direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Duindorp - Bosjes van Poot
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot op om de volgende redenen.

  • a. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Het vigerende bestemmingsplan Duindorp is vastgesteld op 23 september 2004. Het vigerende bestemmingsplan Bosjes van Poot van 20 september 1990.
  • b. Een klein deel van het plangebied, langs de rand over het Afvoerkanaal (ook wel in de volksmond Verversingskanaal genaamd), is op grond van de Monumentenwet aangewezen als Rijksbeschermd stadsgezicht Statenkwartier. In overeenstemming met het gestelde in de Monumentenwet is de aanwijzing van het Rijksbeschermd stadsgezicht in het bestemmingsplan geïntegreerd en op de verbeelding weergegeven door middel van de bestemming Waarde - Cultuurhistorie.
  • c. Het gemeentelijk beschermde stadsgezicht Vogelwijk, eveneens een zeer klein deel aan de andere kant van het plangebied, wordt op de verbeelding aangegeven door middel van de gebiedsaanduiding overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermde stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan voldoet de gemeente aan deze verplichting.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur en een actueel juridisch-planologisch kader te bieden.

Voor wat betreft het plandeel Duindorp vormt de bestaande situatie daarbij het vertrekpunt. De karakteristieke waarden van het plangebied op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan in de toekomst.

Voor wat betreft het plandeel Bosjes van Poot bestaat dit gebied grotendeels uit beschermd Natura 2000-gebied als onderdeel van het gebied "Westduinpark & Wapendal" .Ter bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden is het beleidsmatig ongewenst nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Het doel is dan ook het vastleggen van de bestaande feitelijke of de reeds planologisch mogelijke situatie. Ook voor de overige functies binnen dit plandeel, onder andere de afvalwaterzuiveringsinstallatie aan de Houtrustweg, enkele woningen en discotheek Westwood, vormt de bestaande ruimtelijke situatie daarbij het vertrekpunt.

Het plangebied behoort voor wat betreft de rand over het verversingskanaal tot het Rijksbeschermd stadsgezicht Statenkwartier. Ter bescherming van het Rijksbeschermd stadsgezicht dient in overeenstemming met artikel 36 van de Monumentenwet 1988 voor het gebied een bestemmingsplan te worden vastgesteld dat - in de zin van de monumentenwet - voldoende beschermend is. Doel van de aanwijzing is de ruimtelijke en architectonische kwaliteit en structuur van het gebied die samenhangt met de oorspronkelijke ontwikkeling te onderkennen en deze aan te merken als een zwaarwegend belang bij het verdere beheer of de ontwikkeling van het gebied.

Het gemeentelijk beschermde stadsgezicht Vogelwijk, eveneens een zeer klein deel aan de andere kant van het plangebied, wordt op de verbeelding aangegeven door middel van de gebiedsaanduiding overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermde stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan voldoet de gemeente aan deze verplichting.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het noordwestelijk deel van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is als volgt:

  • a. Wieringsestraat
  • b. Houtrustweg
  • c. Laan van Poot
  • d. Nieboerweg - Duivelandsestraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0001.png"

kaart 1: ligging in de stad

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld  
Duindorp   23 september 2004  
Bosjes van Poot   20 september 1990  
Statenkwartier   27 augustus 1992  

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0002.png" kaart 2: vigerende stedenbouwkundige regelingen

Stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening: Aan een klein deel van het bestemmingsplan Bosjes van Poot is destijds goedkeuring onthouden door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (14-5-1991). Het betreft de hoek Houtrustweg-Laan van Poot, naast het terrein waar discotheek "Westwood" is gevestigd, en welk terrein nadien bij de bedrijfsmatige activiteiten van de afvalwaterzuiveringsinstallatie Houtrust is betrokken. Door de onthouding van goedkeuring is hier geen bestemmingsplan van toepassing en betreft het een zogenaamde "witte vlek", waar de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening op van toepassing zijn.

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004). In dit plan is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen (2004). De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  • c. Parapluherziening Archeologie (2010). De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming Waarde - Archeologie toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunning.
  • d. Partiële herziening diverse bestemmingsplannen (Dakopbouwen) (1999).

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. In hoofdstuk 7 wordt verslag gedaan van het overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied in het bestemmingsplan Duindorp-Bosjes van Poot, betreft de wijk Duindorp, het omgeven en natuurgebied en een klein deel aan de Nieboerweg, Vogelwijk. Het plangebied ligt in het kustgebied van Den Haag en wordt gekenmerkt door het hoger gelegen duinlandschap. Aan het eind van het geologische tijdvak dat Tertiair wordt genoemd, tussen 65 en 2 miljoen jaar geleden, ligt er een ondiepe zee in dit gebied. Door de invloed van eb en vloed vormt de zee langs de kust zandbanken, die konden uitgroeien tot lange zandruggen, strandwallen genoemd. In westelijke richting werden telkens nieuwe strandwallen gevormd. Tussen de strandwallen bleven lagergelegen gebieden bestaan: de strandvlaktes. Met de vorming en stabilisatie van de verschillende strandwallen was de ondergrond voor een belangrijk deel gereed. Omdat de ondergrond wel steeds wat hoger werd bleven de strandvlaktes nat en moerassig. In de loop van de tijd ontwikkelde zich daar een veenpakket. Op de geologische kaart (zie afbeelding) is deze 'streepjescode' van langgerekte strandwallen en strandvlaktes, later veenkommen, te herkennen.

In vroege Middeleeuwen vonden stormvloeden plaats. Deze zorgden voor afkalving van de kust. Hierdoor zijn de strandwallen 'afgekapt' (zie ook afbeelding). Het hierbij vrijgekomen zand werd door de wind kilometers landinwaarts verplaatst. Dit proces lijkt eeuwenlang te zijn doorgegaan en heeft gezorgd voor het ontstaan van de zogenaamde 'Jonge Duinen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0003.jpg"

De strandwallen waren uitgelezen plekken voor bewoning doordat deze hoger gelegen plekken relatief droog waren.

 
Het grootste deel van het plangebied is onbebouwd. Duindorp ligt geïsoleerd in het duingebied, begrensd door de Bosjes van Poot en het afwateringskanaal.

In het natuurgebied van de duinen is tussen circa 1915 en 1930 op een min of meer rechthoekig grondplan, grenzend aan het in 1888-1889 gegraven Afvoerkanaal, de woonwijk Duindorp aangelegd. Opvallend is de geïsoleerde ligging van de wijk in het duingebied. Het Afvoerkanaal vormt de scheiding met de vooroorlogse uitbreidingen van Scheveningen Haven, terwijl de Vogelwijk door de Bosjes van Poot van Duindorp wordt gescheiden.

Een voorstel tot de bouw van 766 gemeentelijke woningwetwoningen aan de zuidwestzijde van het Afvoerkanaal werd op 6 juli 1914 door de raad aangenomen. Onder de naam "complex Afvoerkanaal-West" werden hier in 1916-1917 de woningen van de Zeezwaluwhof, Meeuwenhof en Pluvierhof naar ontwerp van de gemeente-architecten W. Greve en G. Albers en J.J. Gort gerealiseerd en behoren tot de vroegste gemeentelijke woningwetwoningen in Den Haag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0004.png"

Al vrij snel werd ten zuidwesten van het "complex Afvoerkanaal-West" een van het Rijk aangekocht stuk duingrond geëgaliseerd en bouwrijp gemaakt. Dit deel van de wijk is tussen circa 1920-1930 tot stand gekomen. De kavels bestaan uit open bouwblokken met aaneengesloten bebouwing waarbij soms door het terugspringen van de rooilijn pleinvormige ruimten zijn gecreëerd. In tegenstelling tot de hoofdzakelijk noordwest-zuidoost gerichte oriëntatie van het complex "Afvoerkanaal-West" is hier het stratenpatroon overwegend evenwijdig aan de kust.

Het natuurgebied van de Bosjes van Poot vormde oorspronkelijk een geheel met het duingebied van het Westduinpark. Door de aanleg van Duindorp in het begin van de vorige eeuw alsmede de aanleg van de Nieboerweg is het gebied van het Westduinpark afgesplitst. Langs de Laan van Poot is in de duinrand op enkele percelen bebouwing van kleine omvang gerealiseerd. Door de aanleg van de waterzuiveringsinstallatie Houtrust is een deel van het duingebied verloren gegaan.

Vlak voor de Eerste Wereldoorlog startte de gemeente saneringsplannen en tegelijkertijd uitbreidingsplannen. Tijdens het Interbellum werd de wijk Duindorp gerealiseerd onder de naam 'complex Afvoerkanaal-West', dit hielden de woningen van de Zeewaluwhof, Meeuwenhof en Pluvierhof. Deze, in elkaars verlengde gelegen woningenbouw complexen behoren tot de eerste gemeentelijke woningwetwoningen van Den Haag. De opzet bestaat uit een hof met eengezinswoningen aan de binnenzijde en beneden-bovenwoningen aan de buitenzijde. Via een poortgebouw is het hof ontsloten. Ten zuidwesten van deze complexen werd tussen 1920 en 1930 voort gebouwd door de gemeente. De bouwblokken liggen hier meer open, de bebouwing is aaneengesloten vorm gegeven. Het stratenpatroon in dit deel is evenwijdig aan de kust opgezet, met als uitzondering de diagonale loop van de Tesselsestraat. De ruggengraat van de wijk is de breder aangelegde Pluvierstraat. Op de kruising van de Tesselsestraat en Pluvierstraat, ligt een centraal plein, het Tesselseplein. Het meest opvallende stedenbouwkundige kenmerk is de grote mate van uniformiteit. De reden daarvan is het streven naar standaardisatie in de gemeentelijke volkshuisvesting.

2.3 Cultureel erfgoed

De Rijksdienst helpt gemeenten om hieraan te voldoen met de Handreiking erfgoed en ruimte. Hierin staat hoe gemeenten zo’n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt in deze handreiking aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan, compleet met voorbeeldregels. Handreiking erfgoed en ruimte en de publicatie 'Cultureel erfgoed en ruimte, gebieds- en ontwikkelingsgerichte erfgoedzorg in de ruimtelijke ordening'.

Het begrip cultuurhistorie heeft drie aspecten:

  • Historische (stede)bouwkunde / bovengrondse monumentenzorg; bijvoorbeeld kastelen, kerken, oude boerderijen of landhuizen, maar ook stedenbouwkundige elementen als beschermde stads- of dorpsgezichten.
  • Archeologie; sporen en vondsten die door mensen(werk) in het verleden in de grond zijn achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen in de grond die duiden op bewoning of infrastructuur. Een verzamelterm hiervoor is 'archeologische waarden'. Alle archeologische waarden bij elkaar zijn het 'bodemarchief'.
  • Cultuurlandschap/historische geografie: alle landschappelijke elementen die het gevolg zijn van menselijk handelen in het verleden, bijvoorbeeld verkavelingspatronen, pestbosjes, landgoederenzones of ontginningsassen.

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden. De eerst gebouwde woonhoven zijn aangewezen als rijksmonument. Het deel aan de Nieboerweg bij de Laan van Poot valt onder Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk. De rand over het verversingskanaal valt onder het Rijksbeschermde stadsgezicht Statenkwartier.

2.3.1.1 Bebouwingsstructuur

De tussen omstreeks 1915 en 1930 gerealiseerde bebouwing van Duindorp bestaat geheel uit arbeiderswoningen en enkele openbare of religieuze bouwwerken. Er is een afwisseling aan eengezinswoningen, beneden-bovenwoningen en portiekwoningen, in respectievelijk één, twee of drie bouwlagen. De portiekwoningen zijn langs de randen van de wijk gelegen, gebouwd een decennium na de oorspronkelijke hofwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0005.png"

De architectuur is eenvoudig en homogeen. In de oudste bebouwing is er invloed van het Traditionalisme, de Amsterdamse School en de Nieuwe Haagse School. Karakteristiek voor het Rijksmonument woonhof de Zeezwaluwhof is in detaillering afwijkend van de zijn de risalerende gevelwanden en de hoger opgetrokken poortgebouwen. Aan de binnenzijde van het hof zijn hoekpaviljoens aanwezig. Een deel van de woningen tussen de Pluvierstraat en Wieringsestraat is in een latere renovatieperiode voorzien van licht gekleurd pleisterwerk.

Eind 1941 besloot het Duitse opperbevel tot de aanleg van de Atlantikwall langs de Europese
Westkust. De aanleg van deze verdedigingslinie vond in de jaren 1942-1945 plaats. Het doel was in
geval van een tweefrontenoorlog de geallieerden aan de kust te verslaan. Bij de opzet van de
Atlantikwall lag de nadruk aanvankelijk op strategisch belangrijke plaatsen, zoals havens en
zeegaten. Den Haag/Scheveningen werd, als kustplaats en bestuurlijk centrum, als potentieel interessant doelwit voor een invasie gezien. Aan Den Haag werd dan ook de op één na hoogste status verbonden. In het plangebied van dit bestemmingsplan ligt een bunker met een open geschutsopstelling, een onderdeel van de Atlantikwall.

Duindorp wordt gekenmerkt door een grote mate van uniformiteit. Dit is het gevolg van het feit, dat door de gemeente, die zelf het grootste deel van de woningen heeft ontworpen, standaardisatie in de volkswoningbouw werd nagestreefd. Zelfs de door particulieren gebouwde huizenblokken tussen de Nieboerweg en de Pluvierstraat zijn gebouwd naar schetsontwerpen van de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting. De helft van het aantal woningen bestaat uit portieketagewoningen in drie lagen. Twee vijfde van de woningen zijn eengezinswoningen. Ook worden er veel beneden- en bovenwoningen aangetroffen langs de Vlielandsestraat.In de wijk zijn platte daken toegepast met uitzondering van het Zeezwaluwhof langs het Afvoerkanaal en een rij huizen aan de zuidkant, die zijn voorzien van pannendaken van verschillende vorm. De wijk kent geen opvallende hoogteaccenten op de kruisingen van hoofdstraten.

De architectuur is eenvoudig. Hier en daar zijn invloeden van het Traditionalisme, de Amsterdamse of de Nieuwe Haagse School waarneembaar. De woningen tussen de Pluvierstraat en de Wieringsestraat zijn zeer sober vormgegeven. Met name de voormalige gemeentelijke woningwetwoningen worden gekenmerkt door een welbewuste uniforme architectuur, waarbij de stedenbouwkundige groepering een belangrijk element vormt; de architectuur van de nieuwbouw sluit hierop aan.Een bijzonder element in de wijk wordt gevormd door de zorgvuldig gegroepeerde bouwmassa's van scholen en kerk aan de Tesselsestraat (Pnielkerk) en de Pr. Julianakerk op de hoek van de Nieboerweg en de Tesselsestraat, een uit 1927 daterende zaalkerk.

De woningwetwoningen uit de jaren twintig tussen de Pluvierstraat en de Wieringsestraat, ontworpen door de gemeente-architecten W. Greve en A. Pet, zijn zeer sober van vormgeving zonder bijzondere stilistische kenmerken. Een bijzonder element in de wijk betreft het ensemble rond de Pniëlkerk aan de Tesselsestraat. Blikvanger van Duindorp is de Julianakerk op de hoek van de Nieboerweg en de Tesselsestraat.

In het in 1992 gepubliceerde “Monumenteninventarisatieproject Den Haag 1850-1940" (MIP) wordt geconcludeerd dat Duindorp een “gebied met bijzondere waarden” is. Daarmee is aangegeven dat deze wijk weliswaar niet waardevol genoeg is om door het rijk aan te worden gewezen tot beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988, maar wel waardevol genoeg is om de bijzondere kwaliteiten bij behoud, versterking en vernieuwing als uitgangspunt te nemen. Deze bijzondere kwaliteiten zijn:

  • de sociaalhistorische betekenis van een ten behoeve van de Scheveningse bevolking door de gemeente 's Gravenhage ontworpen en grotendeels gebouwde arbeiderswijk;
  • de geïsoleerde ligging van de wijk in het duingebied:
  • het homogene bebouwingsbeeld;
  • de bijzondere stedenbouwkundige opzet en typologische waarde van de complexen arbeiderswoningen Zeezwaluwhof, en de voormalige Meeuwenhof en Pluvierhof;
  • de landschappelijke waarde van het duingebied "Westduinpark".

De Pluvierhof en Meeuwenhof zijn in het kader van de herstructurering in Duindorp nadien gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De Zeezwaluwhof is behouden.

2.3.1.2 Bosjes van Poot

Het Westduinpark en de Bosjes van Poot horen bij een duingebied dat zich vroeger uitstrekte van Monster tot aan de monding van de Oude Rijn bij Katwijk aan Zee. Het natuurgebied behoort tot het netwerk van beschermde natuurgebieden in Europa. Het Westduinpark en de Bosjes van Poot vormen samen het ruim 230 hectare natuurmonument Westduinpark. Het gebied verbindt Kijkduin met Scheveningen en heeft een typisch oud duinlandschap met veel duinstruweel en duingrasland. In het duingebied zijn ook eikenduinbossen en binnenduinrandbossen aanwezig. Binnen het plangebied staan geen monumentale bomen.


Geschiedenis

De Bosjes van Poot hebben een bijzondere ontwikkeling doorgemaakt, zodat er sprake is van hoge natuurhistorische, cultuurhistorische en aardkundige waarden.

De Bosjes van Poot behoren tot de Jonge Duinen. Maar door afgravingen en erosie zijn de Oude Duinen zichtbaar: achter de hoog opgestoven duinrug, op de overgang naar het lager gelegen bos waar het Jonge Duin de venige strandvlakte heeft bedekt (langs de Laan van Poot). Zo'n grote afwisseling in reliëf en in bodemsoorten over zo'n geringe oppervlakte is bijzonder en is ook terug te zien in de vegetatie.

Houtrust - nu Bosjes van Poot geheten - bestaat al vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw. Rond 1670 vestigde zich een boerenbedrijf op een min of meer beschutte en net iets hoger gelegen plaats tegen en in de duinen met zicht op de Segbroekpolder. De aanwezige begroeiing van struweelbos zal bijgedragen hebben aan de beschutting. De eerste afbeelding ervan is echter pas te zien op de kaart van Cruquius van 1712. Er was sprake van o.a. een bos, boomgaard, een tuin, weiland. Later, in de negentiende eeuw is sprake van een gordel van bos. De kaart van de Eerste Nederlandse Bosstatistiek 1938 - 1942 onderscheidt een bos van groter oppervlakte met de bostypen: eik, hakhout en naaldhout.

Houtrust breidde in de loop der jaren uit. In 1833 kwam Houtrust in handen van Koning Willem II en het gebied ontwikkelde zich van boerenhoeve tot buitenplaats. Maar hij liet ook delen van het oude duin afgegraven om het te verkopen. Na zijn dood kwam het gebied in handen van zijn dochter Sophie van Oranje-Nassau, Groothertogin van Saxen Weimar, Prinses der Nederlanden. In die tijd kreeg Houtrust de huidige naam: Bosjes van Poot. Genoemd naar de gebroeders Poot, koddebeiers (of boswachters). Zij waren in dienst van de prinses. Nadien werd de gemeente Den Haag eigenaar van de Bosjes van Poot (1907).

Tot het begin van de 20e eeuw waren de Bosjes van Poot een vrijwel ongerept stuk duin, dat integraal onderdeel uitmaakte van het duingebied tussen Scheveningen en Kijkduin. Een belangrijke landschappelijke ingreep in de omgeving was de aanleg van het Verversingskanaal rond 1885. Het lager gelegen kanaal heeft een drainerende werking op de waterhuishouding van de Bosjes van Poot. Zeer ingrijpende veranderingen van het landschap waren de aanleg van de woonwijk Duindorp tussen 1916 en 1930, waarmee de Bosjes van Poot werden losgekoppeld van het Westduinpark, evenals de aanleg van de Rioolwaterzuiveringsinstallatie in de jaren 60 van de vorige eeuw.

(informatie uit deze paragraaf met name afkomstig uit: Vogelwijk Den Haag, Natuur in en rond een tuinstad. Een ontdekking. 2 september 2012. Clara Visser en Lydia Conens. Uitgave van de Bomencommissie Vogelwijk. ISBN: 978-90-75437-00-3. NUR 411)"

2.3.1.3 Beschermd stadsgezicht

De woningen langs de Nieboerweg die onderdeel uitmaken van de ("tuinstadwijk") Vogelwijk, vallen binnen de begrenzing van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk.

Het gebied Duindorp - Bosjes van Poot maakt aan de rand over het verversingskanaal deel uit van het Rijksbeschermde stadsgezicht Statenkwartier.

2.3.1.4 Gebouwde monumenten

In het plangebied is het volgende rijksmonument (met bijbehorende adressen) opgenomen in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988:

Adres   Beschrijving  
Zeezwaluwhof: Houtrustweg 254 t/m 302, Zeezwaluwhof 1 t/m 24 en Nieboerweg 1-63.   Het complex bestaat uit een rond een middenplantsoen gesitueerde binnenring van eengezinswoningen en een buitenring met beneden- en bovenwoningen. Eén zijde van de oorspronkelijke bebouwing aan de kant van de Meeuwenstraat is vervangen door nieuwbouw.
De woningen zijn sober uitgevoerd en opgetrokken in schoon metselwerk. Aan de achterzijde bezitten zij tuinen die door stenen muurtjes en een middenpad van elkaar gescheiden zijn. De binnenhof is door middel van een aantal poortdoorgangen vanaf de straatzijde ontsloten. De poortdoorgangen van de binnenring en de hoekpaviljoens zijn iets hoger opgetrokken en hebben zelfstandige kappen.  

Het plangebied bezit één bouwwerk dat is aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag:

Adres   Beschrijving  
Bosjes van Poot   Bunker - Open geschutopstelling P 9.a

De bunker ligt op een hoge duintop in de noordpunt van de Bosjes van Poot. De bunker behoort tot de categorie met het grootste weerstandsvermogen. Het ontwerp van deze bunker is afkomstig van de Duitse landmacht. De bunker is een gaaf, in de oorspronkelijke context bewaard gebleven, voorbeeld van een op Haags niveau zeer zeldzaam type.  
2.3.2 Archeologie
2.3.2.1 De geologische ondergrond

Het plangebied ligt volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in het door Jonge Duin- en Strandzanden overstoven kustgebied. Dit zandpakket werd in de late middeleeuwen afgezet en bedekte de strandwallen met Oud Duin - waarop vanaf de prehistorie bijna continue werd gewoond - met een dikke laag zand. Door de afdekking met zand kunnen eventuele archeologische vindplaatsen goed bewaard zijn. De archeologische potentie van het met Jong Duinzand overstoven gebied is daarom hoog.

Door de dikke laag Jong Duinzand liggen de vindplaatsen die dateren van voor de overstuivingen over het algemeen erg diep onder het maaiveld. Doorgaans worden vindplaatsen in het Haagse duingebied aangetroffen op een hoogte van 0 tot 3,5 m + NAP. De maaiveldhoogte in het plangebied ligt in Duindorp tussen 6 en 8 m + NAP en in de Bosjes van Poot tussen 4 en 29 m + NAP.

Ook na de overstuivingen met het Jonge Duinzand is het duingebied bewoond geweest. Het gaat dan om boerderijen met akkers, maar soms ook grotere buitenhuizen met landgoederen. Op historische kaarten zijn in het plangebied geen boerderijen aangegeven. Het zuidoostelijke deel van de Bosjes van Poot behoorde tot de landerijen van landgoed Houtrust.

2.3.2.2 Archeologische potenties en waarden

In het bestemmingsplangebied is nog nauwelijks archeologisch onderzoek gedaan en zijn geen vindplaatsen bekend. Alleen ter hoogte van het Pluvierhof en Meeuwenhof zijn inventariserende onderzoeken in de vorm van een booronderzoek uitgevoerd in het kader van geplande nieuwbouw met parkeergarages. Hierbij zijn geen aanwijzingen gevonden dat op deze plaatsen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.

Dat de kans op archeologische vindplaatsen desondanks groot is blijkt uit een onderzoek dat net buiten het plangebied uitgevoerd is op het vroegere terrein van het Juliana Kinderziekenhuis: hier zijn, op 5 meter diepte, sporen van akkersystemen teruggevonden uit de Late IJzertijd (250-0 v.Chr.). Ook is bij de archeologische begeleiding van de vervanging van riolering in de nabijgelegen Vogelwijk vastgesteld dat er hier onder het Jong Duinzand een bewoningslaag uit de IJzertijd aanwezig is. Uit de late middeleeuwen zijn (ontginnings)greppels teruggevonden bij een opgraving aan de Houtrustweg, net ten zuidoosten van het plangebied.

Op grond van bovenstaande kan worden gesteld dat het plangbied Duindorp-Bosjes van Poot een hoge archeologische verwachting heeft. Deze hoge verwachting is in het bestemmingsplan opgenomen als een dubbelbestemming Waarde – Archeologie. Uitzondering is het gebied dat wordt begrensd door de Houtrustweg, Meeuwenstraat, Zeezwaluwstraat en Pluvierstraat. Dit gebied is reeds archeologisch onderzocht, waarbij is aangetoond dat er hier geen archeologische resten of sporen aanwezig zijn.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Duindorp grenst aan drie zijden aan de duinen; de geïsoleerde ligging heeft het voordeel dat er geen doorgaand verkeer door de wijk rijdt. Het stratenpatroon in de wijk heeft in hoofdzaak een orthogonale structuur evenwijdig aan de kust. De voormalige hoven van het complex Afvoerkanaal-west en de twee latere bouwblokken ten noorden daarvan, hebben echter een afwijkende oriëntatie evenwijdig aan de Houtrustweg. Diagonaal op de orthogonale structuur loopt de Tesselsestraat, die samen met de Pluvierstraat, de evenwijdig aan de kust aangelegde centrale as, de hoofdontsluiting van de wijk vormt.

De Houtrustweg, de Westduinweg en de Nieboerweg met de Duivelandsestraat vormen de wijkontsluitende wegen. De Tesselsestraat en de Pluvierstraat zijn de buurtontsluitende straten. De overige straten zijn voornamelijk woonstraten zijn smal en in het algemeen vrij kort. Veel straten kennen een hoge parkeerdruk. De straten liggen in een orthogonaal grid. In Duindorp is het Tesselseplein het centrale plein in de wijk waar de Tesselsestraat en Pluvierstraat elkaar snijden. Voor het overige is er nauwelijks sprake van enige openbare ruimte in de vorm van een pleinruimte.

Centraal in de wijk, aan het Tesselseplein, zijn de meeste winkels en de aanverwante dienstverlening geconcentreerd, verspreid door de wijk treft men sporadische nog een aantal solitaire winkels en horecavestigingen. De maatschappelijke voorzieningen bevinden zich grotendeels aan de noordzijde van de Tesselsestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0006.jpg"

In het plandeel van de Bosjes van Poot is vrijwel geen stedenbouwkundige structuur aanwezig; het is een groot natuurgebied met voetpaden. In het gebied liggen aan de Laan van Poot enkele gebouwen in het groen. aan de Nieboerweg liggen nog enkele woningen en langs de Houtrustweg is een afvalwaterzuiveringsinstallatie aanwezig.

Duindorp heeft tussen 2003 en 2010 een grootschalige herstructurering ondergaan waarbij een groot deel van de portiek etagewoningen langs de noordwestoostzijde zijn de voormalige Meeuwenhof en Pluvierhof eveneens vervangen door appartementen aan de Houtrustweg en eengezinswoningen aan de rand (Markensestraat e.o.) van de wijk zijn gesloopt en vervangen door appartementen en maisonnettes en de Houtrustweg; achter de Houtrustweg zijn aan de Meeuwenstraat en Pluvierstraat en Zeezwaluwstraat eengezinswoningen gerealiseerd.

Akte van Schenking (verversingskanaal) / servituut

Voor de gronden van het verversingskanaal geldt een privaatrechtelijk 19e eeuws servituut. Een servituut of erfdienstbaarheid is een zakelijk recht, en wel een last, waarmede een onroerende zaak - het dienende erf - ten behoeve van een andere onroerende zaak - het heersende erf - is bezwaard.

Bij akte van 15 december 1885, gerectificeerd bij akte van 17 juni 1889, zijn door Hare Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Maria Sophia Louise, Groothertogin van Saxen, geboren Prinses der Nederlanden (hierna te noemen Prinses Sophie) aan de gemeente 's-Gravenhage d.d. 15 december 1885, verleden voor W.J. Eikendal destijds notaris te 's-Gravenhage percelen grond geschonken waarop nadien het verversingskanaal is aangelegd. Het bestemmingsplan maakt in deze strook geen ontwikkelingen mogelijk, zodat het talud gevrijwaard blijft van bebouwing.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur
2.4.2.1 Gemotoriseerd verkeer

De hoofdverkeersstructuur wordt gevormd door de Houtrustweg, de Nieboerweg en de Duivelandsestraat.

De Houtrustweg is als Stedelijke Hoofdweg (50 km/uur) de belangrijkste ontsluiting van dit deel van het Scheveningse kustgebied en vormt de verbinding tussen de Noordwestelijke Hoofdroute en Scheveningen Haven en Duindorp. Ter hoogte van de Duindorpdam (ook wel Duindorpbrug genaamd) wijzigt de verkeersfunctie van de Houtrustweg van een Stedelijke Hoofdweg – het wegvak tussen de Houtrustbrug (Segbroeklaan) en de Duindorpdam – naar een woonstraat (30 km/uur), het wegvak tussen de Duindorpdam en het Zuidelijk Havenhoofd.
Het rustige deel van de Houtrustweg vormt de noordoostelijke grens van Duindorp. Binnen enkele jaren zal dit deel van de Houtrustweg worden gereconstrueerd in het kader van de ontwikkelingen die op het Norfolkterrein zullen gaan plaatsvinden. De Houtrustweg zal dan van een woonstraat worden opgewaardeerd tot een wijkontsluitingsweg. Als gevolg van deze ontwikkelingen zal ook de Duindorpdam een reconstructie ondergaan.

Ter hoogte van de Duindorpdam komen de Houtrustweg en de Nieboerweg samen. De Nieboerweg doorsnijdt het plangebied en verdeelt het plangebied in twee delen, enerzijds het duingebied van de Bosjes van Poot en anderzijds de woonwijk Duindorp. Ter hoogte van de Duivelandsestraat buigt de Nieboerweg in zuidoostelijke richting af richting de Vogelwijk en de Goudenregenstraat (buiten het plangebied). De Nieboerweg heeft de verkeersfunctie van wijkontsluitingsweg (50 km/uur).

De Duivelandsestraat (50 km/uur) vormt de zuidwestelijke begrenzing van de wijk Duindorp en van de Bosjes van Poot. Samen met de Tesselsestraat en de Pluvierstraat (beiden 30 km/uur) vormt de Duivelandsestraat de belangrijkste ontsluiting van Duindorp voor het autoverkeer.

De Bosjes van Poot worden omsloten door de Houtrustweg, Nieboerweg en de Laan van Poot die aan de zuidoostelijke zijde van dit duingebied is gelegen.

2.4.2.2 Openbaar vervoer

Langs de rand van het plangebied, te weten op De Nieboerweg en de Duivelandsestraat, ligt het tracé van tramlijn 12. Het eindpunt van deze tramlijn ligt bij Duindorp aan het einde van de Duivelandsestraat op het Markenseplein. Via tramlijn 12 hebben de bewoners van Duindorp een directe verbinding met Station Hollands Spoor. De binnenstad van Den Haag, station Den Haag Centraal en vrijwel alle andere wijken van Den Haag zijn met één overstap op één van de kruisende tramlijnen (Randstadrail 2, 3 en 4 of trams 1, 6, 9, 11, 15 en 16) te bereiken. Via een overstap op tramlijn 1 is er zelfs een verbinding met Delft. Op het Markenseplein bevindt zich ook het eindpunt van buslijn 22. Het tracé van deze buslijn gaat vanuit Duindorp via Scheveningen Haven, Scheveningen Dorp en Scheveningen Bad door de binnenstad in de richting van station Den Haag Centraal en daarvandaan via Benoordenhout naar Duinzigt/Oude Waalsdorperweg.

2.4.2.3 Langzaam verkeer

Duindorp vormt de schakel tussen het havengebied en het Westduinpark. Zowel voetgangers als fietsers maken gebruik van de routes langs Duindorp om in de haven of in de duinen te komen. In de zomerperiode zijn er ook veel strandgangers die langs of door Duindorp komen.

In het plangebied zijn voor fietsers verschillende routes en voorzieningen aangebracht. Zo ligt er langs de Houtrustweg een tweerichtingenfietspad, zijn er langs de Nieboerweg vrijliggende fietsvoorzieningen aangebracht en is de Wieringsestraat een fietspad langs de duinen.

De Landelijke Fietsroute LF1 (Noordzeeroute) loopt door Duindorp, te weten vanaf de Dr. Lelykade via de Pluvierstraat naar de Baden Powellweg in het Westduinpark

2.4.2.4 Parkeren

In Duindorp was sprake van een hoge parkeerdruk op straat. Daarom is er per 1 februari 2015 betaald parkeren in Duindorp ingevoerd. De afgelopen 10 jaar is een groot deel van de wijk vernieuwd. Delen van de wijk zijn gesloopt en er zijn nieuwbouwwoningen verrezen. In de nieuwbouw is tijdens deze vernieuwing een aantal parkeervoorzieningen ten behoeve van de bewoners gerealiseerd. Deze parkeervoorzieningen bevinden zich onder andere in de zone tussen de Markensestraat en de Wieringsestraat, in de nieuwbouw langs de Houtrustweg en in de nieuwbouw tussen de Tholensestraat en de Nieboerweg. In de Flakkeesestraat zijn zogenoemde patiowoningen gerealiseerd met een eigen inpandige parkeerplek. Diverse 'bestaande' woningen (oudbouw) beschikken ook over een eigen parkeerplek bij de woning in de vorm van een garagebox of een ruimte op het achterterrein.

2.4.3 Natuur en Landschap

De Bosjes van Poot zijn sinds 1990 een beschermd natuurgebied en sinds 2007 aangewezen als Natura2000-gebied en maken nu onderdeel uit van het Europese netwerk van natuurgebieden. Er komen verschillende waardevolle habitats voor.

Het hoge deel van de Bosjes van Poot bestaat uit Jonge Duinen, begroeid met kalkrijk duingrasland en duinstruweel.

De kavels met duineikenbos met de oude hakhoutstoven, spaartelgen, afleggers en overstoven eiken, die de vroegere buitenplaats omringden, liggen op de iets hoger gelegen (en dus iets drogere) hellingen. DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat de eiken van de Bosjes van Poot van het Spaanse type zijn. Dat zijn eiken, die sinds de laatste ijstijd spontaan van uit het zuiden naar onze streken zijn gemigreerd: dit zijn dus echt autochtone eiken. Uit hetzelfde onderzoek kwam naar voren dat er twee soorten eikenstoven zijn: eikenstoven, die zijn gevormd door overstuiving met zand vanuit zeezijde en hakhoutstoven, die zijn ontstaan doordat de stam al vroeg werd afgezet. Hierna zijn de aangrenzende telgen of takken om de 6 tot maximaal 20 jaar afgehakt tot op de stoof of stobbe. De bewoners van de boerenhoeve en buitenplaats Houtrust hebben de eikenstoven natuurlijk door de eeuwen heen benut. Op deze wijze kan een zeer hoge ouderdom van de bomen verkregen worden, sommige onderzochte exemplaren zijn ouder dan de 18e eeuw.

De houtwal - waarop een rij van grote eikenhakhoutstoven - langs de Laan van Poot, die van de voormalige boerenhoeve richting Afvoerkanaal loopt, was vermoedelijk bedoeld als veekering en/of als waterkering. Deze zou, gezien de omvang van de stoven, uit de 17e eeuw kunnen dateren.

Sinds de gemeente Den Haag eigenaar is geworden van de Bosjes van Poot (1907) is geen hakhoutcultuur meer toegepast. De eikenstoven zijn uitgegroeid tot vaak opvallend dicht bijeen staande, grillig gevormde stammen. Er valt minder licht op de bodem. Ervaring elders heeft geleerd dat het waarschijnlijk niet meer mogelijk is om alsnog weer hakhoutbeheer toe te passen bij deze oude uitgegroeide bomen. Mogelijk is dunnen een optie maar dat vereist veel kennis van de beheerder en uitvoerder.

Er is hier sprake van een bos van grote natuur-, cultuurhistorische en aardkundige waarden. De doelstelling is om de kwaliteit te verbeteren; het areaal dient behouden te blijven. De autochtone zomereiken in de Bosjes van Poot zijn bovendien een uitstekende genenbron voor het opkweken van autochtone zomereiken. Om ze op een later moment weer te planten en als hakhout te beheren.

De kavels met zomereik als dominante boomsoort maar waar ook linde, iep en veldesdoorn staan, liggen vooral in het lagere en iets vochtiger deel van de Bosjes van Poot. De ondergroei bestaat uit stinsenplanten. Dit is het kenmerk van een landgoedparkbos, of stinsenplantenbos (ook wel binnenduinrandbos). Zoals het kavel - naast de IVIO-school - dat al vele jaren omheind is en een uitbundige voorjaarsbloei kent, met onder andere bosanemoon. De stinsenplanten zijn waarschijnlijk in de 17e eeuw bij de nu verdwenen boerderij Houtrust aangeplant. Ze werden vroeger gebruikt als kamerversiering en voor medische doeleinden.

De verbeterdoelstelling richt zich expliciet op de stinsenflora. Maar de waarde van de historische aanleg mag natuurlijk niet vergeten worden. Van andere laaggelegen kavels is de onderbegroeiing beduidend minder uitbundig. De bomen en struiken van de Bosjes van Poot zijn nog niet allemaal geïnventariseerd. Mogelijk staan er bijzondere soorten. Recent zijn er al een paar ontdekt zoals een aantal exemplaren van de gekweekte iep (Ulmus hollandica 'Major') naast de IVIO-school. Men dacht dat deze soort in Nederland was uitgestorven. Een groot exemplaar met stamomtrek van 370 cm, dat in 2007 gerooid moest worden vanwege iepziekte, bleek bijna 200 jaar oud (de jaarringen zijn geteld). Ook de zeldzame hybride van mispel en tweestijlige meidoorn (x Crataemespilus grandiflora) is in de Bosjes van Poot te vinden met een mooie grote bloem.

Ook voor een groot aantal vogelsoorten is het gebied van belang als broedgebied, rust- en foerageergebied. Tevens worden vleermuissoorten waargenomen.

Naast het Natura 2000-gebied ligt de Dr. Abraham Schierbeek Tuin, het vogelrustgebied aan de Laan van Poot. Vogelrustgebieden zijn delen van groengebieden waarvan de inrichting en het beheer is afgestemd op een voor vogels veilige rust-, nest- en broedgelegenheid. De eerste voorzitter van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's-Gravenhage en omstreken (AVN), de biologieleraar Dr. Abraham Schierbeek, wist te bereiken dat het toenmalige gemeentebestuur in 1926 een besluit nam tot oprichting van de eerste vogeltuin in de Bosjes van Poot. Het was de eerste Haagse maar ook de eerste Nederlandse vogeltuin. De vogeltuin is circa 1 ha groot. In de tuin is een ruïne nagebouwd geschikt voor een bosuil om er te broeden. Verspreid over de stad liggen een tiental vogelrustgebieden. Ze zijn niet toegankelijk voor het publiek.

(informatie uit deze paragraaf met name afkomstig uit: Vogelwijk Den Haag, Natuur in en rond een tuinstad. Een ontdekking. 2 september 2012. Clara Visser en Lydia Conens. Uitgave van de Bomencommissie Vogelwijk. ISBN: 978-90-75437-00-3. NUR 411)."

2.4.4 Water

Tussen Houtrustweg en Kranenburgweg loopt het Afvoerkanaal dat in de volksmond Verversingskanaal wordt genoemd. Dit kanaal is gegraven in de periode 1868 - 1880 en diende om het vervuilde grachtenwater van de binnenstad af te voeren naar zee. Het verversingskanaal dient ook vandaag de dag nog om het overtollige water uit de stad af te voeren naar gemaal Schouten, dat het water uitmaalt naar zee.

2.4.5 Bodem

Duindorp ligt in een hoog gelegen duinvallei. De grondslag in het gebied is over het algemeen zanderig. Dit betekent dat de bodem goed waterdoorlatend is.

2.4.6 Kabels en leidingen

In het gebied lopen door de Houtrustweg de effluentleidingen van de Afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) Houtrust.

2.5 Functionele structuur

2.5.1 Bedrijven

Het grootste bedrijf binnen het plangebied is de Afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) Houtrust (1967) aan de Houtrustweg 120. Deze afvalwaterzuiveringsinstallatie is, na het gereedkomen van de nieuwe AWZI Harnaschpolder, in 2007 en 2008 ingrijpend gerenoveerd. Met de huidige zuiveringscapaciteit van 430.000 vervuilingseenheden (v.e.’s) zuivert de installatie probleemloos het afvalwater van inwoners en bedrijven van Den Haag en omstreken. Op een terrein met een oppervlakte van 5 hectaren kan AWZI Houtrust gemiddeld per dag bijna 79.000 kubieke meter afvalwater zuiveren, oftewel de inhoud van meer dan 2.600 tankwagens.

2.5.2 Cultuur en Ontspanning

In het gebied 'Duindorp - Bosjes van Poot' bevindt zich op het adres Laan van Poot 97 de voormalige BB-loods, welke in gebruik is als repetitie- en opslagruimte voor theatergroep "de Appel". Bij gelegenheid worden in de loods ook voorstellingen voor publiek gegeven. Ook in Het Trefpunt en Ons Centrum in Duindorp wordt gelegenheid geboden voor culturele en ontspanningsmogelijkheden.

2.5.3 Detailhandel

Rond het Tesselseplein zijn de meeste winkels geconcentreerd waaronder een supermarkt. Verspreidt binnen het gebied wordt incidenteel detailhandel aangetroffen.

2.5.4 Dienstverlening

Rond het Tesselseplein bevinden zich een aantal dienstverlenende bedrijven.

2.5.5 Horeca

In het plangebied bevinden zich een aantal horecavestigingen, waaronder discotheek Westwood. De cafés en eetgelegenheden liggen voornamelijk verspreid in de wijk Duindorp.

2.5.6 Kantoren

In het plangebied bevinden zich geen kantoorgebouwen.

2.5.7 Maatschappelijk
2.5.7.1 Onderwijs en opvang

De meeste overige voorzieningen zijn aan of nabij de Tesselsestraat gesitueerd. In het bouwblok Tesselsestraat, Pluvierstraat, Terschellingsestraat bevindt zich aan de Tesselsestraat, de gecombineerde openbare basisschool De Tweemaster en de Christelijke basisschool De Meerpaal.

Er zijn twee peuterspeelzalen van Welzijn Scheveningen in Duindorp: de Mini Meerpaal gevestigd in basisschool de Meerpaal en Peuterspeelzaal Duinroosje gevestigd in basisschool De Tweemaster aan de Tesselsestraat 114. In Duindorp is ook een aantal kinderdagverblijven gelegen.

Aan de Laan van poot is het IVIO, een kleinschalige SBO school voor kinderen van 4 tot en met 13 jaar gevestigd.

2.5.7.2 Welzijn

Aan de Nieboerweg 125 is Herstart gevestigd, een instelling van het Leger des Heils die tijdelijke huisvesting en begeleiding aan volwassen dak- en thuislozen biedt.

2.5.7.3 Overig

In het bouwblok Tesselsestraat, Pluvierstraat, Terschellingsestraat bevinden zich het wijk- en dienstencentrum "Het Trefpunt" en ontmoetingsruimte Ons Centrum. De genoemde gebouwen zijn bereikbaar vanaf de Tesselsestraat en staanmin of meer rond de kinderboerderij.
Op de hoek van de Nieboerweg, Tesselsestraat, en de Vlielandsestraat staat de Prinses Julianakerk.

Verder is aan de Laan van Poot een Scoutinggroep gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0007.jpg"

concentratie van voorzieningen aan de Tesselweide

2.5.8 Sport en recreatie

De Haagse Sporttuin Duindorp aan de Tesselsestraat is een multifunctioneel buitensportcomplex dat kinderen, maar ook jongeren en ouderen uit de wijk Duindorp en omgeving de kans biedt om laagdrempelig deel te nemen aan georganiseerde sportactiviteiten. Het kleinschalige sportcomplex omvat drie multifunctionele sportvelden waarop vrijwel iedere sport gespeeld kan worden.

Net buiten het gebied ligt sportpark Houtrust. Aan de Laan van Poot liggen diverse parkeerplekken die van belang zijn voor de bezoekers van het sportpark.

Buiten de SVV Scheveningen maken ook de bezoekers van Fitness, Squash, TV Never Out en Kalinko gebruik van parkeerplaatsen achter de Westwood en Laan van Poot. De parkeerdruk is toegenomen door het invoeren van betaald parkeren op andere plekken in de stad, alle busjes en campers staan nu op de Houtrustweg.

Op de volgende locaties zijn in dit gebied speelplekken te vinden:

  • Rand van het gebied bij de Duivelandsestraat/Baden Powellweg
  • Vrouwezandplein
  • Tholensestraat/Vlielandsestraat
  • Tesselsestraat (Tesselweide)
  • Zeezwaluwhof
  • Wieringsestraat
  • Bosjes van Poot aan de Laan van Poot t.h.v. nummer 93


Scoutinggroep Be Pals Prinses Juliana is gevestigd aan de Laan van Poot 93.

2.5.9 Wonen

Het plangebied betreft de wijk Duindorp in het Haagse stadsdeel Scheveningen en een deel, namelijk de Bosjes van Poot, van de wijk Vogelwijk in het stadsdeel Segbroek. Een klein aantal woningen langs de Nieboerweg ter hoogte van de Laan van Poot behoort tot de Vogelwijk.

De wijk Duindorp heeft een woningvoorraad van zo'n 2.800 woningen. Ruim de helft (53%) van deze woningen dateert uit de periode 1916-1930. Maar er zijn ook ruim 830 woningen (30%) die na 2001 gebouwd zijn. Ongeveer 70% van de woningvoorraad in Duindorp bestaat uit appartementen, het overige deel betreft eengezinswoningen. Het aandeel huurwoningen in het bezit van woningcorporaties is relatief hoog, namelijk 52%. Ook koopwoningen zijn met 42% goed vertegenwoordigd. Er is maar een klein deel van de woningvoorraad in bezit van particuliere verhuurders.

Ongeveer 42% van de huishoudens in Duindorp is een eenpersoonshuishouden. Ongeveer 23% betreft mensen die zonder kinderen samenwonen. De overige huishoudens in Duindorp zijn (eenouder)gezinnen met kinderen. Ruim 64% van de Duindorpers is tussen de 20 en 64 jaar. Daarmee lijkt de bevolkingsopbouw van Duindorp sterk op de Haagse gemiddelde bevolkingsopbouw.
Ook de huishoudensdichtheid ligt met 33 huishoudens per hectare dichtbij het Haagse gemiddelde van 32.
Het gemiddeld besteedbaar huishoudensinkomen ligt met 28.000 euro net onder het Haagse gemiddelde. De gemiddelde woningwaarde ligt zo'n 15% onder het Haagse gemiddelde

In het plangebied zijn geen woonwagens aanwezig en zijn geen woonwagens toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.

De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.4.

3.2 Cultureel erfgoed

3.2.1 Cultuurhistorische waarde
3.2.1.1 Modernisering monumentenzorg (MoMo)

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Doel hiervan is een betere borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en drukken ze hun stempel op toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar ze beïnvloeden wel de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

3.2.1.2 Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen. Het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot maakt aan de rand over het verversingskanaal deel uit van het Rijksbeschermde stadsgezicht Statenkwartier. Voor deze gronden geldt daarnaast een privaatrechtelijk 19e eeuws servituut, welke bepaalt dat de oevers van het kanaal niet mogen worden bebouwd zonder toestemming van de nazaten van groothertogin Sophie, dochter van koning Willem II, zie de daarop betrekking hebbende paragraaf in hoofdstuk 2.4.1.

De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing. Het bestemmingsplan voorziet in de gewenste bescherming.

3.2.1.3 Provinciaal beleid

Voor de provincie is het cultureel erfgoed van grote betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving. Instandhouding hiervan draagt bij aan versterking van deze kwaliteit. De inpassing en het gebruiken van cultureel erfgoed als uitgangspunt bij planvorming en ontwerp voor ruimtelijke plannen staat daarbij voorop. Het provinciale beleid is vooral gericht op het beschermen van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze is door de provincie Zuid-Holland in 2005 vastgesteld. In de CHS zijn de kenmerken en waarden van landschap, nederzettingen en archeologie aangegeven. Het plangebied is in de CHS aangemerkt als landschap met een zeer hoge waarde.

In de Nota is verder bepaald dat voor beschermde stads- en dorpsgezichten in het bestemmingsplan de bescherming en zo nodig versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden worden geregeld. Ook monumentale en karakteristieke objecten, waar onder MIP-objecten gelegen in deze gebieden, dienen te worden beschermd.

Als een uitwerking van de CHS heeft de provincie in april 2010 de Regioprofielen Cultuurhistorie vastgesteld. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. De zestien 'Topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland' zijn gebieden waar cultuurhistorische waarden in bijzondere mate én in onderlinge samenhangvoorkomen. Het cultureel erfgoed is hier nog in grote mate bepalend voor het karakter en de ruimtelijke kwaliteit. In de topgebieden is de continuïteit van het karakter van het gebied het uitgangspunt.

Voor bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot zijn de volgende kenmerkende structuren en elementen van belang:

  • Het duingebied van de Bosjes van Poot
  • De resten van de Atlantikwall, een 2685 kilometer lange verdedigingslinie die de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog aanlegden om een geallieerde invasie te voorkomen. In de Bosjes van Poot bevindt zich een een bunker met een open geschutsopstelling, een onderdeel van de Atlantikwall.

Het plangebied behoort niet tot een van de zestien topgebieden.

3.2.1.4 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De binnen het plangebied gelegen woningen langs de Nieboerweg die onderdeel uitmaken van de Vogelwijk, vallen binnen de begrenzing van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk.

3.2.1.5 Monumentale gebouwen

In hoofdstuk 2.3.1.4 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

In het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot bevindt zich één gemeentelijk monument, de bunker in de Bosjes van Poot zie ook 2.3.1.4.

3.2.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet 1988, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot 

Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

In het bestemmingsplangebied Duindorp - Bosjes van Poot komen de eenheden 2 en 3 voor.

Voor de zones met een archeologische verwachting gelden onderzoekseisen en een vrijstellingsregime, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd worden verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische of verwachting gevraagd om de archeologische waarde van het terrein, dat door de bodemingreep verstoord wordt, in voldoende mate vast te stellen. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kan de gemeente aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden verbinden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg. De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op

http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Beleidsnota-Archeologie-20112020.htm

3.3 Ruimtelijk beleid

3.3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

De duingebieden van Westduinpark en Bosjes van Poot behoren tot het zogenaamde Natura 2000 gebied. De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen, onder meer door het realiseren van een netwerk van natuurgebieden van Europees belang: het Natura 2000 netwerk.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de gewijzigde Visie ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op 1 augustus 2014 in werking is getreden. Zij geldt ook als een structuurvisie.

De provincie stelt vast, dat de behoefte van Zuid-Hollandse inwoners en bedrijven is veranderd als het gaat om woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Deels liggen hieraan economische oorzaken ten grondslag, die bijvoorbeeld leiden tot minder vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. Deels gaat het om structurele factoren, zoals demografische ontwikkelingen en de voortschrijdende digitalisering. Om al deze redenen was een herijking en herziening van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid gewenst. Dit heeft geleid tot de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) met daarbij de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. De documenten vervangen de huidige Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. De visie is ook een verkeer- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • 1. Ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • 2. Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • 3. Allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • 4. Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiewijze om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiewijze uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.

In de Verordening ruimte 2014 worden gelet op het provinciaal belang regels gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels vanuit Rijksbelang opgenomen waar provinciale verordeningen aan moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit het Barro, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur.

Het volledige juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de Verordening ruimte 2014, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in de Programma's ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.3.3 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag /dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.3.4 Gemeentelijk beleid
3.3.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot valt slechts voor een klein deel in de kansenzone Internationale kust. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. Het Westduinpark, waar de Boosjes van Poot een onderdeel van vormen, wordt in de Structuurvisie gekoesterd, zodat er ook volop ruimte blijft voor rust en natuur. Tegen de achtergrond van de huidige economische situatie zijn voor dit plangebied geen nadere prioriteiten gesteld.

3.3.4.2 Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2015

Het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) (Cb september 2014; RIS 276320) geeft inzicht in de ruimtelijke agenda van Den Haag en de bijbehorende fysieke investeringsprojecten. Het programma is gebaseerd op het coalitieakkoord “Vertrouwen op Haagse Kracht” (RIS 273442).
Het IpSO 2015 biedt een samenhangend overzicht van de lopende projectenportefeuille en kijkt vooruit naar nieuwe investeringen.
De Haagse bevolking groeit, maar de economische ontwikkeling en de banengroei blijft daarbij achter. Den Haag staat voor de uitdaging om de bevolkingsgroei op te vangen, economische ontwikkeling en banengroei te stimuleren en tegelijkertijd de kernkwaliteiten van Den Haag te behouden en te versterken.

De gemeente zet in op nieuwe duurzame groei. Voorheen lag het accent van de investeringen op gebouwen. Nu gaat het ook om investeringen in de buitenruimte en de bereikbaarheid van de stad. Enkele gebieden bieden specifieke kansen voor werkgelegenheid en ondernemerschap. De zogeheten kerngebieden. Het gaat om de Binckhorst, het Centraal Station, Hollands Spoor, Laan van NOI, de Haagse kust, de Internationale Zone, Spuikwartier en de Leyweg. In andere gebieden vervult de gemeente een faciliterende rol en nodigt zij anderen uit om in Den Haag te investeren.

De buitenruimte in de stad speelt een steeds belangrijkere rol in het leven van mensen. Het levert ontmoetingen op met stadsgenoten. Biedt ontspanning en ruimte voor spel. Ook is de buitenruimte een belangrijke economische factor. Het biedt toeristen een prettige beleving. Het maakt Den Haag mede tot een aantrekkelijke vestigingsstad. Den Haag zet in op een intensivering van de kwaliteit en het gebruik van de buitenruimte, zoals het opknappen van pleinen en het investeren in grote groengebieden.

Het IpSO 2015 heeft geen directe relatie tot het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot.

3.3.4.3 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' (Rv 51 - 2009; RIS 159469) is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt voor Duindorp - Bosjes van Poot in dat invulling wordt gegeven aan:

  • optoppen (dakopbouwen en minimaal vijf bouwlagen);
  • verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;
  • functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);
  • dubbel grondgebruik.

Verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een extra bouwlaag dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingsopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In dit bestemmingsplan is een regeling voor dakopbouwen opgenomen. In de hoofdstuk 5.2.3.3 wordt de totstandkoming van en de regeling zelf nader toegelicht. Er wordt aangegeven waar wel en waar geen dakopbouwen zijn toegestaan.

In de Verdichtingsagenda wordt gemeld dat verdichting met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, de identiteit en het karakter van Den Haag moet gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden. In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen. De verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij vindt het Haagse college een goede ontwikkeling. Nieuwbouw in een waardevolle omgeving vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

3.4 Groen

3.4.1 Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (Rv 162 - 2005; RIS 129360) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.


Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

In de nota zijn een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur" opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0008.jpg"

Voor wat betreft het groen in het plangebied, zie hoofdstuk 2.4.3

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag is beschreven in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450). Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De Stedelijke Ecologische hoofdstructuur is opgenomen op kaart (RIS 151912). De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0009.jpg"

Het Westduinpark maakt samen met de Bosjes van Poot deel uit van de kern van de stedelijke ecologische hoofdstructuur. Dit gebied is tevens Natura 2000-gebied. Het verversingskanaal met de er langs gelegen groenvoorzieningen is een schakel behorend bij de ecologische verbindingszone "De Haagse Beek'. Deze verbindingszone verbindt de kerngebieden Westduinen, Westduinpark, Bosjes van Poot (inclusief de strook tussen Nieboerweg en Tholensestraat), Landgoed Ockenburgh, Recreatiegebied Ockenburgh, Landgoed Meer en Bos, Bosjes van Pex, Wapendal, Zorgvliet en Scheveningse Bosjes. Dit zijn voornamelijk gebieden met een duinkarakter en bossen van binnenduinranden.

3.4.3 Bomen

Kapvergunning

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig. Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd.

Daarnaast is in de APV een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag (www.denhaag.nl/bomen) de meest actuele lijst en kaart terug te vinden. Binnen het plangebied staan echter geen monumentale bomen.

Behoudenswaardige bomen

Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel Behoudenswaardige Bomen aangenomen (RIS 166340 13 sept. 2011). De uitwerking van het voorstel heet: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.

De aanwezigheid van volwassen bomen maakt een leefomgeving aantrekkelijker, aldus het initiatiefvoorstel inzake behoudenswaardige bomen in Den Haag. Zo dempen bomen extreme temperaturen, halen ze schadelijke stoffen uit de lucht, maken ze bij hoogbouw valwinden onschadelijk enz.

Op 1 oktober 2013 is de lijst met Behoudenswaardige Bomen uitgebreid door het Vaststellen totaallijst vijfde tranche Monumentale Bomen in Den Haag 2013 - RIS 265314.

3.4.4 Groen en tuinen

Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (Rv 84.2011/2; RIS 181878).

In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije regeling te geven voor het bouwen van aan- en bijgebouwen op het achtererf. Gelet op deze ruime vergunningsvrije regeling is in het bestemmingsplan geen aan- en bijgebouwenregeling opgenomen.

3.5 Water

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Door het Hoogheemraadschap wordt zorg gedragen voor schoon oppervlakte water, veilige dijken en het waterpeil in sloten en vaarten. Voorts is het Hoogheemraadschap van Delfland verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de verbeelding en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.

3.5.1 Beleidskader

Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

De Watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem. De Watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 (Provinciale Staten 2009). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.


Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.
De Beleidsnota "Beperken en voorkomen wateroverlast" is d.d. juni 2014 vastgesteld door Delfland.

In deze nota wordt het standstill-beginsel als uitgangspunt bekrachtigd. Toename van verharding dient gecompenseerd te worden, zodat verslechtering van de waterhuishouding door nieuwe ontwikkelingen wordt voorkomen. Kansen voor verbetering van de waterhuishouding worden, waar mogelijk, benut.


Handreiking watertoets voor gemeenten

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. De actuele versie is te vinden op www.hhdelfland.nl/watertoets.

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.

In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.

De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018 (zie ook paragraaf 3.4.2 )

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (zie paragraaf 3.4.2) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (RIS 289287). Opgave voor dit vijfde plan (2016-2020) is de behaalde winst vast te houden en gedegen voorbereid te zijn op uitdagingen in de toekomst. In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op verdere verbetering van de service, op de communicatie en de samenwerking met de partners in de openbare ruimte. Daarnaast krijgt duurzaamheid extra aandacht. Als gevolg van de klimaatverandering nemen de jaarlijkse hoeveelheid neerslag en het aantal hevige regenbuien toe. Die lijn zal zich in de toekomst verder voortzetten. Den Haag kan klimaatverandering niet voorkomen. We kunnen wel maatregelen nemen die de gevolgen ervan beperken. Het vasthouden van regenwater is belangrijk en dat lukt het best in gebieden waar groen en water aanwezig is. Door aandacht bij plannen voor ontwikkeling en herstructurering van de openbare ruimte kan de stad geleidelijk meer klimaatbestendig worden gemaakt zonder dat dit extra geld kost. De klimaatverandering zal er onder meer toe leiden dat het vaker en harder zal regenen. Tegelijkertijd worden ook langere periodes van droogte verwacht. Dit zal effect hebben op de grondwaterstand. Vooral gebieden met relatief weinig oppervlaktewater zijn kwetsbaar. Met behulp van metingen en scenariostudies zijn aandachtsgebieden bepaald voor grondwater. In deze gebieden komt de gemiddelde ontwateringsdiepte in 2050 in een natte periode op een niveau waarbij hinder en overlast zou kunnen optreden. In deze aandachtsgebieden wordt intensiever gemeten en vindt bij meldingen van overlast onderzoek plaats. Bij nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met het hoogheemraadschap Delfland de (verplichte) watertoets uitgevoerd waarbij nu ook het grondwatersysteem wordt beschouwd. Met de uitkomsten dient dan rekening te worden gehouden bij het bepalen van de bestemming van de gronden, bijvoorbeeld met het oog op het bebouwen en daarna beheren van de openbare ruimte.

Bewoners en ondernemers zijn belangrijke partners bij het realiseren van de doelstellingen die in het Gemeentelijk Rioleringsplan worden beschreven. Eigenaren kunnen maatregelen nemen om regenwater beter vast te houden en/of vertraagd af te voeren, zoals door het aanleggen van groene daken en door het verminderen van verharding in tuinen en op binnenterreinen. Eigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het treffen van bouwkundige maatregelen om problemen met water in kelders, tuinen en kruipruimtes tegen te gaan, maar ook - in geval van verkeerd gebruik - voor het aanpakken van verstoppingen in hun aansluiting op de riolering. Het is belangrijk dat eigenaren en ondernemers goed op de hoogte zijn van de verdeling van verantwoordelijkheden, zodat zij weten wat zij zelf moeten doen en waarvoor zij bij de gemeente terecht kunnen. De komende periode spant de gemeente zich in om die groeiende bewustwording verder te faciliteren.

3.5.2 Beleid t.a.v. het plangebied

Het Hoogheemraadschap Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie.


Veiligheid en waterkeringen

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

Binnen het plangebied zijn primaire boezem- en polderwatergangen aanwezig. Deze worden in de regels en op de verbeelding als bestemming "Water" opgenomen. Er zijn géén nieuwe ontwikkelingen voorzien waardoor sprake zou zijn van een toename van verhard oppervlak.

In het gebied is wel een waterkering aanwezig. De keurzone van deze waterkering zal worden voorzien van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" en in de regels worden opgenomen. De beschermingszone zal met een gebiedsaanduiding "overige zone - waterstaat beschermingszone" worden aangegeven en eveneens in de regels worden opgenomen.

Waterkwantiteit in het plangebied

Het plangebied ligt binnen de boezem van Delfland (-0,43 m NAP).

Het bestemmingsplan is een conserverend plan, dat wil zeggen dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien die in dit plan worden meegenomen.

Uit de recent uitgevoerde Doorstroomstudie Den Haag 2012 blijkt dat in dit gebied het water niet snel genoeg kan worden afgevoerd uit het stedelijke gebied van Den Haag. De wateren waarlangs het regenwater naar gemaal Schouten bij Scheveningen stroomt, zijn te krap voor de hoeveelheid regenwater die afgevoerd moet worden. Bij hevige regen stijgt het water daarom snel. In de hooggelegen binnenstad is dat geen probleem; echter, in de laaggelegen gebieden, zoals Mariahoeve, neemt de kans toe dat het water buiten de oevers treedt. Ook treden hoge stroomsnelheden op in de grachten, waardoor de bodem erodeert en er kans bestaat op schade aan de kades.

Vanwege de klimaatverandering is het van belang deze situatie niet verder te verslechteren. Den Haag en Delfland zoeken daarom gezamenlijk naar mogelijkheden om regenwater langer vast te houden in de stad en/of meer waterberging te realiseren.

Toename van verharding heeft als gevolg dat water niet in de bodem infiltreert maar direct naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd. Omdat er daarmee nog meer water door de haagse grachten zou moeten worden afgevoerd, zou dit een verslechtering zijn van de huidige situatie. In aansluiting op het landelijk beleid dient deze verslechtering gecompenseerd te worden. De voorkeur van Delfland gaat daarbij uit naar de aanleg van oppervlaktewater, vanwege de goede beheersbaarheid. Als dit niet mogelijk is, zijn alternatieve maatregelen bespreekbaar om het regenwater langer vast te houden en/of te bergen.

Watersysteemkwaliteit in het plangebied

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.het verversingskanaal een KRW-waterlichaam is. Gemeente en Delfland zoeken daarvoor naar mogelijkheden om de waterkwaliteit zowel chemisch als biologisch te verbeteren.

Ecologie/Kaderrichtlijn Water

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. Het Verversingskanaal in het plangebied is een KRW-waterlichaam. Gemeente en Delfland zoeken daarvoor naar mogelijkheden om de waterkwaliteit zowel chemisch als biologisch te verbeteren.

Het plangebied ligt in een ecologische verbindingszone. Bij de inrichting van het gebied moet met ecologische factoren dan ook rekening worden gehouden.

Afvalwater en riolering

In het gebied bevinden zich rioolpersleidingen. Deze effluentleidingen zullen met een dubbelbestemming "Leiding - Riool" op de verbeelding met een beschermingszone aan weerszijden van 5 meter worden aangegeven en in de regels worden opgenomen.

3.5.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap Delfland bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden


De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is erop gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen, met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

In dit streefbeeld is een studietraject voor een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding naar Scheveningen Haven vastgelegd met een eindhalte nabij het Zuidelijk Havenhoofd. Een tracéstudie moet duidelijk maken via welke tracé de tram naar de eindhalte gaat rijden. De beslisvorming is nog niet afgerond, een definitief tracé is nog niet bekend, en derhalve ook niet of dit gevolgen heeft voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0010.jpg"

De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.
In de paragraaf 2.4.2.2 zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

Het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot is via de Westduinweg en de Houtrustweg aangesloten op het regionale- en stedelijke hoofdwegennet (namelijk: Lozerlaan-Sportlaan-Segbroeklaan-Pres. Kennedylaan – Johan de Wittlaan - Teldersweg-Hubertustunnel-Noordelijke Randweg). Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0011.jpg"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

Onderdeel van het net van 'sterroutes' is de aanleg van een sterfietsroute vanuit het centrum langs het Verversingskanaal en de Houtrustweg naar de kust. Het eindpunt van deze sterroute is bij de strandopgang ter hoogte van de Derde Haven bij het Zuidelijk Havenhoofd in Scheveningen Haven. Een deel van deze route loopt via de Houtrustweg ter hoogte van de bebouwing van Duindorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0012.jpg"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” (Rv 166 - 2009; RIS 168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het overzicht met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in Bijlage 3 van de regels opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de “Nota Parkeernormen Den Haag” onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.7 Wonen

Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (Rv 132 - 2009; RIS 167788) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare wijken krijgt de verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Duindorp wordt in de Woonvisie omschreven als een groenstedelijk woonmilieu. Het gebied valt binnen de woonsfeer 'wonen aan de kust'. Kenmerkend is het ontspannen woonklimaat met een relatief lage woningdichtheid, in combinatie met de dynamiek die de ligging vlakbij zee met zich meebrengt. Duindorp heeft vooral een woonfunctie. Na de omvangrijke herstructurering van deze wijk de afgelopen 15 jaar, kan het gebied nu als beheergebied benoemd worden. Het wonenbeleid is gericht op behoud van het gedifferentieerde woonklimaat dat nu ontstaan is.

In het plandeel Bosjes van Poot liggen slechts enkele woningen aan de Nieboerweg, welke feitelijk bij de Vogelwijk behoren.

Er zijn geen woningbouwontwikkelingen gepland in het plangebied.

3.8 Economie

3.8.1 Inleiding

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (Rv 126 - 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is ook veel veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.

3.8.2 Bedrijven

Het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot kent nauwelijks bedrijfsmatige activiteiten. Een belangrijke uitzondering vormt de 'Afvalwaterzuivering Houtrust'. In Nederland worden rioolwaterzuiveringsinstallaties (kortweg rwzi's) beheerd door waterschappen of hoogheemraadschappen. De rwzi's Harnaschpolder en Houtrust vormen hier een uitzondering op: deze zuiveringen vallen onder Delfluent.

Er zijn in Duindorp - Bosjes van Poot geen kantoren. Toevoeging van kantoren is niet mogelijk gemaakt.

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.

De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.

In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.

Een aparte Staat van bedrijven bij functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).

Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.


Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Zie hiervoor ook de Staat van bedrijven bij functiemenging opgenomen in bijlage 2 van de regels.

In Duindorp - Bosjes van Poot lenen de verspreid voorkomende winkelpanden zich goed voor functiemenging.

3.8.3 Detailhandel

Provinciaal beleid

De provincie voert voor detailhandel een selectief locatiebeleid. De provincie richt zich met name op het terugbrengen van het winkelvloeroppervlak en de planvoorraad.

Het provinciale beleid biedt buiten de centra van steden, dorpen en wijken alleen ruimte aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in de centra zelf. Dit zijn de perifere branches die in het Programma ruimte nader worden omschreven.

De provincie maakt in haar detailhandelsstructuur onderscheid tussen 'te ontwikkelen centra' (zoals het centrum van Den Haag), 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvat het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.

Ingevolge het provinciale beleid mag nieuwe detailhandel uitsluitend binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie worden gerealiseerd, binnen een nieuwe winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk of binnen een winkelconcentratie als gevolg van herallocatie. Hieraan is als eis verbonden dat deze detailhandel in overeenstemming moet zijn met de in het Programma Ruimte benoemde ontwikkelperspectief voor de winkelconcentraties. Voor ontwikkelingen groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak geldt dat deze alleen zijn toegestaan als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat.

De Verordening biedt enkele uitzonderingsmogelijkheden voor detailhandel buiten de winkelconcentraties voor onder meer kleinschalige detailhandel, productiegebonden detailhandel en detailhandel in auto's, boten en caravans, grootschalige meubelbedrijven, tuincentra en bouwmarkten. Voor enkele van deze branches gelden aanvullende regels en is bepaald dat nieuwe ontwikkelingen met een omvang van meer dan 1000 m2 bruto vloeroppervlak alleen is toegestaan als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat.

Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft op 27 november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.

Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo werden voorheen getoetst door het Stadsgewest Haaglanden. Per 1 januari 2015 is deze taak overgegaan op de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:

  • 1. Samenhang en complementariteit in de voorgestelde detailhandelsstructuur.
  • 2. Optimalisering/uitbreiding van een winkelgebied mag niet leiden tot een andere verzorgingsfunctie binnen de structuur (lokaal, regionaal, bovenregionaal).
  • 3. Ruimtelijke concentratie van winkelvoorzieningen.
  • 4. Behoud en versterking van de bestaande winkelstructuur. Primaire locaties zijn de bestaande winkelconcentratiegebieden.
  • 5. Bewaken evenwicht detailhandel tussen centrumgebieden en grootschalige concentraties.
  • 6. Het behouden van een gezond perspectief voor de kernverzorgende centra en de stadsdeel-, wijk- en buurtwinkelcentra.
  • 7. Streven naar multifunctionaliteit en de integratie van detailhandel met andere functies.
  • 8. Structuurverstorende effecten op bestaande winkelconcentratiegebieden zijn niet toelaatbaar.
  • 9. Initiatieven dienen de bestaande identiteit, positionering en profilering van winkelgebieden te versterken en de aantrekkelijkheid te vergroten.

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (SER-ladder) is als inspiratiekader gebruikt om detailhandelsinitiatieven in de regio Haaglanden te kunnen beoordelen. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen. Om de regio te kunnen laten instemmen met een initiatief, dient een initiatief aan een aantal criteria te voldoen. Deze zijn opgenomen in 'de detailhandelsladder'.

Gemeentelijk beleid

De Detailhandelsnota Den Haag (Rv 112- 2005; RIS127850) geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Hoofdwinkelstructuur

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (Rm 54 - 2014; RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2. Sinds de vorige monitor uit 2009 zijn er acht winkelgebieden afgevallen en zes nieuwe bijgekomen.

De landelijke detailhandelssector heeft sinds de vorige monitor in 2009 een moeilijke periode doorgemaakt. De economische crisis met daarbij dalende bestedingen en consumentenvertrouwen heeft het winkellandschap beïnvloed. Daarnaast verplaatsen steeds meer bestedingen zich naar het internet. Tenslotte is de demografie in beweging met o.a. een groei van het aantal kleine huishoudens, vergrijzing en verkleuring. Positief punt hierbij is dat de bevolking in Den Haag is gegroeid en dat blijft doen de komende jaren, met daarmee een vergroting van het aantal consumenten en bestedingen.

Het Actieprogramma Den Haag Winkelstad bevat een actualisatie van een deel van het detailhandelsbeleid. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse detailhandelsbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse Binnenstadsplan. Bij perifere detailhandelsinitiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Voor gebieden met een onzeker marktperspectief wordt een strategie ingezet van bestemmingsverruiming, waarbij de markt zijn werk moet doen.

In Duindorp behoort het Tesselseplein tot de hoofdwinkelstructuur. Behoud en versterking van dit winkelcentrum is uitgangspunt in dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5.4 is beschreven hoe dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan.

Ambulante handel & kiosken (Nota markten, straten en kiosken, RIS 283883)

De nota Markten, Straathandel en Kiosken (RIS283882) maakt onderscheid in ambulante handel (waaronder straathandel) en sedentaire handel (o.m. kiosken). Standplaatsen voor ambulante handel zijn in de openbare ruimte gelegen plaatsen waar vanuit een mobiele verkoopinrichting goederen worden verkocht, ambachten worden uitgevoerd of eten en drinken wordt verstrekt en worden aan het einde van de dag ontruimt. Kiosken zijn op zichzelf staande gebouwen geplaatst in de openbare ruimte en die gebruikt worden voor consumptieve en/of detailhandelsdoelen en permanent zijn.

Veel standplaatsen die ooit begonnen zijn in het kader van ambulante handel, zijn inmiddels permanente voorzieningen geworden. Ondernemers worden de keuze voorgelegd om weer ambulante handel te gaan bedrijven vanuit een mobiel verkooppunt of om hun bestaande verkooppunt te laten voldoen aan de eisen die voor kiosken gelden. Hiervoor is een ruime overgangstermijn van 5 jaar vastgesteld. Bij de actualisering van de bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met de bestaande rechten.

In onderhavig bestemmingsplan wordt ambulante handel mogelijk gemaakt op basis van de algemene gebruiksregels.

3.8.4 Horeca

Horecavisie

Den Haag wil met de kracht van horeca de aantrekkelijkheid van Den Haag vergroten, de ontwikkeling van gebieden met grote economische betekenis verder aanjagen en groei van werkgelegenheid in de horecasector stimuleren. De visie voor het gemeentelijk horecabeleid in de komende jaren wordt in de 'Horecavisie Den Haag' (RIS 288645) uiteengezet langs de belangrijkste thema's. Hiermee zet Den Haag in op het verder optimaliseren van de randvoorwaarden voor een bloeiend horecaklimaat in de stad.

In de horecavisie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

- Ontwikkeling van de Haagse economie en groei van werkgelegenheid;

- Ruimte voor vernieuwing en innovatieve concepten;

- Een gelijk speelveld voor ondernemers;

- Een toegankelijk en veilig horecaklimaat;

- Meewegen van bewonersbelangen in beleidskeuzes.

De gemeente heeft als rol om afwegingen te maken tussen de belangen van ondernemers onderling en die tussen ondernemers en bewoners. Hierbij wordt uitgegaan van gebiedsprofielen voor de vestiging van horecazaken.

Het resultaat is dat de kracht van Haagse horecaondernemers optimaal bijdraagt aan de quality of life voor bewoners, de aantrekkingskracht op (zakelijke) toeristen, een concurrerend vestigingsklimaat voor bedrijven en aan de werkgelegenheid in het algemeen.

In onderhavig plangebied heeft alleen Discotheek Westwood aan de Laan van Poot een aparte bestemming "Horeca" gekregen. Horecavoorzieningen in de woonstraten zijn met behulp van een aanduiding op de verbeelding, beperkt tot de huidige locaties.


Horecavisie: uitwerkingsplan 2016-2019

Het Uitwerkingsplan 2016-2019 (RIS 288643) maakt de vertaling van de Horecavisie naar concrete acties. In het uitwerkingsplan zijn een aantal regels en locaties specifiek benoemd. Het onderhavige plangebied valt daar niet onder.".

3.9 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

3.9.1 Onderwijs

Het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010 'Haagse klasse(n)' biedt een richtinggevend kader ten behoeve van schoolbesturen (Rv 164 -2005; RIS 131462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

Voor het stadsdeel Scheveningen is op 13-02-2003 een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs vastgesteld.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest.

Kinderopvang

Het doel van de nota beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' (Rv 85 2001; RIS 85329) is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001);
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk);
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen;
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.
3.9.2 Welzijn en zorg

De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn opgenomen in het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning 'Zorg voor elkaar' 2011-2014 (Rv 66 - 2011; RIS 180162). Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat Hagenaars actief deelnemen en voor elkaar klaarstaan, zich inzetten voor een ander, de buurt of een vereniging.

Het Meerjarenbeleidsplan heeft het karakter van een kadernota, waarin in grote lijnen de missie, hoofddoelen, centrale thema’s en het financiële raamwerk worden geschetst. Het vormt daarmee de paraplu voor verschillende (nog op te stellen) uitvoeringsprogramma’s, waarin de kaders per beleidsgebied worden vertaald in concrete doelen, activiteiten, tijdsfaseringen en financiële middelen.

De volgende hoofddoelen zijn geformuleerd:
1. Het bevorderen van de participatie van Hagenaars;
2. Het ondersteunen van de meest kwetsbare Hagenaars.

Bij participatie gaat het om het aanbieden van faciliteiten om deelname van Hagenaars in wijken
& buurten én in stedelijke netwerken te bevorderen. Bij ondersteuning gaat het om het bieden van
voorzieningen voor Hagenaars in kwetsbare posities, om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving.

3.9.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

Buurthuis van de Toekomst

Het college wil accommodaties in de stad optimaal benutten door verschillende functies met elkaar te combineren zoals bibliotheken, zorg, welzijn, onderwijs en sport. Daarnaast wil het college de kracht van onder meer sportverenigingen beter benutten voor behoeften en vraagstukken uit de buurt. In het Buurthuis van de Toekomst werken sportclubs, scholen, culturele instellingen en andere organisaties in de wijk met elkaar samen.

3.9.4 Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft huisvestingsproblemen. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek Gebedsruimte in Den Haag (2005; RIS 132713), geeft voor een periode van 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.

3.10 Cultuur en ontspanning

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. Aan de Tesselsestraat, in de voormalige Pniëlkerk is het Gandhicentrum gevestigd, de culturele vleugel van de Indiase ambassade.

3.11 Sport en recreatie

3.11.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid (Rv 7 - 2011; RIS 177242) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Aan de Tesselsestraat ligt een kleinschalige sportvoorziening "Sporttuin Duindorp, waar de bestemming "Sport" aan zal worden gegeven.
Net buiten het gebied ligt sportpark Houtrust. Aan de Laan van Poot bevinden zich diverse parkeerplekken die van belang zijn voor de bezoekers van het sportpark. Deze parkeervoorzieningen blijven in het bestemmingsplan gehandhaafd.

3.11.2 Spelen

De nota Spelen in de Stad (Cb 2008; RIS 155281) vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 - 150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 - 600 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   >750 m²  

Bronvergelijking: Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid, 2006.

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:

  • 1. een centrale, sociaalveilige plek in de buurt, dus geen 'overhoek'
  • 2. woningen moeten gericht zijn op het spelen, sociale controle (belangrijk voor meisjes)
  • 3. speelruimte combineren met een ontmoetingsplek of groen
  • 4. verkeersveiligheid rondom een speelplek
  • 5. speelplekken dienen bruikbaar en toegankelijk zijn voor kinderen met en zonder handicap.


De bestaande speelplekken zijn benoemd in hoofdstuk 2.5.8. In dit bestemmingsplan worden in diverse bestemmingen speelvoorzieningen toegestaan.

3.12 Duurzaamheids- en gebiedsgericht milieubeleid

3.12.1 Duurzaamheidsbeleid

Den Haag maakt het duurzaam

De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (2013, RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen.

Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.

Duurzaamheid is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.

Kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (2009)

De kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (Cb 2009; RIS 165334) biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad en Duurzame gemeentelijke organisatie. Doel is een klimaat neutrale stad in 2040. Daarbij wordt uitgegaan van de People, Planet, Profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'.

De belangrijkste duurzaamheidsplannen staan hieronder opgesomd.

  • Het Klimaatplan Den Haag (RIS 180174) en de Energievisie Den Haag 2040 (Cb 2011:RIS 180173).
  • Het Uitvoeringsplan 'Klimaatbestendig Den Haag' (Cb 2012;RIS 252427) beschrijft op hoofdlijnen welke effecten van klimaatverandering voor Den Haag relevant zijn, hoe de gemeente daar mee omgaat en welke acties de komende periode worden uitgevoerd.
  • Het Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (Cb 2012; RIS 251776) beschrijft de belangrijkste principes van duurzame stedenbouw en gaat in op voor Den Haag relevante opgaven, zoals op het vlak van energieverbruik terugdringen, kust-klimaat-groen aanpassingen aan klimaatverandering, het stimuleren van lopen en fietsenbewegen en bouwen en hergebruik van gebouwen.
  • Het uitvoeringsplan “bestaande woningen, duurzame woningen!” (RIS 176840) is een plan dat concrete maatregelen bevat om de bestaande woningen in de stad duurzamer te maken.
  • Duurzaam bouwen in Den Haag. Nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (EPC).


Het gebiedsgericht milieubeleid in de volgende paragraaf beschrijft de ambities van deze thema's voor het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot.

3.12.2 Gebiedsgericht milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handeleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd.

  • Wonen;
  • Werken;
  • Gemengde gebieden met accent op wonen;
  • Gemengde gebieden met accent op werken;
  • Verkeersinfrastructuur
  • Groene hoofdstructuur en water.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Wonen'. Woongebieden zijn min of meer monofunctionele gebieden. De voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Hierbij moet gedacht worden aan onder andere winkelvoorzieningen, scholen, buurtcentra en kleinschalige bedrijvigheid aan huis. De verkeersinfrastructuur is ingericht voor bestemmingsverkeer, waarbij voetgangers en fietsers de ruimte hebben. Grote verkeersaders zijn niet aanwezig.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Ambitie Gebiedstype .  
Bodem   Extra  
Externe veiligheid   Maximaal  
Geluid   Maximaal  
Lucht   Maximaal  
Mobiliteit   Extra  
Schoon   Extra  
Water   n.v.t  
Natuur   Extra  
Klimaat   Maximaal  

Hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving

4.1 Inleiding

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, geur, luchtkwaliteit, groen en bodem.

4.2 Milieueffectrapportage

Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Bij dit bestemmingsplan is daarvan niet gebleken, er behoeft derhalve geen MER te worden opgesteld.

4.3 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen. Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.

De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.

Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
In een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied worden op bouwplanniveau op grond van de Regeling Bouwbesluit nadere eisen gesteld aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.


Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

  • 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
  • 2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid van de gemeente Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

  • Structuurvisieniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
  • Bestemmingsplanniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
  • Bouwplanniveau: -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

Conclusie plangebied

Het plangebied ligt binnen 200 meter van een transportroute. De Segbroeklaan en de President Kennedylaan zijn namelijk aangewezen als ontheffinsgroute voor het vervoer van routeplichtige stoffen (bijvoorbeeld LPG). Aangezien binnen 200 meter van deze transportroute geen ontwikkelingen zijn voorzien is verdere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Het plangebied ligt ook buiten het invloedsgebied van snelwegen.

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van buisleidingen.

Binnen het plangebied ligt de afvalwaterzuiveringsinstallatie Houtrust. Aan de noordwest kant van het terrein bevinden zich 2 biogashouders. Binnen de veiligheidscontour van deze biogashouders bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

In het Westduinpark (buiten het plangebied), aan de Baden Powellweg 5, is het filmarchief van het Nederlands Instituut voor Beeld den Geluid (NIBG) gevestigd. In dit filmarchief worden nitraatfilms opgeslagen. In geval van brand komt bij de verbranding van cellulosenitraat de giftige stoffen CO (koolmonoxide) en NO vrij. TNO heeft in 2005 een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) voor de opslag van nitraatfilms in de kluizen van het NIBG uitgevoerd. In geval van een brand zijn de volgende scenario's beschouwd:

  • warmtestraling;
  • explosie;
  • toxische gaswolk.

Uit deze QRA volgt een 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour als gevolg van hittestraling van circa 50 m. Het plangebied ligt op meer dan 500 m van deze inrichting. Effecten van explosie en toxische verbrandingsproducten op grondniveau leveren geen dodelijk letsel op.

Voor deze inrichting is bij besluit van 26 mei 2008 een revisievergunning in het kader van de Wet milieubeheer verleend. In opdracht van het NIBG heeft Efectis Nederland BV een onderzoek verricht naar de brandwerendheid van de kluizen in de opslagbunker. Op grond van de brief van 3 juli 2009 voldoen de scheidingsconstructies aan de, in de vigerende milieuvergunning, gestelde eisen op het gebeid van brandwerendheid. De vier kluizen met nitraatfilms worden geconditioneerd op een constante temperatuur van 5 °C. De kluizen zijn gekoppeld aan een gebouwbeheersysteem dat vanuit Hilversum op ieder moment van de dag toegankelijk is. Bij storingen krijgen de verantwoordelijken tevens een bericht op hun telefoon in de vorm van een SMS.

Aangezien het bestemmingsplan de bouw van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet mogelijk maakt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Het onderwerp externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor het plan.

Advies Hulpverleningsregio Haaglanden

De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro) de Hulpverleningsregio Haaglanden om advies gevraagd.

De Hulpverleningsregio geeft in haar reactie d.d. 1 april 2015 het volgende aan (geciteerd).

"Risicobronnen.

In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom in het kader van externe veiligheid niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Incidentbestrijding door hulpdiensten.

In vervand met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid zijn de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen nu voldoende, dit dient wel gewaarborgd te worden voor de toekomst.

Tot slot.

Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals (vervangende) nieuwbouw, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn."

Bij (nieuwbouw)ontwikkelingen in het plangebied zal met het advies van de Hulpverleningsregio rekening worden gehouden.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als (andere) geluidsgevoelige gebouwen, dan wel geluidsgevoelige terreinen, zijn in artikel 1 Wgh aangewezen:

  • woningen
  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven;
  • woonwagenstandplaatsen;
  • ligplaatsen voor woonschepen.

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:

Wegverkeers- en spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.

De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
  • een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden.

Reconstructie van wegen

Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting geen straten ingrijpend gereconstrueerd worden.

Industrielawaai

In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen aanwezig waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.

Conclusie plangebied

Geluid vormt geen belemmering voor het plan.

4.5 Geur

De afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) Houtrust is gevestigd in een dicht bevolkt stedelijk gebied. Daarom wordt de lucht van bijna alle processen behandeld om geuroverlast te verhinderen. De afgezogen gezuiverde proceslucht komt via een schoorsteen vrij in de duinen, dicht bij de zee. De geur van de open nabezinktanks komt op het terrein van de AWZI vrij.

In de milieuvergunning van het bedrijf is opgenomen dat de contouren van de 1 en 3 ge/m3 als 98-percentiel, zoals bepaald in het geuronderzoek behorende bij de aanvraag van de milieuvergunning, niet mogen worden vergroot. Op basis van deze contouren is de verwachting dat geen hinder rondom de AWZI zal optreden. Uit het geuronderzoek blijkt dat de contour van 3 ge/m3 als 98-percentiel geheel op het terrein van de AWZI ligt. De geurcontour van 1 ge/m3 als 98-percentiel heeft een zodanig beperkte omvang dat zich binnen deze contour geen woonbebouwing of geurgevoelige objecten bevinden. Het is daarom niet nodig een geur- en hinderzone op de verbeelding (plankaart) op te nemen.

Rondom de schoorsteen in de duinen is in het geheel geen sprake van een contour. Dit betekent dat daar overal de geurconcentraties lager zijn dan 1 ge/m3 als 98-percentiel.

Conclusie plangebied

Geur vormt geen belemmering voor het plan.

4.6 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer vermeldt dat bevoegdheden, waarvan de uitoefening gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, uitgeoefend kunnen worden indien:

  • Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een in bijlage 2 van titel 5.2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde (art. 5.16, lid 1, onder a);
  • Bij uitoefening de concentratie in de buitenlucht van de betreffende stof per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (art.5.16, lid 1, onder b, sub 1).

Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan, waarin de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Het bestemmingsplan voegt geen nieuwe bestemmingen toe. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen wat inhoudt dat de luchtkwaliteit niet zal veranderen. Op grond van hiervan kan worden gesteld dat het bestemmingsplan voldoet aan de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

Conclusie plangebied

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.

4.7 Groen

4.7.1 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.

4.7.2 Boswet

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.

Buiten de 'bebouwde kom Boswet' zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens 'bebouwde kom Boswet' kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is van toepassing op de Bosjes van Poot.

4.7.3 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden.

Bij de uitvoering van plannen in het bestemmingsplangebied dient een nader natuuronderzoek uitgevoerd te worden. Dit natuuronderzoek moet gedaan worden door een erkend adviesbureau. Dit adviesbureau dient aangesloten te zijn bij Netwerk Groene Bureaus. Het naleven van de zorgplicht ten opzichte van Flora en fauna is hierbij essentieel.

In het bestemmingsplangebied komen algemeen beschermde soorten (tabel 1) voor zoals de egel, vos verschillende soorten (spits)muizen, gewone pad en gewone vogelmelk. Hiervoor geldt een algemene vrijstelling. In de Bosjes van Poot is de licht beschermde daslook (tabel 2) aanwezig. Binnen het bestemmingsplangebied komen zwaar beschermde (tabel 3) vleermuizen en vogels (huismussen en gierzwaluwen) voor (www.ndff.nl; www.waarneming.nl; Ten Haaf & Bakker, 2008).

Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura2000-gebieden) is geregeld in de Herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

Natura 2000 is een Europese wet- en regelgeving die gebiedsbescherming biedt. Het hoofddoel van Natura 2000 is het stoppen van de achteruitgang en de waarborging van de biodiversiteit in Europa.

In Den Haag hebben we te maken met de Natura2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen).

De Bosjes van Poot zijn onderdeel van het Natura2000-gebied Westduinpark & Wapendal. De natuur is hier zo uniek dat het op Europees niveau is aangemerkt. Het duingebied heeft op dit gebied veel potentie. Dit betekent dan ook dat bij nieuwe ontwikkelingen en/of werkzaamheden men zich moet houden aan de strenge regels van Natura 2000.

De aanwezige habitattype:

  • H2130A grijze duinen (kalkrijk)
  • H2160 Duindoornstruwelen
  • H2180C duinbossen (binnenduinrand)

De verplichtingen per habitattype zijn vastgelegd via het Europese programma Natura 2000 in het overzicht van de Provinci Zuid Holland

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden.

4.8 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Plangebied:

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vesting (gehad). Hierbij gaat het ter plaatse van het plangebied om een schildersbedrijf, brandstoffendetailhandel (vaste en vloeibare), vleesrokerij, timmerwerkplaats, benzine-service station, lichtpetroleumpompinstallatie (eigen gebruik) en wasserij (natwasserij). Binnen het plangebied zijn verschillende ondergrondse tanks bekend. Deze zijn vrijwel allemaal verwijderd, buiten gebruik gesteld of onklaar gemaakt. Ter plaatse van het (buiten het plangebied gelegen) benzinestation Houtrust zijn benzine- en dieseltanks in gebruik.

Op het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat in het plangebied sprake was van zeven gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Hiervan is nog één sanering lopend (locatiecode AA051806531) en één locatie waarbij een sanering wordt geadviseerd (locatiecode AA051805425). De overige gevallen zijn gesaneerd waarbij al dan niet een restverontreiniging is achtergebleven.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteitszone B1/O1. Hier is de bovengrond (0.0-0.5 m-maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd met lood en PAK. De ondergrond (0,5-2,0 m-maaiveld) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik, lood en PAK.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen beschreven Paragraaf 5.3 gaat in op duurzaamheid en de ladder voor duurzame verstedelijking.

Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.4 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.5 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Ontwikkelingen

5.2.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot is overwegend conserverend van aard en maakt slechts enkele ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk Het betreft een aantal ontwikkelingen als gevolg van verleende vergunningen (5.2.2) en mogelijkheden voor dakopbouwen (5.2.3).

5.2.2 Projectbesluiten en omgevingsvergunningen

In het plangebied is in het verleden een aantal projectbesluiten en (ontwerp)omgevingsvergunningen verleend die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het betreft onder andere:

  • Laan van Poot 7 (2007: Discotheek Westwood, 200705996): het uitbreiden van de discotheek / societeitsgebouw;
  • Tesselsestraat 75 (2009: 200905389): het plaatsen van een energieinstallatie op het plein van de school Tesselsestraat 75;
5.2.3 Extra bouwlagen
5.2.3.1 Inleiding

In de Verdichtingsagenda wordt gemeld dat verdichting met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag moet gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden. In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen.De verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij vindt het college een goede ontwikkeling. Nieuwbouw in een waardevolle omgeving vergt een maatwerkbenadering; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

5.2.3.2 Vijf bouwlagen

Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgt uit de structuurvisie en de agenda voor de Haagse Verdichting dat voor bebouwing langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van minimaal vijf bouwlagen.

Het toestaan van een grotere hoogte langs doorgaande routes (lange lijnen) kan een bijdrage leveren aan de verdichtingsopgave uit de 'Agenda voor de Haagse Verdichting'. Verdichting langs hoofdontsluitingswegen is gebaseerd op het streven naar intensief ruimtegebruik in bestaand stedelijk gebied. De belangrijkste criteria zijn:

  • 1. de betekenis van de route in de stad;
  • 2. de verhouding tussen de profielbreedte en de aanwezige bebouwing;
  • 3. de bestaande ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. het (Rijks)beschermd stadsgezicht.

Aan de rand van het Westduinpark aan de zijde van de Duivelandsestraat zou ophoging van de bebouwing tot minimaal vijf bouwlagen mogelijk zijn. Langs de Wieringsestraat heeft nieuwbouw plaats gevonden in maximaal zes bouwlagen. Aanvullende nieuwbouw langs de duinen hier ter plaatse in minimaal vijf bouwlagen is slechts voorstelbaar tussen de Griendsestraat en Zeezwaluwstraat welke in schaal en maat aansluiting zou hebben met de bebouwing in de markensestraat en Wieringsestraat.

Vanwege de beschermde status van het rijksmonument Zeezwaluwhof is een hogere bebouwing in de vorm van minimaal vijf bouwlagen niet in het plan opgenomen.

Afweging:

Bij de wegen in het plangebied die in principe voor verdichting met een minimale bouwhoogte van 5 lagen in aanmerking zouden komen, is ofwel al hogere bebouwing aanwezig, ofwel sprake van een ligging langs onbebouwd en groen Natura 2000-gebied. In dit bestemmingsplan wordt deze mogelijkheid derhalve niet opgenomen.

5.2.3.3 Dakopbouwen

Een andere oplossing die uit de 'Agenda voor de Haagse Verdichting' voortvloeit om de toename van de bevolking in Den Haag te kunnen accommoderen, is door optimaal gebruik te maken van bestaande bouw en daar door dakopbouwen extra ruimte te creëren. Deze extra bouwmogelijkheid is uitdrukkelijk niet bedoeld om nieuwe, zelfstandige wooneenheden te creëren. Daarom is in de begripsomschrijving van de regels opgenomen dat dakopbouwen een onzelfstandige uitbreiding moeten vormen van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie.

Per bestemmingsplangebied wordt een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. Bij deze stedenbouwkundige verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:

  • Straatprofielen: voldoende ruim om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen;
  • Binnenterreinen: voldoende maat;
    Hoogte stedelijke omgeving: hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? En, de behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij 2 of 3 bouwlagen in de bestaande situatie;
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte). Ook bij schuine daken worden dakopbouwen echter niet uitgesloten;
  • Ensemblewaarde: hier wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang.

Bij de inventarisatie en afweging zijn daarnaast de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. Het moet gaan om uitbreiding van woningen.
  • 2. Het betreft twee- en drielaagse bebouwing (zowel eengezins- als meergezinswoningen). Bouwaanvragen voor dakopbouwen op drielaagse eengezinswoningen komen sporadisch voor; daarbij is in de inventarisatie en afweging mede rekening gehouden.
  • 3. Het bezonningsonderzoek (Bijlage 1) van de toelichting.
  • 4. Verkeersproblematiek. Dakopbouwen zijn bedoeld ter vergroting van de onderliggende bestaande woningen. Op 3 maart 2016 is een aanpassing van het parkeerbeleid vastgesteld door de raad (RIS291425). Deze aanpassing van het beleid houdt in dat er bij uitbreiding van het vloeroppervlak van bestaande woningen geen parkeertoets meer hoeft plaats te vinden. Dit betekent dat het toevoegen van dakopbouwen niet leidt tot een hogere parkeerdruk of parkeereis en zijn deze bij recht mogelijk gemaakt.

In dit bestemmingsplan is na zorgvuldige afweging een regeling voor dakopbouwen opgenomen.

Doordat Duindorp in de duinen is gelegen zijn de duintoppen in de regel hoger dan de daken van de woningen. Vanuit zowel de Nieboerweg als vanuit de Westduinen wordt de lagere ligging duidelijk ervaren. Alleen de beide kerktorens steken boven de duintoppen uit. Om recht te doen aan het karakter van Duindorp als “dorp in de duinen” maar ook om de programmatische vernieuwing van Duindorp uit te kunnen voeren, is in de herstructurering om aan de randen van Duindorp op een aantal plekken langs de Wieringsestraat en Houtrustweg hogere bebouwing gerealiseerd. Stedenbouwkundig is dit ook geïndiceerd. Immers, aan deze randen, daar, waar het intieme dorpse karakter overgaat naar de grotere schaal van duinen en zee, vraagt de stedenbouw om accenten, die deze overgang markeren. Door deze verbijzondering wordt de kleinere schaal van de lage bebouwing benadrukt en verduidelijkt. Vanaf de zeezijde wordt hierdoor tevens het beeld van bebouwing achter de duinen aangegeven. De verschillende hoogten van de duinen wordt dan over een lange strook in de bouwstrook herhaald om vervolgens in dezelfde bouwstrook de overgang naar de “platte koek” van de bebouwing in Duindorp te maken.

Buiten de hogere rand van Duindorp is de bebouwing in het gebied derhalve niet hoger dan drie bouwlagen. Om recht te doen aan de wens om zoveel mogelijk dakopbouwen te realiseren is dit slechts mogelijk langs de bredere straten van Duindorp die tevens de buurtontsluiting vormen te weten : de Duivelandsestraat, de Pluvierstraat (tussen Duivelandsestraat en Tesselseplein), het Tesselseplein en de Tesselsestraat. In deze straten is het straatprofiel breder en hebben de achtergelegen binnengebieden voldoende maat. Buiten deze straten is in de nieuwbouw aan de Doggersbankstraat in de afgelopen jaren op de tweelaagse bebouwing een aantal dakopbouwen gerealiseerd; de mogelijkheid om op de naastgelegen tweelaagse bebouwing ook een dakopbouw te plaatsen wordt in dit bestemmingsplan mogelijk geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0277DDuinBosvPt-50VA_0013.png"

Hoek Pluvierstraat - Doggersbankstraat: dakopbouwen in de Doggersbankstraat

5.2.3.4 Afweging

Op basis van de stedenbouwkundige verantwoording, die is getoetst aan de resultaten en conclusies van het bezonningsonderzoek (zie bijlage 1 van de toelichting), zijn dakopbouwen in een aantal straten mogelijk. Deze mogelijkheid wordt op de verbeelding met een bouwaanduiding "specifieke bouwaanduiding-dakopbouw" aangegeven.

De mogelijke realisatie van dakopbouwen kan worden toegelaten op de drielaagse bebouwing in de :

-Duivelandsestraat;

-Pluvierstraat tussen Duivelandsestraat en Tesselseplein met uitzondering van het gedeelte genummerd Pluvierstraat 363 t/m 433 in verband met de bezonning van de achtergelegen patiowoningen aan de Flakkeesestraat;

-Tesselseplein;

-Tesselsestraat 6 t/m 132 behoudens 110-112 en Tesselsestraat 11 t/m 43 en 79 t/m 113.

De mogelijke realisatie van dakopbouwen kan tevens worden toegelaten op de tweelaagse bebouwing in de:

-Doggersbankstraat;

-Vrouwenzandplein;

-Breedzandstraat

-Voornsestraat;

-Puttensestraat;

-Terschellingsesstraat

-Walcherensestraat;

-Goereessestraat

-Rottemsestraat

-Schiermonninkoogsestraat

-Amelandsestraat

-Markensestraat

-Hof van Scheveningen.

Op de tweelaagse bebouwing van het complex Zeezwaluwhof zijn geen dakopbouwen/extra bouwlaag toegestaan vanwege de status van Rijksmonument. Het complex woningen aan de Gruttostraat, Houtrustweg, Sternstraat en Zeearendstraat komt ook niet in aanmerking voor dakopbouwen vanwege het specifieke karakter met eenlaagse bebouwing met kap met op de hoeken tweelaagse bebouwing met kap. Het complex is qua ensemblewaarde uniek in Duindorp.

Op een deel van de tweelaagse bebouwing in de Amelandsestraat en Rottumsestraat zijn geen dakopbouwen toegestaan in verband met het bezonningsaspect en het stedenbouwkundige ensemble van de bebouwing in deze straten indien er gefragmenteerd dakopbouwen worden gerealiseerd.


Parkeersituatie

Het parkeerbeleid van Den Haag is opgenomen in het Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS 168473A). Dit beleid is in 2009 vastgesteld. In juni 2015 heeft een update van dit parkeerbeleid plaatsgevonden door middel van de "Parkeerbrief 2015: aanpak parkeerdossier" (RIS 283326). In deze brief is een indeling gemaakt in drie typen woongebieden naar aanleiding van parkeerdrukmetingen, daarnaast is nog sprake van een restcategorie waarbij geen recente cijfers beschikbaar zijn.

Voor het plangebied Duindorp - Bosjes van Poot geldt dat de parkeerdruk nu (2015) op het maatgevende tijdstip lager is dan 90%.

Voor nieuw- of verbouwplannen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein parkeergelegenheid moet worden gecreeerd. Dit beleid en het bijbehorende toetsingskader zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen Den Haag (RIS 181571). De normen welke in bijlage 4 van de Nota Parkeernormen Den Haag zijn opgenomen, zijn als bijlage 4 bij de regels van dit bestemmingsplan gevoegd.

Op 3 maart 2016 is een aanpassing van het parkeerbeleid vastgesteld door de raad. Deze aanpassing van het beleid houdt in dat er bij uitbreiding van het vloeroppervlak van bestaande woningen geen parkeertoets meer hoeft plaats te vinden. Dit betekent dat het toevoegen van dakopbouwen niet leidt tot een hogere parkeerdruk of parkeereis en zijn deze bij recht mogelijk gemaakt.

Daarnaast is in de Commissie Ruimte van 22 januari 2014 besloten dat binnen tien jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het vergroten van een bestaande woning door middel van een dakopbouw, geen medewerking zal worden verleend aan een aanvraag voor een omgevingsvergunning tot splitsing.

5.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

5.3.1 Inleiding

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt onder andere het bestemmingsplan. Op grond van het Bro dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard gemotiveerd te worden met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

Het volledig toepassen van de ladder is in dit geval niet noodzakelijk want er worden met dit bestemmingsplan geen van betekenis zijnde nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Niettemin wordt hierna een beknopte analyse op de verschillende onderwerpen gegeven.

5.3.2 Wettelijk kader

Artikel 1.1.1. van het Bro definieert relevante begrippen. Daaraan is in het eerste lid een omschrijving toegevoegd van:

  • bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;
  • stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Duindorp is gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Verder is nog lid 2 van artikel 3.1.6 Bro relevant, dat luidt:

  • De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
    a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
    b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
    c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op initiatieven voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen. Voor dit plangebied zijn de thema's wonen, werken en detailhandel van belang en die worden hierna verder uitgewerkt.

5.3.3 Wonen

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter. Er worden slechts een beperkte aantal dakopbouwen toegestaan, waarvoor geldt dat deze extra bouwmogelijkheid uitdrukkelijk niet is bedoeld om nieuwe, zelfstandige wooneenheden te creëren.

5.3.4 Detailhandel

In de Notitie Detailhandel Zuid-Holland is aangegeven, dat nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk zijn als de behoefte is aangetoond en er regionaal afstemming heeft plaatsgevonden (par. 3.1 blz. 10). Verder is het perifere detailhandelsbeleid restrictief. In het plangebied komt géén perifere detailhandel voor en van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van detailhandel is geen sprake. Behalve een enkele bestaande solitaire vestiging binnen Duindorp is de belangrijkste detailhandelsvestiging de aan het Tesselseplein gelegen supermarkt. Voor deze vestiging is, gelijk aan het voorgaande plan uit 2004, in de regels de mogelijkheid benoemd van één supermarkt met een maximum bruto-vloeroppervlak van 1250 m2. Voor overige functies op de begane grondlaag binnen deze bestemming is -eveneens gelijk het voorgaande bestemmingsplan- een maximum bruto-vloeroppervlak van 175 m2 opgenomen. Voor het geval wordt aangetoond dat functies als detailhandel niet meer realiseerbaar zijn, is in de regels de afwijkingsmogelijkheid opgenomen om het gebruik naar wonen op de begane grondlaag om te zetten.

5.3.5 Werken

Behalve de Afvalwaterzuiveringsinstallatie en het gemaal aan de Houtrustweg, is in het plangebied vrijwel geen bedrijvigheid aanwezig. De woonfunctie (dan wel natuurfunctie) is dominant en om die reden is er voor gekozen om daar waar sprake is van afwijkende functies te werken met maatbestemmingen.

5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.4.1 Het digitale bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge verbeelding is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP, bijlage 2, opgenomen. De waarde op de verbeelding geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.

5.4.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen
Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Ruimtelijk beleid  
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.   De ladder voor duurzame verstedelijking is beschreven in hoofdstuk 5.3.  
De Verordening Ruimte bevat o.a. regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit en laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties.   Het bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot is in overeenstemming met het provinciale beleid.  
De Structuurvisie Den Haag 2020 en de Agenda voor de Haagse Verdichting bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.   De aanwezige bebouwing is al gelijk of hoger dan vijf bouwlagen.  
Optoppen (dakopbouwen)   In bepaalde delen van het plangebied worden dakopbouwen mogelijk gemaakt. Op die locaties is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw' opgenomen. Voor een uitgebreide verantwoording wordt verwezen naar hoofdstuk 5.2.3.3.  
Vergunningvrije aan- en bijgebouwen   Gelet op de ruime landelijke regeling voor vergunningvrije werken is in dit bestemmingsplan geen extra mogelijkheid opgenomen.  
Natuur en Groen    
Natura 2000-gebied   De Bosjes van Poot hebben de bestemming Natuur gekregen overeenkomstig de aanwijzing. Daar buiten gelegen groen heeft een bestemming Groen gekregen. Een strook grond grenzend aan de Wieringsestraat nabij het Markenseplein, grenzend aan en onderdeel van het Westduinpark heeft eveneens de bestemming 'Natuur' gekregen.  
Inzet is de Stedelijke Groen Hoofdstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.   Met de bestemmingslegging is hier rekening mee gehouden.  
Wonen  
Duindorp wordt in de Woonvisie omschreven als een groenstedelijk woonmilieu. Het gebied valt binnen de woonsfeer 'wonen aan de kust'.   Het plangebied is voornamelijk een woongebied.
Naast drie woonbestemmingen is er ook een gemengde bestemming rond het Tesselseplein opgenomen. De bebouwing die in de periode 2004 en 2010 is gerealiseerd is nu gedetaileerd opgenomen met bouwvlakken en maatvoeringsvlakken.  
Economie    
Detailhandel   Binnen de bestemming Gemengd rond het Tesselseplein wordt o.a. detailhandel (op de begane grond) toegestaan. Overeenkomstig het plan Duindorp uit 2004 is in de regels opgenomen dat binnen de bestemming één supermarkt met een bruto-vloeroppervlak van maximaal 1250 m2 is toegestaan. Ter plaatse (en binnen het gehele plangebied) is één supermarkt aanwezig. De in het gebied Duindorp aanwezige verspreid liggende detailhandelsvestigingen hebben een functieaanduiding gekregen.  
Horeca   In het gebied Duindorp aanwezige verspreid liggende horecavestigingen hebben een functieaanduiding gekregen. Binnen de bestemming Gemengd wordt lichte horeca (op de begane grond) toegestaan, waar bij de verhouding detailhandel en dienstverlening versus (lichte) horeca de 80/20%-regel wordt gehanteerd. De bestemming Horeca ziet specifiek op discotheek Westwood aan de Laan van Poot.  
Kantoren   Er zijn geen kantoren in het plangebied aanwezig en worden ook niet mogelijk gemaakt.  
Bedrijven   De afvalwaterzuiveringsinstallatie heeft de bestemming Bedrijf - Afvalwaterzuivering gekregen.
Bedrijfsvestigingen zijn slechts toegestaan in de bestemming Gemengd en alleen in categorie A van de Staat van bedrijven bij functiemenging.  
Verkeer en parkeren  
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie   In het plangebied zijn de bestemmingen Verkeer - Hoofdverkeersweg, Verkeer - Openbaar vervoer,Verkeer - Straat, Verkeer - Verblijfsgebied en Verkeer - Verblijfsstraat opgenomen. Het openbaar vervoer maakt met name gebruik van de straten die bestemd zijn als Verkeer - Hoofdverkeersweg en Verkeer - Straat. De keerlus aan het Markenseplein heeft de bestemming Verkeer - Openbaar vervoer gekregen.  
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte   In de regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen in Bijlage 3 van de regels. De belangrijkste reden waarom er behoefte is aan parkeernormen is om de claim van parkeren op de schaarse openbare ruimte te kunnen reguleren, zodat de leefbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving niet stapsgewijs verder onder druk komen te staan. Omdat de komende jaren de mobiliteit en het autobezit blijven toenemen, zal de parkeerbehoefte en de druk daarvan op de openbare ruimte ook niet vanzelf minder worden. Hiervoor is gericht beleid nodig.
Parkeernormen zijn aan de orde bij nieuw- en verbouw van vastgoed. Wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd toetst de gemeente of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Die voorwaarden behelzen onder andere dat in voldoende mate voorzien wordt in parkeercapaciteit ten behoeve van het bouwplan. De parkeerbehoefte geeft aan welke parkeercapaciteit er in theorie beschikbaar moet zijn binnen (of in de nabije omgeving van) het bouwplan. Aan de hand daarvan wordt de parkeereis opgesteld, waarin wordt aangegeven welk aantal parkeerplaatsen daadwerkelijk gerealiseerd dient te worden. Deze parkeereis is juridisch bindend.  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg   In dit bestemmingsplan is een onderscheid in geluidgevoelige en niet-geluidgevoelige maatschappelijk bestemmingen. Dit is vertaald in 2 verschillende bestemmingen, te weten Maatschappelijk-1 en Maatschappelijk-2. Binnen de eerste bestemmingen vallen de onderwijsvoorzieningen, de tweede ziet op overige maatschappelijke voorzieningen zoals buurthuizen, kerk en ook de opvang van het Leger des Heils.  
Sport en recreatie  
Sport   De bestaande sportvoorziening "Sporttuin Duindorp" is in het bestemmingsplan opgenomen. Daarnaast worden binnen diverse bestemmingen speelvoorzieningen mogelijk gemaakt.  
Archeologie en Cultuurhistorie    
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.2.2 Archeologie) Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2.2 Archeologische potenties en waarden). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.  
Cultuurhistorie   Een klein deel van het gebied is aangewezen als Rijksbeschermd stadsgezicht Statenkwartier (te weten langs het verversingskanaal). Aan dat deel is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie toegekend. De bijbehorende regeling (Artikel 26) dient als vangnet voor de bescherming van de waarden die niet rechtstreeks in het bestemmingsplan zijn vertaald, maar wel met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht beschermd dienen te worden. De voorwaarden die in dit artikel worden gesteld, brengen mee dat steeds een afweging van de betrokken belangen dient plaats te vinden.
Daarnaast is een klein deel van het plangebied aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht Vogelwijk (bij de Bosjes van Poot).
De stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van dit deel van het plangebied zijn gewaarborgd in dit bestemmingsplan door middel van een gebiedsaanduiding "overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht". Als bijlage bij de regels zijn het aanwijzingsbesluit met bijbehorende toelichtingen en begrenzingskaart opgenomen.  
Het verschil tussen de regelingen voor Rijksbeschermd stadsgezicht en gemeentelijk beschermd stadsgezicht   De reden waarom er hier (en bij navolgende bestemmingsplannen) gekozen wordt voor een gebiedsaanduiding, terwijl bij Rijksbeschermde stadsgezichten gekozen wordt voor een dubbelbestemming "Waarde-cultuurhistorie", is dat de (landelijke) regeling inzake de (on)mogelijkheid tot vergunningvrij bouwen wezenlijk verschilt. Bij gemeentelijk beschermd stadsgezicht is wél sprake van vergunningvrij bouwen. Bij Rijksbeschermd stadsgezicht geldt een "nee, tenzij"-regeling: daar kan alleen vergunningvrij worden gebouwd, als dat expliciet door de gemeente in een bestemmingsplan is vastgelegd. Daar beide beschermde stadsgezichten soms in eenzelfde plangebied voorkomen, zoals ook hier het geval is, is het verschil op deze wijze duidelijker zichtbaar op de digitale verbeelding. Inhoudelijk is echter in de regels gekozen voor een vrijwel gelijkluidende beschermende regeling.  
Water en leidingen    
Waterhuishouding   Naast de bestemming Water voor het Verversingskanaal is de aanwezige waterkering bestemd met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.  
In het plangebied is een planologische relevante rioolleiding aanwezig en een drinkwatertransportleiding.   De rioolwaterleiding is in de dubbelbestemming Leiding - Riool opgenomen, de drinkwaterleiding in de dubbelbestemming "Leiding - Water".  

5.5 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2 en lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 4 tot en met 27) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 28 tot en met 32) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 33, de slotregel in artikel 34.
5.5.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:

  • geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
  • naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Uitleg over begrip peil (artikel 1.81):

In het plangebied is sprake van hoogteverschillen door de ligging in en deels tegen een duinlandschap aan. Hierdoor ontbreekt een eenduidig algemeen peil. Voor het plangebied is daarom, net zoals bij overige plangebieden langs de kust, gekozen om de bouwhoogte op de verbeelding aan te geven in meters N.A.P. Voor in de regels gebruikte hoogtematen, zoals bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dit uiteraard niet, daarbij wordt uitgegaan van maaiveld.

In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.5.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Deze bestemming ziet op het gemaal bij het Verversingskanaal.

Artikel 4 Bedrijf - Afvalwaterzuivering

Deze bestemming ziet op de afvalwaterzuiveringsinstallatie aan de Houtrustweg.

Cultuur en ontspanning Deze bestemming is opgenomen voor het Gandhi cultureel centrum aan het Tesselseplein, dat is gevestigd in de voormalige Pniëlkerk.

Artikel 5 Gemengd

Bij deze bestemming, welke is opgenomen rond het Tesselseplein, wordt een onderscheid tussen functies welke zijn toegestaan op de begane grond, zoals detailhandel, dienstverlening en lichte horeca en het wonen op de verdiepingen. Er is (evenals dat voorheen het geval was) een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om wonen op de begane grondlaag toe te staan, indien is aangetoond dat andere functies zoals detailhandel, niet (meer) realiseerbaar zijn. Gelet op de functie van het Tesselseplein, wordt deze overweging van belang geacht alvorens een begane grondlaag wordt toegevoegd aan de woningvoorraad. Bij deze bestemming is via een afwijking van de bouwregels, daar waar dat op de verbeelding is aangegeven, de mogelijkheid van dakopbouwen opgenomen.

Artikel 6 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn.

Het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden is opgenomen in de bestemming. Kleine(re) groenvoorzieningen maken deel uit van het straatprofiel en zijn daarom onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen. Naast de groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen zijn de bestaande functies zoals speelvoorzieningen in de regeling opgenomen.

De Dr. Abraham Schierbeek Tuin, het vogelrustgebied aan de Laan van Poot, heeft binnen deze bestemming een functieaanduiding "dierentuin" gekregen (n.b. in de gehanteerde Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen is niet een meer toegespitste functieaanduiding voor een vogelrustgebied opgenomen, vandaar deze keuze). De Tuin grenst direct aan het Natura 2000-gebied, het valt niet binnen dat gebied. De bestemming Natuur ziet voor alle duidelijkheid uitsluitend op het als zodanig aangewezen Natura 2000-gebied.

Naast het vogelrustgebied, ter hoogte van de Nachtegaallaan, bevindt zich een grote karakteristieke loods uit de Tweede Wereldoorlog, welke een functieaanduiding "openbare dienstverlening" heeft gekregen. In het oude bestemmingsplan was deze loods slechts op de ondergrond zichtbaar en niet specifiek bestemd. Dit lijkt een omissie te zijn geweest destijds. Het gebouw betreft oorspronkelijk een Duitse garage en onderhoudsloods uit de Tweede Wereldoorlog en is naderhand gebruikt door de BB (Bescherming Bevolking), een organisatie die in 1952 werd opgericht om de Nederlandse bevolking in tijd van oorlog te kunnen beschermen. De BB is formeel in 1986 opgeheven. De loods wordt al vele jaren gehuurd door theatergroep De Appel voor opslag en repetitieruimte. Om die reden is in het artikel een specifieke gebruiksregel opgenomen waarin is opgenomen dat het gebruik van de bebouwing als (theater) repetitieruimte en opslag van bijbehorende rekwisieten is toegestaan.

Artikel 7 Horeca

Deze bestemming ziet op de aan de Laan van Poot gelegen discotheek "Westwood". Het gebouw staat feitelijk op het dak van voorbezinkingsbassins van de afvalwaterzuiveringsinstallatie Houtrust. Om die reden is tevens een functieaanduiding "bergbezinkbassin" opgenomen. Het omringende openbare parkeerterrein heeft een gelijke aanduiding én bescherming van de belangen van het Hoogheemraadschap en de afvalwaterzuiveringsinstallatie gekregen binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat.

Artikel 8 Maatschappelijk-1

Deze bestemming ziet op de geluidgevoelige maatschappelijke functies, te weten onderwijs, jeugd-/kinder- en buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen.

Artikel 9 Maatschappelijk-2

Deze bestemming ziet op overige maatschappelijke functies in het plangebied, te weten welzijnsvoorzieningen (met uitsluiting van kindercentra en peuterspeelzalen), religieuze doeleinden, speelvoorzieningen, scoutingactiviteiten ter plaatse van Laan van Poot 93, alsmede ter plaatse van de functieaanduiding "maatschappelijk" de opvanglocatie voor daklozen van het Leger des Heils bij de Nieboerweg.

Artikel 10 Natuur

Deze bestemming is gegeven aan het natuurgebied Bosjes van Poot en sluit aan op de beschermde status van het Natura 2000-gebied. De bestemming Natuur ziet voor alle duidelijkheid uitsluitend op het als zodanig aangewezen Natura 2000-gebied. Behalve als natuurgebied zijn de gronden bestemd voor extensief recreatief medegebruik, fiets-, wandel- en ruiterpaden en het behoud en/of herstel van de in het gebied gelegen overblijfselen van de Atlantikwall in verband met de in het gebied gelegen bunker, welke als Gemeentelijk Monument is aangewezen. De bestemmingsregeling sluit daarmee zowel aan bij de voorheen geldende bestemmingsplan als het bestaande feitelijke gebruik. Ter bescherming is voor het verrichten van diverse werkzaamheden een aanlegvergunningplicht opgenomen.

Artikel 11 Recreatie - Volkstuin

Deze bestemming is gegeven aan de binnen de keerlus bij het Markenseplein gelegen volkstuinen.

Artikel 12 Sport

Deze bestemming is gegeven aan de Sporttuin Duindorp bij de Tesselsestraat.

Artikel 13 Tuin

Deze bestemming is gegeven aan (een deel van) de voor- en achtertuinen van de woningen aan de Nieboerweg, in verband met de ligging naast het Natura 2000-gebied. Hiermee wordt recht gedaan aan de groenbelangen van deze waardevolle achtertuinen

Artikel 14 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Hoofdverkeerswegen bestaan uit wegen welke doorgaande routes voor (on)gemotoriseerd verkeer en openbaar vervoer betreffen en in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken zijn bedoeld. Binnen het plangebied betreft dit de Nieboerweg.

Artikel 15 Verkeer - Openbaar vervoer

Deze bestemming is gegeven aan de keerlus bij het Markenseplein.

Artikel 16 Verkeer - Straat, Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied, Artikel 18 Verkeer - Verblijfsstraat

Deze bestemmingen zien respectievelijk op straten met doorgaande rijbanen ten behoeve van de ontsluiting, gronden welke met name voor bestemd zijn voor fietsers en voetgangers en openbare ruimte, welke niet voor doorgaand verkeer is aangewezen.

Ter plaatse van discotheek Westwood aan de Laan van Poot is sprake van een parkeerterrein (bestemming Verkeer - Verblijfsstraat), welke feitelijk ligt op het dak van voorbezinkingsbassins van de afvalwaterzuiveringsinstallatie Houtrust. Om die reden is een functieaanduiding "bergbezinkbassin" opgenomen.

Artikel 19 Water

De bestemming Water is aan de rand van het plangebied opgenomen voor het Verversingskanaal.

Drie woonbestemmingen: Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3

Gelet op de ruime landelijke regeling met betrekking tot vrijstelling van vergunningplicht bij bouwen, waarvan slechts de Rijksbeschermde stadsgezichten zijn uitgezonderd, zijn geen regels met betrekking tot aan- en bijgebouwen op erven opgenomen. De vrijliggende woning bij het gemaal valt -als enige- wel onder het Rijksbeschermde stadsgezicht Statenkwartier, waardoor ter plekke ook de bestemming Waarde - Cultuurhistorie van toepassing is. Gelet op de bijzondere ligging, wordt hier volstaan met een conserverende bestemming.

Artikel 20 Wonen - 1

Deze bestemming is opgenomen voor de in Duindorp gelegen woningen, waarbij géén sprake is binnen het bestemmingsvlak gelegen parkeervoorzieningen. Deze woningen betreffen voornamelijk oudbouw. Bij deze bestemming is, daar waar dat op de verbeelding is aangegeven, de mogelijkheid van dakopbouwen opgenomen.

Artikel 21 Wonen - 2

Deze bestemming is opgenomen voor de in Duindorp gelegen nieuwbouw-woningen, waarbij wél sprake is binnen het bestemmingsvlak gelegen parkeervoorzieningen.

Artikel 22 Wonen - 3

Deze bestemming is opgenomen voor de bij de Bosjes van Poot, aan de zijde van de Vogelwijk, aan de Nieboerweg gelegen woningen. De woningen aan de Nieboerweg grenzen met hun achtertuinen aan Natura 2000-gebied. Om recht te doen aan de groenbelangen heeft een deel van deze waardevolle tuinen de bestemming Tuin gekregen.

Het plan kent ook dubbelbestemmingen. In de betreffende artikelen zijn regels opgenomen om de belangen die betrekking hebben op de dubbelbestemming te beschermen. Het belang van deze bestemmingen gaat op deze gronden vóór op de andere bestemmingen die aan dezelfde gronden zijn toegekend. Ander gebruik en andere bebouwing binnen de zones zijn slechts mogelijk als de belangen van de dubbelbestemmingen zich er niet tegen verzetten en is met speciale waarborgen omkleed.

Het betreft de bestemmingen:

Artikel 23 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemming ziet op een ondergrondse rioolleiding.

Artikel 24 Leiding - Water

Deze dubbelbestemming ziet op een grote drinkwaterleiding.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

In het plan is het archeologisch waardevolle gebied beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Daarnaast zijn er bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn.

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie

De rand van het gebied rond het verversingskanaal is aangewezen als Rijksbeschermd stadsgezicht. De daarop betrekking hebbende aanwijzingsbesluiten etc zijn opgenomen als bijlagen bij de regels.

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming ziet op de in het gebied aanwezige waterkering.

5.5.3 Algemene Regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel:

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels:

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 32.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels:

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd. Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels,in artikel 32.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

In de Algemene aanduidingsregels zijn twee gebiedsaanduidingen geregeld.

De gebiedsaanduiding overige zone - gemeentelijk beschermd stadsgezicht, geeft het gemeentelijk beschermde stadsgezicht Vogelwijk op de verbeelding weer. Het verschil met de ook op de verbeelding opgenomen bestemming Waarde - Cultuurhistorie, welke is opgenomen ten behoeve van (een klein deel van) het Rijksbeschermde stadsgezicht Statenkwartier, is gelegen in het feit dat de (landelijke) regeling inzake de (on)mogelijkheid tot vergunningvrij bouwen wezenlijk verschilt.

De gebiedsaanduiding overige zone - waterstaat beschermingszone regelt dat de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming van de waterstaatkundige werken.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels.

Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

5.5.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht:

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 34 Slotregel:

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Duindorp - Bosjes van Poot'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuw juridisch-planologisch kader voor een bestaande situatie. De regeling gaat in hoofdzaak uit van consolidatie van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar. Daarnaast bevat het bestemmingsplan een paar mogelijke ontwikkelingen in de vorm van dakopbouwen. Hiervoor is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

In het plan zijn geen bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro, opgenomen. In relatie tot bovengenoemde wetgeving wordt opgemerkt, dat er in dat geval geen verplichting bestaat tot kostenverhaal omdat ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan, niet worden aangemerkt als bouwplan als omschreven in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Uit voorgaande overwegingen volgt, dat afdeling 6.4 van de Wro niet aan de orde is en dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in principe is verzekerd. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zal derhalve geen exploitatieplan worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 11 maart 2015 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Ministerie EL&I
  • 2. Rijkswaterstraat Zuid-Holland
  • 3. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 4. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 5. Dunea
  • 6. Staatsbosbeheer
  • 7. Politie Haaglanden
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 9. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 10. HTM Personenvervoer NV
  • 11. Veolia Transport Haaglanden
  • 12. Stedin B.V.
  • 13. TenneT Regio West
  • 14. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 15. Stichting Wijkberaad Duindorp
  • 16. Het bestuur van de Wijkvereniging De Vogelwijk
  • 17. Delfluent
  • 18. Leger des Heils Regio Den Haag
  • 19. Het bestuur van de Fietsersbond enfb
  • 20. Het bestuur van de Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's-Gravenhage e.o.
  • 21. Het bestuur van de Stichting Duinbehoud
  • 22. Bestuur Haagse Vogelbescherming

Van de instanties onder nummers 2, 4, 8, 9, 10 zijn reacties ontvangen. Het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden is verwerkt in de paragraaf Externe Veiligheid in hoofdstuk 4.3 van de toelichting. De Provincie Zuid-Holland heeft op 9 maart 2015 aangegeven dat het ruimtelijke plan niet hoeft te worden toegezonden.

2. Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid heeft op 13 maart 2015 aangegeven geen aanleiding te zien om te reageren op dit plan, aangezien het geen relatie heeft met het hoofd(vaar)wegennet en hoofdwatersysteem. Rijkswaterstaat blijft in de toekomst graag op de hoogte van relevante ruimtelijke plannen in de gemeente.

5. Hoogheemraadschap van Delfland

Het Hoogheemraadschap geeft advies ten aanzien van de aspecten "Waterkwantiteit", "Watersysteemkwaliteit in het plangebied", "Veiligheid en waterkeringen" en "Afvalwater en riolering".

Waterkwantiteit

• Verzocht wordt om in paragraaf 2.4.1 te beschrijven, dat het verversingskanaal ook vandaag de dag dient om het overtollige water uit de stad af te voeren naar gemaal Schouten, dat het water uitmaalt naar zee.

• Verzocht wordt om in paragraaf 3.5.2 onder het kopje "Waterkwantiteit in het plangebied" onderstaande tekst te verwijderen: "Op basis van de Waterbergingsvisie ... op het schaalniveau van dit plangebied gering."Met de in paragraaf 3.5.1 genoemde vaststelling van de visie "Toekomstbestendig Haags water" is deze tekst immers achterhaald.

• De betekenis van de onderstaande zin in paragraaf 3.5.2 is niet geheel duidelijk:

"Alleen de Afvalwaterzuiveringsinstallatie Houtrust biedt eventueel wel mogelijkheden in geval van nieuwe ontwikkelingen. " Verzocht wordt om in overleg deze zin te verduidelijken.

Watersysteemkwaliteit in het plangebied

• Verzocht wordt om in paragraaf 3.5.2 onder het kopje "Watersysteemkwaliteit in het plangebied" ook te beschrijven, dat het verversingskanaal een KRW-waterlichaam is. Gemeente en Delfland zoeken daarvoor naar mogelijkheden om de waterkwaliteit zowel chemisch als biologisch te verbeteren.

Veiligheid en waterkeringen

• In de waterparagraaf wordt aangegeven, dat de zeewering binnen het plangebied valt. Deze is echter niet zichtbaar op de verbeelding. Verzocht wordt de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering" op de verbeelding weer te geven.

Afvalwater en riolering

Delfland heeft een bedrijfsbelang door de ligging van afvalwaterzuivering (AWZI) Houtrust in het plangebied.

• Verzocht wordt om de bestemming van de AWZI aan te passen van "Bedrijf" naar "Bedrijf-afvalwaterzuivering". Dit sluit beter aan op het publieke belang van de zuivering.

• Onder de parkeerplaats liggen voorbezinktanks. De parkeerplaats en de locatie van de horecavoorziening liggen op eigendom van Delfland. Wij verzoeken u daarom de bestemming "Bedrijf-afvalwaterzuivering" uit te breiden naar het gehele eigen terrein van Delfland, zie hiervoor de bijgevoegde afbeelding van het eigendomsperceel onderaan deze brief.

• Verzocht wordt het parkeerterrein, het groen en de horecavoorziening op het eigen terrein van Delfland als (dubbel)bestemming op te nemen binnen de hoofdbestemming "Bedrijf-afvalwaterzuivering".

Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar http://www.hhdelfland.nl/digitaal-Ioket/vergunning-melding/.

Reactie:

Waterkwantiteit

Overeenkomstig verzocht is de tekst aangepast. Het bestemmingsplan is plan met een conserverend karakter. Met betrekking tot het onderwerp waterkwantiteit worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die in dit plan worden meegenomen.

Watersysteemkwaliteit in het plangebied

De betreffende zin is opgenomen onder de kop "Ecologie/Kaderrichtlijn Water".

Veiligheid en waterkeringen

Overeenkomstig verzocht is de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" opgenomen in de regels en op de verbeelding. Tevens is een gebiedsaanduiding "overige zone - waterstaat beschermingszone"opgenomen.

Afvalwater en riolering

  • Overeenkomstig verzocht is de benaming van de bestemming is gewijzigd in "Bedrijf - Afvalwaterzuivering".
  • De ondergronds gelegen voorbezinktanks ter plaatse van onder andere discotheek "Westwood" zijn voorzien van een functieaanduiding "bergbezinkbassin" (bbb) en opgenomen in de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat", "Groen" en "Horeca". Daarmee zijn de belangen van de voorbezinktanks afdoende gewaarborgd, terwijl tevens recht wordt gedaan aan de feitelijke situatie boven peil en zonder dat de groenbelangen en de relatie tussen het Afvoerkanaal en de Bosjes van Poot worden aangetast.
  • Voor wat betreft de gevraagde uitbreiding van de bestemming, overeenkomstig de eigendomsbegrenzingen, wordt het volgende opgemerkt. Allereerst wordt opgemerkt dat bij bestemmingslegging wordt uitgegaan van vigerende rechten, ontwikkelingen sinds 1990, waaronder bouwvergunningen en gewijzigd gebruik, alsmede het feitelijke ruimtelijke gebruik van de gronden en niet van de -planologisch niet relevante- eigendomsverhoudingen. Het betreft hier zoals reeds aangegeven een plan met een conserverend karakter. Het overnemen van het verzoek oveenkomstig de door het Hoogheemraadschap geleverde afbeelding, doet onvoldoende recht aan het feitelijke ruimtelijke gebruik van de gronden en zou ook een ongewenste niet op milieugevolgen onderzochte toekomstige uitbreiding van de bedrijfswerkzaamheden van Delfluent (n.b. Delfluent heeft in het kader van het vooroverleg niet gereageerd) en ook van het gemaal mogelijk maken. Daar noch de omvang, noch de eventuele milieugevolgen bekend zijn, en derhalve geen afweging kan plaatshebben van alle betrokken belangen, kan het bestemmingsplan niet op een dergelijk uitbreiding anticiperen. Gewezen wordt daarbij onder andere op de bestaande groenstrook, welke ook in het vigerende bestemmingsplan Bosjes van Poot de bestemming Groenvoorziening heeft en niet de bestemming Bijzondere doeleinden-Rioolwaterzuivering. Ook de ligging van de verhoogde parkeerplaats met daaronder gelegen bedrijfsinstallaties en/of bassins volgt uit de vigerende regeling (volgens de plantoelichting is dit terrein gecreërd mede ten behoeve van bezoekers van het toenmalige Houtrustcomplex met een capaciteit van ca 275 autoparkeerplaatsen). Zoals hiervoor aangegeven zijn met de gegegeven functieaanduiding "bergbezinkbassin" de belangen van de niet zichtbare, onder de parkeerplaats en de horecabebouwing gelegen voorbezinktanks op afdoende wijze gewaarborgd. Bovendien, gelet op de ligging van de AWZI -direct naast het Natura 2000-gebied Westduinpark en Wapendal, waar de Bosjes van Poot deel van uitmaken, wordt het ongewenst geacht dat de (deels groene) inrichting en het gebruik van de openbaar toegankelijke gronden zonder tussenkomst van de gemeente zouden kunnen worden gewijzigd. Het uitgangspunt, dat de eigendomsverhoudingen vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in beginsel niet van doorslaggevende betekenis zijn, volgt uit vaste jurisprudentie van de Raad van State. Verder wordt geconstateerd dat er geen aanvraag ligt voor eventuele uitbreiding van de AWZI naar de bij Delfland in bezit zijnde gronden, dan wel een beëindiging van de discotheekactiviteiten. Daarnaast wordt gewezen op het feit dat het een openbaar toegankelijk parkeerdek betreft, mede ten behoeve van discotheek Westwood (bestemming Horeca). In het bestemmingsplan Bosjes van Poot uit 1990 was immers -zo blijkt uit het besluit van Gedeputeerde Staten (GS) van Zuid-Holland d.d. 14 mei 1991- de bouw ten behoeve van de discotheek oorspronkelijk voorzien op de hoek Laan van Poot/Houtrustweg. Ten tijde van dat besluit was evenwel reeds duidelijk dat er een bouwplan was ontwikkeld voor een muziek- en dansgelegenheid, welke noodzakelijkerwijs uitgeplaatst zou worden vanaf de Duinlaan, op het parkeerdek en dat de op de hoek gelegen horecabestemming niet gerealiseerd zou gaan worden, alsmede dat er een voornemen bestond voor medewerking aan een uitbreiding van de AWZI op de gronden met een horecabestemming. Om die reden is destijds door GS goedkeuring onthouden aan de oorspronkelijk voor de discotheek bestemde gronden. Naderhand heeft inderdaad uitbreiding van de AWZI plaatsgevonden op deze gronden. In het verlengde hiervan constateren wij dat het niet van een goede ruimtelijke ordening zou getuigen de discotheek, het aanwezige afschermende groengebied en de openbare parkeerplaats niet als zodanig te bestemmen maar deze te voorzien van een niet openbare bedrijfsbestemming. Eenzelfde redering geldt ook voor de gronden van het gemaal bij het Verversingskanaal, welke op de verbeelding worden weergegeven overeenkomstig de vigerende regeling (waaronder een "gewone"woning). Met de gekozen bestemmingen -waaronder een functieaanduiding "bergbezinkbassin"- is evenwel recht gedaan aan alle ruimtelijke belangen, waaronder de ongestoorde voortzetting van de huidige bedrijvigheid van de afvalwaterzuiveringsinstallatie, het gemaal en de discotheek, evenals de aanzienlijke groenbelangen in deze waardevolle omgeving.

9. Omgevingsdienst Haaglanden

Het plan is beoordeeld op de volgende thema's:

Geluid: Industrielawaai vormt geen belemmering voor het plan. De geluidsparagraaf dient conform het Besluit geluidhinder te worden geschreven.

Externe Veiligheid: Het toetsingskader ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen (paragraaf 4.3 van de toelichting) moet worden herzien. Op 1 april 2015 treden namelijk de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes in werking en komt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te vervallen. De juiste tekst is inmiddels beschikbaar in de RO-bibliotheek van uw afdeling.

Het plangebied ligt binnen 200 m van een transportroute. De Segbroeklaan en de President Kennedylaan zijn namelijk aangewezen als ontheffinsgroute voor het vervoer van routeplichtige stoffen (bijvoorbeeld LPG). Aangezien binnen 200 m van deze transportroute geen ontwikkelingen zijn voorzien is verdere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Het plangebied ligt ook buiten het invloedsgebied van snelwegen.

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van buisleidingen.

Binnen het plangebied ligt de afvalwaterzuiveringsinstallatie Houtrust. Aan de noordwest kant van het terrein bevinden zich 2 biogashouders. Binnen de veiligheidscontour van deze biogashouders bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

In het Westduinpark, aan de Baden Powellweg 5, is het filmarchief van het Nederlands Instituut voor Beeld den Geluid (NIBG) gevestigd. In dit filmarchief worden nitraatfilms opgeslagen. In geval van brand komt bij de verbranding van cellulosenitraat de giftige stoffen CO (koolmonoxide) en NO vrij. TNO heeft in 2005 een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) voor de opslag van nitraatfilms in de kluizen van het NIBG uitgevoerd.

In geval van een brand zijn de volgende scenario's beschouwd:

  • warmtestraling;
  • explosie;
  • toxische gaswolk.

Uit deze QRA volgt een 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour als gevolg van hittestraling van circa 50 m. Het plangebied ligt op meer dan 500 m van deze inrichting. Effecten van explosie en toxische verbrandingsproducten op grondniveau leveren geen dodelijk letsel op.

Voor deze inrichting is bij besluit van 26 mei 2008 een revisievergunning in het kader van de Wet milieubeheer verleend. In opdracht van het NIBG heeft Efectis Nederland BV een onderzoek verricht naar de brandwerendheid van de kluizen in de opslagbunker. Op grond van de brief van 3 juli 2009 voldoen de scheidingsconstructies aan de, in de vigerende milieuvergunning, gestelde eisen op het gebeid van brandwerendheid.

De vier kluizen met nitraatfilms worden geconditioneerd op een constante temperatuur van 5 °C. De kluizen zijn gekoppeld aan een gebouwbeheersysteem dat vanuit Hilversum op ieder moment van de dag toegankelijk is. Bij storingen krijgen de verantwoordelijken tevens een bericht op hun telefoon in de vorm van een SMS.

Aangezien het bestemmingsplan de bouw van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet mogelijk maakt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Lucht: De tekst is juist. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.

Geur: In de tekst wordt geen aandacht besteed aan het thema geur.

Bodem: Omtrent het aspect bodem bent u reeds geïnformeerd bij brief van 20-3-2015 met kenmerk ODH-2015-00026016. De inhoud van de brief wordt hieronder nog kort herhaald.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vesting (gehad). Hierbij gaat het ter plaatse van het plangebied om een schildersbedrijf, brandstoffendetailhandel (vaste en vloeibare), vleesrokerij, timmerwerkplaats, benzine-service station, lichtpetroleumpompinstallatie (eigen gebruik) en wasserij (natwasserij). Binnen het plangebied zijn verschillende ondergrondse tanks bekend. Deze zijn vrijwel allemaal verwijderd, buiten gebruik gesteld of onklaar gemaakt. Ter plaatse van Shell station Houtrust zijn benzine- en dieseltanks in gebruik.

Op het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat in het plangebied sprake was van zeven gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Hiervan is nog één sanering lopend (locatiecode AA051806531) en één locatie waarbij een sanering wordt geadviseerd (locatiecode AA051805425). De overige gevallen zijn gesaneerd waarbij al dan niet een restverontreiniging is achtergebleven.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteitszone B1/O1. Hier is de bovengrond (0.0-0.5 m-maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd met lood en PAK. De ondergrond (0,5-2,0 m-maaiveld) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik, lood en PAK.

Conclusie:

De behandelde thema's vormen een beperkte belemmering voor een verdere planvorming. Geadviseerd wordt de opmerkingen over te nemen.

Reactie:

De opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting. Uit nader contact met Odh is gebleken, dat het niet nodig is een geur- of hinderzone op te nemen rond de Awzi.

10. HTM

De HTM heeft het volgende aangegeven. In artikel 12, 13 en 14 wordt voor palen en masten een maximale bouwhoogte van 5 meter vermeld. Dit is echter onvoldoende hoog voor de bovenleidingmasten van de tram. Graag ziet de HTM deze maat aangepast naar maximaal 15 meter. Daarnaast is er onderzoek gaande naar een mogelijke tramverbinding met het voormalige Norfolkterrein. Eén van de routevarianten die daarbij vanuit DSO is genoemd, is een verlegging van tram 12 via de Nieboerweg naar het Norfolkterrein. In het bestemmingsplan Scheveningen Haven is om die reden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om dit mogelijk te maken. Voor dit plan lijken aanpassingen niet nodig. Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie:

Voor wat betreft de opmerking, dat in de genoemde artikelen (Verkeer-Hoofdverkeersweg, Verkeer-Openbaar vervoer en Verkeer-Straat) genoemde maat voor palen en masten onvoldoende zou zijn voor de bovenleidingen van de tram en het verzoek de maximale hoogte te bepalen op 15 meter, wordt het volgende opgemerkt. Deze opmerking berust kennelijk op een misverstand. Met de in de concept-ontwerpversie in de betreffende artikelen genoemde palen en masten en de daarbij behorende maat van 5 meter werd niet gedoeld op bovenleidingen ten behoeve van de tram. Bouwwerken ten behoeve van het openbaar vervoer worden in hun algemeenheid niet in de specifieke bestemmingen geregeld, maar in de algemene regels. De mogelijkheid van onder andere bovenleidingen is derhalve (zonder maat) opgenomen in hoofdstuk 3, de Algemene bouwregels, artikel 29 onder h, waarin wordt gesteld dat:

bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:

    • 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    • 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen;

Daarmee zijn -nog los van de wettelijke vergunningvrije mogelijkheden- de belangen van de HTM afdoende gewaarborgd. Echter na heroverweging, is in het ontwerpbestemmingsplan bij de verkeersbestemmingen de bouwregel voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aangepast. De regel luidt nu, dat het is toegestaan om ten behoeve van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde te realiseren.

In een tussentijdse reactie heeft de HTM aangegeven met de uitleg te kunnen instemmen.