direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vogelwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting van het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Vogelwijk op.

  • a. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Het vigerende bestemmingsplan "Vogelwijk" dateert van 28 maart 1996. Bij raadsbesluit van 8 november 2007 heeft de gemeenteraad van Den Haag aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland een verzoek ingediend tot vrijstelling van de herzieningstermijn van dit bestemmingsplan tot 28 maart 2016 op grond van artikel 33, tweede lid van de WRO, verleend door Geputeerde Staten bij besluit van 6 mei 2008. De termijn is hierdoor verlengd tot 28 maart 2016.
  • b. De gemeentelijk beschermde stadsgezichten Vogelwijk en Sportlaan - Segbroeklaan en omgeving maken deel uit van het plangebied. Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan Vogelwijk voldoet de gemeente aan deze verplichting. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar hoofdstuk 2.3 Cultureel erfgoed van de toelichting.
  • c. Op de HALO-locatie aan de Laan van Poot wordt woningbouw in de vorm van maximaal 50 appartementen ontwikkeld. Het nieuwe ontwikkelingskader zal worden meegenomen in deze actualisatie van het bestemmingsplan Vogelwijk. Voor de planbeschrijving wordt verwezen naar hoofdstuk 5.2 Ontwikkelingen van de toelichting.
  • d. De aanpassing aan de Noord-Westelijke hoofdroute (met name aan de Sportlaan) zal worden meegenomen in deze actualisatie van het bestemmingsplan Vogelwijk. Voor een beschrijving wordt verwezen naar hoofdstuk 3.6.2 Gemeentelijk beleid van de toelichting.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Vogelwijk is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur van de Vogelwijk in een juridisch-planologisch kader. Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Vogelwijk tot doel om de bestaande situatie zoveel mogelijk in stand te houden en mede op basis van de aanwijzingen gemeentelijk beschermd stadsgezicht waar mogelijk te versterken. De huidige ruimtelijke structuur van het plangebied kent een fysiek gezonde samenhang. Dit uit zich in de aanwezige openbare ruimte, de ruimtelijke samenhangende differentiatie, de relatie tussen openbaar en privégebied, de bouwkundige staat van de woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. Het plan is in hoofdzaak een bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden en op onderdelen beter worden beschermd. Daarnaast legt dit bestemmingsplan het ontwikkelingskader voor de HALO-locatie vast en wordt de aanpassing van de Noordwestelijke hoofdroute opgenomen.

Het bestemmingsplan biedt de planologisch-juridisch basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan in de toekomst en de basis voor nieuwe ontwikkelingen.

1.3 Bewonersoverleg

Voordat het bestemmingsplan Vogelwijk wordt geactualiseerd is op 8 maart 2016 een bijeenkomst georganiseerd voor bewoners en belangstellenden in de Vogelwijk. Doel van deze bijeenkomst is om met bewoners, gebruikers en belangstellenden vooraf de dialoog aan te gaan over het op te stellen bestemmingsplan, daarbij zijn de volgende vijf thema's voorgelegd aan de bewoners om hierover van gedachten te wisselen.

1. Dakopbouwen

2. Aan- en bijgebouwen

3. Groenstructuren

4. Verlevendiging plein aan de Mezenlaan en Nieboerweg (Distelvinkenplein)

5. Herontwikkeling Haga-ziekenhuis

Het verslag van deze bijeenkomst is aan de aanwezigen toegezonden en is tevens opgenomen in Bijlage 8 Verslag bewonersavond 8 maart 2016 van de toelichting.

De uitkomsten van dit overleg zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Voor een beschrijving hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk 7.2.

1.4 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door de De Savornin Lohmanlaan, de Sportlaan, de Segbroeklaan, de Fahrenheitstraat, de Sportlaan, de Houtrustlaan en de Laan van Poot. Deze begrenzing bestaat deels uit doorgaande routes zoals de Sportlaan en de Segbroeklaan. Daarnaast loopt de Nieboerweg door het gebied. In het vigerende plan vogelwijk 1996 zat oorspronkelijk ook het plangebied Houtrust (het gebied grenzend aan de Laan van Poot, Houtrustweg, Sportlaan en Houtrustlaan). In december 2010 is voor dit deel een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Dit bestemmingsplan is nog actueel en is daarom niet meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan Vogelwijk.

De ligging van het plangebied in Den Haag en de begrenzing van het plangebied staat op kaart 1 aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0001.png"

kaart 1: ligging en begrenzing van plangebied Vogelwijk

1.5 Geldende planologische regelingen

1.5.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Vogelwijk vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Vogelwijk   28 maart 1996   29 oktober 1996   6 augustus 1999  
61e herziening Leeuweriklaan   15 februari 2001   18 september 2001   17 november 2001  
Bosjes van Poot (gedeeltelijk)   20 september 1990   14 mei 1991   19 mei 1992
 
Wijzigingsplan Sijzenlaan 35A/ Haviklaan 34-36   3 november 2004   nvt   30 december 2004  

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0002.png" kaart 2: vigerende stedenbouwundige regelingen

1.5.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  • c. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunning.

De wijze waarop bestemmingsplan Vogelwijk het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk Planbeschrijving.

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 Inleiding is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Vogelwijk aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie geeft een beschrijving van de bestaande situatie.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving ten aanzien van de milieukwaliteitseisen. Voor de beleidskaders en de wet en regelgeving die op de ontwikkeling van de Halo-locatie van toepassing zijn wordt in deze hoofdstukken verwezen naar de specifiek voor deze ontwikkeling opgestelde ruimtelijke onderbouwing. Deze ruimtelijke onderbouwing is als bijlage bij de toelichting opgenomen, zie Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie.

In hoofdstuk 5 Planbeschrijving, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen zijn toegekend. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid ingegaan. In hoofdstuk 7 Overleg en inspraak wordt verslag gedaan van het overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

2.2.1 Ontstaansgeschiedenis Vogelwijk

De wijk is als echte woonwijk aangelegd en bevindt zich grotendeels ter plaatse van de vroegere Segbroekpolder, die voor het eerst is vermeld in 1286. Aan de rand van de polder, die in 1811 deel uitmaakte van de gemeente Loosduinen, stonden enkele boerderijen uit de 17e eeuw. Onder andere Houtrust ter plaatse van het tegenwoordige complex met deze naam en Hanenburg nabij de plaats waar thans het Rode Kruis ziekenhuis staat. In het uitbreidingsplan van Berlage (1908) werden in de Segbroekpolder tussen den huidige Nieboerweg en de Savorin Lohmanlaan kazerneterreinen gepland. Deze plannen hebben geen doorgang gevonden. Kort hierna kocht de gemeente grond aan in de polder voor de plannen van een nieuwe woonwijk. In 1909 werd de Houtrustbrug over het Afwateringskanaal (1886) gebouwd voor de ontsluiting van de te bouwen wijk. Rond 1910 werd het sportterrein Houtrust aangelegd en tijdens de eerste wereldoorlog werden enkele straten aangelegd. Een aantal bestaande zandwegen werden verhard en kregen een naam: Houtrustweg, Laan van Poot en de Sportlaan.

In 1917 vond de oprichting plaats van de 'Coöperatieve Woningbouwvereniging Tuinstadwijk Houtrust' door o.a. de architecten W. van Boven en Z. Hoek. Door erfpacht bepaalde de gemeente dat de grond uitsluitend mocht worden gebruikt voor bebouwing passend in het Tuinstad-karakter. In de zomer van 1918 werden de eerste villa's gebouwd aan het Leeuwerikplein en de Houtrustlaan.

Het stratenplan werd ontworpen door W. van Boven. De brede bochtige Mezenlaan als centrale as, geflankeerd door smalle laantjes. Het gedeelte tussen de Nieboerweg en de Kwartellaan vertoont een niet consequent aangehouden symmetrische opzet met de Patrijslaan en het Fazantplein als as.

De overige symmetrische structuren zijn de Kwartellaan, het haaks hierop gelegen deel naar het Eiberplein met de Kiplaan als as en het wijkgedeelte met de Buizerdlaan als middenas.

De Kwartellaan is monumentaal van opzet omdat deze aanvankelijk bedoeld was als oprijlaan naar een begraafplaats nabij de duinen. De meeste bebouwing is tussen 1920 en 1940 gerealiseerd. Het gedeelte ten westen van de Buizerdlaan tot aan de Savorin Lohmanlaan is grotendeels na 1940 gebouwd met als diagonaal de Tortellaan. Een aantal lanen zoals de Tortellaan, de Wildhoeflaan, de Fuutlaan en de Vliegenvangerlaan vertoont een brede aanleg met groen begroeid midden plantsoen.

Wijzigingen van ingrijpende aard hebben zich in de Vogelwijk niet voorgedaan. De woonwijk zelf ontsnapte aan de afbraak in de Tweede Wereldoorlog ten behoeve van de Atlantik Wall en behield de specifieke tuinstad/villawijk karakter.

De wijk is echter deels voor de oorlog en deels na de oorlog gebouwd (jaren 50/60). Het stratenpatroon lag er reeds voor de oorlog in zijn geheel, invullingen zijn later gekomen.

2.2.2 Ontstaansgeschiedenis Segbroeklaan en omgeving

De belangrijkste kustverdedigingslinie was de in 1942 gebouwde Atlantik Wall, die in Den Haag bestond uit een enorme (anti-)tankgracht van Wassenaar tot Kijkduin. De gracht, waarvoor vele honderden huizen moesten worden afgebroken, liep ter hoogte van de Vogelwijk tussen de Sportlaan en de Segbroeklaan. De Vogelwijk is gedurende een kleine 2,5 jaar grotendeels onbewoond geweest. Een aantal woningen werd betrokken door Duitse officieren, andere werden als opslagplaats of paardenstal gebruikt. Na de oorlog is de ruimte beschikbaar gemaakt om de woningnood op te lossen, tijdens de Wederopbouw periode. Met het wederopbouwplan Sportlaan-Zorgvliet kreeg de zone van de Sportlaan een belangrijke functie toebedeeld als verkeersweg, die een oplossing moest bieden voor het ontbreken van een doorgaande verbinding tussen het Westland en Wassenaar, parallel aan de kust. Het gebied tussen Kijkduin en de Stadhouderslaan werd daarnaast vooral bestemd voor middenstandswoningen, waaraan in Den Haag vlak na de oorlog een grote behoefte bestond. Het gedeelte tussen het Stokroosveld en de Stadhouderslaan is het meest geslaagde deel van dit wederopbouwplan. Hier is de verkeersweg opgevat als een stedelijke route ingebed in het groen; een 'Parkway' die door vrijstaande architectonische ensembles wordt begeleid. De oorspronkelijke kwaliteiten zijn nog grotendeels aanwezig.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen of structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Vogelwijk aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Vogelwijk is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:

2.3.1.1 Ruimtelijke structuur

De gemeentelijk beschermde stadsgezichten Vogelwijk en Sportlaan - Segbroeklaan e.o. maken deel uit van het plangebied. Het karakter van de wijk wordt voor een belangrijk deel bepaald door de duingebieden Westduinpark en de Bosjes van Poot, en door het overvloedig aanwezige groen, vanuit het tuinstad-gedachtegoed. Een tuinstad-woonwijk is een groene ruim opgezette woonwijk met een dorps karakter en sfeer. De hoofdstructuur wordt gevormd door lommerrijke brede lanen. Zoals de Kwartellaan, Buizerdlaan en het Eiberplein.

Binnen deze hoofdstructuren liggen de woonstraten met een veelal gebogen beloop waaraan in wisselende differentiatie aan woning typologieën gesitueerd zijn. Typerend is de speelse ritmiek van bebouwde en onbebouwde groene tussenruimten langs de woonstraten en de royale groene voortuinen die tezamen met het openbare groen de tuinstad-gedachte extra kracht bij zet.

Naar het stedenbouwkundig plan van Dudok zijn in de wederopbouw zone tussen de Sportlaan en de Segbroeklaan woongebouwen gerealiseerd van een beduidend grotere schaal dan de Vogelwijk zelf. Portiekflats bestaande uit vijf tot acht bouwlagen in een parkachtige setting met waterpartijen flankeren deze verkeerswegen.

De Segbroeklaan en in het verlengde hiervan het tweede deel van de Sportlaan is door Dudok ontworpen als nieuwe hoofdontsluitingsweg.

2.3.1.2 Beplanting

Binnen het plangebied staan op dit moment drie monumentale bomen; Sijzenlaan bij Sprietplein 3 bomen. Zie hiervoor de lijst met monumentale bomen Bijlage 1 en bijbehorende kaart Bijlage 2 bij de toelichting van van dit plan.

2.3.1.3 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Het grootste deel van het bestemmingsplan gebied maakt onderdeel uit van het gemeentelijke beschermde stadsgezicht Vogelwijk. Dit deel van het plangebied is op 15 december 1999 aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Het deel van het plangebied tussen de Sportlaan en Segbroeklaan, valt onder gemeentelijk beschermd stadsgezicht Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving. Dit deel van het plangebied is op 1 november 2004 aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Waardering gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk

Door het groene tuinstadkarakter en de architectuur is de Vogelwijk één van de best geslaagde tuinstadwijken in Nederland. De aanvankelijke opzet van de wijk met in het groen gesitueerde middenstandwoningen is consequent doorgevoerd. Zowel in de stedenbouw als architectuur is er harmonie. Ook in de inrichting van de openbare ruimte is veel aandacht besteed: de scheiding tussen openbaar en privé gebied in de vorm van gemetselde tuinmuren en hekjes, de inrichting van lanen en pleinen met middenplantsoen, en de Berlage lantaarnpalen die er aanwezig zijn.

In het oudste deel van de wijk, aan weerzijden van de Spreeuwenlaan, komen veel in rijen gebouwde twee-laags huizen voor met mansardekappen en erkers. Voor het overige deel zijn de woningen met name twee-onder-een kap geschakeld of vrijstaand in expressieve baksteenarchitectuur. Rond de Kwartellaan, zijn de woonhuizen gebouwd door architect A.J. Kropholler in traditionele stijl onder invloed van Berlage. Kenmerkend zijn de hoge, aan de voet inzwenkende kappen, bakstenen gevels en natuurstenen hoek- en negblokken.

De stilistische verschijningsvorm vertoont invloed van de antroposofische stijl binnen de Nieuwe Haagse School. Latere bebouwing, aan de westzijde van de Buizerdlaan wordt gekenmerkt door de Delftse School. Tevens is er in de jaren 70 gebouwd, aan bijvoorbeeld de Sportlaan.

Typerende kenmerken voor het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk zijn:

  • het tuinstad-achtige karakter van de wijk.
  • de bebouwing van kleine villa's en twee onder een kap woningen gesitueerd aan lanen en straten met een bochtig beloop,
  • de stedenbouwkundige aanleg van het Eiberplein en de daarop geprojecteerde lanen en de symmetrische aanleg van de Buizerdlaan uitmondend op de Laan van Poot,
  • de ensemblewaarde van het complex landhuizen van A.J. Kropholler aan de Kwartellaan met aangrenzende delen van Sijzenlaan, Kiplaan en Pauwenlaan,
  • het rijkelijk in de wijk aanwezige groen, zowel in de tuinen als op de pleinen en langs de straten,
  • de zichtas van de Kwartellaan met plantsoenaanleg en de zichtas van de De Savornin Lohmanlaan op de duintoppen van de Westduinen,
  • de landschappelijke waarde van het Westduinpark en de Bosjes van Poot.


Een ander deel, tussen de Sportlaan en Segbroeklaan, valt onder gemeentelijk beschermd stadsgezicht Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving.

Waardering gemeentelijk beschermd stadsgezicht Sportlaan - Segbroeklaan en omgeving

De waardering van het gebied Sportlaan-Zorgvliet betreft de 'wederopbouwperiode'. De architectuur is typerend voor deze tijd en de bouwtypologie is met name bijzonder door de sprong naar de (relatief) grootschalige oplossing voor de naoorlogse volkshuisvestigingsopgave die er gecombineerd is met infrastructurele oplossing, de 'parkway', het groen en het water. Met andere woorden: in deze zone is een groot deel van de woningbouwopgaven gerealiseerd in gestapelde woningbouw. Het gedeelte tussen het Stokroosveld en de Stadhouderslaan is het meest geslaagde deel van dit wederopbouwplan.

Typerende kenmerken voor het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Sportlaan-Segbroeklaan en omgeving zijn:

  • een stadsdeel van voorname allure met veel park, plantsoenaanleg en enige waterpartijen,
  • als stedenbouwkundige eenheid ontworpen opzet van een parkway bestaande uit weg, water, bebouwing en beplanting,
  • de hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur,
  • de bewaard gebleven groeninrichting van het Stadhoudersplantsoen in combinatie met de haaks hierop geplaatste woningbouw.
2.3.1.4 Gebouwde monumenten

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

Rijksmonumenten


Er liggen geen rijksmonumenten in het bestemmingsplan gebied.


Gemeentelijke Monumenten


In het plangebied zijn thans de volgende objecten aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag

  • Mezenlaan 26
2.3.1.5 Karakteristieke bebouwing en gebouwen

Zowel in het deel van het beschermde stadsgezicht Vogelwijk als het wederopbouwdeel Sportlaan is karakteristieke bebouwing aanwezig, elk geheel met eigen karakteristieke kenmerken. Kenmerkend is met name de (stedenbouwkundige) structuur. Daarnaast gelden de typische kenmerken zoals beschreven in de toelichting over het beschermde stadsgezicht.

In de waarderingskaart is de karakteristieke bebouwing in een gele kleur aangegeven. Bijna het gehele plangebied omvat karakteristieke bebouwing zie Bijlage 10 Kaart karakteristieke panden en ensembles. Met andere woorden: de bebouwing betreft de oorspronkelijke bebouwing (er is niet gesloopt) en het bebouwingsbeeld is vrijwel gaaf gebleven. Dit betekent niet dat wijzigingen in de toekomst onmogelijk zijn, maar het betekent dat wijzigingen zorgvuldig worden afgewogen: passend bij de typische structuur en de architectuur.

2.3.2 Archeologie
2.3.2.1 De archeologie van het plangebied

Het plangebied ligt volgens de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk op een strandwal; een grofweg evenwijdig aan de kustlijn gelegen zandrug die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen is gevormd. Op veel plekken binnen de gemeentegrenzen (en daarbuiten) zijn vondsten gedaan op de strandwallen waarbij resten van bewoning zijn teruggevonden, zowel uit de prehistorie als uit de Romeinse tijd of vroege middeleeuwen. Al vanaf de late steentijd (ca. 2500 v. Chr.) waren de strandwallen namelijk geschikt voor menselijke bewoning. Deze lagen kunnen zowel aan de top van de Laag van Voorburg (Oud Duin) voorkomen, maar ook op lagere niveaus als zij zijn overstoven.

De vroegste bewoning op de strandwal die door het plangebied loopt, dateert uit de bronstijd. Bewoning van deze ouderdom is in het plangebied zelf tot dusver echter niet aangetroffen. Wel heeft archeologisch onderzoek in de Vogelwijk op verschillende locaties resten opgeleverd van bewoning uit de ijzertijd. Deze resten zijn aangetroffen bij archeologische begeleidingen van rioolwerkzaamheden die door de gehele Vogelwijk zijn uitgevoerd. Het gaat om locaties met één of meerdere huisplaatsen en bijbehorenden akkers. Ter hoogte van de Kwikstaartlaan werd in het veen een takkenpad gevonden. De aanleg van infiltratiebekkens op het Fazantplein, het Eiberplein en in de Kwartellaan leverde eveneens resten uit de ijzertijd op in de vorm van paalsporen, greppels en eergetouwkrassen. Ook bij onderzoek in de Houtrustlaan en bij de O.G. Heldringschool zijn eergetouwkrassen aangetroffen. Al met al leveren de gegevens van de verschillende archeologische onderzoeken in het plangebied een beeld op van een in de ijzertijd intensief bewoond landschap.

Hoewel resten uit de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen binnen het plangebied nog niet zijn aangetroffen, kan bewoning en gebruik van de strandwal doorgaan tot in de late middeleeuwen. Vanaf de late middeleeuwen wordt het gebied hoofdzakelijk gebruikt voor agrarische activiteiten. Het maakt dan deel uit van de Segbroekpolder, een gebied dat vanaf de 12de eeuw ontgonnen werd. Op de overgang van de strandwal naar strandvlakte werden verschillende boerderijen gebouwd. De vroegste vermeldingen van deze boerderijen stammen uit het midden van de 14de eeuw. Aan de noordoost zijde van het plangebied ligt volgens de kaart van Kruikius uit 1712 de buitenplaats Houtrust en aan de zuidwest zijde de 'Klooters woning'. Vermoedelijk hebben deze historische locaties middeleeuwse voorgangers. Uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd zijn op meerdere locaties in het plangebied greppels en akkerlagen aangetroffen die wijzen op het agrarische gebruik van het gebied tot in de 20ste eeuw.

Dat deel van het plangebied dat een archeologische verwachting heeft, is op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

Bovenstaande betekent niet dat deze archeologische verwachting voor het gehele bestemmingsplangebied geldt. Vooral de bouw van de Atlantikwall in de 2de wereldoorlog is bepalend geweest. Hele huizenblokken zijn daarvoor in 1943 met grof geweld gesloopt waarna er een diepe en brede tankgracht werd gegraven. De kans op archeologie voor het grootste deel van het gebied ten zuiden van de Sportlaan is daarom nagenoeg nihil geworden. Voor dit gebied is geen dubbelbestemming archeologie opgenomen.

Op onderstaande kaart is aangegeven waar in het plangebied wel- en waar geen archeologie verwacht wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0003.png"

kaart 3: archeologische verwachtingen

2.3.2.2 Archeologie HALO-locatie

De gemeente Den Haag is voornemens een deel van het HALO-terrein aan de Laan van Poot te herontwikkelen tot woongebied. Op de gemeentelijke Archeologische Waarden en Verwachtingenkaart heeft het gebied een archeologische verwachting (waarde 2). In het plangebied kunnen archeologische resten aanwezig zijn die door de voorgenomen woningbouw kunnen worden aangetast. Om te kunnen bepalen of er in een later stadium van het ontwikkelingstraject (bij het verlenen van de omgevingsvergunning) voorwaarden gesteld moeten worden, heeft de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag bureau onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (HAR 1508) is als bijlage bij deze toelichting opgenomen, zie Bijlage 4 Bureauonderzoek archeologische waarde Laan van Poot 

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied op een strandwal ligt, waarop vanaf de late prehistorie tot in de nieuwe tijd gewoond en gewerkt kan zijn. Gezien de vindplaatsen in de omgeving van het plangebied is er met name in de onbebouwde delen van het plangebied kans op het treffen van sporen uit de ijzertijd en uit de late middeleeuwen tot de nieuwe tijd. In (een deel van) het plangebied komt mogelijk een ophogingslaag voor. Bij de voorgenomen ontwikkeling van het terrein ten behoeve van woningbouw kunnen mogelijk aanwezige archeologische resten in het plangebied worden bedreigd. Door middel van een booronderzoek kan worden vastgesteld of er indicatoren voor een mogelijke vindplaats aanwezig zijn en kan tevens de aanwezigheid en dikte van een ophogingslaag worden vastgesteld.

Om de archeologische verwachting te toetsen is er een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van grondboringen, zie Bijlage 5 Inventariserend veldonderzoek - boringen

Bij het booronderzoek is geen intact prehistorisch of Romeins maaiveld herkend. Resten uit die periodes zijn in het plangebied zeer waarschijnlijk niet meer te verwachten. Het maaiveld uit de late middeleeuwen en daarna lijkt in (grote) delen van het plangebied nog wel min of meer intact aanwezig te zijn. Boring 18 is daarbij door een mogelijke sloot die uit deze (ruime) periode stamt gegaan. Op grond van historisch kaartmateriaal mogen binnnen het plangebied sporen van een enkele verkavelingssloot verwacht worden. Archeologisch vervolgonderzoek daarnaar zal naar verwachting echter weinig tot geen kenniswinst opleveren. Geadviseerd wordt daarom binnen het plangebied geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren en het gebied voor wat betreft archeologie vrij te geven.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

De Vogelwijk ligt ten zuidwesten van het centrum van Den Haag en is de eerste woonwijk die planmatig en grootschalig in een open verkaveling werd gerealiseerd. Door de ruime opzet vormt de Vogelwijk een goede overgang tussen de aangrenzende dicht bebouwde woonbuurten en de duinen. Het stratenpatroon wordt gekenmerkt door een organisch ontwerp: straten met lichte krommingen die geen lange zichtlijnen toelaten, zodat in combinatie met strategisch gesitueerde pleintjes en plantsoenen en de beplante open erven een wijk is ontstaan met een zeer groene en ruime aanblik.

2.4.2 Ruimtelijke en bebouwingsstructuur

Tuinstad-woonwijk Vogelwijk kent een groene ruim opgezette woonwijk met een dorps karakter en sfeer. De hoofdstructuur wordt gevormd door lommerrijke brede lanen. Zoals de Kwartellaan, Buizerdlaan en het Eiberplein. Binnen deze hoofdstructuren liggen de woonstraten met een veelal gebogen beloop waaraan in wisselende differentiatie aan woning typologieën gesitueerd zijn. Typerend is de speelse ritmiek van bebouwde en onbebouwde groene tussenruimten langs de woonstraten en de royale groene voortuinen die tezamen met het openbare groen de tuinstad-gedachte extra kracht bij zet.

Binnen deze hoofdstructuren liggen de woonstraten met een veelal gebogen beloop waaraan in wisselende differentiatie aan woning typologieën gesitueerd zijn. Typerend is de speelse ritmiek van bebouwde en onbebouwde groene tussenruimten langs de woonstraten en de royale groene voortuinen die tezamen met het openbare groen de tuinstad-gedachte extra kracht bij zet.

Naar het stedenbouwkundig plan van Dudok zijn in de wederopbouw zone tussen de Sportlaan en de Segbroeklaan woongebouwen gerealiseerd van een beduidend grotere schaal dan de Vogelwijk zelf. Portiekflats bestaande uit vijf tot acht bouwlagen in een parkachtige setting met waterpartijen flankeren deze verkeerswegen.

De Segbroeklaan en in het verlengde hiervan het tweede deel van de Sportlaan is door Dudok ontworpen als nieuwe hoofdontsluitingsweg.

2.4.3 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied wordt globaal begrensd door de De Savornin Lohmanlaan, de Sportlaan, de Segbroeklaan, de Fahrenheitstraat, de Sportlaan, de Houtrustlaan en de Laan van Poot. Deze begrenzing bestaat deels uit doorgaande routes zoals de Sportlaan en de Segbroeklaan. Daarnaast loopt de Nieboerweg door het gebied.

2.4.3.1 Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via de Sportlaan, de Segbroeklaan en de Nieboerweg. De Sportlaan en de Segbroeklaan (Noordwestelijke hoofdroute) maken onderdeel uit van het stelsel van stedelijke hoofdwegen.

De Nieboerweg maakt onderdeel uit van het stelsel van wijkontsluitingswegen.

De overige wegen in het gebied hebben in hoofdzaak voor het gemotoriseerd verkeer een functie als erfontsluitingsweg.

De nood- en hulpdiensten maken gebruik van de Sportlaan, de Segbroeklaan en de Nieboerweg. Deze wegen zijn onderdeel van het hoofdroutenetwerk voor nood- en hulpdiensten.

2.4.3.2 Openbaar vervoer

In en langs het plangebied is één tramroute aanwezig. De Nieboerweg is onderdeel van de tramroute van Hollands Spoor naar Duindorp (tramlijn 12). Daarnaast is er in het plangebied ook nog een buslijn, namelijk lijn 24 (Kijkduin - Station Mariahoeve), via de Sportlaan.

2.4.3.3 Langzaam verkeer

In het plangebied is een aantal hoofdfietsroutes aanwezig, namelijk de De Savornin Lohmanlaan, de Sportlaan, de Segbroeklaan en de Nieboerweg. Er zijn geen sterroutes in het plangebied.

2.4.3.4 Parkeren

In het plangebied vindt het parkeren in hoofdzaak op de openbare weg plaats. Voor de parkeerplaatsen op straat geldt geen betaald parkeerregime. De parkeerdruk op de openbare weg in dit gebied is relatief laag.

2.4.4 Groen

De stedenbouwkundige structuur opzet van in het groen gesitueerde villa's en herenhuizen geeft de wijk zijn groene karakter. De particuliere tuinen zijn open van karakter en domineren het straatbeeld. De doorzichten bieden zicht op volwassen privé groen dat daarmee het tuinstadgedachtengoed versterkt. In het oude en tot nu toe vigerende bestemmingsplan uit 1996 (kaart 4; Groenstructuur) is de kracht van het privé groene van de wijk al beschreven en getracht te beschermen:

Het koesteren van dit waardevolle groene karakter is essentieel voor het behoud van de tuinstad opzet.

Om deze reden, behoud karakter, is in het bewonersoverleg (d.d. mrt 2016) gevraagd of deze bescherming een vervolg in het nieuwe plan verdient te krijgen middels het houden van twee discussie thematafels: groen en aan-bijgebouwen. Beiden discussie tafels zijn druk bezocht, een duidelijk beeld komt hierbij naar voren. Waardering voor het groene karakter en het behoud hiervan. De bescherming van het privé groen is terug te vinden in de vorm van een tuinbestemming, zoals beschreven in paragraaf 3.4.5 Groen en tuinbestemming.

De Vogelwijk is vrij sterk in zichzelf gekeerd. Door de ligging aan de rand van de stad is er in de wijk (afgezien van de Nieboerweg) nauwelijks sprake van doorgaand verkeer. Het plangebied dankt haar kwaliteit als woongebied mede aan de aanwezigheid van grote groengebieden op korte afstand. De groenstructuur in het plangebied wordt bepaald door de straatboombeplanting met daaraan gekoppeld een aantal pleinen annex plantsoenen.

De pleinen hebben een symmetrische opzet en zijn (met uitzondering van het Nachtegaalplein) ingericht als zogenaamde 'kijkgroen' (gazon en lage sierbeplanting). In de regel bevindt er zich om het groen een smalle voetgangersstrook met kleine (sier)bomen. De pleinen worden (met uitzondering van het Eiberplein) begrensd door op het plein georiënteerde bebouwing. Een aantal pleinen wordt doorsneden door woonstraten (het IJsvogelplein, het Haanplein en het plein aan de Kwikstaartlaan).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0004.jpg"

kaart 4: groenstructuur

In de straten waar sprake is van een boombeplanting is deze overwegend toegepast aan beide zijden in de trottoirs. In de Kiplaan, de Pauwenlaan en de Patrijslaan bevinden zich in de trottoirs smalle stroken groen waarin de bomen zijn opgenomen. Een aantal straten (de Tortellaan, de Fuutlaan, de Nachtegaallaan en de Wildhoeflaan) heeft een middenberm met boombeplanting. De profielen van de Kwartellaan en de Buizerdlaan wijken af van de andere straten. De Buizerdlaan is voorzien van een fraaie wigvormige waterpartij. De Kwartellaan heeft een monumentale opzet met een brede middenberm voorzien van verspreid staande bomen en speel- en zitplekken. Vanwege het sluipverkeer door deze wijk zijn de lanen dwars op de Kwartellaan ter hoogte van de middenstrook afgezet met hekken. Grenzend aan de woonbebouwing ligt het Rode Kruisplantsoen. De waarde van het plantsoen is vooral gelegen in buurtgebonden voorzieningen en wandelmogelijkheden voor ondermeer de Vogelwijk. Daarnaast heeft het Rode Kruisplantsoen ook een ecologische betekenis als verbindende schakel in een reeks van groengebieden langs de Sportlaan en de Machiel Vrijenhoeklaan. Met name het aanwezige water, onderdeel van de loop van de Haagse Beek, speelt een rol in de ecologische betekenis. De oevers zijn ontwikkeld en verbeterd ten behoeve van een meer natuurlijke inrichting.

In het plangebied bevinden zich een tweetal speelvoorzieningen. Naast de al eerder genoemde voorziening op de middenberm van Kwartellaan bevindt er zich een speelplek langs de Laan van Poot in het sportparkgebied. Net buiten het plangebied ligt ook een speelplek in het Rode Kruisplantsoen die een functie voor het plangebied heeft.

Bovenbuurtse voorzieningen zijn te vinden op korte afstand van het plangebied, te weten: de Bosjes van Poot, het Westduinpark en het Rode Kruisplantsoen. De Westduinen en de Bosjes van Poot zijn in 1990 aangewezen als beschermd natuurmonument. De visuele relatie met deze groengebieden zou verbeterd kunnen worden door het creëren van zichtlijnen over de Nachtegaallaan, de Kwartellaan, de De Savornin Lohmanlaan en het sportterrein in het verlengde van de Buizerdlaan (door lage beplanting aan te brengen). In de deelnota Straatbomen uit 1982 worden de Sportlaan en de Segbroeklaan omschreven als een onderdeel van één van de zogenaamde twintig grote lijnen van Den Haag.

In het uiterste westen van de stad vormt de route, waarvan de Sportlaan deel uitmaakt, de belangrijkste dwarsverbinding. Het accent voor de lange lijnen ligt op het streven naar een zo groot mogelijke ruimtelijke continuïteit en het streven naar standplaatsfactoren die een lange levensduur voor de bomen waarborgen.

2.4.5 Water

De gunstige ligging langs de duinen leent zich voor de hoogste ambities zoals neergelegd voor het watersysteem van de Haagse Beek.

In de Vogelwijk staat de gemengde riolering in directe verbinding met het grotere stedelijk netwerk. Daarnaast is een regenwaterstelsel aangebracht.

Het vasthouden van regenwater in het goed doorlatende duinzand biedt de kans om de wettelijke voorkeursvolgorde aan te houden van eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren.

Als gevolg van klimaatsverandering zal het grondwatersysteem van dit gebied nog feller reageren op neerslag dan voorheen.

Het gebied rond de Haagse Beek heeft het hoogste ambitieniveau wat betreft de waterkwaliteit. Hiertoe zijn de afgelopen jaren rioleringsmaatregelen getroffen waardoor de overstorten van de gemengde riolering naar de Haagse Beek konden worden opgeheven.

Door maatregelen in de sfeer van het oppervlaktewaterbeheer moet in de toekomst de huidige praktijk van de inlaat van slechte kwaliteit boezemwater naar de Haagse Beek zoveel mogelijk worden vermeden. Mogelijk kan het watersysteem van de Haagse Beek verder worden ontwikkeld en worden uitgebreid.

In de Vogelwijk is bij rioolvervangingen en herstructurering de aanleg van regenwaterriolering gerealiseerd. Bij individuele bouwplannen moet infiltratie in de bodem (daar waar dit mogelijk is) worden gestimuleerd.

Waterstaatsdoeleinden.

Een (zeer) klein gedeelte van het plangebied tussen de Laan van Poot en De Savornin Lohmanlaan maakt deel uit van de zeewering. Ten behoeve van deze functie is ter bescherming van deze gronden de dubbel bestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen.

2.4.6 Kabels en leidingen

Door het plangebied lopen twee drinkwaterleidingen en twee rioolpersleidingen. Beide zijn als dubbelbestemming in het plan opgenomen.

2.5 Functionele structuur

2.5.1 Bedrijven

De bedrijvenbestemming is niet opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. In de Vogelwijk is deze zelfstandige bestemming nog als ondergeschikte functie aangetroffen.

2.5.2 Cultuur en Ontspanning

Bed & Breakfast is via een binnenplanse afwijking mogelijk binnen de 'woonbestemming' mits aan de voorwaarden wordt voldaan: duurzame bewoning op het adres en er aanvullend maximaal 4 personen extra overnachten. Sinds 2012 dient wel een vergunning verkregen te worden via Omgevingswet; bij overlast wordt gemeld bij de Haagse Pandbrigade.

2.5.3 Detailhandel

De bestaande winkels in de Vogelwijk maken geen onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur, wat betekent dat de huidige winkels kunnen worden gehandhaafd maar er worden geen uitbreidingsmogelijkheden opgenomen. Deze detailhandel is gehandhaafd door opname van de functie aanduiding 'detailhandel' (dh) op de verbeelding binnen de bestemming Gemengde Doeleinden (GD). Het gaat hier om het plein nabij de Mezenlaan en aan de Nieboerweg (Distelvinkenplein). Hier zijn enkele winkels als een bakker, groenteboer en een buurtwinkel gevestigd.

2.5.4 Dienstverlening

Dienstverlening en aanverwante functies zijn in beperkte mate aanwezig. Deze dienstverlening is gehandhaafd door opname van deze functie binnen de bestemming Gemengde Doeleinden in de regels. Dienstverlening is uitsluitend mogelijk op de begane grond. Het gaat hier om het plein nabij de Mezenlaan en aan de Nieboerweg (Distelvinkenplein). Naast enkele winkels is hier ook dienstverlening gevestigd.

2.5.5 Horeca

In de Vogelwijk is geen horeca bestemming aanwezig. Alleen in de directe nabijheid van het plangebied is een kiosk bij de entree van Westduinpark (soort snackbar) aanwezig.

Wellicht is lichte horeca in beperkte vorm mogelijk op het plein nabij de Mezenlaan en aan de Nieboerweg (Distelvinkenplein).

In dit bestemmingsplan is gekozen voor het niet 'opnemen' van lichte horeca. Wanneer er een initiatief wordt ingediend, kan 'ontheffing' worden verleend.

2.5.6 Kantoren

De kantoorbestemming is niet opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. In de Vogelwijk is deze zelfstandige bestemming niet aangetroffen.

2.5.7 Maatschappelijk
2.5.7.1 Onderwijs

Binnen de Vogelwijk zijn er enkele onderwijs instellingen en daaraan gelieerde maatschappelijke organsiaties actief. Functies als peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf, PO internationaal/ particulier, VO praktijk/ VMBO, leslocaties jongeren MBO zijn nu vertegenwoordigd in de Vogelwijk.

2.5.7.2 Welzijn

Er zijn diverse soorten maatschappelijke organsiaties actief en verdeeld over de wijk. De meeste hebben een ondergeschikte functie (speelplekken, maaaltijdprojecten, museum, dagstructurering ouderen, kraamzorg, psychotherapeuten, psychologen, diabeteszorg, gezondheidscentra, thuiszorg of fysiotherapie). De nadruk ligt vooral op ouderen.

2.5.7.3 Maatschappelijk

Binnen de Vogelwijk zijn er diverse soorten maatschappelijke organsiaties actief verdeeld over de wijk. De meeste hebben een ondergeschikte functie (kerk, maaltijdprojecten, museum, dagstructurering ouderen, kraamzorg of fysiotherapie). De nadruk ligt vooral op ouderen.

2.5.8 Sport en recreatie

In het plangebied bevinden zich speelvoorzieningen. Voor een beschrijving wordt verwezen naar hoofdstuk 3.11.2 Spelen. Deze zijn opgenomen als ondergeschikte functie in bijvoorbeeld de bestemming Groen of Maatschappelijk (nabij scholen).

2.5.9 Wonen

De wijk Vogelwijk heeft een woningvoorraad van zo'n 2125 woningen. Van deze woningen dateert 65% uit de periode 1916 en 1930, 35% van de woningen is gebouwd na 1931. Ongeveer 10% van de woningen betreft een appartement en 13 % boven- en benedenwoningen. Het woningbezit ligt hoog in deze wijk: 89% van de woningen in de Vogelwijk is een koopwoning. De rest van de woningen zijn vooral particuliere huurwoningen.

De samenstelling van de huishoudens zijn 27% eenpersoonshuishouden, 31% tweepersoonshuishoudens zonder kinderen, de overige huishoudens zijn (eenouder)gezinnen met kinderen komt daarmee op 42%. Opvallend is het hoge percentage ouderen dat in deze wijk woont. Ongeveer 20% van de bevolking is boven de 65 jaar, dat is hoger dan het stedelijk gemiddelde. Meer dan de helft van de mensen in de Vogelwijk is tussen de 20 en 64 jaar.

Ook de inkomens van de bewoners in de Vogelwijk wijkt af van de rest van Den Haag. Ruim 56% van de huishoudens in de Vogelwijk heeft een hoog inkomen. Dat is ruim boven het stedelijk gemiddelde. De gemiddelde woningwaarde is, met meer dan 500.000 euro, veel hoger dan gemiddeld in Den Haag.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Vogelwijk vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.

De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Vogelwijk worden afgewogen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.

De ladder voor duurzame verstedelijking voor bestemmingsplan Vogelwijk is opgenomen in paragraaf 5.3.1 Ladder voor duurzame verstedelijking.De ladder voor duurzame verstedelijking voor de ontwikkeling op de HALO-locatie is opgenomen in paragraaf 3.2 van Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Een deel van het plangebied valt onder de aanwijzing Kustfundament, zie afbeelding 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0005.png"

afbeelding 3.1: uitsnede kaart kustfundament, bijlage 2 bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Dit deel van het plangebied is in de Legger Zeeweringen echter niet aangewezen als Waterstaatswerk of beschermingszone, zie afbeelding 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0006.png"

afbeelding 3.2: uitsnede Legger Zeewering (bron: Hoogheemraadschap Delfland)

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Vogelwijk dan ook geen Rijksbelangen aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014) is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen. Bij het werk aan deze ambities is het vinden van de balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit voor maatschappelijke initiatieven een continue opgave.

De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:

  • 1. mobiliteit en bebouwde ruimte;
  • 2. de kwaliteit van landschap, groen en erfgoed;
  • 3. water, bodem en energie.

Deze indeling maakt ook duidelijk waar de vier 'rode draden' het nadrukkelijkst doorwerken in het beleid: het beter benutten en het vergroten van de agglomeratiekracht hoofdzakelijk bij 'mobiliteit en bebouwde ruimte', het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoofdzakelijk bij 'kwaliteit van landschap, groen en erfgoed' en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij 'water, bodem en energie'.

Samenhang tussen visie, programma's en verordening

De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden.

Tot slot bevat het beleid een herziene ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. De Verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte hebben beide de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Visie Ruimte en Mobiliteit heeft ook de status van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer, paragraaf 3 (“Het provinciale verkeers- en vervoerplan”), artikel 5 en 6. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte 2014, het inpassingsplan en de aanwijzing) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma. De Visie, de Programma's en de Verordening vullen elkaar aan, maar delen de belangrijkste drijfveer: het vertrouwen in de kracht van de samenleving.

De Verordening Ruimte bevat o.a. regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit. Voor het stedelijke gebied is met name de Ladder voor duurzame verstedelijking van belang. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen.

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Verder geldt dat een bestemmingsplan kan voorzien een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied, wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en;
    • 2. het zonodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen.
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en;
    • 2. het zonodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen.

Toetsing aan provincaal beleid.

Bestemmingsplan Vogelwijk is een conserverend bestemmingsplan en maakt geen andere ontwikkelingen mogelijk dan woningbouw op de HALO-locatie en een aanpassing aan de Noord-Westelijke hoofdroute (met name aan de Sportlaan).

Ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan is voor de herontwikkeling van de Halo – locatie de (in bijlage drie opgenomen) ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende uitgevoerde onderzoeken uitgegaan van een maximaal bouwvolume en een woningprogramma van 50 appartementen. Dit maximaal toegestane en onderzochte bouwvolume (de grootte van het bestemmingsvlak wonen en de toegestane goot- en nokhoogte ten tijde van het ontwerp) is na overleg met de wijk en na behandeling in de commissie Ruimte aangepast en verkleind. Waar in de toelichting wordt verwezen naar deze ruimtelijke onderbouwing en naar deze bijbehorende uitgevoerde onderzoeken zijn de uitgangspunten gebaseerd op het oorspronkelijke plan en derhalve worst case onderzocht en onderbouwd.

Op de HALO-locatie worden maximaal 50 appartementen voor senioren gerealiseerd. De beoogde nieuwbouw voor maximaal 50 appartementen is een stedelijke ontwikkeling conform de ladder voor duurzame verstedelijking (zie voor de volledige toets paragraaf 3.2 Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie).

Actuele regionale behoefte

De bouw van de appartementen voorziet in een actuele regionale behoefte (regio Haaglanden), omdat:

- er in de regio Haaglanden fors minder wordt gebouwd dan de kwantitatieve behoefte in de regio;

- kleinschalige ontwikkelingen (maximaal 50 appartementen) die een inpassing in bestaand stedelijk gebied betreffen door de regio worden gezien als een welkome aanvulling;

- er in Nederland en Haaglanden een grote vraag is naar voor senioren geschikte woningen;

- door middel van herstructurering moet er meer differentiatie worden aangebracht zodat de eenzijdigheid van wijken wordt doorbroken.

Locatiekeuze en ontsluiting

De maximaal 50 appartementen worden op een herstructureringslocatie gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking. De locatie is multimodaal ontsloten.

Er is bij de ontwikkeling sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en er wordt voldaan aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame ontwikkeling.

Bestaand stedelijk gebied

De HALO-locatie valt onder de provinciale defintie van bestaand stads- en dorpsgebied en is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangemerkt als 'beter benutten bebouwde ruimte'. De ontwikkeling op de HALO-locatie geeft hier invulling aan, omdat er sprake is van het benutten van stedelijk gebied en er aangesloten wordt op de behoeftevraag. De ontwikkeling op de HALO-locatie is in lijn met de richtpunten van de kwaliteitskaart en de ontwikkeling past qua maat en schaal in de directe omgeving.

Conclusie
Het bestemmingsplan Vogelwijk is in overeenstemming met het provinciale beleid.

3.2.3 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden (nu: MRDH). Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden;
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Het bestemmingsplan Vogelwijk maakt ter plaatse van de HALO-locatie, via herstructurering woningbouw, mogelijk en een aanpassing aan de Noord-Westelijke hoofdroute (met name aan de Sportlaan). Voor het overige is het een conserverend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan Vogelwijk is dan ook in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan Vogelwijk is voor een deel gelegen in de kansenzone de Internationale Kustzone. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis zijn in het bestuursakkoord “Aan de slag" d.d. mei 2011 en het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2016 nadere prioriteiten gesteld.

3.2.4.2 Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2016

Het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) biedt inzicht in de ruimtelijke agenda van Den Haag en de bijbehorende fysieke investeringsprojecten (RIS 285541 5-11-2015, rv 118). Het coalitieakkoord "Vertrouwen op Haagse Kracht" formuleert een nieuwe ruimtelijke opgave.

De Haagse bevolking groeit, maar de economische ontwikkeling en de banengroei blijven achter. Den Haag staat voor de uitdaging om de bevolkingsgroei op te vangen, economische ontwikkeling en banengroei te stimuleren en tegelijkertijd de kernkwaliteiten van Den Haag te behouden en te versterken. Het IpSO 2016 gaat in op welke wijze de gemeente met fysiek ruimtelijke investeringen en in welke gebieden hier aan bijdraagt. Rekening houdend met de marktomstandigheden en financiële mogelijkheden.

Het IpSO 2016 biedt een samenhangend inzicht in de lopende projectenportefeuille en kijkt vooruit naar nieuwe investeringen. De projectenportefeuille wordt beoordeeld in het licht van ambities, marktomstandigheden en beschikbare middelen. Tegelijkertijd met dit IpSO wordt financieel gerapporteerd over de lopende gemeentelijke projecten. Conform de beheersregels Grondexploitaties 2012 zijn de Meerjaren Prognose Grondexploitaties en de rapportages Grip op Grote Projecten bijlagen bij het IpSO. In dit raadsvoorstel worden naast het IpSO 2016 ook het MPG 2015 en de rapportages Grip inhoudelijk toegelicht, gevolgd door de voorgestelde besluitvorming.

Het IpSO 2016 heeft middels de Laan van Poot 365 (HALO locatie) en Sportlaan 125 een relatie tot het plangebied. Sportlaan 125 (R.K. kerk van het Allerheiligste Sacrament) wordt niet in dit bestemmingsplan meegenomen aangezien er geen vastomlijnde uitgangspunten noch vastgestelde ontwikkelafspraken zijn die opname in het bestemmingsplan rechtvaardigen.

3.2.4.3 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 (RIS 159469) door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken. De Haagse Verdichting houdt voor Vogelwijk in dat invulling wordt gegeven aan:

  • optoppen (dakopbouwen en/of kapverdiepingen op daarvoor aangewezen locaties);
  • dubbel grondgebruik.
  • functiewijziging (ombouwen van school, ziekenhuis of religieuze gebouw naar woningbouw);
  • woningsplitsing


Andere niet toepasbare onderdelen van de Haagse Verdichting zijn:

  • optoppen tot minimaal vijf bouwlagen is gezien de looptijd vandit bestemmingsplan niet reëel om op te nemen aangezien uitvoering binnen de plantijd niet verwacht wordt;
  • verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen is ongewenst aangezien dit op gespannen voet staat met de tuinstadgedachte;

In de Agenda voor de Haagse verdichting wordt gemeld dat verdichting met respect en kennis van de cultuurhistorie en de identiteit en het karakter van Den Haag moet gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden. In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten.

Voor het optoppen van de bestaande woningvoorraad geldt dan ook dat dit enkel een instrument is, die alleen mag worden toegepast mits deze geen afbreuk doen aan de bestaande ruimtelijke samenhang van het tuinstadkarakter.

Er is in Den Haag veel belangstelling om op de bestaande woning een dakopbouw of kapverdieping te plaatsen om zo aan alle woonwensen te kunnen voldoen. Het college wilt deze ruimte graag bieden om zijn inwoners zo meer aan hun wijk te binden en de bewoners een alternatief te bieden voor het verhuizen naar een andere wijk. Het thema dakopbouwen is tijdens de het bewonersoverleg (dd 8 mrt 2016) ook voorgelegd om hierover van gedachten te wisselen. Hier is de het gezamenlijke standpunt ingenomen dat alleen de reeds bestaande tweelaagse bebouwing met plat dak in aanmerking komen voor dakopbouwen en/of kapverdiepingen. De Vogelwijk bestaat grotendeels uit twee bouwlagen met een kap. Waardoor de resterende platte daken daarmee dus afwijkend zijn binnen de ruimtelijke structuur. Het hier toestaan van een dakopbouw op kap kan juist het karakteristieke aanzicht van de wijk als geheel versterken. Uitgangspunt is dat een nieuwe dakopbouw en/of kapverdieping moet aansluiten op de reeds bestaande kappenstructuur zoals deze reeds aanwezig is in directe omgeving van de betreffende woning.

Voor het verder optoppen waarbij de bestaande woningvoorraad voorzien zou kunnen worden van een eventule vierde bouwlaag is bij de bewoners weinig draagvlak. Het tuinstadkarakter zou daarmee te veel worden geschaad. Alleen in hele specifieke gevallen en op strategisch goed onderbouwde locaties zou een extra bouwlaag ruimtelijk inpasbaar moeten zijn.

3.3 Cultureel erfgoed

3.3.1 Cultuurhistorische waarde
3.3.1.1 Modernisering monumentenzorg (MoMo)


De Tweede Kamer heeft in november 2009 ingestemd met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het Bro gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is een betere borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en drukken ze hun stempel op toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar ze beïnvloeden wel de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

3.3.1.2 Rijksbeschermd stadsgezicht


De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het plangebied Vogelwijk maakt geen deel uit van een rijksbeschermd stadsgezicht.

3.3.1.3 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=chs opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.

De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie http://www.zuid-holland.nl/regioprofielen opgesteld.

De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie (paragraaf 5.7.4). Zo zijn op de Kwaliteitskaart van de structuurvisie de topgebieden en kroonjuwelen voor cultureel erfgoed aangegeven. Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. Daarnaast zijn er voor de thema's molens, archeologie en landgoederen specifieke provinciale richtlijnen.

Voor bestemmingsplan Vogelwijk zijn geen van de regioprofielen van belang. Het plangebied behoort evenals de overige Haagse beschermde stadsgezichten niet tot een van de zestien topgebieden.

3.3.1.4 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

In het plangebied is op een groot aantal plekken sprake van beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde. Deze bebouwing is op de waarderingskaart van het MIP aangegeven (zie Bijlage 10 Kaart karakteristieke panden en ensembles bij de regels van dit bestemmingsplan) en zal in het bestemmingsplan als zodanig 'beschermd' worden.

In de Agenda voor de Haagse verdichting (Rv 51 - 2005; RIS 159469) is verwoord dat verdichting in beschermde stadsgezichten moet bijdragen aan het versterken, dan wel herstellen van stedenbouwkundige structuren en het versterken van de cultuurhistorische waarden van het gebied. Voor deze gebieden bestaan geen intensieve verdichtingsplannen. Verdichting moet met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden.

In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen.

Het college van B&W heeft in 2011 de erfgoedvisie “Bekend maakt bemind” (Cb- 2011; RIS 181127) uitgebracht. Het college noemt in deze nota de verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij een goede ontwikkeling. Er dient te worden vastgelegd hoe we willen omgaan met nieuwbouw in een waardevolle omgeving, het thema 'nieuw tussen oud'. Dat vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

3.3.1.5 Monumentale gebouwen

In paragraaf 2.3.1.4 Gebouwde monumenten worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

Behalve de beschermde monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing. Dit zijn gebouwen die op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld.

3.3.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet 1988, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Vogelwijk.

3.3.2.1 Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m² en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Een groot deel van het plangebied heeft een archeologische verwachting (zie paragraaf 2.3.2). Voor de gebieden waarvoor een archeologische verwachting geldt, gelden onderzoekseisen en vrijstellingsregimes, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting gevraagd om de archeologische waarde van het terrein, dat door de bodemingreep verstoord wordt, in voldoende mate vast te stellen. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kan de gemeente aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden verbinden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Beleidsnota-Archeologie-20112020.htm.

3.4 Groen

3.4.1 Groen kleurt de stad, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015

In de nota 'Groen kleurt de stad', Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (RIS 132304, Raadsbesluit d.d.18 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.

Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de

Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de “Stedelijke Groene Hoofdstructuur” en een kaart met “Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur”.

De groene zone in het plangebied langs de Segbroeklaan en de Beek (tussen Sportlaan en de flats van de Ranonkelstraat) is onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. De boomstructuren (bomenrijen of boomgroepen) langs de Sportlaan, Segbroeklaan en Kwartellaan maken hier onderdeel vanuit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0007.jpg"

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag is beschreven in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450). Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De Stedelijke Ecologische hoofdstructuur is opgenomen op kaart (RIS 151912). De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.

In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

De groene zone in het plangebied langs de Segbroeklaan en de Beek (tussen Sportlaan en de flats van de Ranonkelstraat) maakt onderdeel uit van het netwerk van ecologische verbindingszone in Den Haag. Hier zijn en worden natuurvriendelijke oevers aangelegd en bevinden zich faunapassages ter hoogte van de Fahrenheitstraat, Rode Kruislaan en Goudenregenstraat. De groenzone langs de Kwartellaan is eveneens onderdeel van dit netwerk. Langs de Segbroeklaan, Sportlaan en Kwartellaan zijn boomstructuren (bomenrijen of boomgroepen) aanwezig. Op het kruispunt Segbroeklaan/Sportlaan is in dit kader de aanleg van een faunapassage gewenst. De aanpassingen aan de Noordwestelijke Hoofdroute zijn inpasbaar.

Nabijheid ecologische verbindingszones tot het plangebied en relatie met het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0008.png"

3.4.3 Bomen

Behoudenswaardige bomen

Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden. www.denhaag.nl/bomen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus.

Binnen het plangebied staan op dit moment drie monumentale bomen; Sijzenlaan ter hoogte van Sprietplein.


Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel Behoudenswaardige Bomen aangenomen RIS 166340_13-sep-2011. De uitwerking van het voorstel heet: "Planbeoordeling Haagse Bomen". Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen. Op 1 oktober 2013 is de lijst met Behoudenswaardige Bomen uitgebreid door het Vaststellen totaallijst vijfde tranche Monumentale Bomen in Den Haag 2013 - RIS 265314.


Vanuit de gemeentelijk beschermde stadsgezichten zijn de hieronder ingekleurde lanen karakteristiek en versterken de tuinstadgedachten. In het Monumenten Inventarisatie Plan (MIP) wordt over de Vogelwijk het volgende verwoord:

Door zijn ligging tegen de Westduinen aan en ook door zijn bijzondere tuinstad karakter en architectuur is de Vogelwijk één van de best geslaagde tuinstadwijken van de stad.

Typerend zijn:

  • het tuinstad-achtige karakter van de wijk,
  • de bebouwing van kleine villa's en twee onder een kap woningen gesitueerd aan lanen en straten met een bochtig beloop,
  • de stedenbouwkundige aanleg van het Eiberplein en daarop geprojecteerde lanen en de symmetrische aanleg van de Buizerdlaan uitmondend op de Laan van Poot,
  • de ensemblewaarde van het complex landhuizen van A.J. Kropholler aan de Kwartellaan met aangrenzende delen van Sijzenlaan, Kiplaan en Pauwenlaan,
  • het rijkelijk in de wijk aanwezige groen, zowel in de tuinen als op de pleinen en langs de straten,
  • de zichtas van de Kwartellaan met plantsoenaanleg en de zichtas van de De Savornin Lohmanlaan op de duintoppen van de Westduinen,
  • de landschappelijke waarde van het Westduinpark en de Bosjes van Poot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0009.png"

Binnen de Vogelwijk is extra aandacht voor beheer en kap van bomen, omdat bomen vroeger in erfpacht uitgegeven zijn met beheer bij de Gemeente en bij vernieuwing van de erfpacht eigendom van bewoners zijn geworden.

3.4.4 Openbare ruimte

Op 22 november 2012 heeft de gemeenteraad de Kadernota Openbare Ruimte Den Haag 2012 vastgesteld. Zij dient als beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte. Met deze nota wordt een samenhangend kader gegeven voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. De nota schetst een tweetal kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:

Residentiekwaliteit  voor alle woon- en werkgebieden

Hofstadkwaliteit voor speciaal aangewezen gebieden, zoals de binnenstad en delen van Scheveningen-kuststrook

De nota bevat een uitvoeringsprogramma 2012-2015 met drie thema's:

  • Het verschil maken
  • De basis op orde
  • Samenwerken
3.4.5 Groen en tuinen

Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (Rv 84.2011/2; RIS 181878) over behoud groen(beleving) wijken.

In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een regeling op te nemen voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen.

In dit bestemmingsplan wordt aangesloten op de regeling van de Rijksoverheid en geen aparte regeling voor aan- en bijgebouwen opgenomen.

In het kader van het bestemmingsplan is afgesproken dat bewoners vroegtijdig participeren in het planproces. Tijdens de bijeenkomst in de Vogelwijk (d.d. maart 2016), is een apart thema gewijd aan groen. Deze thematafel werd druk bezocht en door de aanwezige bewoners en belanghebbenden werd de wens benadrukt om actiever in te zetten op behoud van het groene tuinstadkarakter. Daaronder wordt verstaan: open verkaveling met groene doorzichten, voorkoming verdere verharding. Een onderzoek naar het opnemen van een tuinbestemming wordt breed gedragen. Om die reden is een tuinbestemming opgenomen. Deze geeft de tuinstadgedachte extra steun, poogt initiatiefnemers het belang van behoud van dit groene karakter mee te geven en bouwt extra zorgvuldige afweging in.

3.5 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

3.5.1 Beleidskader

Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 (Provinciale Staten 2009). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.


Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website van Delfland: www.hhdelfland.nl/watertoets. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.
In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018 (zie ook paragraaf 3.4.2)

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (zie paragraaf 3.4.2) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.

Visie toekomstbestendig Haags water en Boezemstudie

"De gemeente Den-Haag en Delfland hebben gezamenlijk de "Visie Toekomstbestendig Haags water, voorkomen wateroverlast" opgesteld. Daarin staat de afspraak dat Den Haag en Delfland bij nieuwe ontwikkelingen uitgaan · van het stand-still principe: nieuwe ontwikkelingen worden zo aangelegd dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren.

Verder blijkt uit de Boezemstudie (Den Haag en Delfland 2015) dat bij langdurige hevig regen het regenwater niet snel genoeg naar het gemaal in Scheveningen kan stromen. Dit leidt tot ongewenste opstuwing en tot hoge stroomsnelheden van het water in de grachten. Mede gezien de klimaatverandering, zoeken gemeente Den Haag en Delfland daarom naar naar kansen om het regenwater langer vast te houden en vertraagd af te voeren."


Gemeentelijk Rioleringsplan

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (RIS 289287). Opgave voor dit vijfde plan (2016-2020) is de behaalde winst vast te houden en gedegen voor bereid te zijn op uitdagingen in de toekomst. In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op verdere verbetering van de service, op de communicatie en de samenwerking met de partners in de openbare ruimte. Daarnaast krijgt duurzaamheid extra aandacht. Als gevolg van de klimaatverandering nemen de jaarlijkse hoeveelheid neerslag en het aantal hevige regenbuien toe. Die lijn zal zich in de toekomst verder voortzetten. Den Haag kan klimaatverandering niet voorkomen. We kunnen wel maatregelen nemen die de gevolgen ervan beperken. Het vasthouden van regenwater is belangrijk en dat lukt het best in gebieden waar groen en water aanwezig is. Door aandacht bij plannen voor ontwikkeling en herstructurering van de openbare ruimte kan de stad geleidelijk meer klimaatbestendig worden gemaakt zonder dat dit extra geld kost De klimaatverandering zal er onder meer toe leiden dat het vaker en harder zal regenen. Tegelijkertijd worden ook langere periodes van droogte verwacht. Dit zal effect hebben op de grondwaterstand. Vooral gebieden met relatief weinig oppervlaktewater zijn kwetsbaar. Met behulp van metingen en scenariostudies zijn aandachtsgebieden bepaald voor grondwater. In deze gebieden komt de gemiddelde ontwateringsdiepte in 2050 in een natte periode op een niveau waarbij hinder en overlast zou kunnen optreden. In deze aandachtsgebieden wordt intensiever gemeten en vindt bij meldingen van overlast onderzoek plaats. Bij nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met het hoogheemraadschap Delfland de (verplichte) watertoets uitgevoerd waarbij nu ook het grondwatersysteem wordt beschouwd. Met de uitkomsten dient dan rekening te worden gehouden bij het bepalen van de bestemming van de gronden, bijvoorbeeld met het oog op het bebouwen en daarna beheren van de openbare ruimte.

Bewoners en ondernemers zijn belangrijke partners bij het realiseren van de doelstellingen die in het Gemeentelijk Rioleringsplan worden beschreven. Eigenaren kunnen naast hun wettelijke verantwoordelijkheid,  op eigen initiatief maatregelen nemen om regenwater beter vast te houden en/of vertraagd af te voeren, zoals door het aanleggen van groene daken en door het verminderen van verharding in tuinen en op binnenterreinen. Het is belangrijk dat eigenaren en ondernemers goed op de hoogte zijn van de verdeling van verantwoordelijkheden, zodat zij weten wat zij zelf moeten doen en waarvoor zij bij de gemeente terecht kunnen. De komende periode spant de gemeente zich in om die groeiende bewustwording verder te faciliteren.

3.5.2 Beleid t.a.v. het plangebied


Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie.

Veiligheid en waterkeringen

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

In het gebied zijn geen regionale polder- of boezemwaterkeringen aanwezig. Aan de noordwestelijke zijde ligt de zeewering. Een deel van het plangebied is in de Legger Zeeweringen van Hoogheemraadschap Delfland aangewezen als 'Beschermingszone landzijde'. Deze beschermingszone is met een gebiedsaanduiding 'waterstaat-beschermingszone' in de regels en op de verbeelding aangegeven.

Waterkwantiteit 

De Vogelwijk ligt relatief hoog op de duingronden, waar het maaiveld ruimschoots boven peilen van de watergangen ligt. De bebouwing van de Vogelwijk ligt voor het merendeel in het boezemland, waarvoor een waterpeil van NAP -0,43 m geldt en voor het resteren de deel in de polder Haagse Beek. Dit is een opmalingspolder waarvan het waterpeil boven het boezempeil is gelegen en het water onder vrij verval naar de boezem afstroomt.
Er liggen geen boezemwateren in het plangebied, de wateren binnen het bestemmingsplan Vogelwijk behoren tot de polder Haagse Beek.
De hoge ligging van de Vogelwijk in het duingebied, biedt de kans om regenwater te infiltreren in de bodem. Ook kan de afvoer van regenwater vertraagd worden door begroeide daken toe te passen. Dit sluit aan bij het karakter van het gebied en levert een bijdrage aan klimaatadaptatie door het binden van stof en een verkoelende werking in de zomer.

In het plangebied liggen duikers die het oppervlaktewater in het plangebied verbinden met het water daarbuiten. Bij eventuele verbouwingen dient hiermee rekening te worden gehouden. De rode lijn op onderstaande afbeelding geeft de ligging van deze duikers weer.


afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0010.png"

Ontwikkelingen in het plangebied

Ter plaatse van de HALO-locatie wordt de ontwikkeling van maximaal 50 appartementen mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling zorgt echter niet voor een toename van verharding.

De ontwikkellocatie heeft in bestemmingsplan Vogelwijk 1996 deels de bestemming Sportvoorziening en deels de bestemming Bijzondere doeleinden (onderwijs). De gronden met de bestemming Bijzondere doeleinden en Sportvoorzieningen kunnen (in theorie) volledig worden verhard. De locatie krijgt nu deels de bestemming Wonen en deels de bestemming Tuin. Ter plaatse van de tuinbestemming is geen (hoofd) bebouwing toegestaan. De gronden met de woonbestemming worden maximaal voor 40% bebouwd en het parkeren vindt ondergronds plaats. Om verdere verharding in de tuinbestemming te voorkomen is het stallen van auto's daarin niet toegestaan.

In bestemmingsplan Vogelwijk 1996 maakte veel openbaar groen onderdeel uit van de bestemming Verkeersdoeleinden. Waterpartijen maakte deel uit van de bestemming Groenvoorziening. Met de actualisatie heeft het aanwezige oppervlaktewater de bestemming Water gekregen en heeft openbaar groen de bestemming Groen gekregen (zie voor een volledige beschrijving hoofdstuk 4.9. Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie).

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen.

In het plangebied liggen gemenetelijke ecologische verbindingszones. Bij de inrichting van het gebied dient extra rekening gehouden te worden met ecologische factoren.

Afvalwater en riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan.

Conclusie

Ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan is er sprake van een afname van mogelijkeden om verhardingen aan te leggen, waardoor er voor dit bestemmingspan geen waterbergingsopgave geldt.

3.5.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.

In de paragraaf Verkeer en infrastructuur zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

In de Vogelwijk zijn geen veranderingen gepland ten opzichte van het tram- en busverkeer.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is.

De Sportlaan en Segbroeklaan maken deel uit van de Noordwestelijke hoofdroute en worden opnieuw ingericht. Deze wegen worden tussen de De Savornin Lohmanlaan en de Fahrenheitstraat ingericht als hoofdroute met over de hele lengte 2x1 rijstrook en op de Segbroeklaan gescheiden rijbanen. Ter verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming wordt er langs de Sportlaan tussen de DeSavornin Lohmanlaan en de Daal en Bergselaan een ventweg aangelegd. Op de kruispunten van de Sportlaan met de De Savornin Lohmanlaan en de Daal en Bergselaan en de Kwartellaan worden rotondes aangelegd. In het plangebied bevindt het project zich in de VO-fase.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0011.jpg"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0012.jpg"

Er zijn geen plannen om de fietsstructuur in het plangebied te wijzigen of aan te vullen.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en

vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” (Rv 166 - 2009; RIS 168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de Nota Parkeernormen Den Haag (Rv 139 - 2011; RIS 181571) en in de aanvulling op nota parkeernormen (Rv 21 -216; RIS 291425). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels uit de gemeentelijke bouwverordening zijn in verband met het bepaalde in de Reparatiewet B2K2014 (Stb. 2014, 458) op dit plan niet meer van toepassing. Het overzicht met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in Bijlage 2 opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

Ten aanzien van het stallen door bewoners heeft de gemeente een faciliterende rol waarbij initiatieven vanuit een buurt voor het starten of verbeteren van buurtstallingen worden gesubsidieerd.

3.7 Wonen

3.7.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (Rv 132 - 2009; RIS 167788 vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur.

Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

De ambities van de Woonvisie op hoofdlijnen:

• Terugdringen van de tweedeling

• Differentiëren in woonmilieus en woonsferen

• In hogere dichtheden bouwen in bepaalde delen van de stad

• Opwaardering van de openbare ruimte met aandacht voor beheer

• Aantrekken en vasthouden van midden- en hoge inkomensgroepen

• Verduurzamen van de voorraad

• Bieden van (woon-)zorg voor mensen die dat nodig hebben

Wonen in de Vogelwijk

Het plangebied is in de Woonvisie getypeerd als een groen stedelijk woonmilieu, met daarbij de woonsfeer 'statig en klassiek wonen'. Een veelal vooroorlogse, luxe wijk op het zand met grote, dure woningen (bv. herenhuizen) en luxe appartementen gebouwen. Daarnaast is het voorzien van relatief veel (particulier en openbaar) groen en ligt het in de nabijheid van zee, strand en duinen en is niet al te ver van het centrum gelegen.

We zien een sterke behoefte aan dit type woonmilieu bij diverse stedelijk georiënteerde doelgroepen, zoals empty-nesters en gezinnen. Behoud of versterking van de woonfunctie en het statige en klassieke karakter in het plangebied is daarom wenselijk.

Pilot vroegtijdige participatie Bestemmingsplan Vogelwijk

In het kader van het bestemmingsplan is afgesproken dat bewoners vroegtijdige participeren in het planproces. Tijdens de bijeenkomst in de Vogelwijk, werd door de aanwezige bewoners en belanghebbenden aandacht gevraagd voor toevoeging van woningen ten behoeve van de oudere wijkbewoners. Naast de in het onderhavige plan opgenomen HALO-locatie waarin in deze doelgroep wordt voorzien, werd aangegeven dat de wens groter is dan het huidige aanbod.

Bij mogelijkheden tot gebiedsontwikkeling zal daarom vanuit het woonbeleid worden ingezet op het realiseren van appartementen en zorgwoningen ten behoeve van ouderen (60+) zodat de woon carrière tot het eind kan worden voortgezet in de Vogelwijk. Hierdoor ontstaat meer ruimte voor stedelijke georiënteerde gezinnen.

3.7.2 Werkwoningen

De werkwoning is een flexibel woonconcept waarbij de werk-, bedrijfs- of praktijkfunctie is gekoppeld aan of geïntegreerd in de woonfunctie. De werkwoning komt ook voor onder de naam atelier- bedrijfs- of praktijkwoning. In de nota 'Werkwoningen in de Haagse regio' (Commissiebrief - 2000; RIS 72582) worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor werkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, en gebieden langs doorgaande wegen en langs spoorwegen.

In de bestemming "Wonen" is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt verstaan: het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een ambacht geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk. Voorbeelden hiervan zijn een architect, schoonheidsspecialiste of edelsmid. Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan op voorwaarde dat de woonfunctie van het perceel daardoor niet wordt aangetast.

3.7.3 Woningsplitsing

Op 18 februari 2014 is door Burgemeester en Wethouders de beleidsregel vastgesteld (RIS 270113) die bepaalt dat in een periode van tien jaar na het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het vergroten van een woning door middel van een dakopbouw ten behoeve van het gebruik, zij geen medewerking verlenen aan een aanvraag tot splitsing van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen. Deze beleidsregel is van toepassing in de gebieden waar een bestemmingsplan van toepassing is met een regeling voor dakopbouwen.

Voor de zogenaamde kwetsbare gebieden in Den Haag is via de Huisvestingsverordening 2015-2019 een woningvormingsvergunning vereist. Deze vergunning kan worden geweigerd, wanneer door bouwkundige splitsing (woningvorming) woningen van minder dan 40 m² woonoppervlakte ontstaan. Aangezien de Vogelwijk niet behoort tot een van de kwetsbare gebieden is de woningvormingsvergunning in de Vogelwijk niet van toepassing.

3.8 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (Rv 126 - 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is ook veel veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.

3.8.1 Detailhandel

Provinciaal beleid

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Het provinciale detailhandelsbeleid, binnen de VRM vastgelegd in het Programma Ruimte, is erop gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Dit ter voorkoming van verdere leegstand en het disfunctioneren van de structuur.

De provinciale detailhandelsstructuur bestaat uit drie categorieën: 'te ontwikkelen centra', 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvatten het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.

Te ontwikkelen centra

Voor deze categorie centra wordt gestreefd naar een opwaardering van de detailhandelsfunctie in termen van kwaliteit (winkelbestand en openbare ruimte), parkeren en bereikbaarheid en imago/beleving. Onder voorwaarde van het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, kan voor deze categorie sprake zijn van uitbreiding van het winkelareaal. Het gaat om de volgende locaties:

  • Internationale centra: Den Haag centrum en Rotterdam centrum;
  • Nieuwe centra: Zoetermeer Stadshart, Rijswijk in de Bogaard, Rotterdam Alexandrium I, Rotterdam Zuidplein en Leidschendam Leidsenhage;
  • Historische binnensteden: Leiden centrum, Delft binnenstad, Dordrecht binnenstad en Gouda binnenstad.


Te optimaliseren centra

De andere aankoopplaatsen met een bovenlokale functie krijgen de status 'Optimaliseren' volgens het 'nee-tenzij-principe'. Dit betekent dat gewerkt wordt aan de verbetering van de (concurrentie)positie met alle denkbare middelen, in principe zonder netto toevoeging van winkelmeters. Een eventueel beperkte uitbreiding van winkelmeters staat in het teken van structuurverbetering van het centrum.

Overige aankoopplaatsen

De overige aankoopplaatsen zullen veelal niet in omvang kunnen groeien omdat zij soms minder toekomstperspectief hebben. Zij komen dan in aanmerking voor herstructurering (facelift, herprofilering of functieverandering) met aandacht voor de leefbaarheid van kleine kernen en buurten. Voor deze categorie centra kan eventuele groei van het winkeloppervlak in de volgende drie situaties aan de orde zijn:

  • 1. Mede uit het oogpunt van leefbaarheid, kan dynamiek in de dagelijkse sector binnen de bestaande structuur in principe ruimte worden geboden.
  • 2. Het voorzieningenniveau houdt logischerwijs niet altijd gelijke tred met de bevolkingsgroei. Een sterke bevolkingsgroei (die recent plaats heeft gevonden of aanstaande is) kan daarom een rechtvaardiging bieden voor een beperkte toename van het winkelvloeroppervlak.
  • 3. Saldering als gevolg van herstructurering kan tot slot eveneens een reden zijn voor een beperkte toename van het winkelvloeroppervlak.


Indien een ontwikkeling bovengemeentelijke effecten met zich meebrengt, is regionale afstemming nodig. De provincie beoordeelt de toelichting op het bestemmingsplan waarin de uitkomsten van deze regionale afstemming zijn opgenomen.

Vanwege de bovenlokale ruimtelijke effecten van grootschalige detailhandelsontwikkelingen, vindt de provincie het van belang dat nieuwe grootschalige ontwikkelingen in regionaal verband worden afgestemd. In de Verordening ruimte is aangegeven dat nieuwe detailhandel binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie moet worden gerealiseerd. Voor (ontwerp)-bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak binnen de centra mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Met het oog hierop is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO) en wordt zonodig een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. De provincie biedt ruimte voor een aantal uitzonderingen op de hoofdregel dat detailhandel in de bestaande centra moet plaatsvinden.

Vanuit ruimtelijke overwegingen en het beleid om bedrijventerreinen voor reguliere bedrijven te behouden, wordt uitbreiding van de perifere, solitaire en verspreide detailhandel zeer terughoudend benaderd. Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in centra.

Het huidige winkelvloeroppervlak kan in omvang verminderd worden om de detailhandelsstructuur ruimtelijk optimaal te kunnen laten functioneren. De regio Haaglanden vormt hierop een uitzondering. Door vermindering van winkelvloeroppervlak en planvoorraad wordt verder disfunctioneren van de detailhandelsstructuur voorkomen en de ruimtelijke kwaliteit niet verder aangetast. Het overzicht van de winkelleegstand toont de noodzaak aan om detailhandelsontwikkelingen vooral te concentreren in de provinciale structuur voor reguliere detailhandel en op PDV-locaties en tegelijkertijd het (plan)aanbod te reduceren.

3.8.1.1 Detailhandel in bestemmingsplan Vogelwijk

In het plangebied van bestemmingsplan Vogelwijk komen alleen overige aankoopplaatsen voor. Alleen de aanwezige aankoopplaatsen zijn met een functieaanduiding 'detailhandel' op de verbeelding opgenomen. Door deze wijze van bestemmen worden bestaande rechten gerespecteerd, maar vindt er geen uitbreiding van winkelvloeroppervlakte plaats.

Regionaal beleid
Het Stadsgewest Haaglanden heeft in november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.

Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden.

Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:

  • 1. Samenhang en complementariteit in de voorgestelde detailhandelsstructuur.
  • 2. Optimalisering/uitbreiding van een winkelgebied mag niet leiden tot een andere verzorgingsfunctie binnen de structuur (lokaal, regionaal, bovenregionaal).
  • 3. Ruimtelijke concentratie van winkelvoorzieningen.
  • 4. Behoud en versterking van de bestaande winkelstructuur. Primaire locaties zijn de bestaande winkelconcentratiegebieden.
  • 5. Bewaken evenwicht detailhandel tussen centrumgebieden en grootschalige concentraties.
  • 6. Het behouden van een gezond perspectief voor de kernverzorgende centra en de stadsdeel-, wijk- en buurtwinkelcentra.
  • 7. Streven naar multifunctionaliteit en de integratie van detailhandel met andere functies.
  • 8. Structuurverstorende effecten op bestaande winkelconcentratiegebieden zijn niet toelaatbaar.
  • 9. Initiatieven dienen de bestaande identiteit, positionering en profilering van winkelgebieden te versterken en de aantrekkelijkheid te vergroten.

In het plangebied van bestemmingsplan Vogelwijk zijn geen plannen voor grootschalige detailhandel.

Gemeentelijk beleid

De Detailhandelsnota Den Haag (Rv 112- 2005; RIS127850) geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Hoofdwinkelstructuur

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (Rm 54 - 2014; RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2. Sinds de vorige monitor uit 2009 zijn er acht winkelgebieden afgevallen en zes nieuwe bijgekomen. Zes winkelgebieden zijn opgedeeld in een kerngebied en een rek- en krimpflank (niet behorende tot de Hoofdwinkelstructuur), met als doel het winkelaanbod verder te concentreren in een krachtig kerngebied.

De landelijke detailhandelssector heeft sinds de vorige monitor in 2009 een moeilijke periode doorgemaakt. De economische crisis met daarbij dalende bestedingen en consumentenvertrouwen heeft het winkellandschap beïnvloed. Daarnaast verplaatsen steeds meer bestedingen zich naar het internet. Tenslotte is de demografie in beweging met o.a. een groei van het aantal kleine huishoudens, vergrijzing en verkleuring. Positief punt hierbij is dat de bevolking in Den Haag is gegroeid en dat blijft doen de komende jaren, met daarmee een vergroting van het aantal consumenten en bestedingen.

Rek en krimp

Onder de rek- en krimp gebieden kunnen een aantal uiteinden van langgerekte stedelijke winkelstraten en soms ook straten die vlak bij grotere winkelgebieden liggen ('schaduwstraten') worden verstaan. Daarnaast gaat het om solitaire gebieden die niet tot de hoofdwinkelstructuur worden gerekend en daar ook niet op aansluiten met een variatie aan functies, waaronder detailhandel. Deze gebieden vragen in de huidige tijden om een andere benadering, met een brede bestemming, met vestigingsmogelijkheden voor winkels (zoals starters) en ruimte voor andere bedrijvigheid. Hier wordt het toekomstperspectief bepaald door de markt.

Het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (Cb - 2011; RIS 179496) bevat een actualisatie van een deel van het detailhandelsbeleid. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse detailhandelsbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse Binnenstadsplan. Bij perifere detailhandelsinitiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Voor gebieden met een onzeker marktperspectief, waaronder de rek- en krimpgebieden, wordt een strategie ingezet van bestemmingsverruiming, waarbij de markt zijn werk moet doen.

In de Vogelwijk behoren geen straten tot de hoofdwinkelstructuur. Verder maakt het plangebied geen onderdeel uit van de rek- en krimp gebieden.

Ambulante handel

Ambulante handel is onder te verdelen in warenmarkten, kiosken en straathandel/venten. Omtrent de ambulante handel op vaste standplaatsen buiten warenmarkten, merkt de Detailhandelsnota op dat het in winkelstraten de levendigheid vergroot en daarop een belangrijke aanvulling kan zijn. De nota streeft een beperkt aantal standplaatsen per winkelconcentratie na. De Straathandelsverordening Den Haag (Rv 1991; RIS 011315) laat vaste standplaatsen voor straathandel toe indien het bestemmingsplan dat toelaat.

Net buiten het plangebied van het bestemmingsplan Vogelwijk is een kiosk (snackbar) bij de entree van het Westduinpark aanwezig. 

3.9 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

3.9.1 Onderwijs

Het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010 'Haagse klasse(n)' biedt een richtinggevend kader ten behoeve van schoolbesturen (Rv 164 -2005; RIS 131462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

Voor het stadsdeel Segbroek, waar de Vogelwijk onderdeel van uit maakt, wordt in 2016 een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs vastgesteld.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of wordt verplaatst, moet ook de huisvesting van de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

In het plangebied Vogelwijk liggen geen GOA-basisscholen.

Kinderopvang

Het doel van de nota beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' (Rv 85 2001; RIS 85329) is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001);
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk);
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen;
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.
3.9.2 Welzijn en zorg

De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn opgenomen in het Beleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning 2015-2016 (RIS 278543). Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat de zelfredzaamheid van de burger en zijn of haar deelname aan de samenleving worden vergroot.

De gemeente Den Haag stuurt inhoudelijk op de volgende punten:

  • versterken van de eigen kracht en het zelf-oplossend vermogen van Hagenaars;
  • verhogen van de participatie van Hagenaars;
  • vergroten van de sociale samenhang in de stad;
  • verstevigen van de verbinding tussen de Hagenaars onderling.

Het gaat met name om het aanbieden van faciliteiten om deelname van Hagenaars in wijken

en buurten én in stedelijke netwerken te bevorderen.

3.9.3 Maatschappelijke voorzieningen

Maatschappelijke zorg en volksgezondheid

Op basis van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) dient de gemeente voor samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening te zorgen en voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het aanbod en de bereikbaarheid van voorzieningen dient goed te zijn. Van gemeentewege wordt multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg gestimuleerd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar men zo nodig met begeleiding kan wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.

Age-friendly city

In 2015 is Den Haag toegetreden tot het netwerk van 'age-friendly cities' van de WHO (World Health Organization). Gedurende de jaren 2015-2018 jaren loopt het actieprogramma 'Den Haag, seniorvriendelijke stad'(RIS 285266). Met dit actieprogramma wil de gemeente bereiken dat oudere inwoners actief en vitaal blijven, zich minder eenzaam voelen en in een veilige omgeving kunnen wonen met toegankelijke en passende voorzieningen. Uitgangspunt is dat elke wijk seniorvriendelijker kan worden. Binnen dit actieprogramma wordt, waar nodig, ook nadrukkelijk gezocht naar verbindingen met het ruimtelijk domein (openbare ruimte en wonen).

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Buurthuis van de Toekomst

Het college wil accommodaties in de stad optimaal benutten door verschillende functies met elkaar te combineren zoals zorg, welzijn, onderwijs, cultuur en sport. Daarnaast wil het college de kracht van onder meer sportverenigingen beter benutten voor behoeften en vraagstukken uit de buurt.

3.10 Cultuur en ontspanning

3.10.1 Cultuur

Den Haag streeft met de Leisurenota Den Haag 2005-2010 (Cb - 2005; RIS 127846) naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau.
Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen van bewoners en bezoekers. Bovendien is het van belang voor het woonklimaat. Belangrijkste leisurelocaties zijn Scheveningen en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Deze is beschreven in de leisurenota. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.

Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op actief accountmanagement richting het bestaande aanbod en richting initiatiefnemers met een vestigingsvraag, het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief/voorziening en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer. Daarnaast vindt er uiteraard een beoordeling plaats op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.

3.11 Sport en recreatie

3.11.1 Sport

De Haagse sport is aantrekkelijk, toegankelijk en bereikbaar voor alle Hagenaars. De Hagenaar moet een leven lang kunnen sporten. Om dat te bereiken is het van belang aan te sluiten op de wensen, behoeften en mogelijkheden van alle inwoners. Dit betekent dat drempels, die sommige groepen ervaren om te sporten, moeten worden weggenomen. En ook dat er aansluiting wordt gezocht met andere terreinen, organisaties en maatschappelijke doelen.

Om dit mogelijk te maken, moeten inspanningen geleverd worden door:

  • 1. Sport-inclusief denken: het besef dat sport en bewegen kan helpen bij tal van maatschappelijke vraagstukken dient breed omarmd te worden, zowel in de sport als in andere sectoren.
  • 2. Maatwerk en innovatie: de huidige samenleving - die zich kenmerkt door complexiteit, diversiteit en snelle veranderingen - vraagt om de inzet op slimme verbindingen en passende methoden die aansluiten bij de stad, bij specifieke organisaties en bij de wijk en zijn bewoners.
  • 3. Eigentijds sportvoorzieningenbeleid: de verwachte bevolkingstoename in Den Haag vraagt om efficiënt ruimtegebruik. Dat betekent nadrukkelijke inzet op multifunctionele, duurzame en laagdrempelige sportvoorzieningen, op medegebruik en op sportief gebruik van buitenruimte.
  • 4. Verenigingssport centraal: de sportverenigingen vormen hèt fundament van de Haagse sport en moeten worden gekoesterd en ondersteund, zonder daarbij andere sportverbanden (de zogeheten anders en niet georganiseerde sport) en sportbehoeften te veronachtzamen.

Het aantal inwoners van Den Haag stijgt de komende jaren verder en de gemeente wil dat de sportdeelname (aanzienlijk) toeneemt. Dit betekent dat de beschikbare sportruimte behouden moet blijven en voor zover mogelijk efficiënter worden gebruikt. Hiervoor zijn diverse maatregelen te treffen, zoals herontwikkelingen van bestaande terreinen, aanleg van kunstgras, realiseren van tijdelijke sportvoorzieningen e.d. Voor wat betreft de fysieke situatie dient er aandacht te worden besteed aan:

  • 1. Het optimaliseren van de toegankelijkheid van de sportaccommodaties voor Hagenaars met een beperking;
  • 2. efficiënt gebruik van sportaccommodaties bevorderen door het:
      • ontwikkelen van plannen voor uitbreiding van de capaciteit voor groeisporten door herinrichting van sportparken;
      • uitbreiden van het aantal kunstgrasvelden met als vuistregel minimaal één kunstgrasveld per sportpark;
      • onderzoeken noodzaak van en mogelijkheden voor extra binnensportcapaciteit door plaatsing van tijdelijke (blaas)hallen;
      • onderzoeken van de noodzaak en haalbaarheid van uitbreiding van de capaciteit aan (ondiep) zwemwater ten behoeve van school- en leszwemmen in het centrumgebied
  • 3. Verbetering kwaliteit (verenigings)accommodaties door:
      • Stimuleren van de aanpak van het onderhoud van verenigingsopstallen;
      • Stimuleren voor het aanbrengen van energiebesparende maatregelen op/aan verenigingsaccommodaties;
  • 4. Verbeteren van de toegankelijkheid van sportparken door het wegnemen van hekken. Hiervoor zal in samenwerking met andere beleidsafdelingen en de verenigingen een plan van aanpak worden opgesteld om een verbinding te leggen tussen de buitenruimten en de sportaccommodaties. Dit is gericht op het optimaliseren van de kwaliteit en capaciteit van sportvoorzieningen en de buitenruimte;
  • 5. Starten van een pilot gericht op de ontwikkeling van een multifunctioneel 'Sport en Beweegpark voor de wijk';
  • 6. Voortzetten van de lijn om laagdrempelige sportieve mogelijkheden in de buitenruimte te realiseren, gericht op diverse doelgroepen; dit in nauwe samenwerking en afstemming met andere gemeentelijke afdelingen;
  • 7. Het (voortzetten) van de ondersteuning van de maatschappelijke wijkfunctie van sportverenigingen. De nadruk ligt op het versterken van de sportclubs die deze functie al vervullen door het equiperen en ondersteunen van sportorganisaties;

3.11.2 Spelen

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaand tabel geeft voor Den Haag invulling aan de richtlijn.

Tabel: Actieradius, speelbelasting en speeloppervlakte

Leeftijdsgroepen*   1 speelplek / per hoeveel kinderen   Actieradius   Speeloppervlakte  
0-6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 tot 150 meter   200 m2  
7-12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 tot 600 meter   500 m2  
13-18 jaar   100 tot 125 kinderen   1000 meter   > 750 m2  

Bronvergelijking: Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid, 2006.

Uitgaande van de onderstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is. Bijvoorbeeld bij een nieuwbouwvariant Stadsrand. De gemiddelde bezetting is hier 2,996 personen per nieuwbouwwoning. Uitgaande van een tweeoudergezin betekent dit dat er 0.996 kind per woning is. Stel dat er 150 woningen worden gebouwd, dan is de prognose 149 inwonende kinderen. Afhankelijk van de verwachte leeftijdsopbouw en het huidige omgevingsaanbod kan bepaald worden hoe groot de behoefte is aan buiten speelruimte voor de komende jaren.

Tabel: Woonmilieu huidige situatie naar 7 milieus (incl. Werkgebieden)

Woonmilieu   Gemiddelde woning bezetting in deze nieuwbouw  
Centrum stedelijk   2,742  
Stedelijk vooroorlogs   2,260  
Groen stedelijk   1,779  
Stedelijk naoorlogs   2,160  
Stadsrand 20e eeuw   2,152  
Stadsrand modern   2,996  
Werkgebieden   2,245  
Totaal   2,702  

Bron: Bevolkingsprognose Den Haag 2006-2022 blz.96

Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dient de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.

3.11.2.1 Plaatsing speelplek

In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:

  • een centrale, sociaalveilige plek in de buurt, dus geen 'overhoek'
  • woningen moeten gericht zijn op het spelen, sociale controle (belangrijk voor meisjes)
  • speelruimte combineren met een ontmoetingsplek of groen
  • verkeersveiligheid rondom een speelplek
  • speelplekken dienen bruikbaar en toegankelijk zijn voor kinderen met en zonder handicap.

In het plangebied zijn de volgende speellocaties aanwezig:

  • Laan van Poot, bij Wildhoeflaan
  • Kwartellaan
  • Rode Kruisplantsoen (net buiten de Vogelwijk)
  • Nachtegaalplein
  • Bosjes van Poot bij Laan van Poot (net buiten Vogelwijk)

3.12 Duurzaamheids- en milieubeleid

3.12.1 Duurzaamheidsbeleid

Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.

Duurzaamheid is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie, Den Haag Duurzaam Agenda, Programma Klimaatbestendige Stad en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.'

3.11.1.1 Kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (2009)

De kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag' (Cb 2009; RIS 165334) is in 2009 vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Dit document biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad, Duurzame gemeentelijke organisatie en Proces. Doel is om tot 2040 een klimaat neutrale stad te worden. Daarbij wordt uitgegaan van de People, Planet, Profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'. Binnen dit Kadernota krijgen 17 uitvoeringsprogramma's een Belangrijke duurzaamheidsplannen staan hieronder opgesomd.

Het Klimaatplan Den Haag (RIS 180174) en de Energievisie Den Haag 2040 (Cb 2011:RIS 180173).

Het Uitvoeringsplan 'Klimaatbestendig Den Haag' (Cb 2012;RIS 252427) beschrijft op hoofdlijnen welke effecten van klimaatverandering voor Den Haag relevant zijn, hoe de gemeente daar mee omgaat en welke acties de komende periode worden uitgevoerd.

Het Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (Cb 2012; RIS251776) beschrijft de belangrijkste principes van duurzame stedenbouw en gaat in op voor Den Haag relevante opgaven, zoals op het vlak van energieverbruik terugdringen, kust-klimaat-groen aanpassingen aan klimaatverandering, het stimuleren van lopen, fietsen bewegen, bouwen en hergebruik van gebouwen.

Het Uitvoeringsplan 'bestaande woningen, duurzame woningen!' (RIS 176840) is een plan dat concrete maatregelen bevat om de bestaande woningen in de stad duurzamer te maken.

Duurzaam bouwen in Den Haag. Hierin is vastgesteld dat nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (EPC).

3.11.1.2 Den Haag maakt het duurzaam (2013)

De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (Cb 2013, RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen.

3.11.1.3 Den Haag Duurzaam Agenda (2015-2020)

De Duurzame Agenda van Den Haag (Cb 2015, RIS283893) beschrijft de 4 prioriteiten waar intensivering van inzet nodig is. Den Haag wil toekomstbestendig zijn en niet meer bijdragen aan opwarming van de aarde (missie), vertrouwen op de gedrevenheid van Haagse inwoners (visie) en verduurzamen van de stad (strategie). Den Haag zet in op vier onderwerpen namelijk het verder verlagen van de CO2 uitstoot, het uitbreiden en verduurzamen van het warmtenet, het klimaatbestendig maken van de stad en het versterken van de duurzame Haagse Kracht.

Den Haag heeft de ambitie om CO2 neutraal te worden. Door hierin te investeren wordt Den Haag minder afhankelijk van fossiele brandstoffen. Hiermee wordt de Haagse woningvoorraad circa 2,5 miljard euro meer waard, wordt er meer werkgelegenheid gecreëerd en wordt de energierekening lager. De acties die hieraan hangen zijn het werken aan een duurzaam woningonderhoud, het verder verduurzamen van bedrijven en het verduurzamen van gemeentelijke panden.

Op kansrijke locaties in de stad wil Den Haag, samen met bewoners en bedrijven, het warmtenet uitbreiden om extra woningen en bedrijven te voorzien van duurzame warmte.

Met ontwikkelingen als de Zandmotor en Scheveningen Boulevard speelt Den Haag voldoende in op stijging van de zeespiegel. Tegelijkertijd zal de stad zich verder moeten aanpassen aan het veranderende klimaat en werk met werk maken. Den Haag zal verstening tegen gaan en bijdragen aan de groene uitstraling van de openbare ruimte. Tevens zal worden ingespeeld op kansen die zich bij andere ontwikkelingen in de stad voordoen: meekoppelen.

Door te vertrouwen op de Haagse Kracht van bewoners zal Den Haag verder inzetten op mobilisatie van kennis, middelen en energie in de stad.

3.11.1.4 Programma Klimaatbestendige Stad (2015-2016)

Het Programma Klimaatbestendige Stad (Cb 2015, RIS283893) maakt onderdeel uit het Den Haag Duurzaam Agenda (Cb 2015, RIS283893) en is opgezet aan de hand van drie stappen die in lijn zijn met het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie:

  • 1. Weten: wat betekent klimaatverandering voor Den Haag.

Het Haagse watersysteem is, ten opzichte van andere steden en omliggende gebieden, al redelijk robuust. Volgens de visie Toekomstbestendig Haags Water! (RIS280008), opgesteld in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland, is er qua waterberging geen sprake van tekort, maar bij extreme buien kan wellicht toch wel overlast en schade ontstaan. Het watersysteem moet daarom robuuster worden gemaakt door bijvoorbeeld water vast te houden. Daarnaast worden onderzoeken gedaan naar het hitte-eiland effect in Den Haag, de effecten van extremen in neerslag, bewustwording in de stad en wordt met andere partijen gewerkt aan het vergroten van kennis en ervaring over klimaatadaptatie in het stedelijk gebied.

  • 2. Willen: kennis vertalen naar ambities/ beleid voor een klimaatbestendige stad.

Den Haag heeft de ambitie om uiterlijk in 2020 klimaatbestendigheid te hebben verankerd in het denken en doen binnen de eigen organisatie. De acties die in gang worden gezet zijn het verankeren van klimaatbestendigheid in ontwerpprocessen, klimaatbestendigheid in 'Agenda Ruimte voor de Stad'(RIS282215), toekomstbestendige riolering (Gemeentelijke Rioleringsplan 2016-2020, RIS289287) en het nieuw Groenbeleidsplan.

  • 3. Werken: Acties in de praktijk.

Samen met het Hoogheemraadschap van Delfland heeft Den Haag de ambitie om kansen om het watersysteem robuuster te maken, te benutten. Den Haag heeft de groene daken subsidieregeling voortgezet, is gestart met het landelijke Operatie Steenbreek en zal verkennen op welke wijze een proeftuin gerealiseerd kan worden voor klimaatbestendigheid en waterrobuust bouwen.

Het gebiedsgericht milieubeleid in de volgende paragraaf beschrijft de ambities van deze thema's voor het plangebied Vogelwijk.

3.12.2 Gebiedsgericht milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd.

  • Wonen;
  • Werken;
  • Gemengde gebieden met accent op wonen;
  • Gemengde gebieden met accent op werken;
  • Verkeersinfrastructuur
  • Groene hoofdstructuur en water.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Ambitie Gebiedstype .  
Bodem   Extra  
Externe veiligheid   Maximaal  
Geluid   Maximaal  
Lucht   Maximaal  
Mobiliteit   Extra  
Schoon   Extra  
Water   Ambities per poldereenheid  
Natuur   Extra  
Klimaat   Maximaal  

De uitwerking van het gebiedsgericht milieubeleid voor Vogelwijk is opgenomen in hoofdstuk 5

Hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving

4.1 M.e.r.-beoording

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: Natura 2000-gebieden en de vormvrije m.e.r. beoordeling, archeologie, bodem, ecologie, externe veiligheid, bedrijven en milieuhinder, lucht, water, verkeer en wegverkeerslawaai.

4.1.1 Natura 2000-gebieden

Gevoelig gebied

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.

Het plangebied Vogelwijk grenst aan het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal.

Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal gegeven.

Ligging en begrenzing

Het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal (ca. 245 ha) ligt in de provincie Zuid-Holland en bestaat uit twee deelgebieden: het Westduinpark (inclusief de Bosjes van Poot) en Wapendal (zie onderstaand figuur. Westduinpark is een duingebied aan de rand van Den Haag en Wapendal ligt tussen de bebouwing van Den Haag. In het aanwijzingsbesluit (Ministerie van EZ, 2011) worden de Bosjes van Poot als integraal onderdeel van het Westduinpark beschouwd. De instandhoudingsdoelen gelden dan ook voor het hele gebied. Om deze reden wordt in deze gebiedsbeschrijving geen onderverdeling gemaakt in het Westduinpark en de Bosjes van Poot.

Onder het Westduinpark wordt “Westduinpark inclusief Bosjes van Poot” verstaan. In onderstaande kaart zijn de verschillende deelgebieden op kaart weergegeven. Westduinpark & Wapendal maken deel uit van een aaneenschakeling van Natura-2000 gebieden die in het duinlandschap langs de Noordzeekust zijn gelegen (de aaneenschakeling is hier en daar onderbroken door onder andere bebouwing, zoals steden als Den Haag of Katwijk). Ten noorden van het Westduinpark ligt het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide en ten zuiden ligt het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen.

Zie voor een uitgebreide beschrijving beheerplan Westduinpark op de site van de Provincie Zuidholland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0013.png"

figuur 4.1 deelgebieden in het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal

Wegen en paden

Ten behoeve van de recreatie lopen door het Westduinpark diverse voet-, fiets- en ruiterpaden. Er liggen zowel onverharde als verharde wandelpaden in het gebied. Daarnaast ontstaan er door oneigenlijk gebruik veel “wilde” paden, die officieel niet gebruikt mogen worden. De zeer kwetsbare zeereep is ontoegankelijk voor recreanten.

Er loopt een aantal verharde fietspaden in het gebied. Uitgangspunt van de gemeente is dat er een directe fietsverbinding blijft bestaan tussen Kijkduin en Scheveningen. Deze verbinding maakt deel uit van de “Westduinroute”. Parallel aan de kustlijn lopen ook twee ruiterpaden door het gebied.

Ligging Natura 2000-gebied ten opzichte van het plangebied Vogelwijk 

Ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan is voor de herontwikkeling van de Halo – locatie de (in bijlage drie opgenomen) ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende uitgevoerde onderzoeken uitgegaan van een maximaal bouwvolume en een woningprogramma van 50 appartementen. Dit maximaal toegestane en onderzochte bouwvolume (de grootte van het bestemmingsvlak wonen en de toegestane goot- en nokhoogte ten tijde van het ontwerp) is na overleg met de wijk en na behandeling in de commissie Ruimte aangepast en verkleind. Waar in de toelichting wordt verwezen naar deze ruimtelijke onderbouwing en naar deze bijbehorende uitgevoerde onderzoeken zijn de uitgangspunten gebaseerd op het oorspronkelijke plan en derhalve worst case onderzocht en onderbouwd.

De Vogelwijk grenst aan het beschermd natuurgebied Westduinpark & Wapendal. Ten behoeve van de ontwikkeling van de HALO-locatie is onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de beoogde ontwikkeling op Natura 2000-gebieden. Het volledige ecologische onderzoek (inclusief voortoets Natuurbeschermingswet) is opgenomen in Bijlage 6 en in paragraaf 4.4 Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie. Hier worden alleen de uitkomsten en conclusies van het onderzoek beschreven.

De HALO-locatie maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied. Circa 130 meter ten noordwesten van de HALO-locatie ligt het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal. Dit gebied maakt tevens onderdeel uit van de EHS.

Vanwege de gevoeligheid voor de uitstoot van stikstofdepositie is een berekening met AERIUS Calculator gemaakt. Met deze berekening is voor de nieuwe situatie met maximaal 50 appartementen berekend wat de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal bedraagt. De uitkomst is opgenomen in bijlage 5 behorende bij Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie. De hoogste depositie als gevolg van het project bedraagt 0,21 mol N/ha/jr.

Voor dit Natura 2000-gebied is een beheerplan opgesteld, waarin de maatregelen zijn opgenomen die garanderen dat de instandhoudingsdoelen worden gehaald. In het kader van het beheerplan heeft de provincie Zuid-Holland overeenkomsten afgesloten met de terreinbeherende organisaties over het nemen van instandhoudingsmaatregelen die gericht zijn op de intensivering van het beheer (H2130A en H2130B) en dynamisch zeereepbeheer (H2120, H2130A en H2180A).

Voorts is binnen het Natura 2000-gebied in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ruimte gecreëerd voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de habitat typen waar sprake is van een toename van de stikstof depositie is in het PAS (segment 2) nog voldoende ontwikkelingsruimte aanwezig.

Conclusie

Vanwege de maatregelen die het beheerplan maar ook in het PAS worden getroffen, worden de natuurlijke waarden en kenmerken van het Natura 2000 - gebied niet aangetast. Op grond van bovenstaande concluderen wij dat een geringe toename van maximaal 0,21 mol N/ha/jr als gevolg van de voorgestelde functiewijziging en bouw van maximaal 50 appartementen het halen van de instandhoudingsdoelstellingen niet in de weg staat. Significante negatieve effecten zijn op basis van dit bestemmingsplan uitgesloten.

4.1.2 Vormvrije m.e.r. beoordeling

Inleiding

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Essentie van de wijziging is dat voor de beoordeling of een activiteit m.e.r.-plichtig is (de activiteit komt voor in de D-lijst) niet kan worden volstaan met toetsing aan de drempelwaarde maar dat ook rekening moet worden gehouden met de criteria in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als gevolg hiervan zijn in de D-lijst nu richtwaarden (in plaats van drempelwaarden) opgenomen en is in het nieuwe besluit bepaald dat voor gevallen die onder deze richtwaarden blijven, een eenvoudige m.e.r.-beoordeling kan worden uitgevoerd die volledig op gaat in de moederprocedure (bijv. bestemmingsplan). Het nieuwe besluit is daarmee in overeenstemming gebracht met de Europese m.e.r.-richtlijn.

M.e.r. beoordelingsplicht

Er is op de HALO-locatie een programma van maximaal 50 appartementen mogelijk. Daarmee valt dit bestemmingsplan in de categorie 'Aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2) uit de D-lijst van het besluit.

Cat.   Activiteit   Gevallen   Plannen   Besluiten  
D 11.2   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.  
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.   De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.  

De beoogde ontwikkeling van maximaal 50 appartementen ligt ruimschoots onder de genoemde drempelwaarden uit categorie D 11.2. Geconcludeerd kan worden dat er op grond van de criteria in de D-lijst geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Met het oog op de zogenaamde vergewisplicht moet echter wel een beoordeling worden gemaakt van het project aan de hand van de criteria in bijlage III van de Europese richtlijn (vormvrije m.e.r.-beoordeling). In hoofdlijnen dient het project te worden getoetst aan:

    • 1. Kenmerken van het project;
    • 2. Plaats van het project;
    • 3. Kenmerken van potentiële effecten.

In deze paragraaf wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling in het kader van de zogenoemde vergewisplicht ingevuld. Daarbij worden de selectiecriteria aangehouden zoals beschreven in bijlage III bij de Europese richtlijn betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten van 13 december 2011 (2011/92/EU).

Plaats van het project
De HALO-locatie is gelegen aan de Laan van Poot en ligt in het noordwesten van de Vogelwijk te Den Haag. In figuur 4.2 is de ligging van de HALO-locatie ten opzichte van de omgeving weergegeven. De ontsluiting van het gebied vindt plaats via de Laan van Poot en Tortellaan richting de Sportlaan.

De projectlocatie maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000-gebieden, Vogel- of habitatrichtlijngebieden. Op circa 130 m ten noordwesten van de locatie ligt het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal. Dit gebied maakt tevens deel uit van de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0015.png"

figuur 4.2 Ligging HALO-locatie

Kenmerken van het project

De gemeente Den Haag heeft een nieuw plan voor de locatie van de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding (HALO). De projectlocatie bestaat uit de voormalige locatie van de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding (HALO). Ter plaatse van de HALO-locatie is één of twee luxe complexen met in totaal maximaal vijftig woningen beoogd. In het plan blijven de vijf sporthallen op het terrein van de HALO staan. Het hoofdgebouw wordt gesloopt en maakt plaats voor nieuwbouw van één of twee luxe appartementencomplexen.

Ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan is voor de herontwikkeling van de Halo – locatie de (in bijlage drie opgenomen) ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende uitgevoerde onderzoeken uitgegaan van een maximaal bouwvolume en een woningprogramma van 50 appartementen. Dit maximaal toegestane en onderzochte bouwvolume (de grootte van het bestemmingsvlak wonen en de toegestane goot- en nokhoogte ten tijde van het ontwerp) is na overleg met de wijk en na behandeling in de commissie Ruimte aangepast en verkleind. Waar in de toelichting wordt verwezen naar deze ruimtelijke onderbouwing en naar deze bijbehorende uitgevoerde onderzoeken zijn de uitgangspunten gebaseerd op het oorspronkelijke plan en derhalve worst case onderzocht en onderbouwd.

De onderzochte ontwikkeling bestaat uit maximaal 4 bouwlagen en een terugliggende 5e bouwlaag. Maximaal 40% van het terrein zal worden bebouwd.

Kenmerken van potentiële effecten

Archeologie

Op de gemeentelijke Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart heeft het projectgebied een archeologische verwachting (waarde 2). Voor de locatie is een archeologisch bureauonderzoek en een booronderzoek uitgevoerd.

Bij het booronderzoek is geen intact prehistorisch of Romeins maaiveld herkend. Resten uit die periodes zijn in het projectgebied zeer waarschijnlijk niet meer te verwachten. Het maaiveld uit de late middeleeuwen en daarna lijkt in (grote) delen van het projectgebied nog wel min of meer intact aanwezig te zijn. Boring 18 is daarbij door een mogelijke sloot die uit deze (ruime) periode stamt gegaan. Op grond van historisch kaartmateriaal mogen binnen het projectgebied de sporen van een enkele verkavelingssloot verwacht worden. Archeologisch vervolgonderzoek daarnaar zal naar verwachting echter weinig tot geen kenniswinst opleveren. Geadviseerd wordt daarom binnen het projectgebied geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren en het gebied voor wat betreft archeologie vrij te geven. Belangrijk nadelige milieugevolgen zijn niet te verwachten.

Bodem

In juli 2015 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien van de sloop en nieuwbouw op de locatie. Het plan maakt daarnaast ook geen activiteiten mogelijk met een verhoogd risico op negatieve beïnvloeding van de bodemkwaliteit. Belangrijk nadelige milieugevolgen zijn niet te verwachten.

Ecologie

Gebiedsbescherming

De locatie maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied. Circa 130 m ten noordwesten van de locatie ligt het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal. Dit gebied maakt tevens deel uit van de EHS. In paragraaf 4.4 van Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie wordt uitgebreid ingegaan op het aspect ecologie (inclusief voortoets Natuurbeschermingswet). Op basis van de uitgevoerde AERIUS berekening wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn niet te verwachten.

Soortenbescherming

Ter plaatse van de HALO-locatie is een quick scan uitgevoerd. Op basis hiervan is nader onderzoek nodig naar het voorkomen van vleermuizen. Indien bomenkap plaatsvindt dient ruim voor de uitvoering gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van vogels met jaarrond beschermde nesten of nesten die geschikt zijn voor jaarrond beschermde vogels. Ook is er bij werkzaamheden aan de watergangen nader onderzoek nodig naar het voorkomen van bittervoorn en kleine modderkruiper.

Hoewel er sprake is van enkele aandachtspunten, zal de beoogde ontwikkeling naar verwachting niet leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

Externe veiligheid

Binnen en in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Tevens vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het projectgebied.

Bedrijven en milieuhinder

Ter plaatse van het projectgebied en ten noorden hiervan zijn sportvoorzieningen aanwezig. In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat de geluidsbelasting op de gevels van de beoogde woningen ten hoogste 50 dB(A) mag zijn. Hierdoor zijn belangrijk nadelige milieugevolgen niet te verwachten.

Luchtkwaliteit

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 50 appartementen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Belangrijke nadelige milieugevolgen zullen zich naar verwachting niet voordoen.

Water

Voor de beoogde ontwikkeling is de Digitale Watertoets doorlopen. Het plan is onder andere getoetst op waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen en de afvalwaterketen.

Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van beschermde gebieden, zoals grondwater beschermingsgebieden of waterwingebieden. Tevens ligt het projectgebied niet binnen de beschermingszone van de ten noordwesten gelegen zeewering.

In de huidige situatie bestaat de locatie hoofdzakelijk uit verharding. In de toekomstige situatie wordt maximaal 40% van het bouwvlak bebouwd. Het overige deel zal worden ingericht als tuin. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het verhard oppervlak af. Watercompenserende maatregelen zijn niet noodzakelijk en er is zelfs sprake van een verbetering van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse. Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn voor het aspect water niet te verwachten.

Verkeer

De verkeersgeneratie van de huidige situatie bedraagt op basis van CROW kencijfers 192 mvt/etmaal (werkdag). Voor de toekomstige situatie bedraagt de verkeersgeneratie 377 mvt/etmaal (werkdag). Ten opzichte van de huidige situatie is er sprake van een toename van verkeer van 185 mvt/etmaal (werkdag).

Aangenomen wordt dat circa de helft van het verkeer in westelijke richting van en naar de Sportlaan gaat via Tortellaan. De andere helft van het verkeer verplaatst zich in oostelijke richting van en naar de Sportlaan via de Oude Buizerdlaan. De verkeerstoename op een maatgevende werkdag is circa 46 mvt/richting.

De verkeerstoename op de Laan van Poot, Tortellaan en Oude Buizerdlaan ten gevolge van de ontwikkeling, is een verkeerstoename van maximaal circa 12%. Deze beperkte toename zal opgaan in het reguliere verkeersbeeld en zal niet tot verkeersafwikkelingsproblemen leiden. Belangrijke nadelige gevolgen zijn niet te verwachten.

Wegverkeerslawaai

Binnen het projectgebied worden nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Om de geluidsbelasting ten gevolge van de Laan van Poot en Tortellaan te berekenen is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de hoogst berekende geluidbelasting ten gevolge van de Laan van Poot 48 dB bedraagt en ten gevolge van de Tortellaan 43 dB. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Belangrijke nadelige gevolgen zijn niet te verwachten.

Cumulatie met andere projecten

Er zijn geen plannen voor ontwikkeling in de directe omgeving bekend die voor een cumulatie van effecten kunnen zorgen.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt ter plaatse van de HALO-locatie de bouw van maximaal 50 appartementen mogelijk. In het Besluit m.e.r. is opgenomen dat een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is, wanneer de ontwikkeling 2000 of meer woningen omvat.

De ontwikkeling op de HALO-locatie blijft ruimschoots onder deze drempelwaarde. Gelet op de kenmerken van de ontwikkeling zoals het kleinschalige karakter, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiele effecten, zullen er geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de uitkomsten van de onderzoeken naar de verschillende milieueffecten die opgenomen zijn in de ruimtelijke onderbouwing voor de HALO-locatie, Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie.

4.2 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6 contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen. Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.

In en nabij het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.

De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening met nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd. Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.

In een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied worden op bouwplanniveau op grond van de Regeling Bouwbesluit nadere eisen gesteld aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord. Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel,RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden .

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en buiten een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied, waardoor in het kader van dit bestemmingsplan een verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde is.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

  • 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1 % letaliteitszone van de buisleiding;
  • 2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder

vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijvenlinrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen

Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen

Bouwplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

Advies Veiligheidsregio

Risicobronnen

In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.


Incidentbestrijding door hulpdiensten

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid[1] en bestrijdbaarheid[2] van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Daarom wordt graag uw aandacht gevraagd voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte. Voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten zijn de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorziening(en) nu voldoende, dit dient wel geborgd te worden voor de toekomst.


Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals (vervangende) nieuwbouw, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied, aan Kwartellaan 3, bevindt zich een gasreduceerstation type C met een veiligheidscontour van 15 meter. Binnen deze contour bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. Aan de Thorbeckelaan 350 bevindt zich een zwembad met opslag van chloorbleekloog. Deze opslag is groter dan de drempelwaarde volgens de leidraad Risicoinventarisatie deel Gevaarlijke Stoffen (LRI-GS).

Het plangebied ligt zowel buiten de veiligheidscontour als de zone 'gevaar voor de gezondheid'. Aan de Baden Powellweg 5 vindt opslag van nitraatfilms plaats (Nederlands Instituut voor beeld en Geluid). In geval van brand kunnen giftige gassen vrijkomen. Het plangebied ligt op circa 600 meter van deze locatie. Aangezien sprake is van een grotendeels conserverend bestemmingsplan en de beoogde ontwikkeling op de HALO-locatie op grote afstand van deze locatie ligt zijn er geen specifieke maatregelen noodzakelijk in het kader van bevordering van de zelfredzaamheid. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de door de gemeenteraad vastgestelde route gevaarlijke stoffen alsmede de ontheffingsroute naar het LPG-tankstation aan de Machiel Vrijenhoeklaan 100.

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Aangezien het plangebied niet binnen het invloedsgebied van enig risicobron ligt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Toetsing aan het gemeentelijk beleid kan daarom eveneens achterwege blijven.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. De geluidsgevoelige gebouwen naast woningen staan genoemd in art. 1.2 lid en 3 van het Besluit geluidhinder.

  • woningen;
  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuis;
  • verpleeghuis;
  • verzorgingstehuis;
  • psychiatrische inrichting;
  • kleuterdagverblijven;
  • woonwagenstandplaats;
  • ligplaats voor woonschip.

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:

Wegverkeer- en spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 kmfuur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken. De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende niewbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen. De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
  • een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van nieuwe woningen op de HALO-locatie. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek dient plaats te vinden, wanneer deze zijn gelegen binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde wegen (wegen met een maximum snelheid van 50 km/u of hoger). De meest nabij de HALO-locatie gelegen gezoneerde weg is de Sportlaan. Deze weg ligt binnen de bebouwde kom en heeft twee rijstroken. Op basis daarvan bedraagt de geluidzone 200 meter. De HALO-locatie ligt buiten deze zone. Verder liggen 30km/u wegen nabij de ontwikkeling. Op basis van vaste jurisprudentie en in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet aannemelijk worden gemaakt dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Zodoende is in de ruimtelijke onderbouwing die is opgesteld voor de Halo-locatie, bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie bij deze toelichting, onderzocht of er als gevolg van deze wegen sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Onderzoek naar lawaai van railverkeer heeft niet plaatsgevonden.

Reconstructie van wegen

Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting geen straten ingrijpend gereconstrueerd worden.

Industrielawaai

In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen aanwezig waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.

Procedure hogere waarden

Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden, is parallel aan de bestemmingsplanprocedure een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder noodzakelijk. De hogere waarde procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

4.3.1 Onderzoek en conclusie

Ten behoeve van de ontwikkeling van de HALO-locatie is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de invloed van het wegverkeer op de te bouwen woningen. Het volledige akoestisch onderzoek is opgenomen in paragraaf 4.12 van Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie. Hier worden alleen de uitkomsten en conclusies van het onderzoek beschreven.

Gebleken is dat de hoogst berekende geluidbelasting op de nieuw te bouwen woningen door verkeer op de Laan van Poot 48dB bedraagt. De hoogst berekende geluidbelasting door verkeer op de Tortellaan bedraagt 43 dB. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Er is sprake van een aanvaarbaar akoestisch klimaat. Het treffen van maatregelen of het nemen van een besluit hogere grenswaarden is niet aan de orde.

4.4 Luchtkwaliteit

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit in acht te nemen. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maken mogen niet leiden tot een "in betekenende mate" verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het bestemmingsplan Vogelwijk maakt ter plaatse van de HALO-locatie de ontwikkeling van maximaal 50 appartementen mogelijk. Op grond van de in de Wet milieubeheer opgenomen luchtkwaliteitseisen dient te worden aangetoond dat de ontwikkeling voldoet aan de grenswaarden voor concentratie luchtverontreinigende stoffen, dan wel in niet in betekende mate bijdraagt aan deze concentratie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook te worden nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is.

Onderzoek en conclusie

De omvang van de ontwikkeling op de HALO-locatie (50 appartementen) valt ruim onder de drempelwaarde van 1500 woningen die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling op de HALO-locatie draagt dan ook niet in betekende mate bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.

4.5 Groen

4.5.1 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden) is geregeld in de Herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag.

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen vanuit de Natuurbeschermingswet.

Onderzoek en toetsing
Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal. Dit gebied maakt tevens deel uit van de EHS. Westduinpark is een breed, gevarieerd en kalkrijk duingebied met kenmerkende habitats van de Hollandse duin- en kuststreek. Wapendal bestaat uit een oud duin met struikheivegetatie. Het gebied is gevoelig voor vermesting/ verzuring door stikstofdepositie.

Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van maximaal 50 appartementen op de HALO-locatie mogelijk. Vanwege de gevoeligheid van Westduinpark & Wapendal voor stikstofdepositie is met de Aerius Calculator berekend wat de stikstodepositie op het Natura 2000- gebied bedraagt. De berekening is als bijlage opgenomen bij deze toelichting,zie Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie. Berekend is dat de hoogste depositie als gevolg van de ontwikkeling van de maximaal 50 appartementen 0,21 mol N/ha/jr bedraagt. Voor projecten die een bijdrage hebben van minder dan 1 mol N/ha/jr geldt een vrijstelling van de Nbwet vergunningplicht. Voor projecten die betrekking hebben op landbouw, industrie en infrastructuur dient wel een melding te worden gedaan. In dit geval betreft de ontwikkeling de realisatie van woningen en is een melding niet nodig.

De Natuurbeschermingswet 1998 staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.5.2 Boswet

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde “bebouwde kom Boswet” geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk.

Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.

Buiten de bebouwde kom Boswet zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke APV van toepassing. De grens bebouwde kom Boswet kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens.

In het plangebied van bestemmingsplan Vogelwijk zijn geen Haagse grote groengebieden gelegen die onder de bebouwde kom Boswet vallen.

4.5.3 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen uit de Flora- en Faunawet.


In het bestemmingsplangebied komen soorten van de lichtste beschermingscategorie voor zoals de egel en de gewone pad. Hiervoor geldt een algemene vrijstelling. In het Rode Kruisplantsoen komen de licht beschermde kleine modderkruiper (tabel 2) en de zwaar beschermde bittervoorn (tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn) voor. Op veel tuinmuurtjes in de wijk komen muurplanten voor zoals muurvaren, muurleeuwenbek en de licht beschermde gele helmbloem, steenbreekvaren, klein glaskruid en tongvaren (tabel 2). In het gebied zijn zwaar beschermde broedvogels aanwezig, zoals vink, koolmees, tjiftjaf, ekster en mogelijk nestelen in gebouwen gierzwaluwen. Daarnaast bevinden zich hier waarschijnlijk meerdere verblijfplaatsen van de gewone- en ruige dwergvleermuis en is/zijn belangrijk foerageergebied/vliegroutes van verschillende soorten vleermuizen aanwezig (tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn). De verblijfplaatsen van vleermuizen en de nesten van gierzwaluwen zijn het gehele jaar beschermd (www.ndff.nl; De Groene Ruimte, 2014a; De Groene Ruimte, 2014b; Mostert, 2012; De Groene Ruimte 2015a). Voor deze soorten worden bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen (zoals sloop) mogelijk één of meer verboden uit de Flora- en faunawet overtreden. Hiervoor moet een ontheffing aangevraagd worden, waarbij mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn. Voor broedvogels geldt dat alle schade moet worden voorkomen. Een ontheffing voor ruimtelijke ontwikkelingen kan niet worden verleend. (Als in de toekomst activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode, geldt voor tabel 2-soorten een vrijstelling.) Uit natuuronderzoek moet blijken welke effecten het bestemmingsplan heeft op deze soorten en of deze effecten voorkomen kunnen worden. Het bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van deze soorten. Als soorten van de zwaarste beschermingscategorie aanwezig zijn, geldt:

  • onderbouwing groot maatschappelijk belang
  • toelichting op de afweging voor voorgenomen activiteit
  • onderbouwing locatiekeuze en onderzoek naar alternatieve locaties.
4.5.4 Eco-effectscan

De Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag heeft voor de herontwikkeling van de HALO-locatie een inventarisatie laten uitvoeren van de effecten op beschermde soorten en beschermde gebieden (een zogenaamde eco-effectscan). De eco-effectscan Laan van Poot d.d. 13 mei 2015, rapportnr 214180/AQT301aFF/ML is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. Zie Bijlage 6 Eco-effectscan Laan van Poot.

Beschermde natuurgebieden

In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat het niet mogelijk is om significant negatieve effecten op beschermde natuurgebieden uit te sluiten, omdat de defintieve plannen voor de herontwikkeling nog niet bekend zijn.

Uit de Arius berekening voor Halo-locatie (zie bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie) blijkt dat de hoogste depositie als gevolg van de ontwikkeling van de maximaal 50 appartementen 0,21 mol N/ha/jr bedraagt.

Beschermde soorten

Op basis van locatiebezoek en een literatuurstudie is geïnventariseerd welke beschermde soorten er in het projectgebied aanwezig kunnen zijn.

Geconcludeerd wordt dat verblijfplaatsen en functioneel leefgebied van vleermuizen niet uitgesloten kunnen worden. Nader onderzoek is nodig. Indien verblijfplaatsen in het plangebied aanwezig zijn is ontheffing voor verstoring van vleermuizen noodzakelijk.

Het aanvullend onderzoek zal voor vaststelling van het bestemmingsplan uitgevoerd worden. Indien uit het aanvullend onderzoek blijkt dat ontheffing van de Flora- en faunawet benodigd is zal deze ontheffing voor vaststelling van het bestemmingsplan verleend moeten zijn.

In het plangebied komen ten tijde van het onderzoek geen nesten van jaarrond beschermde vogels voor. De bomen in het plangebied zijn wel geschikt als nestplaats. Geadviseerd wordt voor aanvang van werkzaamheden de bomen opnieuw te controleren. Indien nesten aangetroffen worden, dienen de werkzaamheden nabij het nest uitgesteld te worden of dient een verstoringsvrije zone rondom de nesten ingesteld te worden.

De watergang maakt mogelijk deel uit van het leefgebied van de beschermde kleine modderkruiper en bittervoorn. Indien de werkzaamheden aan de watergangen gaan plaatsvinden is nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde vissoorten noodzakelijk. Indien bittervoorn of zwanenmossel aangetroffen worden is voor de werkzaamheden een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk.

Aanvullend onderzoek

In aanvulling op de uitgevoerde eco-effectscan Laan van Poot d.d. 13 mei 2015 waaruit bleek dat de watergang mogelijk deel uitmaak van leefgebied van de beschermde vissen bittervoorn en kleine modderkruiper en dat het schoolpand potentieel geschikte verblijfsplaatsen biedt aan vleermuizen is aanvullend onderzoek uitgevoerd (Zie Bijlage 9 Notitie Ecologisch onderzoek Laan van Poot). Hiervoor is op 9 augustus 2016 een notitie opgesteld door Aqua Terra (kenmerk 214180/AQt302FF/ML) en betreft de tussentijdse resultaten van het voorjaarsonderzoek. Het vissenonderzoek is afgerond. Het vleermuizenonderzoek in het voorjaar zal een vervolg krijgen in het najaar van 2016.

Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied geen zomer- of kraamverblijfsplaatsen aanwezig zijn van vleermuizen. In de omgeving van het plangebied zijn wel foeragerende (jagende) en overvliegende dieren waargenomen. De aangetroffen dieren betreffen allen gebouw bewonende gewone dwergvleermuizen. Er zijn geen andere vleermuissoorten waargenomen. De aangetroffen dieren waren met name aanwezig boven de bomen bij de ingang van het sportcomplex, langs de bomenrij midden op het sportcomplex en de bomenrij aan de westzijde van het plangebied.

Omdat vleermuizen in het najaar en in de winter verhuizen naar andere (jaarlijkse) verblijfsplaatsen kan de aanwezigheid van verblijfsplaatsen nog niet helemaal worden uitgesloten. Dit zal blijken uit de onderzoeken in het najaar van 2016. Deze rondes starten vanaf 15 augustus en moeten uiterlijk 1 oktober worden afgerond.

Indien najaar- of winterverblijfplaatsen aangetroffen worden is ontheffing in het kader van artikel 75c van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Om ontheffing te verkrijgen dient een volledig onderzoek uitgevoerd te zijn, en daarbij te worden aangetoond dat door de werkzaamheden de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in het geding komt en dienen mitigerende maatregelen genomen te worden.

Op basis van het voorjaaronderzoek, de verspreiding van vleermuizen in Den Haag en waarnemingen in en nabij het projectgebied is er geen reden om aan te nemen dat door de geplande werkzaamheden de gunstige staat van instandhouding van de betreffende vleermuissoorten in het geding komt. In de omgeving zijn ruim voldoende geschikte alternatieve verblijfplaatsen en leefgebieden aanwezig en door, indien nodig, mitigerende maatregelen te nemen bij de uitvoering van de werkzaamheden kan verstoring van individuen en verlies van eventuele verblijfplaatsen voorkomen worden.

Op basis van het voorjaarsonderzoek, omgevingskenmerken en de verspreiding van de aangetroffen vleermuizen in Den Haag is er geen reden om aan te nemen dat, indien nodig, ontheffing voor verstoring van vleermuizen en/of hun leefomgeving in het kader van artikel 75c van de Flora- en faunawet afgewezen zou worden. Een eventuele ontheffingsaanvraag is mogelijk na afronding van het onderzoek.

Uit het visonderzoek is gebleken dat in de watergang geen beschermde vissoorten aanwezig zijn. Tijdens het onderzoek is gelet op de aanwezigheid van (beschermde) amfibieën en voortplantingswateren van amfibieën. Tijdens de onderzoeken zijn geen koren gehoord of dieren aangetroffen. Het voorkomen van voortplantingswateren van amfibieën kan worden uitgesloten.

4.6 Bodem

4.6.1 Beleid

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld, maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. De gewijzigde wet houdt rekening met met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan- en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak. Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat de risico's voldoende worden beheerst.

4.6.2 Plangebied

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodem bedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om twee schilderbedrijven, een brandstofdetailhandel, ziekenhuis, garage-, tuinbouw- en timmerbedrijf. Verder zijn bij veel gebouwen ondergrondse huisbrandolietanks bekend. De meeste van deze tanks zijn reeds gesaneerd. In (de directe omgeving van) het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en of bouwplannen. Op vijf locaties (Sportlaan 345-349 en Kruisbeklaan 2, Laan van Poot 353K, Kraaienlaan 8 en Sportlaan 600) is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Ter plaatse van Sportlaan 345-349 en Kruisbeklaan 2 is sprake van een minerale olieverontreiniging, waarbij een deel reeds gesaneerd is. Ter plaatse van Laan van Poot 353K is sprake van een isolatie van de aanwezige asbestverontreiniging. Voor deze locatie geldt een gebruiksbeperking (het in stand houden van de verharding). Ter plaatse van Kraaienlaan 8 is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met zware metalen en PAK. Na sanering is een restverontreiniging achtergebleven met PAK. Ter plaatse van Sportlaan 600 is de verontreiniging volledig verwijderd en zijn geen gebruiksbeperkingen aanwezig.

Niet alle locaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.

Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Het plangebied is gelegen in zone B1/02 van de bodemkwaliteitskaart. Uit de kaart blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) die is gelegen in zone B1 gemiddeld licht verontreinigd is met lood en PAK en matig met PCB. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) gelegen in zone 02 is gemiddeld licht verontreinigd met PCB. Grondverzet is alleen mogelijk binnen deze zone en niet naar andere zones.

4.6.3 HALO-locatie

In opdracht van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling (DSO) van de gemeente Den Haag is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de HALO-locatie (Laan van Poot 363) (atkb, kenmerk 20150226/rap01 dd 20 juli 2015). Dit onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen, zie Bijlage 7 verkennend bodemonderzoek HALO locatie.

Geconcludeerd wordt dat op basis van het uitgevoerde onderzoek er vanuit milieuhygienisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor sloop en nieuwbouw op de locatie.

4.7 Bedrijven en milieuhinder

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet ter plaatse van de HALO-locatie enerzijds een goed woon- en leefmilieu garandeerd kunnen worden en anderzijds rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van bedrijven.

In dit kader wordt onderzocht of er in de nabijheid van het projectgebied bedrijven aanwezig zijn.

Onderzoek en conclusie

Direct ten noorden van de HALO-locatie zijn sportvoorzieningen aanwezig en ten oosten van de HALO-locatie zijn een peuterspeelzaal en een nutsschool gelegen. Op basis van de VNG-uitgave geldt voor veldsportcomplexen met verlichting en sporthallen een richtafstand van 30 meter (ten opzichte van gemengd gebied). Voor kinderopvang en scholen geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van gemengd gebied.

Bij de ontwikkeling van de HALO-locatie wordt rekening gehouden met deze richtafstanden, zodat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de omliggende functies niet beperkt worden in hun activiteiten. Borging heeft plaatsgevonden door opname van een gebruiksregel in de bestemming Wonen.

4.8 Verkeer

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de aanvaardbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld gebracht.

Ten tijde van het ontwerp bestemmingsplan is voor de herontwikkeling van de Halo – locatie de (in bijlage drie opgenomen) ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende uitgevoerde onderzoeken uitgegaan van een maximaal bouwvolume en een woningprogramma van 50 appartementen. Dit maximaal toegestane en onderzochte bouwvolume (de grootte van het bestemmingsvlak wonen en de toegestane goot- en nokhoogte ten tijde van het ontwerp) is na overleg met de wijk en na behandeling in de commissie Ruimte aangepast en verkleind. Waar in de toelichting wordt verwezen naar deze ruimtelijke onderbouwing en naar deze bijbehorende uitgevoerde onderzoeken zijn de uitgangspunten gebaseerd op het oorspronkelijke plan en derhalve worst case onderzocht en onderbouwd.

In dit kader is voor de ontwikkeling van maximaal 50 appartementen op de HALO-locatie een zogenaamde mobiliteitsscan uitgevoerd, waarin de mobiliteitsaspecten ontsluitingsstructuur, verkeerstoename, verkeersafwikkeling en parkeren inzichtelijk gemaakt worden.

De volledige mobiliteitsscan is opgenomen in paragraaf 4.11 van bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op de aspecten 'verkeerstoename' en 'parkeren'.

4.8.1 Verkeerstoename

Door de functiewijziging van hogeschool naar woningen is er sprake van een verkeerstoename van 185 danwel 192 motorvoertuigen per etmaal. Aangenomen wordt dat de helft van het verkeer in westelijke richting van en naar de Sportlaan gaat via de Tortellaan en dat de andere helft van het verkeer in oostelijke richting van en naar de Sportlaan verplaatst via de Oude Buizerdlaan. Uitgerekend is dat er als gevolg van de ontwikkeling sprake is van een verkeerstoename van ongeveer 10% op de Laan van Poot, de Tortellaan en Oude Buizerdlaan. Deze toename zal opgaan in het reguliere verkeersbeeld en niet leiden tot verkeersafwikkelingsproblemen.

4.8.2 Parkeren

Door de ontwikkeling van maximaal 50 appartementen op de HALO-locatie ontstaat een parkeerbehoefte van 80 parkeerplaatsen (1,6 parkeerplaats per appartement). De bij de woningen behorende parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd in een volledig verdiepte parkeergarage onder het gebouw. Het aantal te realiseren plaatsen wordt berekend aan de hand van de te bouwen appartementen (grootte, aantal kamers, prijsklasse en deel van de stad) volgens de gemeentelijke parkeernorm die is opgenomen in bijlagen 2 en 3 van de regels. Volgens de gemeten parkeerdruk in de omgeving kan het parkeren voor bezoekers in de openbare ruimte worden opgevangen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf paragraaf 5.2 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.4 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.5 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan Vogelwijk maakt de ontwikkeling van woningbouw op de HALO-locatie mogelijk.

5.2.1 HALO-locatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0016.png"

Figuur 5.1: ontwikkeling HALO-locatie

Eind 2016 verhuist de HALO-opleiding van de Haagse Hogeschool naar de nieuwe Sportcampus in het Zuiderpark. De gemeente is met de Hogeschool overeengekomen dat de gemeente na de verhuizing de gronden en opstallen van de HALO verwerft. Het doel hierbij is herontwikkeling voor woningbouw. Op 17 september 2013 heeft het college ingestemd met de Samenwerkingsovereenkomst met de Haagse Hogeschool inzake de Sportcampus Zuiderpark (RIS 264666) waarin deze afspraken zijn vastgelegd.

In 2013 werd duidelijk dat de grondexploitatie van de HALO-locatie een negatief saldo had. De onderhandeling over de aankoop van de HALO Laan van Poot heeft plaatsgevonden in 2009, voordat de financiële-, economische- en vastgoed effecten van de crisis in volle omvang duidelijk waren. Aangezien de marktomstandigheden sinds 2009 ingrijpend zijn gewijzigd is door DSO in juni 2013 een haalbaarheidsanalyse gedaan naar ontwikkeling van de HALO met het doel de financiële randvoorwaarden te verkennen, het tekort op de ontwikkeling te bepalen en dekking te verkrijgen uit de extra reservering die voor de Sportcampus Zuiderpark in het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2014 zijn opgenomen.

Op 12 november 2013 is een nota van uitgangspunten vastgesteld waarin het kader voor herontwikkeling is aangegeven. Een vertrouwelijke bijlage met een haalbaarheidsstudie is onderdeel van dit besluit. Het stedenbouwkundig kader van de nota van uitgangspunten geeft aan dat er met inbreng van de tennisvelden en na sloop van alle gebouwen ruimte ontstaat voor de bouw van circa 70 grondgebonden woningen. Dit plan kent een negatief saldo van € 2,975 mln. In het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2014 is voor de Sportcampus Zuiderpark een extra reservering van € 10 mln. opgenomen. Van deze extra reservering is € 2,975 mln. bestemd als dekking van het tekort op de HALO locatie.


De nota van uitgangspunten en het daarin aangegeven herontwikkelingskader konden echter niet rekenen op een breed maatschappelijk draagvlak. Dit kwam met name tot uiting in een gezamenlijke brief van de wijkvereniging De Vogelwijk, handbalvereniging Hellas, stichting sporthal Hellas en atletiekvereniging HAAG Atletiek (vanaf nu “de convenantpartners” genoemd) van 15 april 2014 aan de gemeenteraad.

Gelet op het beperkte draagvlak voor het voorgenomen plan en de grote betrokkenheid van bovengenoemde organisaties, heeft de gemeente in oktober 2014 een convenant gesloten met hen om gezamenlijk te onderzoeken of er een beter alternatief herontwikkelingsplan mogelijk is dat meer recht doet aan de verschillende wensen en belangen. De gemeente heeft daarbij als voorwaarde gesteld dat een alternatief herontwikkelingsplan geen vertraging oplevert, minstens financieel gelijkwaardig moet zijn aan het eerder vastgestelde kader en een substantieel aantal woningen moet bevatten.

Inmiddels is dit proces van co-creatie afgerond en is er een alternatief herontwikkelingsplan ontstaan dat beter voorziet in alle wensen. Allereerst hebben de gemeente Den Haag en de convenantpartners afspraken gemaakt op welke basis het proces van co-creatie zou plaatsvinden. Doel van de co-creatie was om gezamenlijk te onderzoeken of een beter alternatief herontwikkelingsplan mogelijk is. De deelnemende vertegenwoordigers zaten met mandaat aan tafel om besluiten te nemen en waren zelf verantwoordelijk voor de afstemming met hun bestuur en achterban. Vanuit de wijkvereniging is de reeds door hen opgerichte HALO-commissie aangevuld met extra leden, waaronder ook direct belanghebbenden, wonend aan de Laan van Poot ter hoogte van het HALO-terrein. Tussen de gemeente en de convenantpartners zijn afspraken gemaakt om alle informatie – ook vertrouwelijke – met elkaar te delen om transparant en open alle mogelijkheden te kunnen onderzoeken.

Als eerste stap zijn alle wensen van de verschillende partijen geïnventariseerd. In aanvulling hierop is ook gekeken naar de wensen van andere organisaties en initiatiefnemers, met name kleinere sportverenigingen. Helder was dat de HALO-sporthallen niet alleen gebruikt werden door de Haagse Hogeschool maar ook onderverhuurd worden aan verschillende sportverenigingen en dat er een bestaand fitness-, fysio- en wellness centrum zit dat niet mee verhuist naar de nieuwe sportcampus. Vanuit de gemeente (OCW afdeling onderwijs) werd de wens naar voren gebracht voor gebruik van de grootste sporthal als extra gymfaciliteit voor de twee nabij gelegen scholen. Zo ontstond de overtuiging dat het wenselijk is de sporthallen te handhaven en is verkend hoe de sporthallen konden worden behouden.

Vanuit de convenantpartners is ook de wens uitgesproken dat de woningbouw bij voorkeur op een zo groot mogelijke afstand van de atletiekbaan moet komen om overlast en klachten in de toekomst te voorkomen. Daarnaast is aangegeven bij voorkeur zoveel mogelijk sportterrein te behouden daar in het eerdere plan de tennisvelden volledig verdwenen. Verplaatsing van het handbalveld van Hellas richting hun clubgebouw is een wens van Hellas.

Tenslotte heeft de wijkvereniging een pleidooi gehouden voor de bouw van appartementen in plaats van enkel grondgebonden woningen. Deze appartementen zouden vooral gericht moeten zijn op ouderen uit de wijk. Voor deze doelgroep met de wens naar een levensloopbestendig appartement in de Vogelwijk is op dit moment weinig beschikbaar.

Na de inventarisatie van alle wensen is gezamenlijk onderzocht welke mogelijkheden het gebied heeft om aan zoveel mogelijk wensen tegemoet te komen. Hierbij is het zoekgebied verruimd van louter de huidige HALO-locatie naar het gehele sportpark. Vanwege de symmetrische opzet van zowel het sportpark als dit deel van de Vogelwijk ligt stedenbouwkundig een symmetrische opzet voor de hand. Alle voorstellen zijn open en transparant besproken tussen gemeente en convenantpartners en van elk voorstel is een financiële doorrekening gemaakt.

Op 16 maart 2015 hebben de gemeente en de convenantpartners gezamenlijk een informatieavond voor de wijk georganiseerd om het voorkeursmodel waar toen aan gewerkt werd te presenteren en toe te lichten aan wijkbewoners. Dit plan bestond uit een symmetrische opzet waarbij de sporthallen behouden bleven en er zowel op de huidige HALO-locatie als in het plantsoen aan de rechterzijde woningbouw plaats kan vinden – een combinatie van appartementen en een klein aantal grondgebonden woningen. Tijdens de informatieavond en uit de ingekomen reacties bij de gemeente en de wijkvereniging bleek er weerstand tegen de bebouwing van het plantsoen aan de rechterzijde van het sportpark.

In reactie op de uitkomst van de informatieavond heeft de wijkvereniging een enquête georganiseerd om een helder beeld te krijgen van de wensen en bezwaren in de wijk en waar de mogelijkheden liggen. Met de uitkomst van deze enquête zijn opnieuw uitgangspunten geformuleerd voor het herontwikkelingsplan. Een belangrijk uitgangspunt is dat het herontwikkelingsplan zich zoveel als mogelijk moet concentreren op en rond de huidige locatie van het schoolgebouw en het plantsoen onbebouwd moet blijven. Tegelijkertijd is een onafhankelijke makelaar gevraagd om te adviseren over het beste woonproduct voor de HALO-locatie, welke doelgroep, grootte en specificaties van de woningen en welke prijsklasse.

Met deze uitgangspunten is opnieuw gekeken naar de mogelijkheden van de locatie. Zodoende is een plan ontstaan voor een wooncomplex met ruime luxe appartementen op de locatie van het huidige schoolgebouw. Gezien het benodigde woningbouwprogramma en om een gebouw in een ruime groene setting te kunnen realiseren – passend bij het tuinstadkarakter van de wijk – is het perceel van de huidige HALO vergroot richting de tennisbanen en dient de sloot te worden verlegd. Over dit herontwikkelingsplan is overeenstemming tussen de gemeente en de convenantpartners; hetgeen in een brief is vastgelegd. Op 13 oktober 2015 is dit plan gezamenlijk gepresenteerd en toegelicht op een informatieavond in de wijk. Tijdens deze avond bleek er voldoende draagvlak voor dit plan, behalve bij een kleine groep bewoners die direct tegenover het HALO-gebouw wonen. Op 12 november 2015 heeft de wijkvereniging tijdens een algemene ledenvergadering het in co-creatie ontstane plan toegelicht aan de leden. Vervolgens is dit plan echter niet in stemming gebracht, maar is gestemd over een alternatief plan, waarbij de hoogte van de bebouwing beperkt blijft tot 4 bouwlagen en het huidige perceel van de HALO-locatie. Met de convenantpartners is afgesproken om de tijd tot aan vaststelling van het bestemmingsplan te gebruiken in hoeverre de aanpassingen die vanuit de wijkvereniging zijn gekomen binnen de financiële kaders van het projectdocument mogelijk zijn.

De wijkvereniging heeft een architect gevraagd schetsen te maken van de mogelijke invulling en er is een marktanalyse aangeleverd. Aan de hand van de nota grondbeleid 2016 is gebleken dat een kleiner plan past binnen het financiële kader. Na intensief overleg tussen de gemeente en de convenantpartners is voor een alternatief plankader gekozen die meer tegemoet komt aan de bezwaren. De nokhoogte is verlaagd van 18 meter naar 16 meter en de goothoogte is verlaagd van 15 meter naar 13 meter. Met een nokhoogte van 16 meter is het mogelijk om een plafondhoogte van gemiddeld 2,80 meter te creëren, de minimale hoogte die past bij appartementen in het luxere segment. Het bestemmingsvlak Wonen wordt teruggelegd tot het huidige perceel van de HALO. De sloot wordt wel verlegd. De extra ruimte die zo ontstaat krijgt de bestemming Tuin waardoor er een ruime setting mogelijk wordt die past bij het karakter van de Vogelwijk.

Borging tuinstadkarakter

Voor de bebouwing van de HALO-locatie is het tuinstadkarakter van de Vogelwijk als uitgangspunt genomen. Voor een volledige omschrijving van de te beschermen waarden van het tuinstadkarakter wordt verwezen naar de aanwijzing van het beschermde stadsgezicht (dat als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen). Dit tuinstadkarakter is voor de nieuwbouwlocatie op de volgende manier geborgd in het bestemmingsplan:

  • Groene en open karakter: het belangrijkste kenmerk van het tuinstadkarakter vormt de ruime, groene setting. In de hele wijk is de bebouwing terugliggend ten opzichte van de straat, waarbij meestal een rooilijn van 5m wordt aangehouden. Dit resulteert in ruime voortuinen. Voor de HALO-locatie is deze minimale afstand nog vergroot tot ten minste 8m; de tussenliggende ruimte is bestemd als Tuin. Dit is ruimer dan de huidige bebouwing, die deels dichter aan de straat staat.
  • Verder wordt het tuinstadkarakter geborgd door relatief lage bebouwingspercentages, waarmee ruime tuinen zijn gegarandeerd. De huidige HALO is daarop een uitzondering, met een bebouwingspercentage van 39,3%. De bestaande bebouwing past dan ook niet in het tuinstadkarakter van de wijk en is gebouwd in een periode dat daar weinig aandacht aan werd geschonken. Ter plaatse van de nieuwe bebouwing wordt eveneens een bebouwingspercentage van 40% aangehouden, maar de oppervlakte waarover het percentage wordt berekend is verkleind (rondom het bebouwingsgebied is een tuinbestemming opgenomen), waardoor de bebouwingsdichtheid van het totale gebied per saldo afneemt. Ook de naastgelegen percelen met de scholen passen in dit beeld, met bebouwingspercentages van resp. 20,5 en 30,4%. Het appartementengebouw aan de Laan van Poot ter hoogte van de Fitislaan heeft een bebouwingspercentage van 27,4%. Het bebouwingspercentage op de HALO-locatie zal, met het alternatieve plan van de convenantpartners, 20,1% bedragen (en een bebouwingspercentage van 40% binnen het bestemmingsvlak bouwvlak).

Gemengde bebouwing: De Vogelwijk is net als een aantal andere tuinwijken uit dezelfde periode opgezet met een gemengde bebouwing met veel eengezinswoningen, veelal in korte rijtjes gebouwd. Die bestaan doorgaans uit twee of drie bouwlagen met relatief hoge kappen. Er zijn op beperkte schaal ook appartementen gebouwd, die in hoogte variëren van drie tot vijf bouwlagen (de kap meegerekend). In de Vogelwijk zijn er appartementen gebouwd tussen de Houtrustlaan en de Nachtegaallaan, aan de Mezenlaan, het Distelvinkenplein en een aantal straten rond de HALO-locatie zoals de Tortellaan. Verderop aan de Laan van Poot (tussen de Fitislaan en de Sniplaan) staat een appartementengebouw dat als referentie kan dienen voor deze locatie. Dit complex kent een hoogte van 4 en 5 lagen (met een maximale hoogte van 18m). Deze hoogte is niet ongebruikelijk in de periode waarin de Vogelwijk werd gebouwd. Vergelijkbare tuinwijken in Amsterdam en Rotterdam (Vreewijk bijvoorbeeld) kennen eveneens hoogten tussen de 3 en 5 bouwlagen en in Den Haag zijn delen van Benoordenhout met een vergelijkbare groene opzet gebouwd met daarin grote appartementengebouwen, zoals bijvoorbeeld aan de Hogehoucklaan. Om aan de bezwaren van de convenantpartners tegemoet te komen is overeengekomen de bouwhoogte te verlagen van 18 naar 16 meter. De HALO-locatie ligt nog ruimer aan de rand van de wijk dan de genoemde voorbeelden.

De precieze invulling van de locatie zal aan de hand van de welstandscriteria die gelden voor het karaktergebied 'Vrije Verkavelingen' worden getoetst. Daarbij wordt eveneens gelet op de beschermde waarden van het stadsgezicht.

Woningbouwprogramma

Het te bebouwen grondvlak geeft ruimte voor circa 25-50 luxe appartementen, afhankelijk van de grootte van deze appartementen. Het aantal woningen zal beperkt worden tot maximaal 50.

Onderzoek wijst uit dat er in de Vogelwijk een grote vraag is naar ruime, kwalitatief hoogwaardige appartementen, een woonproduct wat nauwelijks aanwezig is in de wijk. De verwachte doelgroep van de nieuwbouwappartementen zijn ouderen (“empty nesters”), met name uit de Vogelwijk, die in hun wooncarrière willen doorstromen naar een luxe, ruim, gelijkvloers appartement in de wijk. Doordat deze groep eengezinswoningen zal achterlaten ontstaat doorstroming en nieuwe instroom in de wijk. Het nieuwbouwproject is hiermee een goede aanvulling op het bestaande woningaanbod in de Vogelwijk.

Gelet op de grote belangstelling bij woningzoekenden voor het principe van zelfbouw in Den Haag, wordt bij de HALO-locatie ingezet op zelfbouw. In eerste instantie zal de bouwlocatie daarom worden aangeboden via de kavelwinkel voor kleinschalig opdrachtgeverschap. In dit specifieke geval – een groot appartementencomplex – betreft het een project van collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) waarbij een groep zelfbouwers gezamenlijk de grond reserveert en afneemt en opdrachtgever is voor de nieuwbouw voor zelfbewoning.

Flora- en fauna

In aanvulling op de uitgevoerde eco-effectscan Laan van Poot d.d. 13 mei 2015 waaruit bleek dat de watergang mogelijk deel uitmaak van leefgebied van de beschermde vissen bittervoorn en kleine modderkruiper en dat het schoolpand potentieel geschikte verblijfsplaatsen biedt aan vleermuizen is aanvullend onderzoek uitgevoerd (Zie Bijlage 10 Notitie Ecologisch onderzoek Laan van Poot). Hiervoor is op 9 augustus 2016 een notitie opgesteld door Aqua Terra (kenmerk 214180/AQt302FF/ML) en betreft de tussentijdse resultaten van het voorjaarsonderzoek. Het vissenonderzoek is afgerond. Het vleermuizenonderzoek in het voorjaar zal een vervolg krijgen in het najaar van 2016.

Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied geen zomer- of kraamverblijfsplaatsen aanwezig zijn van vleermuizen. In de omgeving van het plangebied zijn wel foeragerende (jagende) en overvliegende dieren waargenomen. De aangetroffen dieren betreffen allen gebouw bewonende gewone dwergvleermuizen. Er zijn geen andere vleermuissoorten waargenomen. De aangetroffen dieren waren met name aanwezig boven de bomen bij de ingang van het sportcomplex, langs de bomenrij midden op het sportcomplex en de bomenrij aan de westzijde van het plangebied.

Omdat vleermuizen in het najaar en in de winter verhuizen naar andere (jaarlijkse) verblijfsplaatsen kan de aanwezigheid van verblijfsplaatsen nog niet helemaal worden uitgesloten. Dit zal blijken uit de onderzoeken in het najaar van 2016. Deze rondes starten vanaf 15 augustus en moeten uiterlijk 1 oktober worden afgerond.

Indien najaar- of winterverblijfplaatsen aangetroffen worden is ontheffing in het kader van artikel 75c van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Om ontheffing te verkrijgen dient een volledig onderzoek uitgevoerd te zijn, en daarbij te worden aangetoond dat door de werkzaamheden de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in het geding komt en dienen mitigerende maatregelen genomen te worden.

Op basis van het voorjaaronderzoek, de verspreiding van vleermuizen in Den Haag en waarnemingen in en nabij het projectgebied is er geen reden om aan te nemen dat door de geplande werkzaamheden de gunstige staat van instandhouding van de betreffende vleermuissoorten in het geding komt. In de omgeving zijn ruim voldoende geschikte alternatieve verblijfplaatsen en leefgebieden aanwezig en door, indien nodig, mitigerende maatregelen te nemen bij de uitvoering van de werkzaamheden kan verstoring van individuen en verlies van eventuele verblijfplaatsen voorkomen worden.

Op basis van het voorjaarsonderzoek, omgevingskenmerken en de verspreiding van de aangetroffen vleermuizen in Den Haag is er geen reden om aan te nemen dat, indien nodig, ontheffing voor verstoring van vleermuizen en/of hun leefomgeving in het kader van artikel 75c van de Flora- en faunawet afgewezen zou worden. Een eventuele ontheffingsaanvraag is mogelijk na afronding van het onderzoek.

Uit het visonderzoek is gebleken dat in de watergang geen beschermde vissoorten aanwezig zijn. Tijdens het onderzoek is gelet op de aanwezigheid van (beschermde) amfibieën en voortplantingswateren van amfibieën. Tijdens de onderzoeken zijn geen koren gehoord of dieren aangetroffen. Het voorkomen van voortplantingswateren van amfibieën kan worden uitgesloten.'

Parkeren

De bij de woningen behorende parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd in een volledig verdiepte parkeergarage onder het gebouw. Het aantal te realiseren plaatsen wordt berekend aan de hand van de te bouwen appartementen (grootte, aantal kamers, prijsklasse en deel van de stad) volgens de gemeentelijke parkeernorm. Volgens de gemeten parkeerdruk in de omgeving kan het parkeren voor bezoekers in de openbare ruimte worden opgevangen. En indien noodzakelijk zou het ook mogelijk zijn om ter plaatse de Laan van Poot her in te richten en langsparkeerplaatsen te maken. Vooralsnog is hier geen aanleiding voor.

De verwachting is dat met realisatie van dit project het aantal verkeersbewegingen zal afnemen. Het woningbouwprogramma zal minder verkeersbewegingen genereren dan de huidige onderwijsfunctie en met minder piekmomenten.

Bodem

Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bodem niet noemenswaardig verontreinigd is. Er is geen aanleiding voor verder onderzoek.

5.2.2 Herontwikkeling HAGA-ziekenhuis

De herontwikkeling van het HAGA-ziekenhuis bevindt zich op dit moment in een verkennende fase. Dit betekent dat het op dit moment nog niet mogelijk is een herontwikkeling te bestemmen, daarvoor zijn de plannen nog niet concreet genoeg. Het HAGA-ziekenhuis is in dit bestemmingsplan bestemd conform de bestaande bestemming en heeft de bestemming Maatschappelijk - Gezondheidszorg gekregen (zie figuur 5.2). Ook na herontwikkeling zal een gedeelte van het ziekenhuis worden behouden voor poliklinische functies. De volgende kaders en aandachtspunten zullen bij de verdere verkenningen en uitwerkingen worden meegenomen:

  • Een herontwikkeling naar wonen met aandacht voor doorstroming bestemd voor mensen en senioren uit de buurt;
  • Er dient niet meer volume te worden gerealiseerd dan wat reeds op het terrein aanwezig is;
  • Hergebruik van het bestaande (oorspronkelijke) hoofdgebouw is het uitgangspunt;
  • Naast de hoofdfunctie Wonen is er ruimte voor ondergeschikte functies in de vorm van kleinschalige bedrijvigheid en maatschappelijke functies zoals een kinderdagverblijf, een huisartsenpost, onderwijs en eventueel een wijkcentrum en daghoreca;
  • Aandacht voor de ecologische hoofdstructuur en de Haagse Beek. De ecologische hoofdstructuur dient, zo mogelijk, te worden versterkt;
  • De toekomstige verkeersontsluiting is alleen mogelijk vanaf de Sportlaan;
  • Parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost, bij voorkeur ondergronds en uit het zicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0017.png"

Figuur 5.2: herontwikkeling HAGA-ziekenhuis (op dit moment conserverend bestemd)

5.2.3 Sacramentskerk

Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2012 Pakketafspraken met het bisdom Rotterdam gemaakt over de toekomst van de kerken die in eigendom zijn van het bisdom. (RIS DSO/2012.469). De Sacramentskerk aan de Sportlaan 125 is onderdeel van deze afspraken. De gebedsruimte is op 31 augustus 2008 aan de eredienst onttrokken. Het Bisdom heeft aangegeven deze locatie te zien als een “verdienlocatie voor het in standhouden van monumentale kerken” en dat de locatie om deze reden herontwikkeld zou kunnen worden. Het gebouw heeft geen status als monument.

Op 25 mei 2010 heeft het college besloten om de huidige bestemming “Bijzondere Doeleinden Eredienst” te verruimen met de bestemming “Wonen” (RIS 172911). Tevens heeft het college ingestemd met het voorstel om een eventuele bouwaanvraag te faciliteren met de noodzakelijke gemeentelijke besluiten en planologische procedures.

De Sacramentskerk is een stedenbouwkundig oriëntatiepunt in de Vogelwijk, door de hoogte en bijzondere functie/typologie van het kerkgebouw. Het kerkgebouw is geen monument maar wel fraai vormgegeven. Het is onderdeel van een ensemble met achterliggende Parkietschool. Voorheen was het ensemble groter doordat zich voor de oorlog aan de andere zijde van de Sportlaan het Rode Kruisziekenhuis bevond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0018.png"

Figuur 5.3: planlocatie Sacramentskerk

De planlocatie maakt deel uit van het vigerende bestemmingsplan Vogelwijk (onherroepelijk op 06-08-1999) en heeft de bestemming "Bijzondere doeleinden Eredienst". Een herontwikkeling met woningbouw is in strijd met deze bestemming. Het College heeft op 25 mei 2010 (RIS 172911) besloten om medewerking te verlenen aan bestemmingsverruiming voor een toekomstige ontwikkeling van de locatie van de kerk aan de Sportlaan 125.

De herontwikkeling van de Sacramentskerk bevindt zich op dit moment in een verkennende fase. Er zijn voorbereidingen voor het opstellen van een haalbaar woningbouwplan op de locatie van de Sacramentskerk, waarbij wordt uitgegaan van sloop van het kerkgebouw.

Dit betekent dat het op dit moment nog niet mogelijk is een herontwikkeling te bestemmen, daarvoor zijn de plannen nog niet concreet genoeg. De Sacramentskerk is in dit bestemmingsplan bestemd conform de bestaande bestemming en heeft de bestemming Maatschappelijk -2 gekregen (zie figuur 5.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0295CVogelwijk-50VA_0019.png"

Figuur 5.4: uitsnede digitale verbeelding (plankaart) Sacramentskerk (op dit moment conserverend bestemd)

5.2.4 Extra bouwlagen
5.2.4.1 Vijf bouwlagen

Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgt uit de structuurvisie en de agenda voor de Haagse Verdichting dat voor bebouwing langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van de mogelijkheid om minimaal vijf bouwlagen te realiseren.

Het toestaan van een grotere hoogte langs doorgaande routes (lange lijnen) kan immers een bijdrage leveren aan de verdichtingsopgave uit de 'Agenda voor de Haagse Verdichting'. Verdichting langs hoofdontsluitingswegen is gebaseerd op het streven naar intensief ruimtegebruik in bestaand stedelijk gebied. De belangrijkste criteria aan de hand waarvan besloten wordt of verdichting wordt toegepast wordt zijn:

  • 1. de betekenis van de route in de stad;
  • 2. de verhouding tussen de profielbreedte en de aanwezige bebouwing;
  • 3. de bestaande ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. het (Rijks)beschermd stadsgezicht.

In het plangebied bestemmingsplan Vogelwijk komen geen wegen voor verdichting met een minimale bouwhoogte van 5 lagen in aanmerking.

5.2.4.2 Dakopbouwen

Uitgangspunt is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het stedenbouwkundig niet verantwoord is. Per bestemmingplangebied wordt een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. Bij deze stedenbouwkundige verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:

  • Straatprofielen: voldoende ruim om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen;
  • Binnenterreinen: voldoende maat;
    Hoogte stedelijke omgeving: (1) hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? En (2), behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij 2 of 3 bouwlagen in de bestaande situatie;
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte). Ook bij schuine daken worden dakopbouwen echter niet uitgesloten;
  • Ensemblewaarde: hier wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang.

Daar waar dakopbouwen en/of kapverdiepingen in de wijk zijn gerealiseerd en/of binnen de planperiode (goed) voorstelbaar worden geacht, zijn deze in beeld gebracht en binnen de bestemming Wonen in lid 3 vervat in een binnenplanse afwijkingsregeling. Daaraan zijn vervolgens nadere voorwaarden gesteld ten aanzien van bezonning en de leefomgeving voor aangrenzende percelen met een bijbehorende verwijzing naar een in de bijlage opgenomen kaart met de daarop aangeduide dakopbouwen en/of kapverdiepingen locaties.

Het college verleent binnen 10 jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het vergroten van een bestaande woning d.m.v. een dakopbouw ten behoeve van het eigen gebruik, geen medewerking aan splitsing van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen, (zie RIS 268496).

5.3 Duurzaamheid

5.3.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Volgens de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland bevat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen een verantwoording van de locatiekeuze. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk geïntroduceerd.

De beoogde nieuwbouw met maximaal 50 appartementen op de HALO-locatie is een stedelijke ontwikkeling conform de ladder voor duurzame verstedelijking.

De bouw van de appartementen voorziet in een actuele regionale behoefte (regio Haaglanden), omdat:

  • er in de regio Haaglanden fors minder wordt gebouwd dan de kwantitatieve behoefte in de regio;
  • kleinschalige ontwikkelingen (maximaal 50 appartementen) die een inpassing in bestaand stedelijk gebied betreffen door de regio worden gezien als een welkome aanvulling;
  • er in Nederland en Haaglanden een grote vraag is naar voor senioren geschikte woningen;
  • door middel van herstructurering moet er meer differentiatie worden aangebracht zodat de eenzijdigheid van wijken wordt doorbroken.

De maximaal 50 appartementen worden op een herstructureringslocatie gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking. De locatie is multimodaal ontsloten. Er is bij de ontwikkeling sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en er wordt voldaan aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame ontwikkeling. Voor een uitgebreide beschrijving van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar paragraaf 3.2 van Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing HALO-locatie.

Conclusie
Het bestemmingsplan Vogelwijk is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

5.3.2 Gebiedsgericht milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). zie ook 3.12.2 Gebiedsgericht milieubeleid.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Het plangebied Vogelwijk behoort tot het gebiedstype Wonen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   ambitietype   Kwalitatieve uitwerking  
Bodem   Extra   Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt is bodemonderzoek uitgevoerd. Uit bodemonderzoek blijkt dat er vanuit milieu hygienisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de sloop en nieuwbouw op de locatie.  
Externe veiligheid   Maximaal   In de directe omgeving van het projectgebied zijn geen
risicovolle inrichtingen gelegen. Tevens blijkt dat er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het projectgebied.  
Geluid   Maximaal   Op basis van de VNG-uitgave geldt voor veldsportcomplexen (met verlichting) en sporthallen een
richtafstand van 30 m ten opzichte van een gemengd gebied. Voor een kinderopvang en scholen geldt
een richtafstand van 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. Bij de inrichting van het projectgebied wordt rekening gehouden met de hiervoor genoemde
richtafstanden of worden maatregelen genomen om het geluid te beperken. Op basis hiervan zal ter plaatse van het projectgebied sprake zijn van een aanvaardbaar
woon- en leefklimaat en worden de omliggende functies niet beperkt in hun activiteiten. De richtwaarde van 48 dB wordt ten gevolge van verkeer op de Laan van Poot en de Tortellaan niet overschreden, waardoor sprake is van een akoestisch klimaat passende bij de beoogde bebouwing.  
Lucht   Maximaal   De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.  
Mobiliteit   Extra   Parkeernormen volgens de Nota parkeernormen  
Schoon   Extra   In de Kadernota Openbare Ruimte (2004) zijn richtinggevende kwaliteitsniveaus voor de kwaliteit en onderhoud van de openbare ruimte gegeven:
Hofstad kwaliteit geldt voor de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte van alle woon- en werkgebieden. Op basis hiervan heeft het gemeentebestuur bepaald dat de wijk wordt schoongemaakt en schoongehouden op Hofstad kwaliteit.  
Water   Ambities per poldereenheid   Binnen het thema water zijn de volgende onderwerpen voor het plangebied van belang: waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, veiligheid en waterkering en afvalwater en riolering (zie pragraaf 4.8). Het plan heeft geen nadelige effecten op de waterkwaliteit.  
Natuur   Extra   De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Er is
nader onderzoek verricht naar vleermuizen in het projectgebied. Indien bomenkap
plaatsvindt wordt voor de uitvoering gecontroleerd op de aanwezigheid van vogels met
jaarrond beschermde nesten of nesten die geschikt zijn voor jaarrond beschermde vogels. Ook is er bij
werkzaamheden aan de watergangen onderzoek verricht naar het voorkomen van bittervoorn en de
kleine modderkruiper.  
Klimaat   Maximaal   De rijksoverheid en de bouwpartijen in Nederland hebben afgesproken uiterlijk in 2020 alle nieuwbouw CO2-neutraal te bouwen, met een tussenstap van 50% CO2-reductie in 2015. De grond wordt via de Kavelwinkel van de gemeente Den Haag uitgegeven aan een bouwgroep in de vorm van Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). Via de kavelwinkel krijgen de bouwgroepen informatie en worden ze geholpen Klimaatvriendelijke ambities bovenop het wettelijke kader te realiseren. De gemeente Den Haag heeft een quickscan uitgevoerd naar de energiekansen op/ en rond de HALO-locatie. De kansen die hieruit voortkomen worden besproken met Vogelwijk Energiek en de te vormen CPO.  

5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.4.1 Het digitale bestemmingsplan

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2500.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok) hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

5.4.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen
Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Ruimtelijk beleid  
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.   De ladder voor duurzame verstedelijking is beschreven in paragraaf 5.3  
De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" zet in op een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk, goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur.   Het bestemmingsplan Vogelwijk is in overeenstemming met het provinciaal beleid.  
De Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet.   Het bestemmingsplan Vogelwijk maakt geen uitbreiding van detailhandel mogelijk. Bestaande detailhandellocaties zijn met de functieaanduiding 'detailhandel' op de verbeelding aangegeven.  
De Structuurvisie / Haagse Verdichting houdt voor Vogelwijk in dat invulling wordt gegeven aan:  
dat langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van minimaal vijf bouwlagen.   In het plangebied bestemmingsplan komen geen wegen voor verdichting met een minimale bouwhoogte van 5 lagen in aanmerking.  
optoppen (dakopbouwen)   Daar waar dakopbouwen en/of kapverdiepingen in de wijk zijn gerealiseerd en/of binnen de planperiode (goed) voorstelbaar worden geacht, zijn deze in beeld gebracht en binnen de bestemming Wonen in lid 3 vervat in een binnenplanse afwijkingsregeling. Daaraan zijn vervolgens nadere voorwaarden gesteld ten aanzien van bezonning en de leefomgeving voor aangrenzende percelen met een bijbehorende verwijzing naar een in de bijlage 11 opgenomen kaart met de daarop aangeduide dakopbouwen en/of kapverdiepingen locaties.  
verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;   Er is aangesloten op de landelijke regeling voor het vergunningvrij bouwen van aan- en bijgebouwen.  
   
Groen  
Inzet is de Stedelijke Groen Hoofdstructuur (paragraaf Groen) duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.   Aan de stedelijke ecologische verbindingszones is, mede gelet op het gevoerde Bro overleg en de door bewoners en belanghebbenden aangegeven wens om actiever in te zetten op het behoud van het groene tuinstadkarakter, de gebiedsaanduiding "Overige zone - ecologische verbindingszone" opgenomen.  
Natura 2000-gebied Westduinpark   Een strook grond grenzend aan het Natura-2000 gebied Westduinpark heeft de dubbelbestemming Waarde-Natuur gekregen.  
Verkeer en parkeren  
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie   In het plangebied zijn de bestemmingen Verkeer- Hoofdverkeersweg, Verkeer - Straat en Verkeer- Verblijfsstraat opgenomen. Het openbaarvervoer maakt met name gebruik van de straten die bestemd zijn als Verkeer-Hoofdverkeersweg en Verkeer-Straat (tramlijn 12 ligt in de Nieboerweg).
 
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte   In de regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen in bijlage 2 van de regels. Omdat de komende jaren de mobiliteit en het autobezit blijven toenemen, zal de parkeerbehoefte en de druk daarvan op de openbare ruimte niet minder worden. Hiervoor is gericht beleid nodig. De Parkeernormen zijn aan de orde bij nieuw- en verbouw van vastgoed. Wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd toetst de gemeente of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, waaronder of er in voldoende mate wordt voorzien in parkeercapaciteit ten behoeve van het bouwplan. De parkeerbehoefte geeft aan welke parkeercapaciteit er in theorie beschikbaar moet zijn binnen (of in de omgeving van) het bouwplan. Aan de hand daarvan wordt de parkeereis opgesteld, waarin wordt aangegeven welk aantal parkeerplaatsen daadwerkelijk gerealiseerd dient te worden. Deze parkeereis is juridisch bindend.  
Wonen  
De Vogelwijk wordt in de Woonvisie omschreven als een groenstedelijk woonmilieu.   Het plangebied is voornamelijk een woongebied. Naast een woonbestemming is er ook een gemengde bestemming opgenomen, waarin wonen is toegestaan. Rondom de bestaande bebouwing is een bouwvlak gelegd. Ter plaatse van de ontwikkeling van de HALO-locatie is in plaats van een bouwvlak een bebouwingspercentage opgenomen.  
Water en leidingen  
Waterhuishouding   Naast de bestemming Water ter plaatse van de Haagse beek en de waterpartijen in het Rode Kruisplantsoen is de aanwezige beschermingszone van de waterkering bestemd met de dubbelbestemming Waterstaat- Waterkering  
In het plangebied zijn planologisch relevante rioolleidingen en drinkwatertransportleidingen aanwezig.   De rioolleiding is in de dubbelbestemming Leiding-Riool opgenomen en de drinkwaterleiding is in de dubbelbestemming "Leiding-Water" opgenomen.  
Economie  
Bedrijven
 
In het plangebied komen geen bedrijven voor die apart bestemd moeten worden. Op basis van jurisprudentie zijn binnen een woning lichte bedrijfsactiviteiten toegestaan. Binnen de bestemming Wonen en gemengd wordt dan ook geen specifieke regeling over bedrijvigheid opgenomen.  
Detailhandel en Dienstverlening
 
Binnen de bestemming Gemengd (aan de Mezenlaan en Vinkenplein) wordt dienstverlening op de begane grond toegestaan. De aanwezige detailhandel wordt middels een functieaanduiding op de verbeelding aangegeven. Ter plaatse van deze functieaanduiding is detailhandel alleen op de begane grond toegestaan.  
Horeca
 
Er is geen horeca in het plangebied aanwezig.  
Kantoren
 
Er zijn geen kantoren in het plangebied aanwezig.  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg  
Onderwijs, Welzijn, Religie en Zorg   In dit bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen Onderwijs, Welzijn en Religie en Zorg (ziekenhuis). Dit is vertaald in 2 verschillende bestemmingen, te weten Maatschappelijk en Maatschappelijk - Gezondheidszorg. Onderwijs, Welzijn en Religie vallen binnen de bestemming Maatschappelijk, Gezondheidszorg (het Haga-ziekenhuis) valt binnen de bestemming Maatschappelijk - Gezondheidszorg.  
Sport en recreatie  
Sport   De bestaande sportvoorzieningen, de voorzieningen achter de HALO locatie, zijn in het bestemmingsplan opgenomen. De 5 bestaande sporthallen hebben een bouwvlak gekregen. Ten behoeve van herinrichting ruimte tussen de sporthal Hellas en de nieuwe woningen zullen nieuwe  of te verplaatsen lichtmasten komen. Deze nieuwe/aanpassingen aan verlichting zijn mogelijk mits deze geen nieuwe overlast genereeert op directe omgeving.  

TABEL CULTUREEL ERFGOED  
Typering te beschermen culturele waarden en archeologie   Vertaling in het bestemmingsplan  
De gemeentelijk beschermde stadsgezichten Vogelwijk en Sportlaan - Segbroeklaan en omgeving maken deel uit van het plangebied. Ingevolge de Monumentenverordening Den Haag moet een bestemmingsplan worden vastgesteld ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.   De cultuurhistorische waarden van de twee gemeentelijk beschermde stadsgezichten worden in dit bestemmingsplan beschermd: de gebiedsaanduiding 'Overige zone – Gemeentelijk beschermd stadsgezicht' is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. In deze tabel is aangegeven op welke wijze de in de aanwijzingen benoemde waarden zijn vertaald in dit bestemmingsplan. De aanwijzingsbesluiten met bijbehorende toelichtingen en begrenzingskaarten zijn als bijlage bij de regels opgenomen.

De reden waarom er hier gekozen wordt voor een gebiedsaanduiding, terwijl bij Rijksbeschermde stadsgezichten gekozen wordt voor een dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie', is dat de (landelijke) regeling inzake de (on)mogelijkheid tot vergunningsvrij bouwen wezenlijk verschilt. Bij gemeentelijk beschermd stadsgezicht is wél sprake van vergunningsvrij bouwen. Bij een Rijksbeschermd stadgezicht geldt een 'nee, tenzij' – regeling: daar kan alleen vergunningsvrij worden gebouwd, als dat expliciet door de gemeente in een bestemmingsplan wordt vastgelegd. Ook is het verschil op deze wijze duidelijk zichtbaar op de digitale verbeelding. Inhoudelijk is echter in de regels gekozen voor een vrijwel gelijkluidende beschermende regeling.
 
Het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse.   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de plankaart overgenomen. Het historische patroon van straten, stegen en open ruimten is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen.
De schaal van de bebouwing wordt gewaarborgd door het opnemen van bouwvlakken. Daarbij zijn de huidige goot- en bouwhoogtes opgenomen. De hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven.
Verschillen zijn gewaarborgd door de in het bestemmingsplan opgenomen goot- en bouwhoogten. In geval van sloop-/nieuwbouw zullen de welstands- en monumentencommissie deze kwaliteiten in hun advisering betrekken (artikel 22.1 Overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht van de planregels).  
De profilering en inrichting van de openbare ruimte   De gemeente stuurt als eigenaar op de profilering en inrichting van de openbare ruimte (buiten het bestemmingsplan om).  
De verkavelings- en bebouwingsstructuur   De verkavelings- en bebouwingsstructuur is geborgd door per perceel een bouwvlak op te nemen waarbinnen de hoofdbebouwing is gerealiseerd.  
De vormgeving van de bebouwing, in het bijzonder de kappen en gevels   De vormgeving van de bebouwing wordt gereguleerd door de Welstandsnota.  
De Monumentenverordening Den Haag verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht.   De cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht worden in dit bestemmingsplan beschermd. De toelichting op de aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht is als bijlage 5 en 9 bij de regels opgenomen. De gebiedsaanduiding 'Overige zone – Gemeentelijk beschermd stadsgezicht is gericht op behoud en bescherming van deze waarden en verwijst naar de bijlage.  
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.3.2) Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2 Archeologie). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.  

TABEL GEMEENTELIJK BESCHERMD STADSGEZICHT SPORTLAAN – SEGBROEKLAAN E.O.  
Typering te beschermen waarden in de aanwijzing   Vertaling in het bestemmingsplan  
Een stadsdeel van voorname allure met veel park, plantsoenaanleg en enige waterpartijen   Het aanwijzingsbesluit heeft vooral betrekking op de structuur (openbare ruimte, ontsluiting, groen, water en situering) van het gebied.
De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op verbeelding opgenomen. Parken en waterpartijen worden geborgd door middels van de daaraan toegekende bestemmingen.  
Als stedenbouwkundige eenheid ontworpen bestaande uit wegen, water, bebouwing en beplanting   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de verbeelding overgenomen. Het patroon van straten, water, bebouwing en beplanting is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen.  
De hoge kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen van artikel 22.1 Overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht van de planregels. Hierin is ook bepaald dat de Commissie als bedoeld in artikel 1, lid 9 van de Monumentenverordening Den Haag wordt ingeschakeld voor nieuwe initiatieven binnen het gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Verder wordt in dit artikel bepaald dat bij ver- of herbouw van de in Bijlage 10 van de regels opgenomen kaart karakteristieke panden of ensembles, de gevelindeling zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp dit plan, zal worden gehandhaafd en een afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van een afwijkende gevelindeling mits naar het oordeel van de monumentencommissie de oorspronkelijke, waardevolle karakteristiek van het pand of ensemble, niet wordt aangetast.
(In Bijlage 10 bijgevoegde kaart staan de kleuren Rood voor gemeentelijke monumenten en Geel voor karakteristieke panden).  

TABEL GEMEENTELIJK BESCHERMD STADSGEZICHT VOGELWIJK  
Typering te beschermen waarden in de aanwijzing   Vertaling in het bestemmingsplan  
Het tuinstad karakter van de wijk   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op verbeelding opgenomen. Parken, groen en waterpartijen worden geborgd door middels van de daaraan toegekende bestemmingen.  
De bebouwing van kleine villa's en twee onder een kap woningen gesitueerd aan lanen en straten met een bochtig verloop en de ensemblewaarde van het complex landhuizen van A.J. Kropholler aan de Kwartellaan met aangrenzende delen van Sijzenlaan, Kiplaan en Pauwenlaan   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen van artikel 22.1 Overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht van de planregels. Hierin is ook bepaald dat de Commissie als bedoeld in artikel 1, lid 9 van de Monumentenverordening Den Haag wordt ingeschakeld voor nieuwe initiatieven binnen het gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Verder wordt in dit artikel bepaald dat bij ver- of herbouw van de in Bijlage 10 van de regels opgenomen kaart karakteristieke panden of ensembles, de gevelindeling zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp dit plan, zal worden gehandhaafd en een afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van een afwijkende gevelindeling mits naar het oordeel van de monumentencommissie de oorspronkelijke, waardevolle karakteristiek van het pand of ensemble, niet wordt aangetast.
(In Bijlage 10 bijgevoegde kaart staan de kleuren Rood voor gemeentelijke monumenten en Geel voor karakteristieke panden).  
De stedenbouwkundige aanleg van het Eiberplein en de daarop geprojecteerde lanen en de symmetrische aanleg van de Buizerdlaan uitmondend op de Laan van Poot. Voorts de zichtas van de Kwartellaan met plantsoenaanleg en de zichtas van de De Savornin Lohmanlaan op de duintoppen van de Westduinen   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de verbeelding overgenomen. Het patroon van straten, water, bebouwing en beplanting is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen.  
Het rijkelijk in de wijk aanwezig groen, zowel in de tuinen als op de pleinen en langs de straten   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op verbeelding opgenomen. Parken, groen en waterpartijen worden geborgd door middels van de daaraan toegekende bestemmingen. Vanuit de tuinstadgedachte is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn in relatie tot het bouwvlak een tuinbestemming opgenomen.
Om verdere verharding in de tuinbestemming te voorkomen is het stallen van auto's daarin niet meer toegestaan, met uitzondering van reeds rechtmatig aanwezige parkeervoorzieningen, dan wel parkeerplekken en eventueel bijbehorende opritten indien deze op rechtmatige wijze zijn aangelegd, dan wel vergund.  
De landschappelijke waarde van het Westduinpark en de Bosjes van Poot   Het plangebied Vogelwijk grenst aan het beschermd Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal. Een volledige beschrijving is opgenomen in paragraaf 4.1.1 van de toelichting. De grens ligt ter hoogte van de Laan van Poot en raakt op een aantal plaatsen het plangebied. Hieraan is de dubbelbestemming Waarde – Ecologie toegekend met een in de regels opgenomen beschermende regeling. De herontwikkeling van HALO-locatie ligt op circa 130 meter afstand van dit natura 2000 gebied. De effecten van deze herontwikkeling, conclusie en bijbehorende maatregelen zijn beschreven in dezelfde paragraaf en in bijlage 3 ruimtelijke onderbouwing HALO- locatie.  

5.5 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (Artikel 1 Begrippen en Wijze van meten) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 18) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 19 tot en met 26) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in Artikel 27 Overgangsrecht, de slotregel in Artikel 28 Slotregel 
5.5.1 Inleidende regels


In Artikel 1 Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:

  • geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
  • naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.5.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

Bij deze bestemming, die is opgenomen ter plaatse van het Vinkenplein en Mezenlaan, wordt een onderscheid gemaakt tussen functies die toegestaan zijn op de begane grond, zoals dienstverlening en maatschappelijk (binnen maatschappelijk uitsluitend de functies verenigingsleven, openbare dienstverlening, praktijkruimte en welzijnsinstelling) en atelier (die ter plaatse van een functieaanduiding zijn toegestaan) en het wonen dat in het gehele pand, en dus ook op de verdieping is toegestaan.

Artikel 4 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn.

Kleine groenvoorzieningen die deel uitmaken van het straatprofiel zijn onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen. De overige aanwezige openbare groenvoorzieningen hebben de bestemming Groen.

Het Rode Kruis Plantsoen heeft ter bescherming van de natuurlijke waarden de gebiedsaanduiding "Overige zone - ecologische verbindingszone" gekregen.

Artikel 6 Maatschappelijk-1

Deze bestemming ziet op de maatschappelijke functies onderwijs, verenigingsleven en welzijnsvoorzieningen.

Artikel 7 Maatschappelijk-2

Deze bestemming ziet op de maatschappelijke functies religie, verenigingsleven en welzijnsvoorzieningen.

Artikel 5 Maatschappelijk- Gezondheidszorg

Deze bestemming voorziet in een bestemming voor het HAGA-ziekenhuis en ter plaatse van de functieaanduiding "luchtvaart" een heliport voor het landen en opstijgen van helicopters ten behoeve van personen die in het ziekenhuis behandeld moeten worden en voor het vervoeren van medische teams.

Een deel van het achterterrein is aangewezen als ecologische verbindingszone.

Artikel 8 Sport

Deze bestemming is gegeven aan het sportterrein achter de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding (HALO) aan de Laan van Poot. Horeca is onder voorwaarden als nevenactiviteit behorend bij de hoofdfunctie toegestaan. Daarnaast zijn welzijnsvoorzieningen, openbare dienstverlening en praktijkruimte als medegebruik toegestaan met uitzondering van geluidgevoelige functies.

Artikel 9 Tuin

Deze bestemming is gegeven aan de tuinen van woningen aan de Ranonkelstraat, de tuinen grenzend aan het Professor Landsteinerpad en tuinen van de woningen aan de Sniplaan en Fitislaan. Hiermee wordt recht gedaan aan de groenbelangen van deze waardevolle tuinen, omdat bebouwing niet toegestaan is. Vanuit de tuinstadgedachte is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn in relatie tot het bouwvlak een tuinbestemming opgenomen. Om verdere verharding in de tuinbestemming te voorkomen is het stallen van auto's niet meer toegestaan, met uitzondering van reeds rechtmatig aanwezige parkeervoorzieningen, dan wel parkeerplekken en eventueel bijbehorende opritten indien deze op rechtmatige wijze zijn aangelegd, dan wel vergund.

Artikel 10 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Hoofdverkeerswegen bestaan uit wegen welke doorgaande routes voor (on)gemotoriseerd verkeer en openbaar vervoer betreffen en in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken zijn bedoeld. Binnen het plangebied betreft het de Sportlaan (gedeeltelijk) en Segbroeklaan.

Artikel 11 Verkeer - Straat en artikel 12 Verkeer - Verblijfsstraat

Deze bestemmingen zien op straten met doorgaande rijbanen ten behoeve van de ontsluiting die niet voor doorgaand verkeer zijn aangewezen en die met name voor voetgangers en fietsers bestemd zijn.

Artikel 13 Water

De in het bestemmingplan aanwezige oppervlaktewater heeft de bestemming Water gekregen

Artikel 14 Wonen

Panden waarvan de hoofdfunctie wonen is, hebben de bestemming Wonen gekregen. Gelet op de landelijke regeling met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zijn geen regels met betrekking tot aan- en bijgebouwen opgenomen. Daarnaast zijn aan afwijkende functies, functie aanduidingen toegekend.

Daar waar dakopbouwen en/of kapverdiepingen in de wijk zijn gerealiseerd en/of binnen de planperiode (goed) voorstelbaar worden geacht, zijn deze in beeld gebracht en binnen de bestemming in lid 3 vervat in een binnenplanse afwijkingsregeling. Daaraan zijn vervolgens nadere voorwaarden gesteld ten aanzien van bezonning en de leefomgeving voor aangrenzende percelen met een bijbehorende verwijzing naar een in de bijlage opgenomen kaart met de daarop aangeduide dakopbouwen en/of kapverdiepingen locaties.

Het bestemmingsplan kent ook dubbelbestemmingen, te weten Leiding - Riool, Leiding - Water, Waarde - Archeologie, Waarde - Natuur,

In de betreffende artikelen zijn regels opgenomen om de belangen die betrekking hebben op de dubbelbestemming te beschermen. Het belang van deze dubbelbestemming gaat op deze gronden voor op de andere bestemmingen die aan dezelfde gronden zijn toegekend. Ander gebruik en andere bebouwing is slechts mogelijk als de belangen van de dubbelbestemming zich er niet tegen verzetten.

Voor de herontwikkeling van de Halo - locatie is op basis van de VNG-publicatie en het Actviteitenbesluit (artikel 2.20 Activiteitenbesluit) een regeling opgenomen die voor geluidsbelasting op de gevels maatwerk mogelijk maakt tot maximaal 55 dB(A).

5.5.3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel: Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene bouwregels: De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat binnen een bouwvlak bouwwerken beneden peil gebouwd mogen worden en dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan. Ook is bepaald dat de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan is op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 23 Algemene afwijkingsregels.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels: In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

In artikel 22 Algemene aanduidingsregels zijn de gebiedsaanduidingen geregeld (aanduidingen die meer dan één bestemming beslaan.

De gebiedsaanduiding Overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht geeft het gemeentelijk beschermde stadsgezicht Vogelwijk op de verbeelding weer.

De gebiedsaanduiding Veiligheidszone geeft de veiligheidszone van 15 meter weer rondom het gasreduceerstation aan de Kwartellaan.

De gebiedsaanduiding Waterstaat - beschermingszone geeft in een deel van het plangebied op grond van de Legger Zeeweringen van Hoogheemraadschap Delfland de beschermingszone landzijde weer.

De gebiedsaanduiding Overige zone - ecologische verbindingszone is toegekend aan de stedelijke ecologische verbindingszone. Deze gronden zijn mede bestemd voor het instandhouden van de stedelijke ecologische verbindingszone. Dit wil zeggen dat bij bij nieuwe ontwikkelingen rekening moet worden gehouden met de ecologische waarden. We hebben deze wijzigingen doorgevoerd, zoddat aangesloten wordt op de Haagse systematiek.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in Artikel 23 Algemene afwijkingsregels. Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval.Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 25 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.

Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 28 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Vogelwijk'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Vogelwijk vormt in hoofdzaak een nieuw juridisch-planologisch kader voor een bestaande situatie. De regeling gaat uit van consolidatie van de bestaande situatie.

Daarnaast wordt met het bestemmingsplan de ontwikkeling van de HALO-locatie mogelijk gemaakt, de bouw van maximaal 50 appartementen.

De bouw van een of meer woningen wordt aangemerkt als een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro. Indien er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij er sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar van de ontwikkeling.

Het kostenverhaal is anderszins verzekerd. De gemeente stelt ten behoeve van de HALO-locatie een grondexploitatie vast. Met de ontwikkelaar wordt een grondreserveringsovereenkomst gesloten en de gronden worden in erfpacht uitgegeven. Er hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.

Hieruit volgt dat de economische uitvoerbaarheid is verzekerd.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Vogelwijk is op 4 april 2016 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Ministerie EL&I
  • 3. Rijkswaterstaat West - Nederland Zuid
  • 4. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 5. Dunea
  • 6. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 7. Politie Eenheid Den Haag
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 9. HTM Personenvervoer NV
  • 10. Veolia Transport Haaglanden
  • 11. Stedin B.V.
  • 12. TenneT Regio West
  • 13. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 14. Fietsersbond enfb Afdeling Den Haag
  • 15. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming
  • 16. Haags Monumentenplatform
  • 17. Bomenstichting Den Haag
  • 18. Wijkvereniging De Vogelwijk

De instantie(s) onder nummer 3 en 13 hebben aangegeven met het concept in te kunnen stemmen.

Van de volgende instantie(s) is een reactie ontvangen.

 

3. Rijkswaterstaat West - Nederland Zuid

"Hartelijk dank voor het toesturen van het voorontwerpbestemmingsplan Vogelwijk. Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid ziet geen aanleiding om te reageren op dit plan, aangezien het geen relatie heeft met het hoofd(vaar)wegennet en hoofdwatersysteem.

Rijkswaterstaat blijft in de toekomst graag op de hoogte van relevante ruimtelijke plannen in uw gemeente."

Reactie:

De reactie van Rijkswaterstaat West - Nederland Zuid wordt voor kennisneming aangenomen.

4. Hoogheemraadschap van Delfland

"In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Vogelwijk in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.


Advies

Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan, aan de hand van de volgende thema's: "Veiligheid en waterkeringen", "Waterkwantiteit", "Watersysteemkwaliteit en ecologie" en "Afvalwater en riolering". Het beleidskader is goed en conform de standaard omschreven in paragraaf 3.5.1. De uitwerking in paragraaf 3.5.2. behoeft aanvulling.

Beleid


Wij verzoeken u onderstaande tekst over de 'Visie toekomstbestendig Haags water' en Boezemstudie toe te voegen aan het beleid:

"De gemeente Den-Haag en Delfland hebben gezamenlijk de "Visie Toekomstbestendig Haags water, voorkomen wateroverlast" opgesteld. Daarin staat de afspraak dat Den Haag en Delfland bij nieuwe ontwikkelingen uitgaan · van het stand-still principe: nieuwe ontwikkelingen worden zo aangelegd dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren.

Verder blijkt uit de Boezemstudie (Den Haag en Delfland 2015) dat bij langdurige hevig regen het regenwater niet snel genoeg naar het gemaal in Scheveningen kan stromen. Dit leidt tot ongewenste opstuwing en tot hoge stroomsnelheden van het water in de grachten. Mede gezien de klimaatverandering, zoeken gemeente Den Haag en Delfland daarom naar naar kansen om het regenwater langer vast te houden en vertraagd af te voeren."


Veiligheid en waterkeringen

De tweede alinea "Binnen het plangebied zijn primaire ..... op welke wijze dit gecompenseerd zal worden" heeft betrekking op waterkwantiteit. Wij verzoeken u de tekst onder het kopje waterkwantiteit te plaatsen.

Wij verzoeken u de eerste zin van de derde alinea als volgt aan te passen: "In het gebied zijn geen regionale polder- of boezemwaterkeringen aanwezig. Aan de noordwestelijke zijde ligt de zeewering."

Vanaf "Een deel van het plangebied is in de Legger ... " kan de tekst blijven staan.


Waterkwantiteit

Wij verzoeken u de tekst onder het kopje "Waterkwantiteit" te vervangen door onderstaande verwoording.

"De Vogelwijk ligt relatief hoog op de duingronden, waar het maaiveld ruimschoots boven peilen van de watergangen ligt. De bebouwing van de Vogelwijk ligt voor het merendeel in het boezemland, waarvoor een waterpeil van NAP -01 43 m geldt en voor het resteren de deel in de polder Haagse Beek. Dit is een opmalingspolder waarvan het waterpeil boven het boezempeil is gelegen en het water onder vrij verval naar de boezem afstroomt.

Er liggen geen boezemwateren in het plangebied, de wateren binnen het bestemmingsplan Vogelwijk behoren tot de polder Haagse Beek.

De hoge ligging van de Vogelwijk in het duingebied, biedt de kans om regenwater te infiltreren in de bodem. Ook kan de afvoer van regenwater vertraagd worden door begroeide daken toe te passen. Dit sluit aan bij het karakter van het gebied en levert een bijdrage aan klimaatadaptatie door het binden van stof en een verkoelende werking in de zomer.

Wij verzoeken u in de toelichting te beschrijven dat er op de locatie een duiker ligt, die het oppervlaktewater in het plangebied verbindt met het water daarbuiten. Zodat bij eventuele verbouwingen hiermee rekening wordt gehouden. De rode lijn op onderstaande afbeelding geeft de ligging van deze duiker weer."

Reactie:

Het advies van het Hoogheemraadschap is verwerkt in hoofdstuk 3.5 Water.

5. Dunea
“Naar aanleiding van uw concept bestemmingsplan Vogelwijk delen wij u het volgende mee.

Binnen de grenzen van betreffend bestemmingsplan ligt een belangrijke regionale watertransportleiding met

grote diameter van ons bedrijf. Deze is nog niet in uw plan opgenomen.

Het betreft de volgende leiding:

- Rivierwatertransportleiding van beton met een inwendige diameter van 800 mm.

Deze leidinginfra is van groot belang voor de productie van drinkwater.

In de herziening van het bestemmingsplan zien wij de ligging van onze rivierwatertransportleiding graag

geborgd door middel van het bestemmen van de leidingstroken (4 meter aan weerszijde van de

drinkwatertransportleidingen), vermelding op de plankaart en vermelding van de door de leidingbeheerder

gestelde voorwaarden.

De genoemde strookbreedte is van groot belang. Op deze strook mogen geen bebouwing of andere

belemmeringen aanwezig zijn of komen. Binnen deze strookbreedte dient bij de uitvoering van

werkzaamheden rekening gehouden te worden met de aanwezige transportleidingen.

In de bijlage hebben wij op de tekening de rivierwatertransportleiding in een groene kleur geaccentueerd.

Een actueel digitaal bestand van onze transportleidingen heb ik kortgeleden (6 april 2016) naar de afdeling Stedenbouw & Planologie, Dienst Stedelijke Ontwikkeling, gestuurd.

Voor verdere informatie kunt u zich wenden tot ondergetekende.

Wij vertrouwen u met deze reactie voldoende te hebben geïnformeerd.

Een reactie uwerzijds zien wij met belangstelling tegemoet.”

Reactie:

De Rivierwatertransportleiding is op basis van aangeleverde informatie van Dunea met een dubbelbestemming "Leiding - Water" inclusief voornoemde leidingstroken (4 meter aan weerszijde van de drinkwatertransportleiding) aangeduid op de verbeelding en opgenomen in de regels.

8. Veiligheidsregio Haaglanden

U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 4 april 2016 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het ontwerp bestemmingsplan Vogelwijk te Den Haag. In deze brief treft u het advies aan.


Het doel van het bestemmingsplan is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur van de Vogelwijk. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de ontwikkeling van maximaal 50 appartementen op de HALO-locatie mogelijk gemaakt evenals de realisatie van de Noord-Westelijke hoofdroute. Het plangebied wordt globaal begrensd door de De Savomin Lohmanlaan, de Sportlaan, de Segbroeklaan, de Fahrenheitstraat, de Sportlaan, de Houtrustlaan en de Segbroeklaan. In het plangebied liggen met name woonbestemmingen met daarnaast nog maatschappelijke en gemengde bestemmingen.


Risicobronnen

In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.


Incidentbestrijding door hulpdiensten

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid[1] en bestrijdbaarheid[2] van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Daarom wordt graag uw aandacht gevraagd voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte. Voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten zijn de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorziening(en) nu voldoende, dit dient wel geborgd te worden voor de toekomst.


Tot slot

Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals (vervangende) nieuwbouw, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

Reactie:

Het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden is verwerkt in hoofdstuk 4.2 Externe veiligheid. Het advies wordt meegenomen in de verdere planuitwerking.

9. HTM Personenvervoer NV

In reactie op uw uitnodiging om commentaar op het concept ontwerpbestemmingsplan Vogelwijk ex art 3.1.1 Bro, wil ik graag de volgende punten onder uw aandacht brengen.

Door het plangebied loopt het railtracé van tram 12, met de bestemming “straat”. In art. 11.1 onder b zijn de tramsporen geregeld, maar alleen op de Nieboerweg. De tram rijdt echter ook op de Goudenregenstraat. Graag zien wij dit aangepast in art 11.

De kruising Goudenregenstraat – Segbroeklaan heeft de bestemming “hoofdverkeersweg”. Echter, in art 10 zijn tramsporen niet geregeld; graag de tramsporen opnemen in art 10 (hoofdverkeersweg).

De Sportlaan heeft tussen de Kwartellaan en de Houtrustweg de bestemming “verblijfsstraat”. Hier rijdt echter wel bus 24. Op zich is dit geen probleem, maar over het algemeen hebben wegen waar OV rijdt minimaal de bestemming “straat”. In de toelichting (paragraaf 2.4.3.2) is er abusievelijk vanuit gegaan dat de bus via de Segbroeklaan rijdt. Het zou dus logischer zijn de Sportlaan de bestemming “straat” te geven.

Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie:

Artikel 11.1 onder b is aangevuld met 'en Goudenregenstraat'. In artikel 10 is lid 1 aangevuld met sublid 'tramsporen en bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de kruising Goudenregenstraat en Segbroeklaan'. In de toelichting is paragraaf 2.4.3.2 aangepast en aan de Sportlaan is tussen de Kwartellaan en de Houtrustweg de bestemming Verkeer-Straat toegekend.

13. N.V. Nederlandse Gasunie

"Bij e-mailbericht van 4 april 2016 hebben wij het bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid.

Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Ter informatie wijzen wij u erop dat met ingang van 1 januari 2016 delen van de eigendommen van Gasunie Transport Services B.V. onder algemene titel overgegaan zijn naar Gasunie Grid Services B.V. Deze reactie wordt namens beiden (verder: Gasunie) ingediend, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft. Alle correspondentie kan plaatsvinden via het postadres van Gasunie Transport Services B.V."

Reactie:

De reactie van N.V. Nederlandse Gasunie wordt voor kennisneming aangenomen.

15. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming

De Algemene Vereniging van Natuurbescherming zet zich bijna 90 jaar in voor de bescherming van natuur in Den Haag. Op het 'Concept-Ontwerp Bestemmingsplan Vogelwijk' dat op www.ruimtelijkeplannen.nl. is geplaatst, kan worden gereageerd t/m 22 april 2016.

Ecologische verbindingszone 'Haagse Beek”

In het plan worden gebieden met ecologische waarden en of natuurlijke waarden goed beschermd door regels daartoe. In de toelichting over 'Groen kleurt de stad, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015' en de 'Nota Ecologische Verbindingszones' staat dat het daarbij name gaat om de ecologische verbindingszone 'Haagse Beek”, gelegen langs de Segbroeklaan en de Sportlaan. Die heeft de bestemming 'groen' en de dubbelbestemming 'waarde ecologie' gekregen.

Volgens 'Groen kleurt de stad, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015' p19-20, p100) gaat het hier tevens om “groen van belang voor de natuur”.

In de Commissie brief van 9 november 2011 (RIS 181751) staat dat de bestemming 'Natuur' conform het SVBP wordt gebruikt voor natuurgebieden en ecologische verbindingszones: “Deze lijn wil ik, mede naar aanleiding van de tijdens de commissiebehandeling gestelde vragen, bij

planherzieningen ook toepassen op overige natuurgebieden die onderdeel uitmaken van de (landelijke en provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. “Met 'ecologische verbindingszone' worden de landelijke en provinciale verbindingszones bedoeld die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. In Den Haag gaat dat om de Haagsche Beek en Westlandse Zoom.”…

Voor het deel van de ecologische verbindingszone Haagsche Beek dat in het plangebied ligt, langs de Segbroeklaan en de Sportlaan, is dat echter niet het geval. Daarom verzoeken wij u voor dat deel van de ecologische verbindingszone de bestemming 'Groen' te vervangen door de bestemming 'Natuur' met de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone'.

Groenzone langs de Kwartellaan

In de Toelichting 3.4.2. over de 'Nota Ecologische Verbindingszones' staat: “De groenzone langs de Kwartellaan is eveneens onderdeel van dit netwerk.” Bedoeld wordt het netwerk van ecologische verbindingszones in Den Haag, of de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur, zie kaart op p26 (SEH) of p 30 (6.1) in de publicatie uit 2009. Daarom zou de groenzone langs de Kwartellaan tevens de dubbelbestemming 'waarde ecologie' moeten krijgen.

Voor het ontwerp bestemmingsplan vragen we dus het volgende te wijzigen:

Plankaart/verbeelding

De ecologische zone 'Haagse Beek”, gelegen langs de Segbroeklaan en de Sportlaan, zou de bestemming 'natuur' moeten krijgen.

De groenzone langs de Kwartellaan tevens de dubbelbestemming 'waarde ecologie' moeten krijgen.

Regels

Voor de bestemming 'natuur' met functie aanduiding 'ecologische verbindingszone' kunnen de regels worden overgenomen uit de bestemmingen 'waarde natuur' en waarde 'ecologie'.

Toelichting

De AVN verzoekt u toe te voegen aan “3.4.1 Groen kleurt de stad, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015”:

Volgens 'Groen kleurt de stad, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015' p19-20, p100) is de ecologische zone 'Haagse Beek”, gelegen langs de Segbroeklaan en de Sportlaan tevens “groen van belang voor de natuur”.

Volgens de Commissie brief van 9 november 2011 (RIS 181751) wordt de bestemming 'Natuur' conform het SVBP gebruikt voor natuurgebieden en ecologische verbindingszones: “Deze lijn wil ik, mede naar aanleiding van de tijdens de commissiebehandeling gestelde vragen, bij

planherzieningen ook toepassen op overige natuurgebieden die onderdeel uitmaken van de (landelijke en provinciale) Ecologische Hoofdstructuur.” “Met 'ecologische verbindingszone' worden de landelijke en provinciale verbindingszones bedoeld die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. In Den Haag gaat dat om de Haagsche Beek en Westlandse Zoom.”…

Wij verzoeken u het concept-ontwerp-bestemmingsplan aan te passen overeenkomstig bovenstaande opmerkingen.

Reactie:

Ecologische verbindingszone “Haagse Beek”

De ecologische verbindingszone “Haagse Beek”, dit betreft de groene zone in het plangebied langs de Segbroeklaan en de Beek) is beschreven en vastgesteld in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008 – 2018 (rv 5, 2009, RIS 159450) en is op kaart weergegeven (RIS 151912). In de commissiebrief van 9 november 2011 wordt een toelichting gegeven op deze eerder vastgestelde nota en op de voorgestelde bestemming legging.

De “Haagse Beek” is niet op basis van de Provinciale Verordening (kaart 8 ecologische hoofdstructuur) , (digitaal raadpleegbaar op: http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=ehs) aangewezen tot een provinciale ecologische verbindingszone.

De “Haagse Beek” maakt samen met de “Westlandse Zoom” deel uit van de stedelijke ecologische verbindingszone op basis van de hiervoor aangehaalde nota. In de uitleg in de commissiebrief van 9 november 2011 wordt uitgelegd dat de bestemming Natuur wordt toegekend aan natura2000-gebieden en aan de landelijke en provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Mogelijk is de commissiebrief daarna op dit punt minder duidelijk maar uit de vastgestelde nota (RIS15940) en uit de Provinciale Verordening is duidelijk op te maken dat het hier om een stedelijke ecologische verbindingszone gaat waartoe volgens de commissiebrief van 9 november 2011 een bestemming groen met een dubbelbestemming “waarde – ecologie” aan moet worden toegekend.

Door de toekenning van de bestemming 'groen' en door de dubbelbestemming “waarde ecologie” is de bescherming in voldoende mate geborgd.

Groenzone langs de Kwartellaan

De AVN merkt terecht op dat de groenzone langs de Kwartellaan onderdeel uitmaakt van het in paragraaf 3.4.2 beschreven netwerk van ecologische verbindingszones. Deze zone zal eveneens op de verbeelding worden opgenomen met de dubbelbestemming “Waarde – Ecologie”.

Toelichting

De aangehaalde teksten zijn beschreven in paragraaf 3.4.1 Groen kleurt de stad, beleidsplan voor het Haagse groen 2005 – 2015. In onze eerdere reactie met betrekking tot de status van de ecologische verbindingszone “Haagse Beek” is de beschrijving in deze paragraaf juist en is er geen aanleiding om de tekst aan te passen.

17. Bomenstichting Den Haag

De Bomenstichting Den Haag heeft kennis genomen van het ontwerpbestemmingsplan Vogelwijk.

De Vogelwijk is een beschermd stadsgezicht en heeft een tuinstadkarakter, uniek in Nederland. De Haagse Beek is een Ecologische Verbindingszone en maakt daarmee deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.


Het bestemmingsplan is niet voor niets conserverend van aard.


De Bomenstichting Den Haag heeft de volgende reacties op het ontwerpbestemmingsplan:


1. Beschermd stadsgezicht en tuinstadwijk

Het verslag van de bijeenkomst 8 maart 2016 over de wijzing van het bestemmingsplan staat de achterliggende gedachte bij en doel van de actualisatie bestemmingsplan Vogelwijk beschreven.

Door de ligging aan het Westduinpark, het bijzondere tuinstad karakter en de fraaie architectuur

heeft de Vogelwijk per 11 februari 2002 de status 'gemeentelijk beschermd stadsgezicht' verworven.

Typerend voor de wijk zijn: het tuinstad-achtige karakter, de bebouwing van kleine villa's en twee

onder één kap woningen, gesitueerd aan lanen en straten met een bochtig verloop, het rijkelijk in de

wijk aanwezige groen zowel in tuinen, als langs lanen en straten en de landschappelijke waarde van

de Westduinen en Bosjes van Poot. Al deze waarden zijn in het vigerende bestemmingsplan slechts

globaal beschermd. Doel van het nieuw op te stellen bestemmingsplan is dan ook, de wijk met al zijn

waarden, en in het bijzonder het tuinstad karakter, beter te beschermen.

Uit reacties van de aanwezigen blijkt, dat veel waarde wordt gehecht aan het behoud van het

tuinstad karakter en vele groen in de wijk. Ten aanzien van de aan- en uitbouwen wordt als

attentiepunt genoemd, dat ervoor gewaakt moet worden dat zichtlijnen niet verloren gaan.

Er is behoefte aan betere bescherming van het tuinstad karakter, bijvoorbeeld door het opnemen

van regels/beperkingen in het Bestemmingsplan.


De voorkeur gaat vooral uit naar het opleggen van beperkingen daar waar het betreft het bestraten

en/of betegelen van tuinen (in het bijzonder de voortuin) en het beschermen van groenstroken waar

bomen in staan (verstening wordt als bedreiging gezien). In het kader van het tuinstad karakter en

de bescherming van groenstructuren zijn - in aanvulling op het vorenstaande - de volgende ideeën

geïnventariseerd:


Voor het ontwerp bestemmingsplan vragen we dus het volgende te wijzigen:

Plankaart/verbeelding

  • Weergeven van de waarden van beschermd stadsgezicht voor de gehele wijk.
  • De tuinen zouden binnen de hoofdgroep tuinen de functie tuin met de code t moeten krijgen.


Regels

Behoud van zichtlijnen, open karakter en groenblijvende tuinen. Regels stellen om de verstening van de tuin tegen te gaan. Dit is mede van belang bij een veranderend klimaat.

Bij de regels is de materiaalkeuze van erfafscheidingen een goede optie: groen erfafscheidingen (ligusterheggen, meidoornheggen - er zijn talloze mogelijkheden).



2. Ecologische Verbindingszone 'Haagse Beek"

In het plan worden gebieden met ecologische waarden en of natuurlijke waarden goed beschermd door regels daartoe. In de toelichting over 'Groen kleurt de stad, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015' en de 'Nota Ecologische Verbindingszones' staat dat het daarbij name gaat om de ecologische verbindingszone 'Haagse Beek", gelegen langs de Segbroeklaan en de Sportlaan. Die heeft de bestemming 'groen' en de dubbelbestemming 'waarde ecologie' gekregen.

Volgens 'Groen kleurt de stad, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015' (p19-20, p100) gaat het hier tevens om "groen van belang voor de natuur".


In de Commissie brief van 9 november 2011 (RIS 181751) staat dat de bestemming 'Natuur' conform het SVBP wordt gebruikt voor natuurgebieden en ecologische verbindingszones: "Deze lijn wil de Bomenstichting Den Haag, mede naar aanleiding van de tijdens de commissiebehandeling gestelde vragen, bij planherzieningen ook toepassen op overige natuurgebieden die onderdeel uitmaken van de (landelijke en provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. "Met 'ecologische verbindingszone' worden de landelijke en provinciale verbindingszones bedoeld die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. In Den Haag gaat dat om de Haagsche Beek en Westlandse Zoom".


Voor het deel van de Ecologische Verbindingszone Haagsche Beek dat in het plangebied ligt, langs de Segbroeklaan en de Sportlaan, is dat echter niet nageleefd. Daarom verzoeken wij u voor dat deel van de Ecologische Verbindingszone de bestemming 'Groen' te vervangen door de bestemming 'Natuur' met de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone'.


Voor het ontwerp bestemmingsplan vragen we dus het volgende te wijzigen:


Plankaart/verbeelding

De ecologische zone 'Haagse Beek", gelegen langs de Segbroeklaan en de Sportlaan, zou de bestemming 'natuur' moeten krijgen.


Regels

Voor de bestemming natuur kunnen de regels worden overgenomen uit de bestemmingen 'waarde natuur'


3. Groenzone langs de Kwartellaan

In de Toelichting 3.4.2. over de 'Nota Ecologische Verbindingszones' staat: "De groenzone langs de Kwartellaan is eveneens onderdeel van dit netwerk." Bedoeld wordt het netwerk van ecologische verbindingszones in Den Haag, of de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur, zie kaart op p26 (SEH) of p 30 (6.1) in de publicatie uit 2009. Daarom zou de groenzone langs de Kwartellaan tevens de dubbelbestemming 'waarde ecologie' moeten krijgen.


Voor het ontwerp bestemmingsplan vragen we dus het volgende te wijzigen:


Plankaart/verbeelding

De groenzone van de Kwartellaan zou tevens de dubbelbestemming 'waarde ecologie' moeten krijgen.

Regels

Voor de waarde 'ecologische verbindingszone' kunnen de regels worden overgenomen uit de waarde 'ecologie'.


4. Monumentale bomen

In de beschrijving van het Ontwerpbestemmingsplan (2.3.1.2 Beplanting) staat vermeld dat op de Sijzenlaan - bij de kerk - Sprietplein 3 monumentale bomen staan. Het zijn hemelbomen (Ailanthus altissima), met boomnummer O5304. De gemeente Den Haag is trots op zijn monumentale bomen en heeft ze daarom in de Bomennota een speciale bescherming gegeven.

Op grond van de SVBP krijgen monumentale bomen binnen de hoofdgroep groen de functie monumentale bomen (mob).

Voor het ontwerp bestemmingsplan vragen we dus het volgende te wijzigen:


Plankaart/verbeelding

De drie monumentale bomen zouden de functie mob moeten krijgen.


Regels

Monumentale bomen verdienen een zeer hoge bescherming. Allerlei plannen in de directe omgeving van dergelijke bomen dienen afgestemd te zijn en zo nodig aangepast te worden op het duurzaam voortbestaan van de monumentale bomen



5. Bomen

In het ontwerpbestemmingsplan is een kaartje opgenomen met bomenrijen in de Vogelwijk. Er onder staat: MIP (Monumenten Inventarisatie Plan). De groengekleurde lanen zijn kenmerkend en waardevol voor de Vogelwijk, zo staat te lezen. De gemeente wil waardevolle bomenrijen

Het ontwerpbestemmingsplan zou hier aandacht moeten besteden.

De gemeente Den Haag regelt de kapvergunningen in de APV (voorheen Bomenverordening). De regels voor bomen in achtertuinen zijn erg soepel. Te soepel voor een tuinstadwijk.

Voor het ontwerp bestemmingsplan vragen we dus het volgende te wijzigen:


Plankaart/verbeelding

Bomenrijen opnemen in de plankaart

Regels

In aanvulling op de APV stringentere regels opnemen over stamomtrek en overal een herplantplicht opleggen, desgewenst met een kleinere boomgrootte.

Reactie:

1. Beschermd stadsgezicht en tuinstadwijk

De gemeentelijk beschermde stadsgezichten Vogelwijk en Sportlaan - Segbroeklaan en omgeving maken deel uit van het plangebied. Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. De gemeente onderschrijft de reactie dat het vigerende bestemmingsplan Vogelwijk een te globaal karakter heeft en dat ook op basis van het gevoerde bewoners overleg op 8 maart 2016 er behoefte is aan een betere bescherming van de tuinstadwijk. De wettelijke verankering van de twee gemeentelijke beschermde stadsgezichten in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden door het opnemen van de gebiedsaanduiding 'overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht' zoals geregeld in artikel 22.1 van de regels inclusief de opname van het aanwijzingsbesluit, de toelichting en de begrenzingskaart, bijlagen 4, 5, 6 en 7, 8, 9.

Naast de reactie van de Bomenstichting werd ook door de aanwezige bewoners en belanghebbenden de wens benadrukt om actievere in te zetten op behoud van het groene tuinstadkarakter. Daaronder wordt verstaan: open verkaveling met groene doorzichten, voorkoming verdere verharding. Een onderzoek naar het opnemen van een tuinbestemming werd breed gedragen. De uitkomsten uit deze bewonersparticipatie zijn in het onderhavige plan verwerkt door middel van opname tuinbestemming. Vanuit de tuinstadgedachte is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn in relatie tot het bouwvlak een tuinbestemming opgenomen. Om verdere verharding in de tuinbestemming te voorkomen is het stallen van auto's daarin niet meer toegestaan, met uitzondering van reeds rechtmatig aanwezige parkeervoorzieningen, dan wel parkeerplekken en eventueel bijbehorende opritten indien deze op rechtmatige wijze zijn aangelegd, dan wel vergund.

Doordoor is het niet meer mogelijk om nieuwe verharding in de vorm van parkeren in de voortuin bij recht te verwezenlijken. Deze maatregelen zorgen ervoor dat het aanwezige groene ruimtelijke karakter van de tuinstadwijk Vogelwijk behouden blijft. Het stellen van eisen ten aanzien van materiaal gebruik betreft een welstandsaspect welke niet geregeld kan worden in het bestemmingsplan. Doordat voor het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht' is opgenomen is ook een lid van de monumentencommissie betrokken bij de welstandstoetsing van bouwplannen. In deze welstandstoetsing wordt ook gekeken en geadviseerd over passend materiaalgebruik.

2. Ecologische verbindingszone “Haagse Beek”

De ecologische verbindingszone “Haagse Beek”, dit betreft de groene zone in het plangebied langs de Segbroeklaan en de Beek) is beschreven en vastgesteld in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008 – 2018 (rv 5, 2009, RIS 159450) en is op kaart weergegeven (RIS 151912). In de commissiebrief van 9 november 2011 wordt een toelichting gegeven op deze eerder vastgestelde nota en op de voorgestelde bestemming legging.

De “Haagse Beek” is niet op basis van de Provinciale Verordening (kaart 8 ecologische hoofdstructuur) , (digitaal raadpleegbaar op: http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=ehs) aangewezen tot een provinciale ecologische verbindingszone.

De “Haagse Beek” maakt samen met de “Westlandse Zoom” deel uit van de stedelijke ecologische verbindingszone op basis van de hiervoor aangehaalde nota. In de uitleg in de commissiebrief van 9 november 2011 wordt uitgelegd dat de bestemming Natuur wordt toegekend aan natura2000-gebieden en aan de landelijke en provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Mogelijk is de commissiebrief daarna op dit punt minder duidelijk maar uit de vastgestelde nota (RIS15940) en uit de Provinciale Verordening is duidelijk op te maken dat het hier om een stedelijke ecologische verbindingszone gaat waartoe volgens de commissiebrief van 9 november 2011 een bestemming groen met een dubbelbestemming “waarde – ecologie” aan moet worden toegekend.

Door de toekenning van de bestemming 'groen' en door de dubbelbestemming “waarde ecologie” is de bescherming in voldoende mate geborgd.

3. Groenzone langs de Kwartellaan

De Bomenstichting merkt terecht op dat de groenzone langs de Kwartellaan onderdeel uitmaakt van het in paragraaf 3.4.2 beschreven netwerk van ecologische verbindingszones. Deze zone zal eveneens op de verbeelding worden opgenomen met de dubbelbestemming “Waarde – Ecologie”.

Toelichting

De aangehaalde teksten zijn beschreven in paragraaf 3.4.1 Groen kleurt de stad, beleidsplan voor het Haagse groen 2005 – 2015. In onze eerdere reactie met betrekking tot de status van de ecologische verbindingszone “Haagse Beek” is de beschrijving in deze paragraaf juist en is er geen aanleiding om de tekst aan te passen.

4. Monumentale bomen

Binnen het plangebied staan op dit moment drie monumentale bomen; Sijzenlaan bij Sprietplein 3 bomen. Zie hiervoor de lijst met monumentale bomen Bijlage 1 en bijbehorende kaart Bijlage 2 bij de toelichting van dit plan. De gemeente Den Haag hecht, gezien vanuit de tuinstadgedachte, veel waarde aan het behoud van bomen. Ook in paragraaf 3.4.3 is dit uitgebreid verwoord en wordt hierop ingegaan. Voor wat betreft het behoud van monumentale bomen wordt in de toelichting verwezen naar bijlage 1 en 2, bescherming is geregeld in de APV en de gemeente Den Haag heeft daarover zoals verwoord in paragraaf 3.4.3 beleid vastgesteld. De wens om monumentale bomen ook aan te duiden op de verbeelding levert in zoverre geen extra beschermende werking op waardoor ervoor is gekozen om in het bestemmingsplan uitgebreid aandacht te besteden aan (monumentale) bomen zowel in de toelichting als door opname in de bijlagen.

5. Bomen

Het groen- en bomenbeleid is uitgebreid verwoord in de toelichting van het bestemmingsplan, zie hiervoor ook voorgaande beantwoording. Bestemmingen waaronder de bestemming 'Tuin' en regels zijn opgenomen voor het verdere behoud van groen en bomen en daarmee ook het tegen gaan van verdere verharding (daarmee ook mogelijke bomenkap). In onze beantwoording onder punt 1 'beschermd stadsgezicht en tuinstadwijk' wordt hierop ingegaan.

18. Wijkvereniging De Vogelwijk

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Bro heeft de wijkvereniging De Vogelwijk het ontwerpbestemmingsplan voor de wijk in concept ontvangen.


Door de informatieavond van 8 maart jongstleden is meedenken aan het begin van het proces mogelijk geworden. Een groot aantal wijkbewoners heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Door dit soort bijeenkomsten wat eerder in het proces in te plannen, is een passende afweging en verwerking van naar voren gebrachte op- en aanmerkingen mogelijk nog beter realiseerbaar.


Het voorliggende bestemmingsplan is - zoals dat in de wandeling heet - een conserverend bestemmingsplan. Het streven tot behoud van de kernwaarden van het plangebied (een ruim opgezette groene tuinstadwijk) kunnen wij uiteraard onderschrijven. Wij zouden willen toevoegen dat wij van de gemeentelijke overheid verwachten dat actief beleid wordt gevoerd om de genoemde waarden te versterken en te handhaven, een beschermd stadsgezicht waardig (zie punt 5 hierna).


Een beperkt aantal onderwerpen zouden wij graag nader onder uw aandacht brengen:


1. Woningbouw op het HALO-terrein.


Gelet op de ontstaansgeschiedenis van deze toekomstige bouwlocatie is het niet verwonderlijk dat de discussie vooral gaat over de omvang en locatie van de bouwmassa. De algemene ledenvergadering van de wijkvereniging heeft zich in november 2015 uitgesproken voor een bebouwing op de plaats van de bestaande HALO-gebouwen met een hoogte van maximaal 15 meter (ongeveer anderhalf keer de bestaande hoogte). Met het lid van uw college de heer Wijsmuller is afgesproken dat de wijkvereniging de ruimte krijgt om een alternatief uit te werken dat een ruimtelijke vertaling biedt aan de uitgangspunten zoals geschetst door de ALV, mits de opbrengst daarvan voldoende zou zijn.


Wij hebben er in juridische zin begrip voor dat u in het bestemmingsplan ruimere grenzen aangeeft ten aanzien van het te bebouwen perceel, de hoogte of het aantal appartementen. U wilt daarmee bereiken dat een grotere hoogte of een grotere bebouwde oppervlakte dan door de wijkvereniging voor wenselijk wordt gehouden mogelijk wordt. U zult van ons begrijpen dat wij zo enigszins mogelijk vóór de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zekerheid willen verkrijgen over hetgeen feitelijk op de aangegeven locatie zal worden ontwikkeld. Zonder die zekerheid stuit de ruimte die het bestemmingsplan biedt onzerzijds op bezwaren.

Een klein, maar niet onbelangrijk detail: op sommige plaatsen wordt ten aanzien van het aantal appartementen niet gesproken over maximaal 50 maar over 50.

De toevoeging dat het om huisvesting voor senioren uit de wijk zou gaan is wellicht niet geheel onjuist maar niet ter zake, want niet handhaafbaar.


2. Speelplekken in de wijk.

Van oudsher zijn in de wijk verschillende speelplekken beschikbaar. Over de locatie van nieuwe speelterreinen kan nogal wat discussie ontstaan, gelet op de uiteenlopende belangen (voldoende gevarieerde speelgelegenheid, rustige woonomgeving, voorkomen hangplekken bij speelplaatsen, verkeersveiligheid). Om die afweging niet telkens te hoeven maken wanneer een nieuw initiatief ontstaat zou kunnen worden gedacht aan het formuleren van criteria voor de locatie en inrichting van speelplekken die rekening houden met het karakter van het aanwezige groen. Zo zou bijvoorbeeld een minimale breedtemaat kunnen worden gehanteerd van bijvoorbeeld 15 tot 20 meter. Of een ligging wat verder weg van de wijkontsluitingswegen, dus op een plaats waar het verkeer doorgaans een wat lagere snelheid heeft. Een overzichtelijke verkeerssituatie is per definitie van belang bij een locatie voor een speelterrein.

Bij een expliciete keuze voor dit type criteria wordt ook recht gedaan aan het behoud van het groene karakter van de wijk, omdat relatief kleine groenpercelen niet in aanmerking komen voor het realiseren van een speelterrein.

Een alternatief is een afzonderlijke bestemming van locaties als speelterrein zoals ook in andere bestemmingsplannen in Den Haag het geval is.


3. Grondwater.

De gemeente heeft gedurende de periode 2007-2015 een duaal rioleringssysteem in de Vogelwijk laten aanleggen. Onderdeel daarvan vormen infiltratiebekkens om het hemelwater in de wijk vast te kunnen houden.

In een schrijven van uw college van mei 2014 aan een individuele bewoner van de Vogelwijk wordt daaromtrent het volgende opgemerkt: "Bij het ontwerp van de nieuwe gescheiden riolering in de Vogelwijk is het uitgangspunt dat de infiltratie in de bodem de bestaande overlast in niet-waterdichte kelders niet significant mag verergeren."

De laatste tijd hebben meer dan 100 wijkbewoners, voor hen onverwacht, te maken gekregen met de gevolgen van het stijgend grondwaterpeil: de wateroverlast in kelders neemt weer toe. Wijkbewoners hebben zich op deze ontwikkeling niet kunnen voorbereiden. Wij verwachten van de gemeente informatie aan de bewoners en maatregelen om de schade te kunnen voorkomen en beperken.

Wij missen in (de toelichting bij) het bestemmingsplan aandacht voor de gevolgen van dit specifieke beleid en de daarbij behorende gemeentelijke zorgplicht c.q. verantwoordelijkheid, ook voor de situatie dat het beleid als zodanig niet onrechtmatig is.


4. Diverse bestemmingen.

Het afzonderlijk benoemen van de functie Bed & Breakfast bij de bestemming wonen, is voor ons niet nodig. Sterker nog, de ligging van onze wijk aan de rand van de duinen en dicht bij de zee zal bij de keuze voor een positieve bestemming een aantrekkende werking hebben, waarbij de negatieve effecten niet meer in een afweging kunnen worden betrokken. Denk aan: aan- en uitbouwen die invloed kunnen hebben op de belevingswaarde van de buurt, overlast, parkeerproblemen.

Waar sprake is van een sportbestemming zou in voorkomende gevallen juist wel een aanvulling op zijn plaats zijn. Denk aan het vormgeven van een "buurthuis van de toekomst", de vestiging van sportarts of fysiotherapeut, e.d. Dat kan door een bepaling op te nemen waarbij sprake is van een aan de hoofdfunctie gerelateerde en ondergeschikte functie (welzijn, zorg, maatschappelijke functie).

De diverse bestemmingen zijn nauwkeurig vastgelegd. Op sommige locaties is daarentegen sprake van ontwikkelingen in de naaste toekomst die sterk kunnen afwijken van het bestaande. Denk aan de Sacramentskerk of het voormalige Rode Kruis Ziekenhuis. Ontwikkelingen op die locaties wachten wij af, in de wetenschap dat daarvoor afzonderlijke planvorming noodzakelijk zal zijn.


5. Natuur, ecologie en monumentale bomen

In grote lijnen kunnen wij voor bovengenoemde onderwerpen instemmen met de ontwerp-reacties van de AVN en de Bomenstichting.

A. Ecologische verbindingszone 'Haagse Beek"


Voor het deel van de ecologische verbindingszone Haagsche Beek dat in het plangebied ligt, langs de Segbroeklaan en de Sportlaan, verzoeken wij u de bestemming 'Groen' te vervangen door of aan te vullen met de bestemming 'Natuur' met de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone' (aan te passen in de verbeelding).

B. Groenzone langs de Kwartellaan

Ook de groenzone langs de Kwartellaan zou de dubbelbestemming 'waarde ecologie' kunnen krijgen.

C. Monumentale Bomen

Op de Sijzenlaan ter hoogte van het Sprietplein staan 3 monumentale hemelbomen, die als zodanig aangeduid zouden moeten worden om voldoende bescherming te genieten.


6. Gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

De Vogelwijk is een gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Het zou ons wat waard zijn te weten waar we dat aan zouden kunnen herkennen en waar in het bestemmingsplan aan dit begrip een vertaling is gegeven.

Een gemeentelijk beschermd stadsgezicht heeft nauwelijks formele betekenis. Het wekt wel de indruk dat er iets kan worden gedaan of nagelaten dat van invloed is op de belevingswaarde van dat gebied, i.c. de Vogelwijk. Graag zouden wij zien dat niet alleen mooie woorden worden gebruikt, maar dat aandacht wordt gegeven aan concrete daden die horen bij het waarborgen van het groene tuinstadkarakter van De Vogelwijk.

Bijzondere aandacht vragen wij van u in dit verband voor het aspect van de handhaving. In een kwetsbaar gebied zijn illegale (bouw-)activiteiten een bron van verstoring van de beschreven kernwaarden.

het stellen van voorwaarden voor het parkeren in voortuinen zou voor ons denkbaar zijn, mede om een verdergaande verstening van tuinen te voorkomen.

Om de tekst van de toelichting bij een ander Haags bestemmingsplan te citeren: "Graag verwijzen wij hierbij naar de afdoening van de motie uit 2011 (RIS181878) over het behoud van groen in woonwijken. Het beperken van het percentage bebouwd oppervlak van tuinen draagt bij aan het gewenste groene karakter van de wijk."

Een specifiek aspect betreft de plaatsing van erfscheidingen (schuttingen en andere). Zeker waar sprake is van op een hoek van twee straten/pleinen gelegen woningen vraagt het karakter van de wijk om terughoudendheid met het verlenen van toestemming om de zijgevel van een woning van een 2 meter hoge erfscheiding te voorzien, in plaats van een groene erfscheiding bijvoorbeeld. Ook vragen wij aandacht voor de situatie waarbij zijgevels gekeerd zijn naar de openbare weg of openbaar groen.

Het verlenen van toestemming kan in voorkomende gevallen worden onthouden op grond van de vigerende Welstandsnota: "de gebouwde schutting of erfscheiding is in uitvoering gerelateerd aan de kenmerken van het gebied en van de architectuur van de hoofdbebouwing".

Ook voor sommige soorten ondoordringbaar groen is overigens een kritische blik op de plaatsing en de hoogte daarvan niet verkeerd: denk aan het aspect verkeersveiligheid op hoeken van straten.

Naast handhaving is stimuleringsbeleid denkbaar, waarbij bewoners worden verleid om het groen in de wijk te koesteren. Bij wijze van voorbeeld: koppel aan de herplantplicht na het verlenen van een omgevingsvergunning/kapvergunning een gemeentelijke bijdrage voor het planten van een grotere boom dan waartoe men standaard verplicht gesteld wordt; beperk het verharden van en parkeren in voortuinen, maar denk na over een vorm van beloning voor de bezitter van een 'groene' tuin of een groene erfscheiding.


TOT SLOT willen wij onder uw aandacht brengen dat het voor ons niet mogelijk is geweest de in dit schrijven verwoorde standpunten alle vooraf aan onze ledenvergadering voor te leggen. Desalniettemin is in de meeste gevallen sprake van continuïteit in onze standpunten en denken wij voldoende kennis van het gebied en haar bewoners te hebben om een redelijk afgewogen reactie te kunnen geven. Uiteraard heeft elk van die bewoners in een later stadium nog volop de gelegenheid zijn of haar individuele mening

naar voren te brengen."

Reactie:

1. Woningbouw op het HALO-terrein.

Uit eerdere overleggen en ook uit de commissievergadering (RIS 291485, d.d. 2 februari 2016) is naar voren gekomen dat de gemeente de wijkvereniging de ruimte biedt om een alternatief, financieel uitvoerbaar, plan te ontwikkelen. Indien dit alternatieve plan voor vaststelling van het bestemmingsplan aan de orde komt zijn wij uiteraard bereid mee te denken over de dan gewenste aanpassing en bestemminglegging voor de Halo - locatie. Dit neemt niet weg dat wat uiteindelijk feitelijk als bouwplan zal worden gerealiseerd minder kan zijn dan wat nu maximaal mogelijk wordt gemaakt en is onderzocht in dit bestemmingsplan, in zoverre maakt uiteindelijke vaststelling van dit bestemmingsplan een uitwerking van een alternatief financieel uitvoerbaar plan zeker niet onmogelijk. Voorts zal uit verdere gesprekken met de wethouder, de Wijkvereniging en de gemeenteraad uiteindelijk een definitief bouwplan worden ontwikkeld. Voor wat betreft de tekstuele opmerkingen. De teksten zijn doorgelopen en waar nodig aangepast waar het gaat over 50 in plaats van maximaal 50 appartementen. Er kunnen uiteraard vanuit het bestemmingsplan gezien ook minder appartementen worden gerealiseerd.

De toevoeging dat het om huisvesting voor senioren uit de wijk zou gaan is opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan om daarmee aan te geven dat de gemeente in wil spelen op de beoogde doelgroep en de wens / doorstroming vanuit de wijk. Dat dit niet leidt tot een juridisch planologische regeling is correct en is in juridische zin niet handhaafbaar. Beleidsdoelstellingen verwoorden in de toelichting van het bestemmingsplan geeft wel aan welke intentie de gemeente samen met de wijk heeft.

2. Speelplekken in de wijk.

Het gemeentelijk beleid voor speelvoorzieningen is verwoord in paragraaf 3.11.2. In dit bestemmingsplan worden speelvoorzieningen uitsluitend opgenomen in de bestemming groen. Bijlage II van Bor maakt speelvoorzieningen onder voorwaarden zoals genoemd in artikel 3 lid 4 vergunningsvrij mogelijk. Een regeling in het bestemmingsplan opnemen is niet zomaar mogelijk. Veel groen is in eigendom van de gemeente waardoor de kans gering is dat er zomaar speelvoorzieningen worden opgericht, maar de gemeente begrijpt de wens van de Wijkvereniging en de wijk om hier naar te kijken. De gemeente is bereid om met de wijkvereniging te inventariseren waar deze speellocaties het beste kunnen worden gerealiseerd. Daardoor kan onderzocht worden waar het vervolgens mogelijk is om op de digitale verbeelding (plankaart) hiervoor een aanduiding op te nemen. Voor dit moment is het alleen mogelijk om in de gebruiksregels een bepaling en een afwijking voor speelvoorzieningen op te nemen waardoor rekening zal worden gehouden met de verkeersveiligheid en er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de directe leefomgeving .

De volgende bepalingen wordt opgenomen in artikel 4 Groen

4.3 Specifieke gebruiksregels

Een speelvoorziening is uitsluitend toegestaan voor zover er ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan deze op rechtmatige wijze is aangelegd, danwel vergund.


4.4 Afwijken van de gebruiksregels

In afwijking op het gestelde in het derde lid mag een nieuwe speelvoorziening worden opgericht mits er geen sprake is van een verkeersonveilige situatie en er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de directe leefomgeving.

3. Grondwater.

Onderdeel van het bestemmingsplan is de watertoets en het waterbeleid zoals deze is verwoord in hoofdstuk 3.5. Deze waterparagraaf voldoet aan de wettelijke vereisten en is afgestemd met het Hoogheemraadschap. Hetgeen in dit hoofdstuk is beschreven is ook hetgeen wat in juridisch planologische zin opgenomen kan worden in het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan regelt immers de bestemmingen, het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden zoals ook op de bewoners avond is uitgelegd. Grondwaterstanden en waterpeilen zijn daarin niet een aspect wat in het bestemmingsplan door de gemeente kan worden geregeld en daarmee kan worden opgelost. Dit neemt niet weg dat de gemeente buiten het bestemmingsplan om deze waterstandssignalering samen met het Hoogheemraadschap, de Wijkvereniging zal bespreken met als doel om deze op te lossen.

4. Diverse bestemmingen.

Het is inderdaad niet nodig om Bed en Breakfast binnen de bestemming Wonen op te nemen en deze bepaling zal binnen de bestemming Wonen worden verwijderd. Bed en Breakfast wordt uitsluitend in artikel 23.2 binnenplanse afwijking van de in het plan opgenomen algemene gebruiksregels worden toegestaan, onder de voorwaarde dat er geen onevenredige aantasting van de leefomgeving zal plaats vindt. Binnen de bestemming Sport is horeca als nevengeschikte en zijn welzijnsvoorzieningen, openbare dienstverlening en praktijkruimten als medegebruik behorend bij de hoofd functie Sport toegestaan. De toekomstige herontwikkeling van het Haga ziekenhuis en de Sacramentskerk, nu in dit bestemmingsplan conserverend bestemd, is beschreven in hoofdstuk 5.2.

5. Natuur, ecologie en monumentale bomen

A. Ecologische verbindingszone “Haagse Beek”

De ecologische verbindingszone “Haagse Beek”, dit betreft de groene zone in het plangebied langs de Segbroeklaan en de Beek) is beschreven en vastgesteld in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008 – 2018 (rv 5, 2009, RIS 159450) en is op kaart weergegeven (RIS 151912). In de commissiebrief van 9 november 2011 wordt een toelichting gegeven op deze eerder vastgestelde nota en op de voorgestelde bestemming legging.

De “Haagse Beek” is niet op basis van de Provinciale Verordening (kaart 8 ecologische hoofdstructuur) , (digitaal raadpleegbaar op: http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=ehs) aangewezen tot een provinciale ecologische verbindingszone.

De “Haagse Beek” maakt samen met de “Westlandse Zoom” deel uit van de stedelijke ecologische verbindingszone op basis van de hiervoor aangehaalde nota. In de commissiebrief van 9 november 2011 wordt uitgelegd dat de bestemming Natuur wordt toegekend aan natura2000-gebieden en aan de landelijke en provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Mogelijk is de commissiebrief daarna op dit punt minder duidelijk maar uit de vastgestelde nota (RIS15940) en uit de Provinciale Verordening is duidelijk op te maken dat het hier om een stedelijke ecologische verbindingszone gaat waartoe volgens de commissiebrief van 9 november 2011 een bestemming groen met een dubbelbestemming “waarde – ecologie” aan moet worden toegekend.

Door de toekenning van de bestemming 'groen' en door de dubbelbestemming “waarde ecologie” is de bescherming in voldoende mate geborgd.

B. Groenzone langs de Kwartellaan

De Wijkvereniging merkt terecht op dat de groenzone langs de Kwartellaan onderdeel uitmaakt van het in paragraaf 3.4.2 beschreven netwerk van ecologische verbindingszones. Deze zone zal eveneens op de verbeelding worden opgenomen met de dubbelbestemming “Waarde – Ecologie”.

Toelichting

De aangehaalde teksten zijn beschreven in paragraaf 3.4.1 Groen kleurt de stad, beleidsplan voor het Haagse groen 2005 – 2015. In onze eerdere reactie met betrekking tot de status van de ecologische verbindingszone “Haagse Beek” is de beschrijving in deze paragraaf juist en is er geen aanleiding om de tekst aan te passen.

C. Monumentale Bomen

Binnen het plangebied staan op dit moment drie monumentale bomen; Sijzenlaan bij Sprietplein 3 bomen. Zie hiervoor de lijst met monumentale bomen Bijlage 1 en bijbehorende kaart Bijlage 2 bij de toelichting van dit plan. De gemeente Den Haag hecht, gezien vanuit de tuinstadgedachte, veel waarde aan het behoud van bomen. Ook in paragraaf 3.4.3 is dit uitgebreid verwoord en wordt hierop ingegaan. Voor wat betreft het behoud van monumentale bomen wordt in de toelichting verwezen naar bijlage 1 en 2, bescherming is geregeld in de APV en de gemeente Den Haag heeft daarover zoals verwoord in paragraaf 3.4.3 beleid vastgesteld. De wens om monumentale bomen ook aan te duiden op de verbeelding levert in zoverre geen extra beschermende werking op waardoor ervoor is gekozen om in het bestemmingsplan uitgebreid aandacht te besteden aan (monumentale) bomen zowel in de toelichting als door opname in de bijlagen.

6. Gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

De gemeentelijk beschermde stadsgezichten Vogelwijk en Sportlaan - Segbroeklaan en omgeving maken deel uit van het plangebied. Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. De wettelijke verankering van de twee gemeentelijke beschermde stadsgezichten in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden door het opnemen van de gebiedsaanduiding 'overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht' zoals geregeld in artikel 22.1 van de regels inclusief de opname van het aanwijzingsbesluit, de toelichting en de begrenzingskaart, bijlagen 4, 5, 6 en 7, 8, 9. In dit kader wordt ook verwezen naar hoofdstuk 5.4.2 waarin twee tabellen zijn opgenomen waarin wordt uitgelegd op welke wijze de te beschermen waarden voortvloeiende uit de twee stadsgezichten in dit bestemmingsplan zijn geborgd.

Naast de reactie van de Wijkvereniging werd ook door de aanwezige bewoners en belanghebbenden de wens benadrukt om actiever in te zetten op behoud van het groene tuinstadkarakter. Daaronder wordt verstaan: open verkaveling met groene doorzichten, voorkoming verdere verharding. Een onderzoek naar het opnemen van een tuinbestemming werd breed gedragen. De uitkomsten uit deze bewonersparticipatie zijn in het onderhavige plan verwerkt door middel van opname tuinbestemming. Vanuit de tuinstadgedachten is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn in relatie tot het bouwvlak een tuinbestemming opgenomen. Om verdere verharding in de tuinbestemming te voorkomen is het stallen van auto's daarin niet meer toegestaan, met uitzondering van reeds rechtmatig aanwezige parkeervoorzieningen, dan wel parkeerplekken en eventueel bijbehorende opritten indien deze op rechtmatige wijze zijn aangelegd, dan wel vergund.

Daardoor is het niet meer mogelijk om nieuwe verharding in de vorm van parkeren in de voortuin bij recht te verwezenlijken. Deze maatregelen zorgen ervoor dat het aanwezige groene ruimtelijke karakter van de tuinstadwijk Vogelwijk behouden blijft.

Aan schuttingen en erfafscheidingen kunnen niet meer beperkingen worden gesteld aangezien bijlage II van het Bor in artikel 2 onder lid 12 aangeeft dat deze onder die voorwaarden vergunningsvrij kunnen worden gebouwd. Het stellen van eisen ten aanzien van materiaal gebruik betreft een welstandsaspect welke niet geregeld kan worden in het bestemmingsplan. Doordat voor het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht' is opgenomen is ook een lid van de monumentencommissie betrokken bij de welstandstoetsing van bouwplannen. In deze welstandstoetsing wordt ook gekeken en geadviseerd over passend materiaalgebruik.

Tot slot wordt opgemerkt dat een bestemmingsplan een juridisch planologisch instrument betreft. Een bestemmingsplan regelt immers de bestemmingen, het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden zoals ook op de bewonersbijeenkomst is uitgelegd. Handhaving is een ander wettelijk instrument en daarmee een gemeentelijke taak die de gemeente ook uitvoert. De koppeling met het bestemmingsplan is gelegen in het feit dat opgetreden kan worden wegens strijd (op grond van gebruik of bouwen) van het bestemmingsplan. Stimuleringsbeleid is interessant maar in het kader van het bestemmingsplan kunnen daar geen voorwaarden in de regels over worden gesteld. De aangedragen suggestie is besproken met de beleidsafdeling Groen. Met betrekking tot de herplantplicht die opgenomen kan worden in de kapvergunning is de beschikbare ruimte (grootte van de tuin) bepalend voor de vereiste orde-grote en stamomtrek van de nieuwe boom. Dat vinden we voldoende. Nieuwe bomen groeien immers ook weer groter. Ter stimulering van groene tuinen is er al een stimuleringsregeling, zie http://duurzaamdenhaag.nl/operatiesteenbreek, voor groenere tuinen.

7.2 Inspraak- en participatieverordening

Op 8 maart 2016 is er een bewonersavond geweest. Het doel van deze avond was met bewoners, gebruikers en belanghebbenden van de Vogelwijk de dialoog aan te gaan over het bestemmingsplan Vogelwijk. De bewoners werden tijdens deze avond in gelegenheid gesteld input te leveren voor de actualisatie van het bestemmingsplan. Het verslag van de avond is als Bijlage 8 Verslag bewonersavond 8 maart 2016 bij de toelichting opgenomen.

De volgende vijf thema's zijn besproken en hieronder wordt aangegeven op welke wijze de uitkomsten van het overleg zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

1. Dakopbouwen

2. Aan- en bijgebouwen

3. Groenstructuren

4. Verlevendiging plein aan de Mezenlaan en Nieboerweg (Distelvinkenplein)

5. Herontwikkeling Haga-ziekenhuis

Thema Dakopbouwen

Onder het motto 'gelijke monniken gelijke kappen' waren de bewoners vrij eensgestemd dat de laatste tweelaagse woningen met plat dak de mogelijkheid geboden mag worden om een dakopbouw toe staan als derde bouwlaag. Deze dient dan wel aan te sluiten in vorm, volume en kapverschijning zoals deze reeds in de directe omgeving aanwezig is.

Unaniem werd ook overeengekomen dat er voor de rest van de Vogelwijk geen wens bestaat om op grote schaal een vierde bouwlaag toe te staan. Dit zou alleen in uitzonderlijke gevallen mogen met een goede ruimtelijke onderbouwing. Daar waar dakopbouwen en/of kapverdiepingen in de wijk zijn gerealiseerd en/of binnen de planperiode (goed) voorstelbaar worden geacht, zijn deze in beeld gebracht en binnen de bestemming Wonen vervat in een binnenplanse afwijkingsregeling. Daaraan zijn vervolgens nadere voorwaarden gesteld met een bijbehorende verwijzing naar een in de bijlage opgenomen kaart met de daarop aangeduide dakopbouwen en/of kapverdiepingen locaties.


Thema aan- en bijgebouwen

Het thema aan- en bijgebouwen ligt bij velen erg gevoelig. Men ervaart de dreiging dat het groene tuinstadkarakter te veel wordt aangetast door het ruime beleid op deze bouwwerken. Verder is er ook wel begrip dat veel bewoners juist de behoefte hebben aan het realiseren van aan- en bijgebouwen.


Het Rijksbeleid voor het vergunningsvrije bouwen is ook de leidraad voor het bestemmingsplan Vogelwijk. Hierdoor is het mogelijk om grote stukken tuin te bebouwen. Om hierin nog enige sturing aan te geven is er veel draagvlak en wens geuit om een tuinbestemming op te nemen voor voortuinen en de zijtuinen. De uitkomsten uit deze bewonersparticipatie zijn in het onderhavige plan verwerkt door middel van opname van een tuinbestemming. Vanuit de tuinstadgedachte is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn in relatie tot het bouwvlak een tuinbestemming opgenomen.

Thema Groenstructuren

Door de aanwezige bewoners en belanghebbenden werd de wens benadrukt om actiever in te zetten op behoud van het groene tuinstadkarakter. Daaronder wordt verstaan: open verkaveling met groene doorzichten, voorkoming verdere verharding. Een onderzoek naar het opnemen van een tuinbestemming werd breed gedragen. De uitkomsten uit deze bewonersparticipatie zijn in het onderhavige plan verwerkt door middel van opname tuinbestemming. Vanuit de tuinstadgedachte is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn in relatie tot het bouwvlak een tuinbestemming opgenomen. Om verdere verharding in de tuinbestemming te voorkomen is het stallen van auto's daarin niet meer toegestaan, met uitzondering van reeds rechtmatig aanwezige parkeervoorzieningen, dan wel parkeerplekken en eventueel bijbehorende opritten indien deze op rechtmatige wijze zijn aangelegd, dan wel vergund.

Doordoor is het niet meer mogelijk om nieuwe verharding in de vorm van parkeren in de voortuin bij recht te verwezenlijken. Deze maatregelen zorgen ervoor dat het aanwezige groene ruimtelijke karakter van de tuinstadwijk Vogelwijk behouden blijft.

Thema Verlevendiging plein aan de Mezenlaan en Nieboerweg (Distelvinkenplein)

De meningen over het verlevendigen van het plein aan de Mezenlaan en Nieboerweg (Distelvinkplein) waren verdeeld. Enerzijds zijn directe bewoners aan en op deze pleinen geen voorstander van het toevoegen van extra functies. Bij voorkeur alleen wonen en in een zo rustig en autoluw mogelijke omgeving. Anderzijds staan bewoners elders in de wijk wel positief tegen verlevendiging van deze twee pleinen mede ook vanuit het perspectief bezien door het verlies aan winkels in de wijk in de afgelopen jaren. In het oude plan was detailhandel op de begane grond op deze pleinen overal mogelijk. De nu nog aanwezige detailhandel (bakker en groenteboer) zullen op basis van provinciaal beleid met een functie aanduiding 'detailhandel' op de plankaart worden bestemd. Het is op basis van provinciaal beleid niet meer mogelijk om elders op de begane grond (de niet meer aanwezige of gerealiseerde) detailhandel toe te staan. Wat betreft het toestaan van lichte horeca wordt bij voorkeur geen of alleen een hele lichte variant van lichte horeca zoals een broodjes- of koffiezaak en / of ijssalon als een wenselijke toevoeging gezien. Het toestaan van horeca en het onderscheid hierin (in de vorm van lichte, middelzware en zware horeca) in het bestemmingsplan is alleen mogelijk op basis van ruimtelijke relevantie. Dit onderscheid heeft onder anderen te maken het wel of niet schenken van alcohol en met sluitingstijden. Zo is het onderscheid naar lichte horeca alleen mogelijk door te stellen dat er geen alcohol mag worden geschonken en sluitingstijden niet later dan 23.00 uur mogen plaatsvinden. Een verder onderscheid in het toestaan van vormen van lichte horeca is in juridisch planologische zin niet mogelijk. Gezien de uitkomsten uit de tafelgesprekken en de beperkte wens in het toestaan van een lichte variant van lichte horeca is er voor gekozen om in het bestemmingsplan geen lichte horeca op deze pleinen toe te staan.


Meer draagvlak en wensen zijn er uit de wijk in het toestaan van maatschappelijke functies zoals een wijkcentrum (met bijvoorbeeld mogelijkheden voor ouderen om bij elkaar te komen en te bridgen) en eventueel ook een gezondheidscentrum. Het is juridisch planologisch mogelijk om binnen de reeds bestaande bestemming Gemengd op grond van het oude bestemmingsplan Vogelwijk naast Wonen en Dienstverlening ook beperkte maatschappelijke functies toe te staan zoals verenigingsleven (hier kan een wijkcentrum onder worden verstaan), openbare dienstverlening, praktijkruimte en een welzijnsinstelling. Gezien de uitkomsten van de tafelgesprekken is er voor gekozen om binnen de bestemming gemengd naast de bestemming Wonen en Dienstverlening alleen deze vier vormen van maatschappelijk functies op de begane grond toe te staan. Binnen de regels van de bestemming gemengd is maatschappelijke doeleinden toegestaan en beperkt tot de hierboven beschreven vier functies zoals beschreven in de specifieke gebruiksregels.

Thema HAGA-ziekenhuis

De herontwikkeling van het HAGA-ziekenhuis bevindt zich op dit moment in een verkennende fase en daarom is het goed om bewoners al zo vroeg mogelijk hierin te betrekken. Dit betekent wel dat het op dit moment nog niet mogelijk is een herontwikkeling te bestemmen, daarvoor zijn de plannen nog niet concreet genoeg. Het HAGA-ziekenhuis is in dit bestemmingsplan bestemd conform de bestaande bestemming en heeft de bestemming Maatschappelijk - Gezondheidszorg gekregen. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt wel aandacht besteedt aan deze herontwikkeling en de uitkomsten van de tafelgesprekken. In hoofdstuk 5.2.2 Herontwikkeling HAGA-ziekenhuis worden de uitgangspunten voor de herontwikkeling van het HAGA-ziekenhuis beschreven en deze zullen als leidraad dienen bij de verdere verkenningen en uitwerkingen.