direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijnhavenkwartier en Spuiplein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0287EWhkwSpuipln-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wijnhavenkwartier en Spuiplein met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0287EWhkwSpuipln-50VA van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.6 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.7 ambacht/ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.8 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.9 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.12 Bed & Breakfast

een voorziening gericht op het voor een kortdurend verblijf, binnen een woning door de eigenaar-bewoner, bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt aan maximaal vier bezoekers.

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.14 belwinkel:

een (deel van een) gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid en het Besluit externe veiligheid buisleidingen inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.

1.20 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

of bebouwingsvlak, een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bovenbouw:

bebouwing in de vorm van een hoogte-accent, waarvan de hoogte meer dan 50 m bedraagt en welke is geprojecteerd boven de onderbouw.

1.31 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, danwel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzij indirect, steun vindt in of op de grond.

1.32 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.33 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars. Binnen culturele voorzieningen is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in art. 1.48.

1.34 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.35 Cultuur- en onderwijscluster

Een samenhangend geheel van met name culturele en educatieve functies, gericht op vermaak, ontspanning en ontwikkeling, waaronder dans, muziek, theater en (muziek) of kunstvakonderwijs, deel uitmakend van een geïntegreerde bebouwing met één of meerdere concertza(a)l(en), theaterza(a)l(en) en/of school/scholen.

1.36 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan. Binnen detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.48.

1.38 dienstverlening:

het bedrijfsmatig en publieksgericht verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie, op ondermeer medisch, juridisch, financieel, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, kantoren, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven. Binnen dienstverlening is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.48.

1.39 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.40 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.41 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 geluidgevoelige functies en gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.44 grens verschillende hoogten:

een op de verbeelding aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert.

1.45 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.46 hogere grenswaarde:

een bij besluit op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder 2012 vast te stellen wettelijke grenswaarde voor zoneringsplichtig wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai of industrielawaai, groter dan de voorkeursgrenswaarde maar lager dan de maximale ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting op grond van de Wet en het uitvoeringsbesluit.

1.47 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst.

1.48 horeca-inrichting:
  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum, en een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor locaties waar horeca in ondergeschikte zin dan wel gerelateerd aan de hoofdfunctie plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage Staat van Horeca-categorieën bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie Licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.
Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.

categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

categorie zwaar:

Horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

In aanvulling op deze horeca-categorieën conform de staat van horeca-categorieën kunnen nog twee vormen van horeca voorkomen: ondergeschikte horeca en aan de hoofdfunctie gerelateerde horecafunctie

ondergeschikte horeca

ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemming dan wel de functies 'detailhandel' en 'dienstverlening', mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m2 Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol niet is toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie behouden blijft.

aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen 'cultuur en ontspanning' en 'sport' danwel de functies 'culturele voorzieningen', 'museum' en 'sportvoorzieningen', alsmede in bestemmingen en functies indien dit nader is omschreven in de bestemmingsregels, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 2. de uitstraling van de hoofdfunctie wordt gehandhaafd.
1.49 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals horeca tot en met de categorie middelzwaar van de Staat van Horeca-categorieën, vergaderfaciliteiten, sportvoorzieningen, wellness, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.50 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.51 internetcafé / -gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.52 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.53 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.54 Kiosk

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor lichte horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.55 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.56 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.57 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.58 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbij ingevolge de regels bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn voorgeschreven.

1.59 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.60 onderbouw:

laagste deel c.q. delen van de boven peil gelegen bebouwing, gelegen binnen een bouwvlak, waarin meerdere bouwhoogten zijn opgenomen, waarvan de maximaal toelaatbare bouwhoogte in elk geval niet meer dan 50 m bedraagt.

1.61 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.62 ontheffingsbesluit:

het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.63 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven en onder (maaiveld) bebouwing mag worden opgericht.

1.64 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.65 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.66 pand:

(deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert.

1.67 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.68 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.69 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.70 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.71 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.72 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.73 recreatie-inrichting:

een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve aard of de uitoefening van recreatieve activiteiten, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.74 Reken en meetvoorschrift geluid

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, houdende vaststelling van regels voor het berekenen en meten van de geluidsbelasting en de geluidproductie ingevolge de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer.

1.75 restrictiegebied:

een gebied waar op grond van de openbare orde een bijzondere maatregel is genomen, zoals:

  • hot spots: op basis van het door de raad vastgestelde Veiligheidsplan tijdelijk als ”hot spot” aangewezen plekken in de stad waar de meeste overlast en criminaliteit is geconstateerd;
  • verzamelverbod: op grond van de APV in delen van de stad ingesteld tijdelijk verzamelverbod in verband met geconstateerde criminaliteit, heling en gebruik van drugs.
1.76 rijksbeschermd stadsgezicht

een gebied dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet.

1.77 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.78 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.79 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.80 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.81 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.82 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad, dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden.

1.83 staat van horeca-categorieën:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan Wijnhavenkwartier en Spuiplein.

1.84 straathandel:

het met een verkoopinrichting voor een dag of voor een bepaalde periode te koop aanbieden en/of verkopen van goederen en/of ter plekke bereide etenswaren, waarbij tenminste één van de bij die verkoop betrokken partijen zich op of aan de weg bevindt.

1.85 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.86 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.87 verbeelding:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Wijnhavenkwartier en Spuiplein (voorheen: plankaart).

1.88 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.89 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn is:

  • 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. voor andere terreinen dan onder 1:
    • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 m uit de as van de weg.
1.90 weg:

alle voor de auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.91 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.92 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

1.93 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.

1.94 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de verbeelding, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 bouwhoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedelen.

2.7 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.9 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. dienstverlening;
  • c. wonen;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca tot en met de categorie middelzwaar;
  • f. vergaderfaciliteiten, ondergeschikt aan de functie kantoor;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, inpandige en/of ondergrondse parkeervoorzieningen, in- en uitritten voor parkeergarages, al dan niet ondergrondse laad- en losperrons en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. er dient met uitzondering van nissen en inkepingen te worden gebouwd in de begrenzing van het aangegeven bouwvlak;
  • d. de hoogte van de bebouwing grenzend aan de bebouwingsgrenzen is minimaal 15 m;
  • e. de eerste bouwlaag dient, voor een strook van minimaal 10 m grenzend aan de Turfmarkt (bestemming Verkeer - Verblijfsgebied), een minimale hoogte van 5 m te hebben;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b dient tussen de maatvoeringsvlakken met een 'maximale bouwhoogte van 140m' voor wat betreft de bovenbouw: een minimale afstand van 13.20 m te worden aangehouden;
  • g. tot maximaal 50% van het bestemmingsvlak, mag de onderliggende, beneden peil gelegen bebouwing uit 3 lagen bestaan. In de overige 50% zijn 2 lagen beneden peil toegestaan;
  • h. de breedte van de gezamenlijke in- en uitritten, exclusief expeditie, ten behoeve van gemotoriseerd verkeer mag maximaal 4 rijstroken bedragen.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen en de ruimtelijke inpassing in de omgeving, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking ervan op de historische binnenstad;
  • b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijkingen toestaan van:

  • a. het bebouwingsvlak tot maximaal 3 m, voor zover deze afwijking plaats vindt aan het Lage Zand;
  • b. de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding opgenomen:
    • 1. met maximaal 3,5 m;
    • 2. indien een maximale bouwhoogte van 20 of 40 m is opgenomen, met maximaal 10 m mits dit op een stedenbouwkundige verantwoorde wijze kan worden ingepast, waarbij onder andere de gevolgen van bezonning en windhinder worden betrokken, alsmede de uitwerking hiervan op de historische binnenstad.
    • 3. artikel 3.2.1. onder b met maximaal 3 m, met dien verstande dat ten aanzien van het vlak met de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte 125 m' een afwijking tot maximaal 7 meter kan worden toegestaan;
  • c. het verschuiven van de maatvoeringsvlakken met maximaal 3 m onder de voorwaarde dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven en uit onderzoek blijkt dat de bezonning van de gevels van bestaande woningen hierdoor niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • d. ten behoeve van loopbruggen mits transparant uitgevoerd en stedenbouwkundig verantwoord;
  • e. de minimale afstandsmaat zoals opgenomen in artikel 3.2.1. onder f welke met ten hoogste 0,50 meer mag worden verkleind.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'kantoor' bedraagt maximaal 129.000 m2;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'wonen' bedraagt maximaal 32.000 m2;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'detailhandel' en 'dienstverlening' bedraagt maximaal 3.000 m2;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'horeca tot en met de categorie middelzwaar' bedraagt maximaal 1.700 m2;
  • e. het totale brutooppervlakte ten behoeve van vergaderfaciliteiten is onderdeel van de functie kantoor;
  • f. op de eerste bouwlaag mag binnen een strook van 10 m van de bestemmingsgrenzen geen opslag plaatsvinden of archiefruimte worden ingericht.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artkel 3.5 onder d, ten behoeve van het veranderen van horeca tot en met de categorie middelzwaar naar de categorie zwaar tot maximaal 300 m2..

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijs;
  • b. kantoor;
  • c. wonen op de verdieping;
  • d. detailhandel en dienstverlening;
  • e. horeca tot en met de categorie middelzwaar;
  • f. welzijnsvoorzieningen, waaronder begrepen een bibliotheek;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, inpandige en/of ondergrondse parkeervoorzieningen, in- en uitritten en ondergrondse tunnels voor parkeergarages, al dan niet ondergrondse laad- en losperrons en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlak;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. er dient met uitzondering van nissen en inkepingen te worden gebouwd in de aangegeven bebouwingsgrenzen;
  • d. beneden peil gelegen bebouwing mag uit maximaal 2 lagen bestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' [ond] op de verbeelding dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de naastgelegen eerste verdieping waarbij, indien de bebouwing boven een rijstrook is gelegen, de betreffende bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld dient te bevinden.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen en de ruimtelijke inpassing in de omgeving, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking ervan op de historische binnenstad;
  • b. de situering van in- en/of uitritten van de inpandige danwel ondergrondse parkeervoorzieningen en de situering van de expeditie.
4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'onderwijs bedraagt maximaal 14.000 m2;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'wonen' bedraagt maximaal 25.000 m2;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'kantoren' en 'dienstverlening' bedraagt maximaal 2.300 m2;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'detailhandel' en/of 'horeca tot en met de categorie middelzwaar' bedraagt maximaal 1.500 m2;
  • e. met verwijzing naar Artikel 15 onder b dient er binnen de bestemming te worden voorzien in voldoende inpandige parkeervoorzieningen voor motorvoertuigen en fietsen.

Artikel 5 Gemengd - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een cultuur- en onderwijscluster;
  • b. kantoor;
  • c. detailhandel en dienstverlening;
  • d. congres- en vergaderaccommodatie;
  • e. hotel;
  • f. horeca tot en met de categorie middelzwaar;
  • g. wonen;
  • h. sport;
  • i. verkeer;
  • j. onderwijs,
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' [ond] op de verbeelding tevens voor een onderdoorgang;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en/of uitritten, expeditie en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak;
  • b. het bestemmingsvlak mag, tenzij in de regels anders is bepaald, volledig worden bebouwd;
  • c. de hoogte van de gebouwen bedraagt ter plaatse van de lijn die samenvalt met de meest nabij het Spui gelegen bestemmingsgrens, welke in het verlengde daarvan denkbeeldig doorloopt tot aan de Schedeldoekshaven, maximaal 50 m;
  • d. de hoogte van de gebouwen binnen de onderhavige bestemming mag vanuit de onder sub c omschreven (denkbeeldige) lijn perceel inwaarts worden verhoogd onder een hoek van maximaal 21,5 graad met de horizon tot een maximum bouwhoogte van 70 m;
  • e. in uitzondering op het bepaalde onder lid 2 onder 1 sub c en d is het niet toegestaan om te bouwen boven het cultuur- en onderwijscluster;
  • f. beneden peil gelegen bebouwing mag uit maximaal 2 lagen bestaan;
  • g. in- en/of uitritten ten behoeve van gemotoriseerd verkeer zijn uitsluitend toegestaan aan de zijde van de Schedeldoekshaven en het Spui;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' (ond) op de verbeelding, dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag boven maaiveld geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de naastgelegen eerste verdieping waarbij, indien de bebouwing boven een rijstrook is gelegen, de betreffende bouwdelen zich op een minimale hoogte van 7 m boven maaiveld dient te bevinden;
  • i. binnen het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak zijn ontsluitingen en tunnels ten behoeve van de bereikbaarheid van de garage(s) toegestaan.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan op basis van het beleid voor bezonning en windhinder (RIS 170509) en uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nadere regels stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen en de ruimtelijke inpassing ervan in de omgeving, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking hiervan op de historische binnenstad;
  • b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en omtrent de wijze van ontsluiting van de expeditie.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijkingen toestaan van:

  • a. Artikel 5.2.1, onder d, ten behoeve van een verhoging van de bouwhoogte, onder voorwaarde dat de bouwhoogte vanaf de grenslijn waar de maximum bouwhoogte van 70 m wordt bereikt perceel inwaarts in de richting van de Zwarte Weg wordt verhoogd onder een hoek van maximaal 21,5 graad met de horizon en tot een maximum bouwhoogte van 90 m en voorts onder de voorwaarde dat de bebouwing op een stedenbouwkundige verantwoorde wijze kan worden ingepast, waarbij onder andere de gevolgen van bezonning en windhinder worden betrokken, alsmede de uitwerking hiervan op de historische binnenstad; In geval de bouwhoogte op grond van een besluit tot afwijken van de bouwregels als hiervoor bedoeld is of kan worden verhoogd, blijft artikel 16, lid 1 onder a van de regels van dit plan buiten toepassing, indien en voor zover daardor de maximum bouwhoogte van 90 m wordt of kan worden overschreden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van het cultuur- en onderwijscluster bedraagt maximaal 55.000 m2, waarvan maximaal 35.000 m2 ten behoeve van 'cultuur en ontspanning' en maximaal 20.000 m2 ten behoeve van 'onderwijs';
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'kantoor' bedraagt maximaal 11.700 m2 ;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'onderwijs' anders dan bedoeld onder sub a, bedraagt maximaal 5.000 m2;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'horeca' bedraagt maximaal 5000 m2 en is toegestaan tot en met de categorie middelzwaar;
  • e. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'detailhandel' en 'dienstverlening' bedraagt maximaal 5000 m2;
  • f. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'grootschalige detailhandel', met uitsluiting van levensmiddelen als hoofdfunctie, bedraagt maximaal 5.000 m2 waarvoor een minimum bruto-vloeroppervlakte van 2.000 m2 per winkel geldt;
  • g. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'hotel' bedraagt maximaal 17.000 m2, welke oppervlakte mag worden vergroot met 4.000 m2 ten behoeve van 'congres- en vergaderfaciliteiten';
  • h. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'wonen' bedraagt maximaal 42.000 m2;
  • i. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van 'sport' bedraagt maximaal 5.000 m2;
  • j. er dient binnen de bestemming te worden voorzien in inpandige parkeervoorzieningen voor motorvoertuigen en fietsen;
  • k. het laden en lossen ten behoeve van binnen de bestemming toegelaten functies dient inpandig plaats te vinden;
  • l. in de zone die, loodrecht gemeten vanaf de direct aan de Schedeldoekshaven gelegen bestemmingsgrens 15,5 m perceelinwaarts loopt, zijn geen woningen en/of andere geluidsgevoelige bestemmingen toegestaan;
  • m. in afwijking van het gestelde onder l zijn binnen de onder l. gestelde zone wel woningen en/of andere geluidsgevoelige bestemmingen toegestaan mits door middel van een akoestisch onderzoek overeenkomstig de meest actuele versie van het Reken en Meetvoorschrift geluid, wordt aangetoond dat:
      • de geluidbelasting op de gevel vanwege de maatgevende weg de waarde van 63 dB (inclusief aftrek overeenkomstig artikel 100g van de Wet geluidhinder) niet overstijgt, en
      • de cumulatieve geluidbelasting (Lcum) op de gevel de waarde van 69,5 dB niet overstijgt.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. het vijfde lid, onder c, ten behoeve van een verhoging van het bruto-vloeroppervlak aan 'onderwijs' met maximaal 5.000 m2;
  • b. het vijfde lid, onder d, ten behoeve van een verhoging van het bruto-vloeroppervlak aan 'horeca' met maximaal 2.000 m2;
  • c. het vijfde lid, onder d, ten behoeve van het veranderen van 'horeca' tot en met de categorie middelzwaar naar de categorie zwaar tot maximaal 2.500 m2 bruto-vloeroppervlak;
  • d. het vijfde lid onder f, ten behoeve van een verhoging van het bruto-vloeroppervlak aan grootschalige 'detailhandel' met maximaal 10.000 m2;
  • e. het vijfde lid onder i, ten behoeve van een verhoging van het bruto-vloeroppervlak aan 'sport' met maximaal 4.000 m2;
  • f. het vijfde lid, onder l, ten behoeve van het binnen de aldaar omschreven zone toestaan van woningen en/of andere geluidsgevoelige bestemmingen, onder de voorwaarde dat alsdan ter plaatse een dove gevel wordt toegepast, zijnde:
      • een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB, alsmede
      • een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximaal toelaatbare bruto-vloeroppervlak van 5000 m2 ten behoeve van detailhandel en dienstverlening, alsmede 17.000 m2 ten behoeve van 'hotel', vermeerderd met 4.000 m2 ten behoeve van 'congres- en vergaderfaciliteiten' geheel of gedeeltelijk te wijzigen naar 'wonen' en/of 'onderwijs' een en ander onder de voorwaarde dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen en dit stedenbouwkundig verantwoord is. Voordat burgemeester en wethouders overgaan tot wijziging, dient de procedure daartoe, zoals opgenomen in Artikel 18 Algemene procedureregels te worden gevolgd.

Artikel 6 Horeca - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hotel;
  • b. congres- en vergaderfaciliteiten;
  • c. horeca tot en met categorie middelzwaar;

en ter plaatse van de aanduiding:
specifieke bouwaanduiding - trap (Sba-tp) tevens voor een trap;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, een ondergrondse parkeervoorziening, water en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlak;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. een ondergrondse parkeervoorziening is tot één laag beneden peil toegestaan.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. het gestelde onder a. is niet van toepassing op de als (Sba-tp) aangeduide trap en het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a. mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen, voor zover deze zich voor de voorgevel bevinden, niet meer dan 1 m bedragen.

Artikel 7 Horeca - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca tot en met categorie middelzwaar;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • b. specifieke bouwaanduiding - trap (Sba-tp) op de verbeelding tevens voor een trap;
  • c. 'tunnel' (tu) op de verbeelding tevens voor een tunnel;
  • d. 'onderdoorgang' (ond) op de verbeelding tevens voor een onderdoorgang;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, een ondergrondse parkeervoorziening en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het aangegeven bebouwingsvlak;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. er dient met uitzondering van nissen en inkepingen te worden gebouwd in de aangegeven bebouwingsgrenzen;
  • d. de ondergrondse parkeervoorziening mag tot één laag beneden peil worden gerealiseerd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' (ond) op de verbeelding, dient boven maaiveld een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag boven maaiveld geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de naastgelegen eerste verdieping waarbij, indien de bebouwing boven een rijstrook is gelegen, de betreffende bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld dient te bevinden.
7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op de als (Sba-tp) aangeduide trap en het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken.

Artikel 8 Verkeer - Hoofdverkeersweg

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
  • b. openbaar vervoerstroken;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  • e. voet- en fietspaden;

en ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding:

  • f. 'tunnel' (tu), tevens voor een tunnel;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 14 geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. ondergrondse parkeervoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum van twee lagen beneden peil;
  • c. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals kunstobjecten, verkeersgeleiders en straatmeubilair ten dienste van de bestemming toegestaan.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsstraat

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. wegen;
  • c. openbaar vervoerstroken;
  • d. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  • e. terrassen ten behoeve van de aangrenzende bestemming horeca;
  • f. parkeerplaatsen aan de Zwarteweg;

en ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding:
g. 'brug' (br) tevens voor een oeververbinding ten behoeve van het gemotoriseerd verkeer en openbaar vervoer,

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, ontsluitingen naar in naastgelegen bestemmingen gesitueerde parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 14 geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. ondergrondse parkeervoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum van twee lagen beneden peil;
  • c. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals kunstobjecten, verkeersgeleiders en straatmeubilair ten dienste van de bestemming toegestaan.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. pleinen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. evenementen ter plaatse van het Spuiplein;
  • f. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  • g. ambulante handel;
  • h. terrassen ten behoeve van aangrenzende horecafuncties;

en ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding:

  • i. openbaar vervoer' (ov) tevens voor een openbaar vervoersbaan;
  • j. 'brug' (br), tevens voor een brug;
  • k. 'ontsluiting' (os), tevens voor een ontsluiting;
  • l. 'tunnel' (tu), tevens voor een tunnel,

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, straatmeubilair, ondergrondse parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 14 geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. ondergrondse parkeervoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum van twee lagen beneden peil, waarbij rekening gehouden dient te worden dat groenvoorzieningen in de vorm van onder andere bomen mogelijk blijven;
  • c. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals kunstobjecten, verkeersgeleiders, luifels, wind- en terrasschermen, speeltoestellen, alsmede aan evenementen gerelateerde tijdelijke bebouwing.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. vaarweg;
  • c. waterberging;
  • d. oever;
  • e. steigers;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

Op of in deze gronden mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, kunstwerken, alsmede bruggen voor fietsers en voetgangers.

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in lid 12.1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. het archeologisch onderzoek;
  • b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de hieronder te noemen werkzaamheden of werken geen bouwwerken zijnde met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m, uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • b. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
12.4.2 Uitzonderingen

Het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
12.4.3 Nadere eisen

De aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld onder 12.4.1 dient bij het indienen van de aanvraag vooraf schriftelijk advies in te winnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarden van het terrein, welke blijkens de aanvraag wordt verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

12.4.4 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. Overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
  • c. Een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  • d. Windafschermende voorzieningen in de vorm van windschermen en dergelijke, mogen op of boven de gronden die deel uitmaken van dit bestemmingsplan worden gebouwd;
  • e. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  • f. Tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in een laag beneden peil worden gebouwd;
  • g. bouwwerken voor ambulante handel met een maximale bouwhoogte van 3,5 m en een maximaal bruto-vloeroppervlak tot 20 m2 voor zover toegelaten binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied - toegestaan;
  • h. speelvoorzieningen zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 6 m;
  • i. Bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  • j. Bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  • k. Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    • 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    • 3. in uitzondering op sub 1 en 2 zijn afwijkende afmetingen toegestaan indien deze gelegen zijn in een parkeergarage die aanwezig was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
  • l. Bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder, het Haags ontheffingenbeleid (Ris 20405) en de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden in acht te worden genomen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  • b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage(n) van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's en fietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • c. tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt;
  • d. (ambulante) straathandel is met inachtneming van het gestelde in de Straathandelsverordening toegestaan.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, tenzij dit in de regels elders is uitgesloten, worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentage met maximaal 10%;
  • b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 m;
  • c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in twee lagen, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • d. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • e. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum oppervlakte van 30 m2 ;
  • f. de in Artikel 14 onder k, sub 1 en 2 omschreven afmetingen voor parkeerruimte van personenauto's mits wordt voldaan aan de in het gemeentelijk parkeerbeleid opgenomen eisen en/of nationaal erkende normen voor de maatvoering van de specifieke parkeerruimte.
16.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. de vestiging van een Bed & Breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;
  • b. de vestiging en exploitatie van detailhandel in (consumenten)vuurwerk met de daarbij behorende opslag ter plaatse van de functieaanduiding [dhe] en/of bestemming detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg;
    • 2. het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag tot 1.000 kg niet meer mag bedragen dan 68 en het totaal aantal vestigingen in het stadsdeel Centrum niet meer mag bedragen dan 14;
    • 3. voordat het afwijken wordt toegestaan, wordt advies ingewonnen van de Veiligheidsregio Haaglanden;
  • c. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
    • 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  • d. het bepaalde in artikel 15 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
16.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
  • d. buitentrappen, liftschachten, loopbruggen of andere voor de toegankelijkheid van gebouwen noodzakelijke constructies.
16.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Wijzigen Waarde - archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de van dit plan deel uitmakende gronden met de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" te wijzigen door middel van het laten vervallen van deze dubbelbestemming indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden of verwachtingen (meer) aanwezig zijn.

Artikel 18 Algemene procedureregels

18.1 Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels
  • a. Het ontwerp van het plan tot wijziging ligt gedurende zes weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het "Gemeenteblad" dat door de gemeente wordt uitgegeven (zie: www.denhaag.nl) en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a. genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
  • d. burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigings- en/of uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wijnhavenkwartier en Spuiplein.