toepassing is.
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is op grote afstand van snelwegen en tevens van de Route gevaarlijke stoffen gelegen. Een nadere verantwoording is daarom niet aan de orde.
Een deel van de regionale aardgastransportleiding W-509-06 van de Gasunie (onder de Monstersestraat richting Eon-Centrale) ligt in het plangebied. Het betreft uitsluitend het deel van het tracé langs de Tripstraat in het verlengde van de Monstersestraat (het in onderstaande figuur rood gemarkeerde leidingsegment (W-509-06-KR-024). De aardgastransportleiding W-509-06 heeft een diameter van 12“ en een werkdruk van 40 bar. Buiten het plangebied ligt een vertakking (aardgastransportleiding W-509-09-KR-001). Deze buisleiding heeft dezelfde diameter en druk.
Op grond van de Bevb is de betreffende gasleiding op de plankaart van het onderhavige bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Gas waarbij een belemmeringsstrook van 4 meter aan beiden zijden in acht is genomen.
Plaatsgebonden risico
Het plangebied is getoetst aan de geldende plaatsgebonden risicocontouren. Deze contour ligt op de buisleiding en levert daarmee geen beperkingen op in het kader van dit ruimtelijke besluit.
Groepsrisico
Op grond van het eerder genoemde handboek geldt voor beide aardgastransportleidingen een inventarisatieafstand van 140 meter, aan weerszijden van de leidingen. In het invloedsgebied dat hiermee binnen de plangrenzen ontstaat, bevinden zich bestaande woningen en een school (bijzonder kwetsbare bestemming).
Deze GR (Groepsrisio) -aandachtspunten waren overigens al geruime tijd bekend. De Gasunie en de gemeente Den Haag zijn sinds begin 2011 in gesprek om oplossingen voor de knelpunten te vinden. Er zijn verschillende maatregelen mogelijk die het groepsrisico beperken. Gezien de mogelijkheden om maatregelen in een bestemmingsplan op te nemen (en juridisch te borgen) en de praktische en financiële consequenties van deze maatregelen, is de gekozen maatregel 'strikte begeleiding van grondwerkzaamheden' door de Gasunie op bsais van het het bestemmingsplan de meest voor de hand liggende optie. De kosten van deze maatregel zijn voor de gemeente Den Haag beperkt.
Vanaf de Loosduinseweg tot aan het gasreduceerstation (nabij het Afvoerkanaal) is daarbij als maatregel de buisleiding W509-06-KR-024 met kunststofplaten afgedekt (vergelijkbaar met de maatregelen langs de Haagse Markt) waardoor het groepsrisico langs dat traject fors afneemt. Het afdekken van dit deel van de buisleiding is in mei 2015 voltooid. Binnen het invloedsgebied van deze buisleiding zijn geen nieuwe bestemmingen geprojecteerd.
Naar aanleiding van de zienswijzen op het ontwerpplan wordt aan de Gaslaan 175 een transformatie van een (leegstaand) buurthuis naar een woonfunctie mogelijk gemaakt. De voorgestelde transformatie ligt net binnen de effectafstand 1% letaliteit van aardgastransportleiding W509-09-KR-001 van de Gasunie. Het groepsrisico van deze buisleiding is zeer laag (kleiner dan 0,1 x oriëntatiewaarde). De transformatie van de betreffende bebouwing naar een woonfunctie levert een verwaarloosbare bijdrage aan het groepsrisico.
De bereikbaarheid van de hogedruk aardgastransportleiding binnen het onderhavige bestemmingsplan is voldoende. Een incident bij de aardgastransportleiding kan vanaf twee kanten worden bereikt over een hoofdtransportroute die geschikt is voor brandweervoertuigen. Daarnaast ligt de brandweerkazerne dichtbij, waardoor de hogedruk aardgastransportleiding in een groot aantal gevallen binnen de streefnorm van zes minuten bereikt kan worden. Er zijn brandkranen aanwezig die gebruikt kunnen worden voor de primaire bluswatervoorziening. De secundaire bluswatervoorziening kan gerealiseerd worden met behulp van een groot watertransport (WTS 1000 of WTS 2500). Hierbij wordt via slangen bluswater onttrokken aan het nabijgelegen kanaal.
In het kader van het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier uit 2013 is verzocht om advies van de Veiligheidsregio Haaglanden. Het destijds ontvangen advies is hieronder eveneens opgenomen.
Ten aanzien van de beoordeling van de maatregelen kan het volgende gezegd worden:
Kans en effectreducerende maatregelen:
Het bestemmingsplan staat geen bebouwing binnen 5 meter van de aardgastransportleiding toe.
Maatregelen t.b.v. zelfredzaamheid:
Maatregelen t.b.v. de hulpverlening:
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet voorzien.
De Wet geluidhinder (Wgh) en Besluit geluidhinder (Bgh) stellen eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen.
De geluidsgevoelige gebouwen, naast woningen, staan opgesomd in het Bgh.
ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 1 van de wet:
geluidsgevoelig terrein als bedoeld in artikel 1 van de wet:
geluidsgevoelige ruimten:
1. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
2. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
3. onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
4. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
5. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en
verpleeghuizen;
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:
Wegverkeers- en spoorweglawaai
In het plangebied of in de directe omgeving worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies toegevoegd. Tevens zijn geen spoorwegen aanwezig zodat met lawaai van railverkeer geen rekening hoeft te worden gehouden.
Reconstructie van wegen
Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting geen straten ingrijpend gereconstrueerd worden.
Industrielawaai
In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen aanwezig waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.
Procedure hogere waarden
Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen gerealiseerd of wordt er gebouwd binnen de geluidszone van onderzoeksplichtige wegen. Zodoende is nader onderzoek in het kader van de Wet geluidshinder niet aan de orde.
Naar aanleiding van de zienswijzen op het ontwerpplan wordt aan de Gaslaan 175 een transformatie van een (leegstaand) buurthuis naar een woonfunctie mogelijk gemaakt. Het betreffende perceel ligt in een nagenoeg onbelaste verkeersluwe 30km-zone waarbij de afstand tot de Regentesselaan (50 km/uur weg) in samenhang met de afschermende werking van de omliggende bebouwing zodanig is dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, ten gevolge van de Regentesselaan, niet wordt overschreden.
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.
Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
De luchtkwaliteitsnormen worden in de bestaande situatie niet overschreden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op de luchtkwaliteit.
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op Natura 2000-gebied.
In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.
Buiten de 'bebouwde kom Boswet' zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens 'bebouwde kom Boswet' kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens.
In het bestemmingsplangebied zijn geen grote groengebieden aanwezig die onder de Boswet vallen.
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op de bescherming van plant- en diersoorten.
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden voor stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.
Het plangebied is gelegen in het stadsdeel Segbroek en omvat de gehele buurt Valkenboskwartier, de gehele buurt Koningsplein en omgeving en een deel van de wijk rond de energiecentrale van de buurt Regentessekwartier. Het gebied wordt begrensd door Loosduinseweg, Valkenboskade, Laan van Meerdervoort, Koningin Emmakade, Kleine Veenkade, Joseph Ledelstraat, de voormalige energiecentrale, Gaslaan, Jan Krosstraat, Zamenhofstraat en Van Geenstraat.
Op en in de direct omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om taxibedrijven, drukkerijen, auto- en motorfietsenreparatiebedrijven, metaalbewerkingsbedrijf, werkplaatsen, autoplaatwerkerijen, autospuiterijen, hoeden-, petten, en modeartikelenfabrieken, schoen- en lederwarenreparatiebedrijven, fiets-, brom- en motorreparatiebedrijven, schildersbedrijven, foto- en filmlaboratoria, een benzine-service-station, chemische wasserijen, confectiekledingindustrie, (goud- en zilver)smederijen, fabrieken voor medische en optische apparaten, een huishoud- en woningtextielfabriek, agrarische dienstverlening, machine-industrie, een afvalverwerkingsbedrijf, lakspuiterijen, metaalwarenindustrie, glas-in-loodzetterij en electrotechnische industrie.
Bij verscheidene panden zijn ondergrondse tanks bekend. De meeste daarvan zijn verwijderd of onklaar gemaakt.
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op verscheidene locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). De meeste gevallen zijn reeds gesaneerd of worden momenteel gesaneerd. Bij verandering van het gebruik of herinrichting dient voor het nieuwe gebruik opnieuw bekeken te worden of de gevallen van ernstige bodemverontreiniging risico's met zich meebrengen. Ter plaatse van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn.
Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw gepland is en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal eerst bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is derhalve buiten het normaal gebruik, zonder nader bodemonderzoek met daaraan gekoppeld aanvullende vereisten, geen grondverzet mogelijk.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop de alle voorkomende functies en bebouwing van het plangebied juridisch is geregeld.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de aanleiding (Hoofdstuk 1), de bestaande situatie (Hoofdstuk 2) en het beleidskaders ( Hoofdstuk 3) en de wet en (milieu)regelgeving ( Hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan.
In paragraaf 5.2 wordt de directe oorzaak van het bestemmingsplan, de uitspraak van de Raad van State van 20 augustus 2014 op het bestemmingsplan Regentesse -/ Valkenboskwartier beschreven, in paragraaf 5.3 volgt een korte beschrijving van het plan en in paragraaf 5.4 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen qua bebouwingsmogelijkheden aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.5 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.6 en de bestemmingen globaal beschreven worden.
Op 20 augustus 2014 heeft de Raad van State een einduitspraak gedaan in de behandeling van het beroep inzake tegen het besluit van de raad van 24 januari 2013 (RIS 254770) inzake de vaststelling van het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier. Op 12 februari 2014 heeft de Raad van State eerder in deze een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2014:405). De tussenuitspraak had betrekking op het onderdeel 'woningsplitsing'.
De Raad van State heeft de gemeenteraad opgedragen om binnen een termijn van 26 weken met inachtneming van de overwegingen in de tussenuitspraak een integrale afweging te maken van alle bij woningsplitsing betrokken ruimtelijk relevante belangen, in het bijzonder parkeer- en verkeersdruk, alsook geluidhinder, en te bezien of het besluit tot vaststelling van het plan in het licht van de uitkomsten van die afweging in stand kan blijven. Op 27 juni 2014 is het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier, 1e herziening ter inzage gelegd. Met deze herziening is beoogd tegemoet te komen aan de tussenuitspraak.
Tegelijkertijd met de terinzagelegging van de 1e herziening heeft de gemeente bij de Raad van State verzocht om een verlenging van de hersteltermijn. Dit verzoek is door de Raad van State afgewezen. Op het moment van aflopen van de, in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn, was de 1e herziening nog niet vastgesteld door de gemeenteraad en was het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier nog niet hersteld. Om die reden heeft de Raad van State in de einduitspraak geconcludeerd dat de hersteltermijn ongebruikt is verstreken en zijn de ingestelde beroepen op dit punt gegrond verklaard en het plandeel met de bestemming “Wonen” vernietigd, wat circa ¾ deel van het totale plangebied betrof.
In bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) wordt de bestemming Wonen gerepareerd door het opnemen van een verbod in de algemene regels om woningen te splitsen in de algemene regels (art 32 Algemene bouwregels) Hiervan ontheffing verlenen is mogelijk, o.a. wanneer de parkeerdruk dit toestaat en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu (art 35.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels).
Het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) is een herziening van bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier voor alle onderdelen en het gehele plangebied.
Het uitsluitend herstellen van de bestemming “Wonen” zou ertoe leiden dat er geen sprake is van een integraal plan voor het Regentesse- en het Valkenboskwartier en dat de verschillende bestemmingen in het gebied op andere regelgeving of beleid is gestoeld. Dit is onwenselijk. Om die reden is gekozen voor een integrale herziening van het bestemmingsplan Regentesse- /Valkenboskwartier.
Het bestemmingsplan Regentesse-/ Valkenboskwartier (Integrale herziening) blijft in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat het uitgangspunt de bestaande situatie blijft met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden op basis van de geldende bestemmingsplansituatie. Daarbij wordt het bestemmingsplan aangepast aan actuele regelgeving en beleid. In de hierna volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de mogelijkheid van dakopbouwen/kapverdiepingen in het plangebied.
Het toestaan van een grotere hoogte langs doorgaande routes (lange lijnen) kan een bijdrage leveren aan de verdichtingsopgave zoals blijkt uit de 'Agenda voor de Haagse Verdichting'. Verdichting langs hoofdontsluitingswegen is gebaseerd op het streven naar intensief ruimtegebruik in bestaand stedelijk gebied. De belangrijkste criteria zijn:
In het plangebied komen de volgende wegen (routes) hiervoor in aanmerking: de Laan van Meerdervoort, de Koningin Emmakade, de Loosduinseweg en de Valkenboslaan. De Laan van Meerdervoort (tussen de Koningin Emmakade en het Valkenbosplein) is onderdeel van het rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord. De bebouwing bestaat voor het merendeel uit drie bouwlagen met kap. De gevels kennen een rijke verscheidenheid aan materiaalgebruik en ornamentering. Hierdoor is de ensemblewaarde hoog en wordt een intensivering van de bouwmassa hier niet voorgestaan. De overige straten komen in principe in aanmerking voor minimaal 5 bouwlagen.
Het is echter niet aannemelijk dat er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) een bouwplan tot verdichting langs deze wegen wordt ontwikkeld. Ook individuele aanvragen zijn niet te verwachten. De bebouwing bestaat uit 3 lagen met een plat dak of met een kap. Een uitbreiding met twee lagen is waarschijnlijk ook technisch niet mogelijk. Op een aantal locaties is wel een dakopbouw toegestaan. Dit is in het bestemmingsplan opgenomen. Een ontwikkeling om te verdichten in de toekomst blijft mogelijk. Wanneer de kans zich voordoet en de gemeente hieraan wil meewerken, kan een aparte planologische procedure worden gevolgd. De bestaande bebouwing is daarom opgenomen in dit bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan Regentesse – Valkenboskwartier is voor een aantal woningen de mogelijkheid opgenomen om een dakopbouw te realiseren. De gemeente Den Haag wil dakopbouwen mogelijk maken omdat:
Bij de inventarisatie zijn twee uitgangspunten gehanteerd:
De locaties waar een dakopbouw mogelijk is, worden bepaald aan de hand van stedenbouwkundige argumenten en een bezonningsonderzoek. Voor het plangebied is allereerst een stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. De volgende aspecten spelen hierbij een rol:
In de stedenbouwkundige verantwoording wordt geen onderscheid gemaakt tussen woningen in particulier eigendom of corporatiebezit
De volgende stappen zijn doorlopen:
Ad. 1 Inventarisatie
Regentesse- Valkenboskwartier kent een veelzijdig 'daklandschap' met schijnkappen, halve kappen, combinatie van plat en kap en platte daken met accenten. De situaties waarbij de kap een ondergeschikt deel is, zijn als plat geïnterpreteerd en mee genomen als mogelijke locatie voor een dakopbouw.
Ad. 2 Stedenbouwkundige afweging.
Naast bovengenoemde aspecten is ook de stedenbouwkundige structuur van de wijk van belang bij de afweging in verband met het gemeentelijk en deels rijks beschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische ordekaarten, waarin onderscheidt is gemaakt in straatensembles van de 1e , 2e en 3e orde, spelen een rol in de keuze om een dakopbouw wel of niet toe te staan.
Ad. 3 Bezonningsonderzoek
Voor de mogelijke locaties voor een dakopbouw is een gedetailleerd bezonningsonderzoek uitgevoerd door een extern bureau om inzicht te geven in de mogelijke afname van de bezonning op de gevels als gevolg van dakopbouwen. Hiervoor wordt de gemeentelijk vastgestelde norm 2011/(RIS180461) gehanteerd die uitgaat van: een minimale bezonning van 2 uur, gemeten op de 75 centimeter hoogte op het midden van de voor- en achtergevel op 19 februari bij een zonnestand van 10 graden of hoger. Indien woningen in de huidige situatie al niet aan de bezonningsnorm voldoen, wordt een verdere verslechtering als gevolg van een dakopbouw niet toegestaan. Daarnaast wordt uitgegaan van een excessenregeling. Deze regeling houdt in dat de afname van de bezonning op woningen niet meer dan 50% mag bedragen op de normdata. Van het plangebied is een 3d-model opgebouwd waarbij potentiële dakopbouwen aan worden toegevoegd. Op basis hiervan wordt een gedetailleerde bezonningsstudie per plan uitgevoerd. In eerste instantie worden alle blokken doorgerekend met een dakopbouw over het hele pand. Indien als gevolg van deze mogelijkheden de 2-uursnorm niet wordt gehaald, is een optimaliseringsonderzoek uitgevoerd. Dit houdt in dat wordt berekend hoever de dakopbouw aan de voor en/of achterzijde terug moet liggen om minimaal 2 uur zon te garanderen of – indien de huidige bezonning nu al niet aan deze norm voldoet – er geen sprake van achteruitgang is. Dit optimalisatieonderzoek vindt ook plaats als de afname van de bezonningsduur meer dan 50% bedraagt. De dakopbouw betreft dus in principe het volledige dakvlak, tenzij de bezonningsstudie noopt tot teruglegging van een deel van de dakopbouw. Het volledige bezonningsonderzoek is opgenomen in Bijlage 3 van de toelichting.
Ad.4 Afronding stedenbouwkundige (ruimtelijk-functionele) verantwoording.
Op basis van de uitkomsten van het bezonningsonderzoek wordt een nadere afweging gemaakt over de vraag of en over de wijze waarop een dakopbouw in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Als niet wordt voldaan aan de 2-uur norm wordt geen dakopbouw opgenomen.
Ad.5 Vertaling naar het bestemmingsplan
Dakopbouwen worden in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt door op de plankaart op betreffende percelen een aanduiding [sba-dob] (specifieke bouwaanduiding – dakopbouw) te leggen. Deze aanduiding wordt gelegd op het deel van het dakvlak dat bebouwd mag worden met een dakopbouw. Deze wordt geometrisch bepaald op basis van bovengenoemde afronding van de stedenbouwkundige verantwoording. Aan de bouwaanduiding wordt de regel gekoppeld dat ter plekke een dakopbouw met een maximum hoogte van 3,5 m gebouwd mag worden. Een aanvraag omgevingsvergunning voor een dakopbouw wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Dat wil zeggen dat o.a. wordt gekeken naar de architectonische uitwerking en materialisering van de dakopbouw.
Verdeling deelgebieden toelichting op dakopbouwen en kapverdiepingen.
In de bijlage Uitbreidingsmogelijkheden op daken Regentesse- Valkenboskwartier bij de toelichting is per individueel pand aangegeven waar dakopbouwen en/of kapverdiepingen wel of niet worden toegestaan.
Koningsplein e.o. (gebied 1.)
De bouwblokken langs de Conradkade, Van Merlestraat, De Perponcherstraat, Van Swietenstraat, Koningin Emmakade, Weimarstraat (tussen Conradkade – Koningin Emmakade) en aan het Koningsplein hebben hun oorspronkelijk stedenbouwkundige structuur grotendeels behouden. De architectuur typeert zich in 3-lagen met kapverdiepingen. Echter ontbreken op een aantal plekken de kapverdiepingen. Op deze bebouwing wordt de mogelijkheid geboden om op platte daken kappen/kapverdiepingen, in bijpassende architectuur van de reeds aanwezige kappen, toe te voegen om de ensemblewaarde van de straatwanden te versterken.
Op de bouwblokken gelegen tussen Chassestraat – Marnixstraat worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden vanwege de samenhangende stedenbouwkundige ensemblewaarde. Rondom de Dibbetstraat - De Constant Rebecquestraat - Kleine Veenkade wordt de mogelijkheid voor dakopbouwen op de 3-laagse platte daken geboden.
Voor de bebouwing langs de Laan van Meerdervoort (tussen de Koningin Emmakade en de Beeklaan) daar waar kappen ontbreken de mogelijkheid bieden om de kapverdiepingen te laten aansluiten op de reeds bestaande kappen om het straatbeeld te versterken. Deze mogelijkheid wordt reeds geboden voor de bebouwing aan de overzijde gelegen in Duinoord.
Regentesseplein e.o. (gebied 2.)
De bouwblokken gelegen binnen het gebied Suezkade, Laan van Meerdervoort, Beeklaan, Loosduinseweg, Regentesselaan en Weimarstraat (tussen Regentesselaan – Suezkade) hebben hun oorspronkelijk stedenbouwkundige structuur grotendeels behouden. De architectuur typeert zich voor het overgrote deel in 3-laagse bebouwing met kapverdiepingen. Echter op een aantal plekken ontbreken de kapverdiepingen. Op deze bebouwing wordt de mogelijkheid geboden om op platte daken kappen/kapverdiepingen, in bijpassende architectuur van de reeds aanwezige kappen, toe te voegen om de ensemblewaarde van de straatwanden te versterken.
Dit geldt voornamelijk voor de bebouwing langs de Laan van Meerdervoort, Beeklaan en de Weimarstraat. In uitzondering hierop zijn voor delen van de Stephensonstraat geen uitbreidingsmogelijkheden opgenomen vanwege de hoge ensemblewaarde van deze bouwblokken.
Tevens is voor de hofjesstructuur langs de Van Swindenstraat geen uitbreidingsmogelijkheid opgenomen vanwege het smalle straatprofiel en de beperkte ruimte van het binnenterrein.
Voor de 2-laagse bebouwing met plat dak in de Galileïstraat zijn in aansluiting op de architectuur dakopbouwen toegestaan omdat het straatprofiel en het binnenterrein voldoende ruimtelijke maat heeft.
Het woongebied gelegen tussen de Regentesselaan, Weimarstraat, Suezkade, Wijkpark De Verademing en de Loosduinseweg is naar bebouwingstypologieën zeer divers van opzet. In grote delen is nog de originele structuur terug te vinden maar er zijn ook hele delen die in de loop der jaren grondig geherstructureerd zijn. Voor de delen die grotendeels hun oorspronkelijke architectonische en stedenbouwkundige structuur hebben behouden wordt alleen, daar waar nog geen kapverdieping aanwezig is, een kapverdieping opgenomen. Deze dient conform en in aansluiting op de reeds aanwezige kapverdiepingen in de straat te worden gerealiseerd om de ensemblewaarde van de straatwanden te versterken.
Op de bebouwing met plat dak aan de Cartesiusdwarsstraat en de Hondiusstraat is de mogelijkheid voor het plaatsen van dakopbouwen opgenomen omdat hier de maat en schaal van het straatprofiel en binnenterrein voldoende is.
Voor de naoorlogse bebouwing aan de Kepplerstraat en de Newtonstraat zijn geen uitbreidingsmogelijkheden opgenomen vanwege de smalle straatprofielen en de ondiepe binnenterreinen. Daarnaast vormt de bebouwing als een geheel een ensemble.
De arbeiderswoningen gelegen tussen de Hondiusstraat en de Gaslaan vormen een duidelijk samenhangend stedenbouwkundig ensemble. De zeer smalle straten en ondiepe binnenterreinen bieden hier geen mogelijkheid voor dakopbouwen.
De recente nieuwbouw rond de Gaslaan en aan het wijkpark De Verademing is dermate ruim van opzet dat op de 2-laagse en 3-laagse bebouwing de mogelijkheid wordt geboden voor dakopbouwen.
Tussen Beeklaan – Valkenboslaan. (gebied 3.)
Voor de bebouwing begrensd door de Valkenboslaan, Beeklaan en de Weimarstraat zijn door de hoge stedenbouwkundige ensemblewaarde en de overheersende kappenstructuur geen mogelijkheden voor dakopbouwen en kapverdiepingen opgenomen op de plankaart. Ook door de vaak beperkte maat van de binnenterreinen is een extra bouwlaag hier ruimtelijk niet wenselijk.
Uitzondering is de 2-laagse bebouwing met plat dak aan de Marconistraat/Galileïstraat, hier is wel de mogelijkheid voor een dakopbouw in aansluitend op de rest van het straatbeeld. Voor de bebouwing langs de Valkenboslaan, Beeklaan, Weimarstraat, Columbusstraat, Copernicusstraat, Edisonstraat en de Galileistraat is de mogelijkheid voor het realiseren van een kapverdieping opgenomen, conform en in aansluiting op de reeds aanwezige kapverdiepingen in de betreffende straten om de ensemblewaarde van de straatwanden te versterken.
Het woongebied gelegen tussen de Valkenboslaan, Weimarstraat, Beeklaan en de Loosduinseweg is naar bebouwingstypologieën zeer divers van opzet. In grote delen is nog de originele structuur terug te vinden maar er zijn ook hele delen die in de loop der jaren grondig geherstructureerd zijn.
De bouwblokken tussen de Fahrenheitstraat en de Valkenboslaan kennen ondiepe binnenterreinen en smalle straatprofielen waardoor er het ruimtelijk en qua bezonning oriëntatie niet wenselijk is om hier dakopbouwen toe te staan. Uitzondering de bebouwing langs de Loosduinseweg omdat hier wel voldoende maat in het straatprofiel en binnenterrein zit.
De bouwblokken aan de straten rond het Newtonplein hebben een soortgelijke 3-laagse opzet met plat dak als de bouwblokken tussen de Fahrenheitstraat en de Valkenboslaan. Echter is hier de oriëntatie gedraaid waardoor hier wel de mogelijkheid geboden wordt voor het plaatsen van dakopbouwen. En zeker rondom het plein is door de maat van de openbare ruimte een extra bouwlaag goed voorstelbaar. Op de afwijkende bebouwing aan De Reaumurstraat, Celsiusstraat en het karakteristieke bouwblok aan de Fahrenheitstraat zijn door hun stedenbouwkundige ensemblewaarde geen mogelijkheden opgenomen voor dakopbouwen.
Voor het gebied tussen de Noorderbeekdwarsstraat en de Beeklaan zijn alleen voor delen van de Kepplerstraat, Newtonstraat, Cartesiusstraat en de Vinkensteynstraat de mogelijkheid voor het realiseren van een dakopbouw geboden omdat hier voldoende maat is in de binnenterreinen en de straatprofielen. Bovendien wordt er gestreefd naar een meer uniform straatbeeld aangezien er op diverse plekken al een dakopbouw gerealiseerd is. Voor de recente nieuwbouw langs de Beeklaan, Vinkensteynstraat, Teijlerstraat en de Noorderbeekstraat is door het gezamenlijk stedenbouwkundige en architectonisch ensemble in combinatie met de ondiepe binnenterreinen niet voorzien van de mogelijkheid voor het plaatsen van een dakopbouw.
Voor de bebouwing langs de Valkenboslaan, Weimarstraat en delen van de Beeklaan, Loosduinseweg is de mogelijkheid voor het realiseren van een kapverdieping opgenomen, conform en in aansluiting op de reeds aanwezige kapverdiepingen in de straat om de ensemblewaarde van de straatwanden te versterken.
Tussen Valkenboslaan - Valkenboskade (gebied 4.)
De woonbuurt begrensd door de Valkenboskade, Copernicuslaan, Fahrenheitstraat en de Weimarstraat bestaat grotendeels uit 3-laagse bouwblokken langs woonstraten met een erg smal straatprofiel en ondiepe binnenterreinen. Om deze reden worden hier geen mogelijkheden voor dakopbouwen opgenomen op de plankaart. Uitzondering hierop is de 2-laagse bebouwing langs Frederik Ruyschstraat, hier is een derde bouwlaag in de vorm van een dakopbouw aansluitend op de omliggende bebouwing mogelijk gemaakt. Ook voor de randen van de woonbuurt is de mogelijkheid opgenomen om een dakopbouw te realiseren omdat deze grenzen aan straten met een breder profiel waardoor hier ruimtelijk een extra bouwlaag inpasbaar is.
De woonbuurt begrensd door de Valkenboskade, Weimarstraat en de Valkenbos laan bestaat grotendeels uit 2-laagse bouwblokken langs woonstraten met een erg smal straatprofiel en ondiepe binnenterreinen. Om deze reden worden hier geen mogelijkheden voor dakopbouwen opgenomen op de plankaart. Voor de randen langs de Valkenboskade en de Weimarstraat is wel de mogelijkheid opgenomen om een dakopbouw te realiseren omdat deze grenzen aan straten met een breder profiel waardoor hier ruimtelijk een extra bouwlaag inpasbaar is. Voor de bebouwing langs de Valkenboslaan is de mogelijkheid voor het realiseren van een kapverdieping opgenomen, conform en in aansluiting op de reeds aanwezige kapverdiepingen in de straat om de ensemblewaarde van de straatwanden te versterken.
Voor de 2-laagse bebouwing in de woonbuurt gelegen tussen de Valkenboskade, Laan van Meerdervoort, Fahrenheitstraat en de Copernicuslaan is, daar waar momenteel nog geen dakopbouw is gerealiseerd, de mogelijkheid geboden om een dakopbouw te plaatsen omdat de straatprofielen en de diepe van de binnenterreinen voldoende maat hebben.
Voor de 3-laagse bebouwing gelegen tussen de Fahrenheitstraat, Edisonstraat en de Valkenboslaan is, daar waar momenteel nog geen dakopbouw is gerealiseerd, de mogelijkheid geboden om een dakopbouw te plaatsen omdat de straatprofielen en de diepe van de binnenterreinen voldoende maat hebben. Voor de bebouwing langs de Valkenboslaan en de Edisonstraat is de mogelijkheid voor het realiseren van een kapverdieping opgenomen, conform en in aansluiting op de reeds aanwezige kapverdiepingen in de straat om de ensemblewaarde van de straatwanden te versterken.
Voor de bouwblokken gelegen tussen de Laan van Meerdervoort, Valkenboslaan en de Edisionstraat is alleen voor de bebouwing langs de Laan van Meerdervoort de mogelijkheid opgenomen voor het realiseren van een dakopbouw omdat het straatprofiel hiervoor voldoende maat biedt. De Buijs Ballotstraat en de Columbusstraat kennen een te smal straatprofiel en de binnenterreinen zijn te ondiep om een extra bouwlaag ruimtelijk op te vangen. Uitzondering is de 2-laagse bebouwing aan de Buijs Ballotstraat. Voor de bebouwing langs de Valkenboslaan en de Edisonstraat is de mogelijkheid voor het realiseren van een kapverdieping opgenomen, conform en in aansluiting op de reeds aanwezige kapverdiepingen in de straat om de ensemblewaarde van de straatwanden te versterken.
In Bijlage 1 van de Toelichting is aangegeven waar dakopbouwen en kapverdiepingen op platte daken kunnen worden gerealiseerd. Onder de laatste mogelijkheid zijn ook de kapverdieping met een hogere nokhoogte dan de bestaande opgenomen indien dit (beter) past in het straatbeeld.
Uit de resultaten kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
Een verhoging van de bestaande bebouwing geeft bij een deel van de gevels van omliggende woningen extra schaduw. De invloed is vastgesteld op de toetsingsdatum 19 februari. De zonnestanden op deze datum komen met een verschuiving van een uur in verband met de zomertijd vrijwel overeen met die op 21 oktober. Behoudens de maanden november, december en januari is in de rest van het jaar door hogere zonnestanden doorgaans een veel kleinere invloed te verwachten.
In de huidige bebouwingssituatie voldoet een deel niet aan de gemeentelijke bezonningsnorm in vergelijking met de huidige bebouwingssituatie waarbij nu voldoende zon ontvangen wordt volgens de gemeentelijke bezonningsnorm en er een dusdanige verslechtering als gevolg van de opbouwen te verwachten valt dat de bezonningsduur onder de grenswaarde van 2 uur komt en/of een afname van de bezonningsduur van meer dan 50%.
De dakopbouwen en/of kapverdiepingen die te veel schaduw geven zijn in het 3D-model aangepast om zo te komen tot een situatie waarbij de bezonning bij alle onderzochte woningen en het plein binnen de normstelling blijft. Indien er geen relevante mogelijkheden meer overblijven om te kunnen voldoen aan de normstelling is de mogelijkheid tot het realiseren van een dakopbouw en/of kapverdieping geheel komen te vervallen. Zie ook Bijlage 3 Bezonningsonderzoek en Bijlage 4 Kwalitatieve beschrijving buitenruimte 19-02, waarbij de buitenruimte van het plangebied in beschouwing is genomen.
In deze paragraaf zijn de aanpassingen opgenomen die volgen uit het bezonningsonderzoek.
Koningsplein e.o. (gebied 1.)
In dit gebied kan het merendeel van de voorgestelde dakopbouwen in de vorm van een kapverdieping vanuit bezonningstechnische aspecten worden gerealiseerd. De voorgestelde dakopbouwen in het gebiedje rond de Constant Rebecquestraat dienen deels aangepast te worden om aan de bezonningsvoorwaarden te kunnen voldoen. Vanuit stedenbouwkundige optiek (ensamblewaarde) is een grillige dakvlakpatroon in deze straten echter niet wenselijk o.a. aan de Kleine Veenkade en Joseph Ledelstraat. Op het bouwblok aan de Constant Rebecquestraa dat door loopt in de Joseph ledelstaat en aan de Dibbetstraat zijn de dakopbouwen aan de achterzijde vanwege bezonningsaspecten 5 meter teruggelegd.
Regentesseplein e.o. (gebied 2.)
In dit gebied kan het merendeel van de voorgestelde dakopbouwen in de vorm van een kapverdieping vanuit bezonningstechnische aspecten worden gerealiseerd. De voorgestelde dakopbouwen in de Van Swindenstraat zijn vanwege de grillige dakvormen die het bezonningsonderzoek oplevert niet opgenomen in het plan. Dit geldt tevens voor een gedeelte aan de Gaslaan.
Tussen Beeklaan – Valkenboslaan (gebied 3.)
In dit gebied kan het merendeel van de voorgestelde dakopbouwen in de vorm van een kapverdieping vanuit bezonningstechnische aspecten worden gerealiseerd. In het blok Vinkesteynstraat en Cartesiusstraat zijn de dakopbouwen niet opgenomen naar aanleiding van bezonningsonderzoek en beperkte diepte van het binnenterrein. In de Noorderbeekstraat heeft het onderzoek geleid tot een teruglegging.
Tussen Valkenboslaan - Valkenboskade (gebied 4.)
In dit gebied kan het merendeel van de voorgestelde dakopbouwen vanuit bezonningstechnische aspecten worden gerealiseerd. Bij enkele hoekwoningen aan de Valkenboskade zijn de aanvankelijk voorgestelde dakopbouwen deels aangepast om aan de bezonningsvoorwaarden te kunnen voldoen. Bij sommige bouwblokken aan de Ampèrestraat, Copernicusstraat en de Frederik Ruyschstraat zijn de dakopbouwen aan de voorzijde vanwege bezonningsaspecten met 3 meter teruggelegd.
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. . Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.
Beleidskader | Vertaling in het bestemmingsplan | |||
Cultureel Erfgoed | ||||
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. |
De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemming Waarde-Archeologie (art. 29 van de regels). De dubbelbestemming Waarde – Archeologie is gericht op behoud en bescherming van archeologische waarden. Als gevolg van de dubbelbestemmingen geldt dat voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren aanvullende bouwregels zijn gesteld. Tevens zijn voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld. |
|||
Beschermd stadsgezicht | Het rijksbeschermd stadsgezicht is op de verbeelding voorzien van de dubbelbestemming Waarde- Cultuur (art 30 van de regels). De gemeentelijk beschermde stadsgezichten zijn op de verbeelding voorzien van de gebiedsaanduiding (art 34.1 Overige zone - Gemeentelijk beschermd Stadsgezicht). | |||
Ruimtelijk beleid | ||||
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. |
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet van toepassing op dit plangebied. | |||
De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" zet in op een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk, goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur. |
Het bestemmingsplan is in overeenstemming de Provinciale Structuurvisie. |
|||
De Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet. |
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe detailhandel en kantoren mogelijk. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid. |
|||
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. | Zoals in paragraaf 5.4.1 is aangegeven wordt in dit bestemmingsplan niet uitgegaan van 5 lagen langs lange lijnen. | |||
Optoppen (dakopbouwen en kapverdiepingen) | In bepaalde delen van het plangebied worden dakopbouwen en kapverdiepingen mogelijk gemaakt. Voor een uitgebreide verantwoording wordt verwezen naar paragraaf 5.4.2. |
|||
Mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen |
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Op deze gronden is het vergunningsvrij bouwen van aan- en bijgebouwen van toepassing. Het bestemmingsplan heeft voor deze gronden geen regels voor aan- en bijgebouwen opgenomen. Een klein deel van het plangebied is echter aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Op deze gronden is het vergunningsvrij bouwen van aan- en bijgebouwen niet van toepassing. Om die reden is voor deze gronden, in de bestemmingen Wonen - 2 en Gemengd - 5 wel een aan- en bijgebouwen regeling in de regels opgenomen. Uitgangspunt voor deze regeling was het vergunningsvrij bouwen met dien verstande onder andere dat de toegestane oppervlakten van aan- en bijgebouwen aangepast zijn. |
|||
Wonen | ||||
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen |
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid. | |||
Economie | ||||
Bedrijven | Solitaire bedrijfsvestigingen zijn onder de bestemming Bedrijf (B) geschaard. Hier zijn bedrijfsactiviteiten in de categorie A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging. toegestaan, zowel activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd als activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden. Binnen de bestemmingen Gemengd - 2 , Gemengd - 3, en Gemengd - 5 zijn tevens bedrijven in de categorieën A en B toegestaan. Bedrijven in de categorie 3 zijn zonder ontheffing alleen toegestaan binnen de bestemming Gemengd - 4 . |
|||
Detailhandel en Dienstverlening | Binnen de bestemming Gemengd - 1, Gemengd - 2 Gemengd - 5 is detailhandel mogelijk. Het kernwinkelgebied, Weimarstraat is opgenomen met de bestemming Gemengd - 1, het overloopgebied hiervan in de bestemming Gemengd - 2. Solitaire bestaande detailhandel in de overige bestemmingen zijn door middel van een functieaanduiding op de verbeelding aangegeven. Dienstverlening is tevens mogelijk binnen de genoemde bestemmingen. |
|||
Met de 'Horecavisie Den Haag' (RIS 288645) zet Den Haag in op het verder optimaliseren van de randvoorwaarden voor een bloeiend horecaklimaat in de stad. Het Uitwerkingsplan 2016-2019 (RIS 288643) maakt de vertaling van de Horecavisie naar concrete acties. | Het plangebied kent geen horeca-concentratiegebieden. Als winkel ondersteunende horeca zijn in de winkelgebieden aan de Weimarstraat horeca-inrichtingen maximaal tot en met categorie 1' (h<1) ( van Bijlage 6) uitsluitend op de begane grond toegestaan. Met een functieaanduiding en met een categorie indeling zoals in de betreffende bijlage bij de regels opgenomen, is overige (bestaande) horeca toegestaan. | |||
Kantoren | De bestaande kantoren in het plangebied zijn in het plan opgenomen binnen de bestemming Gemengd -
4 en middels de functie aanduiding 'gemengd'. Gemengd 2. Er worden geen nieuwe kantoren in het plangebied mogelijk gemaakt. |
|||
In de Functiemengingstrategie (RIS127027) wordt aangegeven dat praktijk- en bedrijfsruimte kleiner dan 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) langs de woonstraten in de wijk, en kantoorruimte tot aan 500 m2 bvo langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. De Laan van Meerdervoort, Valkenboslaan, Koningin Emmakade en de Loosduinseweg zijn aangewezen als doorgaande wegen voor functiemenging. Daarnaast wordt aangegeven dat in woonstraten ook functiemenging mogelijk moet zijn. Uitzondering hierop is detailhandel, die omwille van behoud en versterking van het winkelaanbod alleen in het winkelconcentratiegebied wenselijk is. |
In Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening)komen op diverse plekken kleinere praktijk- en bedrijfsruimten voor. Deze zijn, voorzover het niet om beroep en bedrijf aan huis specifiek op de plankaart aangeduid, veelal met een functieaanduiding binnen de bestemming Gemengd - 1, -2, -3 -4 en -5,.en Wonen - 1. Gezien de grootte van de kavels, is beperking van de grootte in de regels niet nodig. Op basis van de functiemenging is voor de hele Weimarstraat en de hele Beeklaan de bestemmingen Gemengd-1 en Gemengd-2 op te nemen. In de andere straten is, voor die percelen waar nu al niet-woonfuncties aanwezig zijn, een bestemming Gemengd-2 opgenomen. De aanwezige niet-woonfuncties in de woonstraten hebben de bestemming Wonen met de functieaanduiding gemengd, detailhandel, horeca of garagebedrijf. |
|||
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke voorzieningen | ||||
De handhaving van de bestaande schoollocaties in het plangebied is het uitgangspunt. Vervangende nieuwbouw of uitbreiding op eigen terrein dient daarbij mogelijk te worden gemaakt. | De scholen in het plangebied zijn ondergebracht in de bestemming Maatschappelijk - Onderwijs. Binnen de regels en de op de plankaart aangeduide bouwvlakken is vervangende nieuwbouw en beperkte uitbreiding mogelijk. | |||
Ten aanzien van het plangebied is de inzet gericht op handhaving van bestaande welzijnsvoorzieningen en, waar dat inpasbaar is, potenties te bieden voor nieuwe voorzieningen. | In het plangebied zijn verschillende welzijnsvoorzieningen in de vorm van (onder meer) buurtcentra. Deze zijn positief bestemd in de bestemming Maatschappelijk - Welzijn, en overig binnen de functieaanduiding gemengd (g) op de verbeelding. | |||
Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. | Kinderopvang is mogelijk in de bestemmingen Maatschappelijk - Gezondheidszorg, Maatschappelijk - Onderwijs, Maatschappelijk - Religie en overig binnen de functieaanduiding gemengd (g) op de plankaart. |
|||
De gemeente streeft ernaar voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn. | Sportvoorzieningen zijn mogelijk binnen de bestemming Sport en overig binnen de functieaanduiding Sport (s) op de verbeelding. | |||
Verkeer | ||||
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie. |
De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is gegeven aan de Noordwest Buitensingel / Koningin Emmakade, Loosduinseweg, Laan van Meerdervoort, Beeklaan en de Valkenboslaan. De bestemming Verkeer - Straat is gegeven aan de Weimarstraat, de Regentesselaan, de Conradkade, de Constant Rebecquestraat en de Fahrenheitstraat. Vanwege de daarin gelegen trambaan, is deze bestemming ook gegeven aan de Edisonstraat, Copernicusplein en gedeeltelijk de Teijlerstraat en de Gheijnstraat. De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan bv. het Regentesseplein. De overige straten in het plangebied zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsstraat. | |||
Trambanen bij openbaar vervoer. Het beleid streeft naar een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen. | De tramlijnen zijn in de bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg, Verkeer - Straat. Als uitzondering is het tramtracé Tripstraat/ Mckaystraat binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat opgenomen met de functieaanduiding openbaar vervoer (ov). Ter hoogte van de Conradkade in de groene oever is tevens de trambaan met deze functieaanduiding aangegeven. | |||
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” (inclusief wijzingen/aanvullingen RIS 291425) gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte |
In het bestemmingsplan is conform het huidige bestemmingsplan parkeren op maaiveld en/of bestaande bebouwde parkeervoorzieningen mogelijk gemaakt binnen de planregels via de functie 'parkeervoorzieningen'. Daar waar deze functie niet is opgenomen zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan. Binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen Maatschappelijk zijn, naar verhouding, veel grotere onbebouwde terreinen aanwezig die, wanneer daar onbeperkt geparkeerd wordt, de woonkwaliteit onder druk kunnen zetten. Daarom is binnen deze bestemmingen een specifieke regeling opgenomen die parkeren alleen toestaat op bestaande parkeerterreinen. Daartoe is op de verbeelding de functieaanduiding 'parkeerterrein'( p) opgenomen. Daar waar deze functieaanduiding niet is opgenomen is parkeren niet toegestaan. Behalve volgend uit de systematiek van het bestemmingsplan (onderscheid tussen parkeervoorzieningen en overige voorzieningen) is dit eveneens expliciet opgenomen in de gebruiksregels van deze bestemmingen. | |||
Groenvoorzieningen | ||||
Flora- en Faunawet | Aangezien het hier een conserverend bestemmingsplan betreft, gericht op het beschermen van bestaande kwaliteiten en kenmerken, wordt verwacht dat de voorschriften uit de Flora- en Faunawet niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek. Indien toch ruimtelijke ontwikkelingen gepland worden, dient onderzoek plaats te vinden naar de effecten op beschermde soorten en dient zo nodig ontheffing aangevraagd te worden. | |||
Nota Groen kleurt de stad | De bomenrijen aan de Laan van Meerdervoort, Suezkade/ Conradkade, Koningin Emmakade, Loosduinseweg en Beeklaan zijn onderdeel van de stedelijke groenstructuur van de stad. In het bestemmingsplan zijn de betreffende gebieden grotendeels onder de verkeersbestemming gereguleerd. | |||
TABEL CULTUREEL ERFGOED |
||||
Typering te beschermen culturele waarden en archeologie | Vertaling in het bestemmingsplan | |||
De beschermde stadsgezichten Duinoord, Regentessekwartier en Valkenboskwartier maken deel uit van het plangebied. Ingevolge de Monumentenverordening Den Haag moet een bestemmingsplan worden vastgesteld ter bescherming van de cultuurhistorische waarden. | De cultuurhistorische waarden van de drie beschermde stadsgezichten worden in dit bestemmingsplan beschermd. Het Rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord wordt in dit bestemmingsplan aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie', de gemeentelijk beschermde stadsgezichten Regentessekwartier en Valkenboskwartier zijn door middel van een gebiedsaanduiding 'Overige zone – Gemeentelijk beschermd stadsgezicht' aangegeven. |
|||
Het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse. | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de plankaart overgenomen. Het historische patroon van straten, stegen en open ruimten is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen. De schaal van de bebouwing wordt gewaarborgd door het opnemen van bouwvlakken. Daarbij zijn de huidige goot- en bouwhoogtes opgenomen. |
|||
De profilering en inrichting van de openbare ruimte | De gemeente stuurt als eigenaar op de profilering en inrichting van de openbare ruimte (buiten het bestemmingsplan om). | |||
De verkavelings- en bebouwingsstructuur | De verkavelings- en bebouwingsstructuur is geborgd door per perceel een bouwvlak op te nemen waarbinnen de hoofdbebouwing is gerealiseerd. | |||
De vormgeving van de bebouwing, in het bijzonder de kappen en gevels | De vormgeving van de bebouwing wordt gereguleerd door de Welstandsnota. | |||
De Monumentenverordening Den Haag verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht. | De cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht worden in dit bestemmingsplan beschermd. De toelichting op de aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht is als bijlage 2 en 3 bij de regels opgenomen. De gebiedsaanduiding 'Overige zone – Gemeentelijk beschermd stadsgezicht is gericht op behoud en bescherming van deze waarden en verwijst naar de bijlage. | |||
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.3.2) Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. | De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2 Archeologie). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld. |
TABEL RIJKS BESCHERMD STADSGEZICHT DUINOORD | |
Typering te beschermen waarden in de aanwijzing | Vertaling in het bestemmingsplan |
De stedenbouwkundige aanleg waarvan de hoofdopzet bestaat uit lange evenwijdig lopende gebogen straten rond het centraal gelegen ovaalvormige Sweelinckplein | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de verbeelding overgenomen. Het patroon van straten en pleinen is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen. |
De profilering en inrichting van de openbare ruimte, met name de inrichting langs de Afzanderijvaart en Verversingskanaal alsmede de groenaanleg van het Sweelinckplein en het Stadhoudersplantsoen | De gemeente stuurt als eigenaar op de profilering en inrichting van de openbare ruimte (buiten het bestemmingsplan om) |
Het goed bewaard gebleven laat-19de-eeuwse architectuurbeeld en de ensemblewaarde van hele straatwanden, waarin de neo-renaissance stijl domineert alsmede de hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur | Deze wordt gewaarborgd door het opnemen van karakteristieke panden en de bepalingen artikel 30 van de planregels. De welstands- en monumentencommissie zal deze kwaliteiten in hun advisering betrekken |
Kenmerkend voor het stedelijke karakter zijn de gesloten bouwblokken met op de koppen een open beëindiging, waarin de bebouwing ononderbroken direct aan de straat staat en waarbinnen erven en tuin liggen besloten | Het plan voorziet in het handhaven van de gesloten bouwblokken met open koppen door middel van de in het bestemmingsplan opgenomen bouwvlakken. In de aanwezige tuinen in het gebied is slechts zeer beperkt bebouwing toegestaan |
De bebouwingshoogte varieert in het algemeen door de per pand of per ensemble steeds wisselende goothoogte | De schaal van de bebouwing wordt gewaarborgd door het opnemen van bouwvlaken. Daarbij zijn de huidige goot- en bouwhoogte opgenomen. De hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven |
Een belangrijk bindend element van de wederopbouwarchitectuur is de gele baksteen. Door onder meer variaties in de afwerking van balkons, borstweringen en ingangspartijen is hier een aantrekkelijke mix van typische jaren-vijftig kenmerken terug te vinden | De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen karakteristieke panden en de bepalingen van artikel van de planregels |
Kenmerkend voor de architectuur van rond 1900 zijn hoge bouwlagen en gevels in schoon metselwerk met talloze in natuursteen of pleisterwerk uitgevoerde ornamenten. Het gebruik van houten erkers en wisselende gevelbeëindigingen dragen sterk bij aan het schilderachtige effect | de genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen karakteristieke panden en de bepalingen van artikel 30 van de planregels. |
TABEL GEMEENTELIJK BESCHERMD STADSGEZICHT REGENTESSEKWARTIER | |
Typering te beschermen waarden in de aanwijzing | Vertaling in het bestemmingsplan |
Het overwegend goed bewaarde bebouwingsbeeld uit het vierde kwart van de 19e eeuw dat een gaaf ensemble vormt in samenhang met de omringende laat 19e-eeuwse bebouwing; | Het bebouwingsbeeld is in dit bestemmingsplan opgenomen door de huidige bebouwing op te nemen en te voorzien van een goot-/nokhoogte of een hoogteaanduiding ter plaatse van een plat dak. |
De ensemblewaarde van de bebouwing in de Perponcherstraat, Stephenson- en Wattstraat en aan de Laan van Meerdervoort; | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding. |
De bebouwingsvorm van kleine projectmatig gebouwde bouwblokken van twee of drie lagen met kap, gedekt met pannen of dakschilden met platte daken waarin de neo-renaissance als architectuurstroming duidelijk herkenbaar is; | De parcelering in het bebouwingsbeeld is door de toepassingen van goot-/nokhoogte op de verbeelding opgenomen. |
Het stedenbouwkundige patroon naar ontwerp van ir. I.A. Lindo met de kenmerkende verkeersdiagonalen in de vorm van de Regentesselaan en de Constant Rebecquestraat; | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding. |
De aanleg van het Koningsplein en het Regentesseplein in het verlengde van de as van Plein 1813 - Anna Paulownaplein - Prins Hendrikplein; | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding om de reeds bestaande pleinenstructuur te behouden. |
De architectuur van de waardevolle bebouwing langs de Regentesselaan, met name ten noorden van het Regentesseplein, in samenhang met de groenaanleg van het middenplantsoen; | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding waarbij de aanwezige bomenstructuur in de bestemming straat is opgenomen. |
De wisselwerking tussen de architectuur van de Conradkade, Suezkade, de Constant Rebecquestraat, de groenaanleg en het water van het Afvoerkanaal; | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding. |
De lineaire groenstructuur van het brede deel van de Beeklaan; | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding waarbij de aanwezige bomenstructuur in de bestemming straat is opgenomen. |
De sociaalhistorische waarde van de Hondiusstraat en omgeving. | Het bebouwingsbeeld is in dit bestemmingsplan opgenomen door de huidige bebouwing op te nemen en te voorzien van een goot-/nokhoogte. |
TABEL GEMEENTELIJK BESCHERMD STADSGEZICHT VALKENBOSKWARTIER | |
Typering te beschermen waarden in de aanwijzing | Vertaling in het bestemmingsplan |
Het overwegend goed bewaarde bebouwingsbeeld uit het begin van de 20e eeuw dat een gaaf ensemble vormt in samenhang met het stedenbouwkundige patroon naar ontwerp van ir. I.A. Lindo uit 1903; | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding. |
De bebouwingsvorm van gesloten bouwblokken van twee of drie lagen met kap of platte daken waarin de neorenaissance en overgangsarchitectuur als architectuurstroming van sobere baksteen bepalend is voor het gevelbeeld; | Het bebouwingsbeeld is in dit bestemmingsplan opgenomen door de huidige bebouwing op te nemen en te voorzien van een goot-/nokhoogte of een hoogteaanduiding ter plaatse van een plat dak. |
De ensemblewaarde van Laan van Meerdervoort, Th. Schwenckestraat, Marconistraat en Galileïstraat; | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding. |
De woningen aan de Celsiusstraat; | De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding. |
De aanleg van het Copernicusplein en het Newtonplein met groenvoorziening; | De bestaande ruimtelijke structuur en groenvoorziening is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding. |
De lineaire groenstructuren van de Valkenboslaan en het brede deel van de Beeklaan; | Binnen het straatprofiel zoals deze is opgenomen op de verbeelding is een brede lineaire groenstructuur inpasbaar. |
De groenaanleg en het water van de Valkenboskade. | De bestaande groene singelprofiel is ongewijzigd overgenomen op de verbeelding. |
De regels zijn als volgt ingedeeld:
In Artikel 1 "Begrippen" worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
In Artikel 2 "Wijze van meten" is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.
Deze bestemming staat bedrijven toe in de categorieën A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging die als onderdeel van de regels is. Het gaat vooral om kleinschalige bedrijven die solitair gevestigd zijn in de bebouwingsblokken.
Artikel 4 Cultuur en Ontspanning
Theater de Regentes, Weimarstraat 63, het voormalige zwembad is als zodanig bestemd.
Binnen de bestemming Gemengd - 1 zijn detailhandel, dienstverlening en horeca in de categorie licht op de begane grond toegestaan. Ze is toegekend aan de twee detailhandelsconcentraties, het kernwinkelgebied, aan de Weimarstraat. Afwijkende functies zijn middels aanduidingen op de verbeelding opgenomen. Voor hoekpanden is voor deze bestemming en afwijkingsmogelijkheid van burgemeester en wethouders opgenomen voor groter bebouwingsoppervlakte.
Binnen deze bestemming zijn detailhandel en dienstverlening, bedrijven, welzijnsvoorzieningen en culturele voorzieningen op de begane grond toegestaan. Woningen zijn zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegestaan. Bedrijven zijn toegestaan binnen de categorieën A en B zoals vermeld in de als bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging toegestaan. Het gaat daarbij om activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen al dan niet met kleine aanpassingen kunnen worden uitgevoerd. Afwijkende functies zijn middels aanduidingen op de verbeelding opgenomen.
Artikel 7 Gemengd - 3
Het bedrijventerrein aan de Loosduinseweg en tevens de locatie hoek Edisonstraat / Fahrenheitstraat, is zodanig bestemd. Binnen de bestemming zijn bedrijven binnen de categorieën A, B (zowel Loosduinseweg en hoek Edisonstraat / Fahrenheitstraat) en C (alleen Loosduinseweg) zoals vermeld in de als bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging toegestaan. Daarnaast is perifere detailhandel toegestaan binnen deze bestemming.
Hierin zijn bedrijven en kantoren opgenomen die, in tegenstelling tot de bestemmingen Gemengd 2 over meerdere verdiepingen plaatsvinden en gevestigd zijn in woon- of gemengde bebouwingsblokken of een zodanige uitstraling hebben. Ook de functies wonen, dienstverlening, kantoor, maatschappelijke voorzieningen in de vorm van welzijnsvoorziening en culturele voorzieningen zijn toegestaan.
Deze bestemming is opgenomen als gevolg van het rijksbeschermde stadsgezicht. Reden hiervoor is dat het vergunningsvrij bouwen op deze gronden niet van toepassing is. Om die reden is een aan- en bijgebouwenregeling opgenomen.
Bestemming Groen - 1 is gericht op het kunnen realiseren van groene oevers met een functies ten behoeve van de waterhuishouding. Daar waar dat als aanduiding op de verbeelding staat opgenomen, zijn trambanen toegestaan.
Bestemming Groen - 2 is meer op de recreatieve functie gericht. Binnen deze bestemming zijn de groenvoorzieningen opgenomen die op wijk- en buurtniveau voor Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) van belang zijn. Voorzieningen op pleinen die meer een speelvoorziening hebben (zoals basketbalveld in kooi) met weinig groene indeling zijn opgenomen binnen de bestemmingen.
Artikel 12 Maatschappelijk - Gezondheidszorg
De bestemming Maatschappelijk - Gezondheidszorg is toegekend aan de zorg- en welzijnsinstellingen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor gezondheidszorg en zorg en welzijnsinstellingen. Ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' is wonen op de verdiepingen toegestaan. De omvang van de gebouwen is door middel van bouwvlakken en hoogten op de verbeelding aangeduid. Parkeervoorzieningen zijn toegestaan voor zover dit bestaand gebruik betreft en waarvoor een functie aanduiding 'parkeerterrein (p) is opgenomen.
Artikel 13 Maatschappelijk - Onderwijs
De bestemming Maatschappelijk - Onderwijs is toegekend aan de scholen en kinderopvangcentra in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, onderwijs. De gymzalen behorend bij de onderwijsvoorziening maken onderdeel uit van de bestemming, waarvan (sport)verenigingen gebruik mogen maken. Ter plaatse van de functieaanduiding “wonen' (w) mag er gewoond worden. De omvang van de gebouwen is door middel van bouwvlakken en hoogten op de verbeelding aangeduid. Parkeervoorzieningen zijn alleen toegestaan wanneer het bestaand gebruik betreft en waarvoor een functie aanduiding 'parkeerterrein (p) is opgenomen.
De bestemming Maatschappelijk - Religie is toegekend aan de, binnen het plangebied aanwezige kerken, moskeeën en Mandirs. De gronden zijn bestemd voor religie jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en verenigingsleven. De omvang van de gebouwen is door middel van bouwvlakken en hoogten op de verbeelding aangeduid. Parkeervoorzieningen zijn alleen toegestaan voor zover dit bestaand gebruik betreft, waarvoor een functie aanduiding 'parkeerterrein (p) is opgenomen.
Artikel 15 Maatschappelijk - Welzijn
De bestemming Maatschappelijk - Welzijn is toegekend aan diverse welzijnsinstellingen en verenigingsgebouwen. De voormalige onderwijsgebouwen aan de Teylerstraat waarvan nr. 126 tevens aangewezen is als buurthuis van de toekomst zijn zodanig bestemd. Vanwege gevestigde sportscholen is daarvoor de functieaanduiding 'sport' (s) opgenomen. De omvang van de gebouwen is door middel van bouwvlakken en hoogten op de verbeelding aangeduid. Parkeervoorzieningen zijn toegestaan voor zover dit bestaand gebruik betreft, waarvoor een functie aanduiding is opgenomen.
In Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) zijn de bestaande tennisvelden, de Krajicek Playground aan de Hondiusstraat, de sporthal aan de Gaslaan voorzien van de bestemming. Binnen het bouwvlak mogen gebouwen worden opgericht die gebruikt mogen worden voor sportdoeleinden.
In het binnengebied zijn diverse tuinbestemmingen opgenomen. Voorwaarde daarvoor is dat het om gemeenschappelijk gebruik dient te gaan. De terreinen aan de Van Swindenstraat, Newtonstraat en Noorderbeekstraat zijn als zodanig bestemd.
Artikel 18 Verkeer - Hoofdverkeersweg
Hoofdverkeerswegen bestaan uit rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. De bestemming staat naast hoofdverkeerswegen ook openbaarvervoerstroken, waaronder trambanen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en alle daarbij behorende bouwwerken, groen, water en overige voorzieningen toe.
Onder deze bestemming vallen de straten met doorgaande rijbanen. Het gaat om doorgaande rijbanen voor verkeer, in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten: de buurtontsluitingswegen. Ten aanzien van de inrichting zijn dezelfde voorzieningen als bij hoofdverkeerswegen toegestaan. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel kiosk' (sdh-ki) aan de Laan van Meerdervoort is een kiosk toegestaan.
Onder deze bestemming vallen de wijkontsluitingsstraten in het plangebied: rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. De bestemming maakt terrassen ten behoeve van aangrenzende horeca mogelijk.
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
De op de verbeelding voor aangewezen gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen.
Artikel 21 Verkeer - Verblijfsstraat
Onder deze bestemming vallen de verblijfs- en woonstraten in het plangebied: rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. Ook speelvoorzieningen zijn binnen deze bestemming toegestaan. Ter plaatse van de functieaanduiding 'openbaar vervoer' (ov) aan de Mackaystraat is een trambaan toegestaan.
Het water in het plangebied, de Valkenboskade en het Afvoerkanaal hebben de bestemming Water gekregen. Op of in deze gronden mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, kunstwerken. Ter plaatse van de bruggen over deze waterpartijen is een functieaanduiding brug (br) opgenomen. Hiermee is naast het verkeer op de brug ook het water onder de brug geregeld.
Deze bestemming heeft zowel betrekking op eengezins- en meergezinshuizen.
In een woning, in deze bestemming maar ook in de bestemming en, is een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan. De regels hiervoor zijn in de begripsbepaling (artikel en ) opgenomen. Verder is op de begane grond van een gebouw, alleen ter plaatse van een bepaalde functieaanduiding op de verbeelding, een bedrijf, een garagebedrijf, detailhandel, een dienstverlenend bedrijf, kantoor, een horeca-inrichting, een levensbeschouwelijke voorziening, sportschool of welzijnsvoorziening toegestaan. Het gaat hierbij niet om een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep. De staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is ook van toepassing op bedrijven die op de verbeelding zijn aangeduid. Daarnaast is op een aantal hoeken ook de functieaanduiding gemengd op de verbeelding opgenomen. Bij deze functieaanduiding zijn welzijnsvoorzieningen, bedrijf, dienstverlening en kantoor toegestaan.
In deze bestemming, maar ook in een aantal gemengde bestemmingen worden dakopbouwen en kapverdiepingen mogelijk gemaakt. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 5.4.2.
Afwijkend aan het moederplan is ten behoeve van de functie religie voor gevestigde functies binnen de bestemming op de verbeelding een specifieke aanduiding opgenomen waar dergelijke gevestigde functies zijn toegestaan.
Ten aanzien van de mogelijkheid voor aan- en bijgebouwen wordt primair verwezen naar de vergunningsvrije regeling zoals vermeld in het Besluit Omgevingsrecht (Bor) bijlage 2. Voor hoekpanden is een afwijkingsmogelijkheid van burgemeester en wethouders opgenomen voor groter bebouwingsoppervlakte.
Deze bestemming is gelegen in het rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord, op basis waarvan een aan- en bijgebouwenregeling is opgenomen. Reden hiervoor is dat de regeling op basis van het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor vergunningsvrije bijbehorende bouwwerken hier niet van toepassing is.
Voor het overige geldt de regeling van de bestemming Wonen - 1.
Deze dubbelbestemming heeft betrekking op de gastransportleiding gelegen aan de Tripstraat en de Loosduinseweg. De gronden zijn primair bestemd voor een gasleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.
Artikel 26 Leiding - Hoogspanning
Door het plangebied nabij de Tripstraat en de Loosduinseweg is een ondergrondse hoogspanningsleiding gelegen. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de leiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.
De rioolwaterpersleiding van het Hoogheemraadschap van Delfland heeft de dubbelbestemming Leiding - Riool.
Door het plangebied loopt een waterleiding. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Water gekregen. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de waterleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.
Artikel 30 Artikel 29 Waarde - Archeologie
In het plan is het archeologisch waardevol gebied beschermd door middel van een dubbelbestemming. Daarnaast zijn er bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn. Ten slotte is er een vergunningsstelsel opgenomen voor het verrichten van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in dit gebied.
Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie
Op de verbeelding zijn de grenzen van het rijksbeschermd stadsgezicht aangeduid. In dit gebied mag slechts worden gebouwd als de cultuurhistorische waarden en de uitwendige architectonische vormgeving, niet worden aangetast. Bij strijdigheid met andere bouwregels hebben deze algemene regels voorrang. Leidend bij de beoordeling ervan is de beschrijving van het bebouwingsbeeld, de typering en de waardering van het stadsgezicht in toelichting op het (rijks)aanwijzingsbesluit – als bij de regels opgenomen.
Binnen het rijksbeschermd stadsgezicht is de nieuwe bestemming opgenomen met een aparte en beperkte aan- en bijgebouwenregeling.
Voor de gemeentelijk beschermde stadsgezichten geldt de algemene aanduiding op basis van art 34.1 Overige zone - Gemeentelijk beschermd Stadsgezicht.
Artikel 31 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene bouwregels
De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke worden hier mogelijk gemaakt. Ook wordt hier overschrijdingen van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. In het gehele plangebied zijn de ondergrondse parkeergarages die op het moment van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan reeds aanwezig waren, positief bestemd. Afwijkingsregels hierop zijn geregeld in art. 35.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels.
Artikel 33 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is ook een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld.
Verder staan gebruiksvoorwaarden opgenomen ten behoeve van het gebruik als detailhandel in vuurwerk, seksinrichtingen en bel- en internetwinkels. Dit gebruik is toegestaan wanneer ten behoeve daarvan op de verbeelding specifieke aanduidingen staan opgenomen.
Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is expliciet ook het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan. Daarbij mogen:
Bedrijfsactiviteiten aan huis die op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtig zijn passen niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met vooral het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.
Artikel 34 Algemene aanduidingsregels
Binnen de Algemene aanduidingsregels is één gebiedsaanduidingen geregeld.
De gebiedsaanduiding 'Overige zone - Gemeentelijk beschermd Stadsgezicht' geeft de het 'Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Valkenboskwartier' en 'Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Valkenboskwartier op de verbeelding weer. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht.
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor geringe afwijkingen in de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is het verlenen van een omgevingsvergunning mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en containers voor afval, glas et cetera. Een omgevingsvergunning kan ook verleend worden voor ondergrondse parkeergarages in één laag.
Een belangrijk element van dit artikel is het afwijken met een omgevingsvergunning van het algemeen gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag het verlenen van de omgevingsvergunning niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Verder staan voorwaarden opgenomen op grond waarvan verplaatsing dan wel uitbreiding van horeca, detailhandel in vuurwerk, seksinrichtingen en bel- en internetwinkels zijn toegestaan.
Artikel 36 Algemene wijzigingsregels
In de Algemene wijzigingsregels is in artikel 36.1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te kunnen wijzigen.
In artikel 36.2 Wijziging functieaanduiding is een wijzigingsbevoegheid opgenomen om functieaanduidingen op de verbeelding te kunnen verplaatsen of verwijderen.
Artikel 37 Algemene procedureregels
De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken van het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening).
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzage legging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: regels bestemmingsplan 'Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening).
Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie. Op een aantal locaties wordt het mogelijk dakopbouwen te realiseren.
Hierbij is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening daar het slechts om een beperkte uitbreiding gaat en geen toevoeging van woningen betreft.
Aan de Gaslaan 175 wordt een transformatie van een (leegstaand) buurthuis naar een woonfunctie mogelijk gemaakt. Het buurthuis is in eigendom van de gemeente. Omdat de gemeente tegen marktconforme waarde verkoopt is kostenverhaal gegarandeerd. Het kostenverhaal is derhalve anderszins verzekerd zodat ook vanuit deze ontwikkeling geen exploitatieplan vastgesteld hoeft te worden.
Het bestemmingsplan is verder conserverend van aard en aan de uitvoering ervan zijn geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro wordt daarom besloten om geen exploitatieplan vast te stellen. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.'
In de raadsvergadering van 2 juli 2015 is de motie 'Bestemmingsplannen: toegankelijkheid & betrokken bewoners' (Ris 28608) aangenomen. Doel hiervan is met bewoners, gebruikers en belanghebbenden in de voorfase van het bestemmingsplan een dialoog aan te gaan. In het kader hiervan is (als pilot) in de voorfase van de integrale herziening van het bestemmingsplan Regentesse-/ Valkenboskwartier intensief contact geweest met de Stichting Mafuganova Valkenbosch (ReVa) (hierna Stichting Mafuganova) en is er een bewonersavond gehouden voor de bewoners van de Hendrik van Deventerstraat e.o.
Stichting Mafuganova, als behartiger van de belangen van bewoners van Valkenboskwartier, heeft indertijd beroep ingediend tegen het voorgaande bestemmingsplan Regentesse-/ Valkenboskwartier 2014. Mede naar aanleiding van hun beroep is de bestemming Wonen vernietigd.
Bij de aanvang van de herzieningsprocedure van het bestemmingsplan, is er op 28 oktober 2015 een bijeenkomst geweest bij de Stichting op de Marconistraat met een rondwandeling in de wijk.
Op 13 januari 2016 heeft er een meer inhoudelijke bijeenkomst plaatsgevonden op het stadhuis. Naar aanleiding van deze bijeenkomst heeft de Stichting per brief van 5 februari 2016 het bestuur geïnformeerd over hun visie op het bestemmingsplan. In bijlage Bijlage 2 Stichting Mafuganova van de Toelichting is de brief van de Stichting en het verslag van de bijeenkomst van 13 januari 2016 opgenomen.
Onderstaand wordt ingegaan op de onderwerpen in de brief gericht aan de Commissie Ruimte en wordt verder ingegaan op aanvullende onderwerpen die de stichting in nadere correspondentie heeft ingebracht.
1. Notitie Mafuganova over Verdichtingsnota en ondersteunen zienswijze Wijkoverleg Statenkwartier
over bestemmingsplan Statenkwartier
Betreffende notitie en zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen. Hieronder wordt ingegaan op de reacties die betrekking hebben op het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening).
2. Opnemen van een splitsingsverbod zonder ontheffingsmogelijkheid van woningen
In de regels is een splitsingsverbod opgenomen waarvan (binnenplans) met een omgevingsvergunning van kan worden afgeweken. Afwijken is slechts mogelijk wanneer er sprake is van een minimale grootte van 40 m2, de woning uit een volledige bouwlaag bestaat, de parkeerdruk niet hoger is dan 90% (tenzij de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden opgelost). Daarbij geldt tevens de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaats mag vinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bovenstaand verbod met ontheffingsmogelijkheid is gebaseerd op de belangenafweging enerzijds op het beleidsmatig faciliteren van de groei van de stad op basis van de Agenda voor de Haagse Verdichting (RIS 159469) en anderzijds de leefbaarheid. Een absoluut splitsingsverbod wordt strijdig geacht met de beleidsuitgangspunten voor de stad.
3. Geen nieuwe dakopbouwen tenzij stedenbouwkundig aanvaardbaar
Naar aanleiding van deze reactie en de reactie tijdens de bewonersavond Hendrik van Deventerstraat (&.1.2 onder 2) heeft er een nieuw stedenbouwkundig onderzoek naar de aanvaardbaarheid van dakopbouwen plaatsgevonden. Nieuw in dit bestemmingsplan is dat naast de aanvaardbaarheid van dakopbouwen eveneens een stedenbouwkundige afweging is gemaakt over de aanvaardbaarheid van kapverdiepingen. Dit vanwege de architectonische samenhang in relatie met het gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Aan de hand van deze nieuwe afweging zal er een nieuw bezonningsonderzoek worden uitgevoerd waarbij, in tegenstelling tot het bezonningsonderzoek op basis van het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier 2014, de zgn. excessenregeling is opgenomen. De excessenregeling gaat er van uit dat de afname van bezonning op woningen niet meer dan 50 % mag bedragen ten opzichte van de huidige situatie.
De uitkomsten zijn op dit moment nog niet gereed, maar zullen te zijner tijd als bijlage in de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan worden opgenomen.
De locaties waar dakopbouwen toelaatbaar zijn, staan opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan (functieaanduiding sba-dob). De locaties waar kapverdiepingen mogelijk zijn, zijn benoemd in hoofdstuk 5.4 Bebouwingsmogelijkheden.
De genoemde bouwmogelijkheden voor verruiming van de woningen zijn in overeenstemming met de Agenda voor de Haagse Verdichting (RIS 159469) als alternatief voor verhuizing van bewoners naar een andere wijk of stad.
De Stichting stelt verder voor een verbod op te nemen om dakopbouwen te realiseren wanneer het bestemmingsplan dit niet toestaat, waarmee wordt gedoeld op de (wettelijke) afwijkingsbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Op grond van artikel 2:12 Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) heeft het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid om omgevingsvergunningen af te geven die niet passen binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan. Dit geldt o.a. voor de, door de Stichting genoemde kruimelregeling (art. 2.12, lid 1 onder a, sub 2 Wabo en Besluit omgevingsrecht (Bor) bijlage 2, art 4).
Het in het bestemmingsplan opnemen van een dergelijk verbod is niet zinvol, aangezien deze mogelijkheid niet opzij gezet kan worden door het bestemmingsplan.
Uit onderzoek is gebleken dat de bouw van dakopbouwen niet tot een noemenswaardige toename van de parkeerdruk leidt. Op basis van de 'Aanpassingen/wijzigingen nota Parkeernormen Den haag' (3 maart 2016 Ris 291425), gelden geen extra parkeereisen meer wanneer een omgevingsvergunning wordt gevraagd voor een dakopbouw.
4. Bebouwing van achtertuinen
Het klopt dat Regentesse-Valkenboskwartier voor ca 80 % in gemeentelijk beschermd stadsgezicht is gelegen. In het betreffende gebied wordt geen aan- en bijgebouwenregeling opgenomen omdat op basis van de rijksregeling vergunningsvrij bouwen aan- en bijgebouwen zijn toegestaan (Bor, bijlage I, art 2).
Binnen het deel van het plangebied dat is aangewezen als rijksbeschermd Stadsgezicht geldt de rijksregeling vergunningsvrij bouwen niet. Voor dit deel van het plangebied, langs de Laan van Meerdervoort, is een aan- en bijgebouwenregeling opgenomen die in beperkte mate aan- en bijgebouwen mogelijk maakt.
5. Teruglegging bebouwing van de bovenste etage aan de achterzijde
Gevraagd wordt om de ruimte die bestemmingsplan biedt om de bovenste verdieping vol te bouwen aan de achterzijde te beperken om zodoende bezonningsmogelijkheden van naastgelegen woningen en tuinen te behouden.
De mogelijkheid om de bovenste verdieping vol te bouwen aan de achterzijde van de woning is een bestaand recht wat op basis van het voorgaande bestemmingsplan reeds mogelijk is.
Het beperken van bewoners in hun bestaande rechten, afgewogen tegenover een beperkte afname van bezonning in tuinen en woningen in een beperkt aantal situaties wordt niet overwogen.
Los hiervan wordt het voor een aantal woningen, zoals onder 3 vermeld, op de bovenste verdieping mogelijk een dakopbouw of kapverdieping te realiseren indien dit stedenbouwkundig verantwoord wordt geacht en op basis van de bezonningsnormen mogelijk is.
6. Kamerverhuur
In Den haag wordt kamerverhuur als onzelfstandige woonvorm niet gereguleerd in het bestemmingsplan, maar op basis van de Huisvestingsverordening. Het genoemde bestemmingplan Het Oude Centrum uit 2004 was een uitzondering, waarbij kamerverhuur in het nieuwe ontwerp-bestemmingsplan niet meer is opgenomen.
Op basis van de nieuwe Huisvestingsverordening die op 1 november 2015 in werking is getreden is kamerbewoning in heel Den Haag tot en met 3 kamerbewoners vergunningsvrij. Artikel 35 lid c van de Huisvestingsverordening regelt dat er vanaf 4 kamerbewoners een omzettingsvergunning nodig is. Deze vergunning zal in de regel geweigerd worden wanneer de woning in een kwetsbaar gebied ligt. (art, 38 lid 2 Huisvestingsverordening). Zoals genoemd is Regentesse-Valkenboskwartier, exclusief Koningsplein e.o. een kwetsbaar gebied. Kamerverhuur wordt actief door de gemeenteraad geëvalueerd. Op basis van opgedane ervaringen en de uitkomsten van evaluaties zouden in de toekomst mogelijk de voorwaarden aangepast kunnen worden.
Het reguleren van kamerverhuur in het bestemmingsplan middels een verbod op (nieuwe) kamerverhuur wordt strijdig geacht aan de uitgangspunten van de recent vastgestelde Huisvestingsverordening.
7. Binnenterreinen bestemming als tuin
Zeer recent is tijdens de behandeling van het bestemmingsplan Statenkwartier uitgebreid gesproken over deze kwestie. Het college zet op aantal punten in om de tuinen te vergroenen. Het Haags Milieucentrum (Operatie Steenbreek), de gemeente Den Haag en het Laboratorium voor Microklimaten (kunstproject ONTTEGEL!) werken samen om het weghalen van verharding door bewoners van Den Haag onder de aandacht te brengen zodat eigen leefomgeving en zo het klimaat in de stad verbeteren. Ook wordt ingezet op voorlichting om bewoners te wijzen op het belang van een groene tuin.
Dit regelen in een bestemmingsplan via de bestemming Tuin is echter behoorlijk dwingend en heeft ook een aantal praktische bezwaren. De opzet van het nieuwe bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat in beginsel de bestaande planologische rechten worden overgenomen. Uitgangspunt is dat in de bestemming Tuin geen bebouwing is toegestaan. Om de bestaande rechten goed in beeld te brengen, moet een inventarisatie worden gemaakt waarbij onderzocht moet worden welk deel van de tuin al versteend is en op welk deel al bebouwing is gerealiseerd. Het wegbestemmen van deze mogelijkheden brengt immers beperkingen met zich mee die onwenselijk zijn. Uit praktisch oogpunt is het opnemen van de bestemming Tuin (en dan met name de inventarisatie en de handhaving daarvan) niet de weg die de gemeente wil inzetten. Het college wil zich daarom blijven inzetten op stimulering en voorlichting.
Bij gemeenschappelijke tuinen is in beginsel geen sprake van bebouwing en is deze vaak bereikbaar en zichtbaar vanaf openbaar gebied. Om die reden is voor deze gronden wel gebruik gemaakt van de bestemming Tuin. Na inventarisatie van het plangebied zijn enkele gemeenschappelijk tuinen als zodanig geconstateerd en op de verbeelding opgenomen ( o.a. Newtonstraat en Noorderbeekstraat). publieke/openbare terreinen, zullen zoveel mogelijk van de bestemming Tuin worden voorzien.
8. Opnemen van een norm voor de actuele parkeerdruk
In de integrale herziening van het bestemmingsplan wordt ten aanzien van de parkeernormen verwezen naar de Nota Parkeernormen Den Haag (RIS 180875) en de Wijzigingen/aanvullingen op de Nota Parkeernormen Den Haag (3 maart 2016 RIS 291425). De parkeernormen zijn opgenomen in de Nota parkeernormen, welke in het bestemmingsplan als bijlage bij de regels wordt opgenomen.
Aangaande de uitwerking van de actuele parkeerdruk staat op blz. 33 in de 'Nota Parkeernormen' dat binnen de stad voor de woonfunctie uitgegaan wordt van een loopafstand van 500 m. In de 'Wijzigingen Nota Parkeernormen' (paragraaf 3) wordt daarbij opgemerkt dat rekening gehouden wordt met het gebied waar de parkeervergunning geldig is en het eventuele deel van het gebied waarbinnen vrij parkeren is.
Over de actualiteit van parkeerdrukcijfers staat in de 'Wijzigingen Nota Parkeernormen' in paragraaf 4 vermeld dat aan de hand van tellingen gegenereerde gegevens op basis waarvan de parkeerdruk bepaald wordt, niet ouder dan 5 jaar mogen zijn. Bij gebruik van telgegevens, ouder dan 2 jaar, geldt er een aanvullende motivering.
Overig punten
9 Norm voor lichte horeca in kernwinkelgebied (Weimarstraat) en illegale horeca
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier in 2014 is een amendement aangenomen waarbij voor deze straat uitgegaan diende te worden van 15 % voor alle panden in dit gebied. In de op 11 februari 2016 vastgestelde nieuwe Horecavisie (RIS 288645) is een percentage lichte horeca voor kernwinkelgebied vastgesteld van 30 % voor alle niet woonpanden. Hierbij is de uitzondering voor de Weimarstraat niet overgenomen.
Uitgaande van het meest actuele door de raad vastgestelde percentage dient er voor het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) in het kernwinkelgebied van de Weimarstraat uit te worden gegaan van 30% aan lichte horeca voor alle niet woonpanden op de begane grond. Deze regeling wordt ook opgenomen in het bestemmingsplan.
Op basis van het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) worden alle functies in het plangebied geïnventariseerd, waaronder ook horeca-functies. Zodra horeca wordt geconstateerd waarvoor geen vergunning is verleend zal dit nader worden onderzocht. Zo nodig zal hierop worden gehandhaafd.
10 Vakantiewoningen in bestemmingsplan
Op basis van het bestemmingsplan Regentesse-/ Valkenboskwartier uit 2014 is het niet toegestaan om woningen en andere gebouwen (b.v. winkels, kantoren) te gebruiken als vakantiewoning. Wanneer een woning als zodanig gebruikt wordt, is dit strijdig aan het bestemmingsplan. Dit zal ook gelden voor het nieuwe bestemmingplan.
Het is mogelijk dat aanvragen voor omgevingsvergunningen worden ingediend die niet passen binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan. Hierbij is het ook mogelijk dat een vakantiewoning wordt aangevraagd. Bij aanvragen die niet passen in het bestemmingsplan zal het college een afweging maken of het college tot verlening van de vergunning overgaat.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan Regentesse -/ Valkenboskwartier 2014 op basis van de algemene regels (art. 28.2 onder f) wel mogelijk maakt om een deel van de woning met een (binnenplanse) afwijking van B&W te verhuren als Bed and Breakfast door de bewoner wanneer aan de daarvoor gestelde criteria wordt voldaan.
11 Ruime bestemming Maatschappelijk, parkeren
In het nieuwe bestemmingsplan wordt een nadere detaillering opgenomen voor de bestemming Maatschappelijk. Dit betreft de bestemmingen: Maatschappelijk - Gezondheidszorg, Maatschappelijk - Onderwijs. Maatschappelijk - Welzijn en Maatschappelijk - Religie. Tevens worden de mogelijkheden van de functieaanduiding “maatschappelijk” binnen de hoofdbestemmingen Wonen en Gemengd beperkt.
In lijn met het bestemmingsplan Regentesse-/ Valkenboskwartier uit 2014 wordt voor alle maatschappelijke bestemmingen parkeren op eigen terrein in principe niet toegestaan, tenzij parkeren reeds op eigen terrein plaatsvindt.
Naar aanleiding van door meerdere bewoners van de Hendrik van Deventerstraat e.o. ingediende bezwaarschriften tegen een omgevingsvergunning ten behoeve van een Imamopleiding in het voormalige schoolgebouw Hendrik van Deventerstraat 43, is op 19 januari 2016 voor omwonenden (ca. 300 adressen) een bewonersavond gehouden. De avond vond plaats in Woonzorgcentrum Jonker Frans, Newtonplein 100. Er kwamen 12 personen die in gelegenheid werden gesteld input te leveren over de herziening van het bestemmingsplan. Zij konden hun wensen met ambtenaren ter plekke bespreken en deze op schrift stellen.
Bijgaand de samengevatte opmerkingen met daaronder de reactie op welke wijze een en ander verwerkt zal worden in het nieuwe bestemmingsplan.
Reactie:
In de integrale herziening van het bestemmingsplan wordt de 'oude' bestemming 'Maatschappelijk' nader gedetailleerd in de bestemmingen:Maatschappelijk - Gezondheidszorg, Maatschappelijk - Onderwijs, Maatschappelijk - Religie en Maatschappelijk - Welzijn. De Hendrik van Deventerstraat wordt bestemd als Maatschappelijk - Onderwijs, zie ook de reactie onder 7.1.1 onder 11.
Reactie:
Vanwege reacties hierover, is ten behoeve van de integrale herziening van het bestemmingsplan een (nieuwe) stedenbouwkundige afweging gemaakt over de aanvaardbaarheid van dakopbouwen en/of kapverdiepingen. Zie ook de reactie onder 7.1.1 onder 3. Voor de Hendrik van Deventerstraat houdt dit in dat daar de mogelijkheid voor dakopbouwen en/of kapverdiepingen grotendeels vervalt. In het bestemmingsplan worden conform het nieuwe beleid ook de gemeentelijk beschermde stadsgezichten Regentessekwartier en Valkenboskwartier in de regels van het bestemmingsplan geborgd. De in het aanwijzingsbesluit voor de gemeentelijke bescherming van de stadsgezichten aangegeven waarden dienen in het kader van het bestemmingsplan te worden gerespecteerd. De aanvaardbaarheid van het uiterlijk van de dakopbouw of kapverdieping wordt beoordeeld door de Welstandscommissie.
Reactie:
Het vigerende bestemmingsplan voor deze locatie is nu bestemmingsplan Regentesse-/ Valkenboskwartier-Noord 4e herziening (onherroepelijk 18-5-2004). Een coulance regeling is niet mogelijk. Tegen de hoogte van het legesbedrag van de omgevingsvergunning is het mogelijk daartegen bezwaar te maken.
Reactie:
Op basis van de Nieuwe Horecavisie (RIS 288645) van 11 februari 2016 heeft de raad een percentage lichte horeca voor kernwinkelgebied vastgesteld van 30 %. Op basis van de Horecavisie is de Weimarstraat voor grote delen aangemerkt als kernwinkelgebied. Zonder nieuw oordeel van de raad kan hier niet van afgeweken worden. Zie ook de reactie onder 7.1.1 onder 9.
Reactie:
Geconstateerd is dat de genoemde nummers garageboxen zijn en derhalve onjuist bestemd. In de
integrale herziening van het bestemmingsplan zal dit gecorrigeerd worden.
Reactie:
Aangezien tussen de twee genoemde bestemmingen slechts een langzaam verkeersverbinding aanwezig is, die ook binnen deze groenbestemming mogelijk is, worden de twee Groen - 2 met elkaar verbonden.
Reactie:
Betreffende locaties zullen nader onderzocht worden. Voor zover het om speelpleinen gaat waar veel omringend groen is opgenomen, zal aan het gehele plein de bestemming Groen - 2 gegeven worden. De speelpleinen aan de Mariottestraat en het kamerlingh Onnesplein zullen in ieder geval opgenomen worden met de bestemming Groen - 2.
Reactie:
Het bestemmingsplan maakt de voorgestelde wijzigingen mogelijk. Het voorstel is voorgelegd aan de dienst Stadsbeheer die gaat over de openbare ruimte. Het plaatsen van verkeersborden wordt niet in het bestemmingsplan geregeld.
Reactie:
Het plangebied kent karakteristieke beeldbepalende bebouwing. Dit zijn gebouwen die op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld. Sloop van deze gebouwen is ongewenst. In uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij bouwvalligheid) kan sloop van deze gebouwen aan de orde zijn. Het behouden van originele ramen en erkers kan echter niet gewaarborgd worden. Wel dient de naar het openbaar toegankelijke gebied gerichte gevelindeling en de kapvorm gehandhaafd te blijven.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) is op 11 april 2016 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
Van de volgende instantie(s) is een reactie ontvangen.
4. Hoogheemraadschap van Delfland
“ Slechts één opmerking: Delfland heeft dit jaar het nieuwe Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld. Wil je de (standaard-)tekst daarop aanpassen?”
Reactie:
De gevraagde aanpassing is verwerkt in de toelichting.
8. Veiligheidsregio Haaglanden
“Naar aanleiding van uw verzoek van 12 april 2016 om advies uit te brengen in het kader van externe veiligheid over het concept van het ontwerpbestemmingsplan Regentesse-Valkenboskwartier (integrale herziening) te Den Haag heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 20 april 2016 telefonisch contact gehad met de behandelend ambtenaar. Het verzoek was om op zeer korte termijn te reageren vanwege de termijnen. Door de behandelend ambtenaar is aangegeven dat de integrale herziening te maken heeft met de mogelijke splitsing van woningen dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Het aantal personen wijzigt niet ten opzichte van het moederplan. In de adviesbrief van 21 februari 2012 met kenmerk VRH 2012/1561/MvV (Zie bijlage) zijn een aantal maatregelen geadviseerd. Deze maatregelen zijn in het voorliggende concept ontwerp bestemmingsplan meegenomen”
Reactie:
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
9. HTM Personenvervoer NV
“In reactie op de door u geboden mogelijkheid tot het geven van commentaar op het concept-ontwerpbestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier ex art 3.1.1 Bro, kan ik u het volgende melden.
Langs de grenzen van, en gedeeltelijk in het plangebied lopen de railtracés van tram 2 en RandstadRail 3 en 4, allen in de bestemming 'Hoofdverkeersweg'. Hierover zijn geen opmerkingen.
Door het gebied lopen de tracés van tram 11 en 12. De trambaan van lijn 11 is goed geregeld, maar het ondergrondse tractieonderstation naast de trambaan op de kruising Conradkade – Laan van Meerdervoort ontbreekt in de bestemmingsomschrijving van art 10 (Groen-1); deze zie ik graag opgenomen in art 10.
Het tracé van tramlijn 12 ontbreekt op diverse plaatsen in het plangebied. De Regentesselaan, Teijlerstraat, de Geijnstraat, Copernicusplein en Edisonstraat zijn allen onderdeel van de route van lijn 12 en hebben op de kaart een bestemming 'Verblijfsstraat' gekregen, zonder functieaanduiding OV. In de Regels hebben deze straten bijna allemaal de bestemming 'Straat' gekregen. Regels en kaart spreken elkaar hier tegen; graag de bestemming afstemmen en de tram positief bestemmen op bovengenoemde straten (zie ook Toelichting 5.5.3).
Bus 21 rijdt o.a. via de Weimarstraat, die een bestemming 'Verblijfsstraat' heeft. Dit kan, maar over het algemeen hebben wegen waar OV rijdt minimaal een bestemming 'straat'.
Tenslotte: in de Toelichting (2.4.2) wordt nog bus 20 genoemd, maar die is inmiddels opgeheven, en bus 21 rijdt (zoals hierboven vermeld) via de Weimarstraat en Valkenboslaan.
Verder geeft het plan geen aanleiding tot met maken van opmerkingen.”
Reactie:
Naar aanleiding van de reactie is de verbeelding aangepast aan paragraaf 5.5.3: “Keuze en verantwoording van bestemmingen”, is het ondergrondse tractieonderstation ter hoogte van de kruising Conradkade – Laan van Meerdervoort opgenomen met een aanduiding en is is paragraaf 2.4.2 aangepast.
18. Stichting Mafuganova Valkenbosch (ReVa)
“Ons commentaar is gebaseerd op de informatie over het voorontwerp bestemmingsplan van 10 maart 2016, zoals geplaatst op de website van de rijksoverheid: Ruimtelijke Plannen.nl. Echt een overzicht van de plankaart en de voorkomende bestemmingen is daarop lastig te verkrijgen. Per locatie gaat, in hoofdlijnen, wel maar voor ons was het in dit korte tijdsbestek onmogelijk om alle bestemmingen op de kaart te controleren. Voor zover er opmerkingen over de bestemming van een specifieke locatie zijn gemaakt, is daarmee niet gezegd dat later in het behandelingsproces door onze Stichting Mafuganova Valkenbosch (ReVa), over specifieke locaties nog opmerkingen zullen worden gemaakt. Zo zijn we o.m. benieuwd, bijvoorbeeld, in verband met toepassing artikel 15.3, naar de plaatsen waar parkeren op eigen terrein is toegestaan, o.a. n.a.v. de discussie over de Hendrik van Deventerstraat.
Wij constateren ook dat op een aantal punten het nieuwe plan een verbetering is t.o.v. de bestaande situatie en dat ook, al is het te veel ten dele, is geluisterd naar bewoners. Echter, op belangrijke punten, zoals de noodzaak van een absoluut splitsingsverbod zonder vrijstellingen maar ook m.b.t. de voorwaarden die aan het realiseren van dakopbouwen worden gesteld houden wij bezwaren en hebben wij ook aanvullende wensen. Te prijzen is overigens dat nu veel beter onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden van dakopbouwen.
Ook een verbetering zijn de nieuwe regels voor toetsing aan de parkeerdruk maar wat daarbij opvalt is dat de juridische vastlegging hiervan in het plan gebreken vertoont, welke echter met wat kleine ingrepen zijn te verhelpen.
Opmerkingen bij het plan
Algemeen: herhaaldelijk wordt dit conceptplan in de toelichting als conserverend genoemd. Ten onrechte, want een plan met ruime splitsingsmogelijkheden, de mogelijkheid van dakopbouwen, bebouwing van tuinen, etc. kan niet als 'conserverend' worden beschouwd.
Bij de opmerkingen gaan we uit van de onderwerpen die discussie opleveren. Verwezen wordt naar onderdelen van toelichting en regels die in dit verband van belang zijn.
Horeca en winkels: par. 3.8 toelichting, onder gemeentelijk beleid, artikelen m.b.t. gemengde bestemmingen.
Er wordt gesproken over dat Den Haag veel aandacht schenkt voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kern(winkel)gebieden in de wijken. Het is algemeen bekend dat de Weimarstraat niet veel winkels bevat en de huidige BIZ niet volledig functioneert. Het winkelbestand (is niet de percentage) waarbij je de 30% kan hanteren voor het invullen van de horeca. Er is al ruim (meer dan 30%) horeca aanwezig in de Weimarstraat en omgeving. Dan is er in het deel Weimarstraat (tussen Beeklaan en Valkenboslaan) een overconcentratie coffeeshopgebied. Wij verwijzen naar een Amendement aangenomen op 24-01-2013 (rv4; RIS 254770), waarbij voor deze straat uitgegaan diende te worden van 10%. Dit Amendement werd ondertekend door D66, HSP, SP, GL en CDA.
Regentesse/Valkenboskwartier
De commissie Ruimte sprak op 17 jan 2013 allereerst over;
het bestemmingsplan Regentesse/Valkenboskwartier. De commissie vroeg aandacht voor het splitsen van woningen en de toegestane seksinrichtingen die relatief veel in het gebied aanwezig zijn. Voor de Weimarstraat is in het voorgelegde plan lichte horeca tot 30% van het aantal vestigingen toegestaan. Meerdere commissieleden vonden dat dit naar 10% mag worden teruggebracht.
Uw vastgestelde Horecavisie (RIS288645) is een percentage lichte horeca voor kernwinkelgebied vastgesteld van 30% voor alle niet woonpanden. Hierbij is de uitzondering voor de Weimarstraat niet overgenomen. Nogmaals verwijzen wij naar een niet gezonde detail (economie) in de Weimarstraat en is deze straat niet mee geholpen om de resterende lege winkelruimtes op te vullen als zijnde een horeca functie. En moet dan ook anders benaderd worden als de overige winkelstraten in andere wijken.
Nogmaals de Weimarstraat heeft een overconcentratie coffeeshops en is niet gebaat om nog eens 30% extra (zijnde lichte en/of ondersteunende ) horeca er bij te krijgen. Eerst de overconcentratie coffeeshops (waterpijpbedrijven) inclusief De Zevensprong opheffen om dan vervolgens over te gaan tot het ontwikkelen van een gezond economisch gebied.
In de toelichting wordt het deel van de Weimarstraat tussen Professor Kaiserstraat en de Beeklaan niet gerekend tot het kernwinkelapparaat. Is dit dan een overloopgebied als genoemd in de toelichting, analoog aan dat tussen Suezkade en de Koningin Emmakade?. En is hiervoor de bestemming GD 2 van toepassing waarbij wonen op de begane grond mag? Wij willen dat hiervoor in de regels wordt bepaald dat bij omzetting van bijv. een winkel naar een woning de begane grond dan niet meer dan 1 zelfstandige woning mag bevatten, zodat niet alsnog daar weer met allerlei kunstgrepen meerdere (heel) kleine appartementen ontstaan, zoals bij bepaalde winkeltjes al het geval is. Een goede volkshuisvestingskwaliteit is van groot belang.
Verdichting
Dit brede onderwerp komt als eerste aan de orde in par. 3.7.1 (Woonvisie Den Haag 2009-2020). Wij blijven van mening dat de groei van Den Haag ten onrechte een beleidsdogma van de gemeente is, met in de praktijk zeer negatieve gevolgen voor de leefbaarheid, zeker in wijken als REVA. Deze
heeft haar bijdrage aan de groei/verdichting al ruimschoots geleverd. De wijk kent een zeer hoge bevolkingsdichtheid, met meer inwoners dan er geregistreerd zijn, en is bezig af te glijden naar het niveau van een achterstandswijk. Voor een toelichting op dit standpunt zij verwezen naar onze eerder aan de Raad toegestuurde notitie van 26 augustus 2015.
Aanvullend hierop wijzen wij erop dat splitsing van dubbele bovenwoningen niet kan worden tegengehouden door VvE's omdat de stemverhouding altijd in het voordeel is van de eigenaar van de dubbele bovenwoning. Dit geeft een niet beheersbare problematiek, zeker als na splitsing tot kamerverhuur wordt overgegaan. In dit plan komen de opvattingen over het verdichtingsbeleid in diverse artikelen tot uiting. De belangrijkste onderwerpen zijn splitsing, dakopbouwen, aan- en uitbouwen, etc. Maar ook het onderwerp parkeren heeft er verband mee.
Het gemeentelijk streven naar verdichting leidt er overigens ook toe dat op de behoefte en het gebrek aan groen en speelgelegenheden niet of weinig wordt ingegaan. Zo wordt wat betreft speelgelegenheid niet voldaan aan de door de gemeente zelf gestelde beleidsnormen. De analyse van het verschil, en hoe daarmee om te gaan, tussen feiten en beleid ontbreekt in dit plan {Toelichting par. 3.11.2).
Woningsplitsing: Toelichting par. 1.2/par, 3.7.2 (Woningsplitsing) en artikelen 33b en 36.1g.) De opmerkingen van de gemeente over de noodzaak van een ontheffingenbeleid hebben ons in het geheel niet overtuigd en wij blijven voorstander van een absoluut verbod als geregeld in artikel 33b, zonder ontheffing. Met de afwijkingsmogelijkheid van artikel 36.lg zal de bestaande voorraad van voor gezinnen geschikte woningen (grondgebonden woningen -10 %- en dubbele bovenwoningen verder worden uitgehold" Gezien de ook in de toelichting genoemde overmacht van 1- en 2 persoonshuishoudens is een goede menging van de bevolking naar typen huishoudens in het geding. Het is bekend dat er in Den Haag sprake is van een substantiële uittocht van gezinnen (bron: CBSgegevens, 22-2-2016)). Voor onze eerdere argumentatie verwijzen wij naar onze brief van 5 februari 2016 (MFGNV-V03/2016,best.plan ReVa). Wij menen dat de Raad zich over deze kwestie dient uit te spreken. REVA was altijd al een uiterst verdichte wijk en dat is door woningsplitsing alleen maar erger geworden.
In dit verband is de relatie tussen woningsplitsing en kamerverhuur relevant. Wij verwijzen hiervoor naar ons verzoek tot het nemen van een voorbereidingsbesluit d.d. 03 april 2016 met als kenmerk: MFGNV-V07/2016 (best.planReVa). Hierin is een opmerking gemaakt over de in de huisvestingsverordening verruimde mogelijkheden voor kamerverhuur. In deze verordening is het aantal kamers dat zonder vergunning kan worden verhuurd verhoogd naar drie , met als gevolg: wildgroei van onzelfstandige woningen en verhoging van de veiligheidsrisico's (ook in de zin van security). In combinatie met nog meer splitsingen van woningen ontstaat een volkomen ongecontroleerde ontwikkeling. Met dit bestemmingsplan zou in ieder geval aan de bijdrage van de splitsingen aan deze ontwikkeling een halt moeten worden toegeroepen.
In het onverhoopte geval dat afwijkingsmogelijkheid in stand blijft, hechten wij aan de volgende 3 aanpassingen:
a. Artikel 36.1 onder g wordt uitgebreid met de volgende bepaling, op te nemen als nieuw onderdeel 1, :
De woning bestaat uit tenminste 3 bouwlagen.
b. In genoemd artikel wordt onderdeel 3 uitgebreid door het invoegen van de woorden "mits overdekt en beneden maaiveld" achter "eigen terrein".
c. Opnemen in artikel 1 van de definitie van een zelfstandige woning: een zelfstandige woning is een woning met een eigen toegang en een eigen douche, een eigen keuken en een eigen toilet die niet worden gedeeld met andere woonruimten in het gebouw en welke is voorzien van eigen meters voor gas, water en elektriciteit.
Een bijzonder aandachtspunt is het voorkomen dat in de situatie dat een andere bestemming dan wonen die is ontstaan na omzetting van de woonfunctie van eengezinshuizen in een niet woonfunctie (zoals bijv. de kantoren in hele panden aan de Regentesselaan) weer een woonfunctie krijgen. Wat wij willen is dat in de regels een splitsingsverbod komt voor voormalige eengezinshuizen die nu een andere bestemming hebben. Hiermee wordt voorkomen dat deze situaties het jachtterrein worden van onroerend goed exploitanten die snel geld willen verdienen. Met appartementen valt meer te verdienen dan met eengezinshuizen. Door het splitsingsverbod blijft een dergelijk pand dan bereikbaar voor de reëel bestaande koopkrachtige vraag naar deze eengezinshuizen.
Motivatie ad a: er is geen reden om een splitsingsmogelijkheid voor een woning met 2 bouwlagen in te stellen. Dit is het protype van een eengezinswoning en daar zijn er al zo weinig van. Bovendien geldt dat ze relatief goedkoop zijn en daardoor voor meer huishoudens binnen het financiële bereik vallen. De voorgestelde bepaling is letterlijk overgenomen uit het vigerende plan voor de Archipelbuurt e.o. Er zijn geen redenen om deze in het geval van REVA niet toe te passen.
Motivatie ad b.: het parkeren op eigen terrein kan in REVA niet anders dan op binnenterreinen. Echter het daar in de open lucht parkeren of door het binnenterrein in een laag vol te zetten met een parkeergarage boven maaiveld betekent, tenzij die landschappelijk goed wordt ingepakt, een enorme aantasting van de leefbaarheid van binnenterreinen. Een gebouwde voorziening moet kunnen maar dan wel zonder geluid en stankoverlast. En op een grote kale doos op een binnenterrein zit niemand te wachten. Deze redenering geldt ook voor de situaties waarin een andere bestemmingen dan wonen naar een woonbestemming wordt omgezet.
Motivatie ad c: de definitie is, zonder de toevoeging van de passage over eigen meters, o.m. te vinden op websites van de landelijke overheid. De genoemde voorzieningen zijn essentieel voor het met recht kunnen spreken over een zelfstandige woning met voldoende kwaliteit. Vanuit oogpunt van verduurzaming is de aanwezigheid van eigen meters voor gas, water en elektriciteit zeer belangrijk. Daarnaast voorkomt het dat bewoners onterecht voor verbruik van anderen betalen en andersom en helpen eigen meters onfrisse praktijken van verhuurders m.b.t. doorrekening van deze kosten (bijv. verstopt in servicekosten) te voorkomen.
Dakopbouwen: toelichting par. 5.4.2.
Algemeen: het gemeentelijk beleid is tegenstrijdig. De gemeente wil dakopbouwen mogelijk maken om jonge gezinnen aan de stad te binden. Maar tegelijkertijd wordt splitsing van dubbele bovenwoningen, die juist geschikt zijn voor jonge gezinnen, toegelaten.
Ook worden bestaande kap/zolderverdiepingen gespitst van de onderliggende etage, die zeer geschikt zijn voor jonge gezinnen. (starters)
Ofschoon de toelichting nog niet geheel af is op dit punt, merken wij op dat de vermindering van de bezonning door dakopbouwen, die de gemeente acceptabel vindt wel erg ruim is geformuleerd. Een achteruitgang van 50 % is voor de (achter)buren onaanvaardbaar. De praktijk leert dat over heel wat mindere achteruitgang door bomen e.d. al gemakkelijk heftige discussie tussen buren ontstaat.
Met de voorgestelde regeling wordt het sociaal klimaat en het woonklimaat in een buurt geen goed gedaan.
Een ander punt van kritiek is dat gemakkelijk in de beschrijving van de mogelijkheden per deelgebied over versterken van de ensemblewaarden van de straatwanden wordt gesproken of over aansluiting op reeds aanwezige kapverdiepingen waarbij van plaatsgevonden inbreuken een deugd wordt gemaakt. Maar bijv. de bebouwing in 2 lagen aan de Galileïstraat tussen Beeklaan en Valkenboslaan is als straatwand ontworpen en gebouwd en daardoor juist als een ensemble te beschouwen en als zodanig ook erkend gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Het bijbehorende ritme van 3 en 2 bouwlagen is onderdeel van het ontwerp. Het feit dat er al op een enkele plaats een dakopbouw is gerealiseerd is geen argument om daarmee dan maar door te gaan. Dan wordt het ene ensemble ingeruild voor een ander ensemble waarbij gemakkelijk de stedenbouwkundige kwaliteit de dupe wordt. Een verschil in hoogtes van de daklijnen draagt bij aan de levendigheid van het straatbeeld. Bij de Marconistraat is sprake van (zeer) ondiepe binnentuinen. Ophogen heeft daar veel invloed op de bezonning. Passen de uitlatingen in de huidige toelichting bij de resultaten van het bezonningsonderzoek?
In par. 3.7. 2 van de toelichting wordt de beleidsregel genoemd dat binnen een periode van 10 jaar na het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor een dakopbouw B&W geen medewerking verleent aan een splitsing van de betreffende woning. Wij zijn van mening dat het ook na 10 jaar het splitsen van een woning met dakopbouw zich niet verdraagt met de aanleiding om de dakopbouw toe te staan, namelijk het ruimte geven aan gezinnen. Dus moet voor zulke situaties een splitsingsverbod komen. Om dit te realiseren moet aan artikel 36.1 onder geen nieuw onderdeel 4 worden toegevoegd dat luidt:
“Voor de betreffende woning is niet een vergunning verleend voor het realiseren van een dakopbouw".
Reactie:
Aan - en uitbouwen
De regeling in artikel 25.2.2, geldende voor de woningen in het rijksbeschermd stadsgezicht, zal bij gebruikmaking daarvan een vernietigend effect hebben op het open karakter van de achtertuinen ter plaatse en daar mee op de woonkwaliteit. Tuinen kunnen voor 40% worden volgebouwd tot een hoogte die bij dit soort oudere huizen al gauw 3,5 à 4 meter zal bedragen. Er is geen enkele reden om hier de regeling van het BOR (voor niet- rijksbeschermde stadsgezichten) te copiëren. De gemeente is gezien het bijzondere karakter van rijksbeschermde stadsgezichten in deze gebieden nu juist vrij gelaten een passende regeling te kiezen.
Wij zijn van mening dat gedacht moet worden aan de regeling in het bestemmingsplan Archipel
(gezamenlijk oppervlak aan- en bijgebouwen: 9 m2 en een hoogte van 3 m.) Het beroep van de gemeente op verkregen rechten (risico van planschade) is niet op zijn plaats. Wij verwijzen naar de jurisprudentie m.b.t. de zgn. passieve risico-aanvaarding.
Voorts dienen de artikelen waarin in afwijking van de bouwregels voor het realiseren van een aan- of bijgebouw op een hoekperceel het gehele erf mag worden volgebouwd te worden geschrapt. Dit geldt voor zowel de woonbestemming als de gemengde bestemmingen. Het gewraakte artikel leidt alleen maar tot verdere verstening van de binnenterreinen en omdat de muren waarachter de betrokken hoekpercelen zijn gelegen een stuk lager zijn dan de maximale bouwhoogte die deze afwijkingsregels mogelijk maken, wordt de aanblik vanaf de straatzijde er niet beter op. De massaliteit neemt toe.
Terugligging bovenste verdieping
De reactie van de gemeente op onze voorstel m.b.t. genoemd onderwerp levert geen behoorlijke motivering op en wij handhaven ons voorstel. Dat er op de bovenste verdieping een dakopbouw kan komen, doet daar niet aan af. Ook voor dakopbouwen geldt immers meestal een terugligging aan de achterzijde.
Kamerverhuur
Hetzelfde geldt voor ons voorstel genoemd onderwerp om in het bestemmingsplan te regelen, zoals in het plan Oude Centrum. Ook hier motiveert de gemeente haar afwijzing niet.
In Den Haag wordt kamerverhuur als onzelfstandige woonvorm niet gereguleerd in het bestemmingsplan, maar op basis van de Huisvestingsverordening. Het genoemde bestemmingplan Het Oude Centrum uit 2004 was een uitzondering, waarbij kamerverhuur in het nieuwe OntwerpBestemmingsplan niet meer is opgenomen. Er was ook een besluitvorming in Regentes/Valkenbos wat betreft een verbod op kamerverhuur. Ca. 5 jaar geleden.
Op basis van de nieuwe Huisvestingsverordening die op 1 november 2015 in werking is getreden is kamerbewoning in heel Den Haag tot en met 3 kamerbewoners vergunningsvrij, in kwetsbare gebieden zoals Regentesse/Valkenboskwartier moet hier wederom een besluitvormingsverbod kamerverhuurbedrijven komen, want deze wijk is al genoeg verdicht. Hierbij kan een uitzondering gemaakt worden voor particulieren.
Aangezien Reva sterk verdicht is moet het niet zo zijn dat huisjesuitmelkers hun gesplitste woning gaan gebruiken voor kamerverhuur, omdat dit relatief meer zou opleveren.
Parkeren: toelichting par. 3.6. Van belang is dat in de nota Parkeerkader Den Haag 2010-2020 niet is gekozen om het autobezit expliciet te ontmoedigen. In de nota Parkeernormen Den Haag, aangevuld met de recente wijziging van maart 2016, is niet op dit uitgangspunt teruggekomen. Wel is inmiddels buiten de toets op de parkeernamen, die bij woningsplitsing en kamerverhuur geen betekenis heeft als het om minder dan 3 plaatsen gaat, een aanvullende toets op het toelaten van splitsingen ingebouwd. Daarbij is stilzwijgend de norm voor de parkeerdruk op de openbare weg (POOS) verhoogd van 80 naar 90 %. In de Raadsstukken is daarover geen uitleg te vinden. Daarnaast heeft de Raad in maart 20_16 aanvullende regels voor parkeren vastgelegd waarin de norm van 90 % ,zoals die terecht ook in de regels van artikel 3.6.1 onder gis opgenomen, is genoemd. De Raad legde in dezelfde nota ook het gebruik van actuele parkeergegevens op. In het plan moet in artikel 1 (begrippen) de definitie van parkeerdruk en actuele parkeerdruk worden opgenomen. Anders is juridisch niet duidelijk waar het over gaat.
Wat ons betreft wordt in de definitie van wat actueel is vastgelegd dat het gaat om gegevens die niet ouder zijn dan 2 jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van de vergunningaanvraag te verlengen naar een periode van maximaal 5 jaar als wordt aangetoond dat de parkeerdruk niet het kritieke punt van 90 % heeft overschreden. In REVA is het aantal woningsplitsingen de afgelopen 2 jaar enorm toegenomen en zijn sinds de laatste parkeertellingen van 2014 parkeerplaatsen verdwenen; door het plaatsen van ORAC's, Oplaadplaatsen electr. auto's, invalideplaatsen met scootmobielboxen, rode leenauto's, in en uitlaatkruizen/afritten etc.,. Wij kunnen alleen maar constateren dat sinds de laatste telling de parkeerdruk, merkbaar is toegenomen. De 90 % norm moet geen wassen neus worden. Wij pleiten voor een actualisatie van de laatste parkeertelling in 2016/begin 2017.
Voorts moeten in aansluiting op de besluitvorming van de Raad in het huidige artikel 36.1 onder g, huidig lid 3, worden toegevoegd, achter parkeerdruk de woorden:
",gemeten in de parkeerzone t.b.v. betaald parkeren waarin de woning waarvoor de splitsingsvergunning wordt aangevraagd is gelegen,".
In heel REVA geldt bij ons weten betaald parkeren op de openbare weg. Een kaart met de zones voor betaald parkeren in REVA behoort in de bijlage met parkeernamen te worden toegevoegd. Daarmee is deze kaart onderdeel van het plan en juridisch geborgd.
Gevoerd overleg. bijlage 1 Toelichting. Het hierin opgenomen verslag geeft wat ons betreft geen juiste weergave van het besprokene. In bijlage het concept van het verslag van het op 13 januari 2016 gevoerde overleg zoals wij dat DSO aan hebben toegestuurd op 16 februari 2016. Wij verzoeken u dit over te nemen dan wel alsnog in onderling overleg tot een gezamenlijk aanvaarde versie te komen.
Tekstueel
In diverse artikelen worden de woorden "evenredige aantasting van woon- en leefklimaat" gebruikt in afwijkingsbepalingen terwijl de lezer daar het woord onevenredig verwacht. Is dit fout of niet?
In de tekst wordt Stichting Mafuganova genoemd. Gaarne deze tekst te wijzigen in; Stichting Mafuganova Valkenbosch (ReVa).”
Reactie:
Algemeen.
Het Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening)is in hoofdzaak een conserverend
bestemmingsplan. Daarbij zijn bestaande ontwikkelingsmogelijkheden zo veel mogelijk overgenomen.
Uitgangspunt is dat bestaande rechten (ontwikkelingsmogelijkheden) zoveel mogelijk worden
geëerbiedigd. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van state op bestemmingsplan
Regentesse-/Valkenboskwartier (RvS201302473/4) Regentesse-/Valkenboskwartier en het op basis
hiervan bijgestelde beleid is het splitsen van woningen In Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) beperkt. Artikel 32 onder b van de regels geeft
een splitsingsverbod aan. Artikel 35 onder g van de regels bepaalt dat hiervan met een binnenplanse
afwijkingsbevoegdheid, kan worden afgeweken, onder andere als voorwaarde dat er een minimale
oppervlakte geldt van 40 m2.
In de hiervoor van toepassing zijnde bestemmingsplannen is het splitsen van woningen op veel ruimere
schaal mogelijk:
Horeca en winkels Weimarstraat
Op 11 februari 2016 is de nieuwe Horecavisie (RIS 288645) vastgesteld. Evenals dit voor de oude
Horecavisie het geval is, is ook op basis van deze nieuwe Horecavisie de Weimarstraat voor delen
aangemerkt als kernwinkelgebied. De delen van de Weimarstraat die bestemd zijn als Gemengd - 1
zijn kernwinkelgebied. De overige delen van de Weimarstraat (tussen de Professor Kaiserstraat en de
Beeklaan en tussen Suezkade en Koningin Emmakade) zijn bestemd als Gemengd - 2. Deze
straatdelen zijn op basis van de Detailhandelsmonitor 2013 overloopgebied, zie ook tabel paragraaf
5.5.2, onder economie, detaillhandel en dienstverlening.
Bij de vaststelling van het voorgaande bestemmingplan Regentesse Valkenboskwartier 2013 heeft de
raad een amendement aangenomen op basis waarvanvoor het kernwinkelgebied van de Weimarstraat
uitgegaan diende te worden van een percentage van 10% in plaats van 30 %. Bij de vaststelling van de
Nieuwe Horecavisie heeft de raad de uitzondering voor de Weimarstraat niet overgenomen.
Het percentage horeca van 30 % wordt berekend over alle vestigingen (niet woonpanden) binnen de
bestemming van het kernwinkelgebied (gemengd-1). Daarbij wordt rekening gehouden met reeds
gevestigde horeca over alle horeca-categorieën. De regel zal binnen de bestemming 'Gemengd - 1'
worden aangepast om dit te verduidelijken. Binnen het kernwinkelgebied zijn geen, op basis van de
APV gedoogde coffeeshops aanwezig.
Verdichting Algemeen
Op basis van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (RIS 167788, raad dd. 19-11-2009, zie ook paragraaf
3.7.1 is het uitgangspunt om vast te houden aan de beperkte bevolkingsgroei van de stad.
Wonen in Den Haag en in Regentesse-Valkenboskwartier betekent wonen in een (groot-)stedelijke
omgeving. De gemeente Den haag kent een aanhoudende bevolkingstoename in de kleine
huishoudens, die sneller groeien dan de woningvoorraad.
Net als andere delen van de stad als Schildersbuurt, Transvaalkwartier, Rustenburg en Oostbroek en
Laakkwartier is Regentesse-/ Valkenboskwartier ( excl. Koningsplein en Heesterbuurt) aangemerkt als
kwetsbaar gebied. Deze kwetsbare gebieden onderscheiden zich van andere wijken doordat de
Huisvestingsverordening daar drie kamerbewoners per woning toestaat (elders meer) en dat daar een
zgn. woningvormingsvergunning voor het splitsen van woningen van kracht is (elders niet).
Het college is van mening dat het opnemen in het bestemmingsplan van een absoluut splitsingsverbod
voor woningen en een verbod op nieuwe kamerverhuur in strijd is met het vastgestelde beleid en de
Huisvestingsverordening.
Het door de gemeente vastgestelde beleid ten aanzien van groen en speelvoorzieningen is van toepassing bij ontwikkeling van nieuwbouw (woningen). Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) is een conserverend bestemminsplan waarbij uitsluitend en in beperkte mate ontwikkelingen worden overgenomen uit de voorgaande bestemmingsplannen. Op basis hiervan wordt aan de individuele aanvragers van de vergunningen geen verplichte bijdrage gevraagd om Groen- en speelvoorzieningen in de wijk te kunnen realiseren. Los hiervan worden er door de gemeente in en in de nabijheid van het plangebied wel degelijk meer groen- en speel voorzieningen gerealiseerd. Zie bijvoorbeeld projecten op het middenterrein van de Copernicuslaan en Park De Verademing (net buiten het plangebied, zie: http://www.denhaag.nl/home/bewoners/wonen-en-bouwen/to/Ontwikkeling-Energiekwartier.htm).
Voorwaarden Woningsplitsing
Het voorstel om af te wijken van de huidige afwijkingsvoorwaarden bij het splitsen van woningen, zoals opgenomen in de regels in art. 35.1 onder g wordt door het college niet ondersteund. Het betreft:
1. Splitsen van woningen vanaf 3 woonlagen.
Regentesse-/Valkenboskwartier bestaat voor beperkt deel uit appartementswoningen van twee lagen. Deze beperking heeft, wat de invloed op verdichting betreft nauwelijks betekenis voor de wijk. Daarbij vindt het college dat aan het behoud van de samenstelling van soorten woningen niet een zodanig belang kan worden toegekend dat het behoud hiervan dwingend in de regels aan rechthebbenden kan worden opgelegd.
2. Parkeren op eigen terrein uitsluitend overdekt onder maaiveld.
In paragraaf 5.5.2 onder verkeer staat vermeld dat voor parkeren uitgegaan wordt van de “Nota
Parkeernormen Den
Haag” (RIS 181571), welke per 3 maart 2016 is gewijzigd/ aangevuld (RIS 291425).
Gezien de beperkte parkeermogelijkheden op de achtererven binnen de bestemming wonen, acht het
college een aanvullende regeling niet noodzakelijk. Zoals in de genoemde paragraaf vermeld is er, ten
behoeve van de maatschappelijke bestemmingen, waarbij wel sprake is van grotere open terreinen een
uitzondering gemaakt.
3. Definitie zelfstandige woning
Het college acht geen noodzaak aanwezig om in de regels van het bestemmingsplan onderscheid te maken tussen een woning en een zelfstandige woning. De technische vereisten waaraan een woning dient te voldoen staan opgenomen in het Bouwbesluit.
Een specifiek splitsingsverbod bij de omzetting van bedrijfswoningen naar woningen wordt door het college niet overwogen. Verwezen wordt naar het algemene splitsingsverbod zoals opgenomen in de regels; art 32 onder b, de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in art 35.1 onder g. Het belang op het behoud van het oorspronkelijke gebouw vindt het college niet zodanig dat dit dwingend in de regels aan de rechthebbenden dient te worden opgelegd.
Dakopbouwen
Zoals eerder genoemd is het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (RIS 167788) om vast te houden aan de bevolkingsgroei van de stad. Daarbij kent de stad een aanhoudende bevolkingstoename in de kleine huishoudens, die sneller groeien dan de woningvoorraad. Het beleid om dakopbouwen toe te staan om meer gezinnen aan te trekken en/of te behouden en het beleid om woningen (onder voorwaarden) te kunnen splitsen draagt bij aan de algemene doelstelling om meer woningen in de stad te realiseren.
Voor bestaande kap en/of zolderverdiepingen is ook van toepassing het algemene splitsingsverbod als opgenomen in de regels in art 32 onder b en de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in art 35.1 onder g van de regels.
Het college acht dakbebouwing toelaatbaar, indien daarvoor een stedenbouwkundige afweging is gemaakt en er voldaan wordt aan de Haagse bezonningsnorm (RIS180461). De norm gaat uit van een minimale bezonning van 2 uur, gemeten op 75 centimeter hoogte op het midden van de voor- en achtergevel op 19 februari bij een zonnestand van 10 graden of hoger. Daarnaast wordt uitgegaan van een excessenregeling wat inhoudt dat de afname van de bezonning op woningen niet meer dan 50% mag bedragen op de normdata.
Het college overweegt niet de beleidsregel 'binnen tien jaar na vergunning voor een dakopbouw geen medewerking te verlenen aan een splitsing' (RIS 270113) over te nemen in de regels van het bestemmingsplan. Deze maatregel dient te voorkomen dat dakopbouwen gebruikt worden door vastgoedexploitanten en huisjesmelkers om op een goedkope en snelle manier kleine wooneenheden te realiseren. Een termijn van 10 jaar, de periode van een bestemmingsplan, wordt voldoende geacht om dergelijke ongewenste ontwikkelingen te voorkomen, het opnemen van deze regel in het bestemmingsplan heeft geen toegevoegde waarde. Bovendien gedlt de termijn van 10 jaar conform het beleid ook als het bestemmingsplan binnen de 10 jaar na realiseren van de dakopbouw wordt herzien.
Stedenbouwkundige argumenten bij dakopbouwen
Er heeft een aparte stedenbouwkundige afweging plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van dakopbouwen in het plangebied. Van belang daarbij zijn de aspecten; straatprofielen, binnenterreinen, hoogte stedelijke omgeving, dakvormen, ensemblewaarde en architectuur. Het ritme van 3 en 2 bouwlagen bij bv de Galilieistraat is niet als een te beschermen waarde genoemd bij de aanwijzingsbesluit van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht.
Het voorgaande bestemmingsplan Regentesse Valkenboskwartier Noord, staat voor alle platte bebouwing kapverdiepingen toe. De reeds gerealiseerde kapverdiepingen doen geen afbreuk aan het beschermde straatbeeld van de Galileistraat.
Het al dan niet toestaan van dakopbouwen of kapverdiepingen dient gebaseerd te zijn op een
bezonningsonderzoek waarbij getoetst wordt aan de Haagse bezonningsnorm, gemeentelijk
vastgesteld 2011/(RIS180461). Het bezonningsonderzoek ten behoeve van het Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) is opgesteld door een extern bureau en zal
worden verwerkt in de ontwerp versie van dat bestemmingsplan.
Indien op basis van het bezonningsonderzoek wordt aangetoond dat de, op basis van de
stedenbouwkundige afweging onderzochte bebouwingmogelijkheid niet in overeenstemming is met de
Haagse bezonningsnorm, zal de mogelijkheid daartoe direct komen te vervallen ondanks de
stedenbouwkundige afweging. Dit geldt ook voor de 2-laagse bebouwing aan de Marconistraat.
Aan- en bijgebouwen
De regeling die is opgenomen binnen de bestemming Wonen 2 van het Regentesse-/Valkenboskwartier (Integrale herziening) (ter hoogte van de Laan van Meerdervoort) sluit
voor wat betreft de maximale percentages en het maximum aantal m2 dat bebouwd mag worden aan bij
de regeling uit bijlage II van het Bor. Tuinen tot 50 m2 mogen op basis van deze regeling in het nieuwe
bestemmingsplan eveneens maximaal 20 m2 aan aan- en bijgebouwen realiseren. Voor tuinen tussen
de 50 en 100 m2 komt daar 1 m2 bij per 5 m2 extra aan tuin tot een maximum van 40 m2 bij een tuin van
100 m2. Het overgrote deel van de tuinen in het Rijksbeschermd stadsgezicht aan de Laan van
Meerdervoort is niet zo groot. De meeste tuinen hebben een oppervlakte van rond de 50 m2.
De betreffende regeling acht het college verantwoord. De te beschermende waarde, zoals dat uit het
aanwijzigsbesluit van het Rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord blijkt, is gericht op de Laan van
Meerdervoort en niet op de achtererven van bebouwing aan de Laan van Meerdervoort.
De betreffende regeling sluit aan bij het naastgelegen bestemmingsplan Duinoord waarbinnen het
overgrote deel het Rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord is opgenomen.
Binnen de bebouwingstrook zijn reeds aan- en bijgebouwen gerealiseerd met een
bebouwingspercentage wat varieert van 30 tot zelfs 100 procent.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat buiten het bestemmingsplan om, op basis van een gescheiden
vergunningstraject via de kruimelregeling van Bijlage II van het Bor het mogelijk is betreffende
bebouwingsoppervlakte te verkrijgen.
Binnen de bestemming Wonen - 1 wordt de regeling gewijzigd dat met een binnenplanse afwijking hoekbebouwing voor 100% bebouwd mogelijk is. Hiervoor in de plaats komt de regel dat bestaande, rechtmatig vergunde bebouwing blijft toegestaan.
De betreffende regeling om met een binnenplanse afwijking 100% van het hoekperceel te kunnen bebouwen blijft wel mogelijk voor de gemengde bestemmingen. Deze mogelijkheid is gebaseerd op bestaande rechten op basis van het in stand gebleven deel van het bestemmingsplan Regentesse-Valkenboskwartier 2013.
Overig
Het belang op meer bezonning van naastgelegen tuinen is geborgd via de stedenbouwkundige afweging en de kaders die in het Haags bezonningsbeleid zijn opgenomen.
In het bestemmingsplan is ten aanzien van het parkeren verwezen naar de Parkeernota. In deze nota
staat het toepassingskader vermeld. De parkeernormen uit deze nota alsmede de gebiedsindeling van
de parkeernormen zijn als bijlage bij de regels opgenomen.
Naar aanleding van deze reactie worden de termen parkeerdruk en woonoppervlak in de regels
gedefinieerd in artikel 1. Het college is van mening dat voor het overige de noodzaak ontbreekt om het
toepassingskader van de nota over te nemen in de regels.
Een nieuwe parkeertelling voor het plangebied staat aan het eind van het jaar gepland. Medio 2017
zullen parkeertellingen geautomatiseerd zijn en frequenter plaats gaan vinden. Dit staat los van het feit
dat een definitie van het begrip parkeerdruk wenselijk is.
De laatste, door de Stichting Mafuganova Valkenboschkwartier (ReVa) verstuurde verslag van de bespreking op 13 januari 2016 zal als bijlage bij de toelichting worden opgenomen. De tekstueel voorgestelde wijzigingen worden overgenomen.