direct naar inhoud van Regels
Plan: Forepark-A4-A12
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0259HForepark-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Forepark-A4-A12 met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0259HForepark-50VA van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in NL.IMRO.0518.BP0259HForepark-50VA met de bijbehorende regels en de daabij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.5 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.6 automatenhal:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.7 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.10 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.11 Bed & Breakfast

Een voorziening gericht op het – binnen een woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan maximaal vier personen. Onder een 'Bed and Breakfast' wordt niet verstaan het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte.

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.20 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwmarkt:

detailhandelsvestigingen waar bouwmaterialen en aanverwante zaken, alsmede materialen welke voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn, te koop worden aangeboden.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bruto-vloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.28 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, danwel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzijn indirect, steun vindt in of op de grond.

1.29 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars.

1.30 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 1.45 onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan.

1.32 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in personenauto's, motoren, caravans, boten, productiegebonden grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.33 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen, alsmede ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 1.45 onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven.

1.34 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.35 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.36 garagebedrijf:

een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt.

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 grens verschillende hoogten:

een op de plankaart aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.39 groenvoorziening:

groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur.

1.40 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.41 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.42 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.43 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, noodzakelijk voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst.

1.44 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.45 horeca-inrichting:
  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor inrichtingen waar horeca in ondergeschikte zin plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie Licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

categorie zwaar:

Horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

Horeca-inrichtingen rond de uitgaanskernen Grote Markt, Plein, Spui, Buitenhof en Scheveningen-Bad, kennen vrije openingstijden.

ondergeschikte horeca:

ondergeschikte horeca is op basis van de 'Toekomstvisie Horeca 2010-2015' toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de functies 'detailhandel', 'dienstverlening', 'cultureel', ' en 'maatschappelijk':

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m2 Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.
1.46 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.47 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.48 internetcafé / -gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.49 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan.

1.50 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.51 kapverdieping:

een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.52 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.53 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.54 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.55 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.56 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.57 ontheffingsbesluit:

het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.58 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.59 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.60 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.61 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.62 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.63 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.64 perifere detailhandelsbedrijven:
  • a. bouwmarkten;
  • b. tuincentra;
  • c. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2;
  • d. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto’s, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
  • e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen.
1.65 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.66 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.67 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.68 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.69 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.70 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.71 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.72 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd.

1.73 staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan Forepark-A4-A12.

1.74 staat van horeca-inrichtingen:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan Forepark-A4-A12.

1.75 stadiongerelateerde detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leeren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending. Deze goederen betreffen uitsluitend: voedingsmiddelen ten behoeve van verblijf in het stadion, sport- en spel- sportverzorgings- en fitnessartikelen, fanshop- en merchandisingartikelen en/of toegangsbewijzen voor het stadion. Hieronder wordt niet begrepen het verkopen van consumentenvuurwerk en/of vuurwerk inclusief de daarbijbehorende opslag.

1.76 stedelijke groene hoofdstructuur:

de gebieden die vanuit stedelijk, provinciaal, nationaal of Europees opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden; een duurzame Stedelijke Groene Hoofdstructuur, met alle daarin vervatte functies, is van groot belang voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad.

1.77 straat met doorgaande rijbaan:

doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.

1.78 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.79 transferruimte:

voor het publiek toegankelijk gebied op maaiveldniveau, welk gebied is bedoeld voor het begeleiden van de loopstromen.

1.80 tuincentrum:

een detailhandelsvestiging waar boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen en kamerplanten en attributen voor de aanleg, verfraaiing en het onderhoud van tuinen en daarbij nodige hulpmaterialen en tuinmeubilair te koop worden aangeboden.

1.81 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.82 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.83 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn is:

  • 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. voor andere terreinen dan onder 1:
    • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.
1.84 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.85 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.86 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.87 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen.

1.88 windturbine:

windmolen, voorzien van een turbine ten behoeve van het opwekken van elektriciteit.

1.89 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.10 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. groothandel;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • c. 'bedrijfswoning' tevens voor bedrijfswoningen;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede kantoren en detailhandel zoals nader omschreven in het vierde lid.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80%;
  • c. de gebouwen dienen te worden gebouwd op minimaal 3 meter afstand van de achterste en zijdelingse perceelsgrens;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • e. voor bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende regels:
    • 1. per bouwperceel mag niet meer dan 1 woning worden gebouwd;
    • 2. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
    • 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 4. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
    • 5. de goothooogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 6. de oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m2.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3.5 m;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. de onder lid 3.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen als opgenomen in bijlage 2;
  • b. detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
  • c. binnen een bestemmingsvlak zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren toegestaan;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn;
  • f. binnen het bestemmingsvlak zijn bedrijfswoningen niet toegestaan, met uitzondering van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Zelfstandige woningen zijn niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.4:

  • a. opdat daar niet genoemde bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met de wel in lid drie genoemde bedrijven;
  • b. ten behoeve van bedrijven behorende tot een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de toegelaten milieucategorie.

Artikel 4 Bedrijf - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  • a. bedrijven in de categorieën 2 en 3 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. groothandel;
  • c. perifere detailhandelsbedrijven, met dien verstande dat uitsluitend detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto’s, motoren, boten, caravans is toegestaan;
  • d. windmolens en/of windturbines;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • e. 'nutsvoorziening' tevens voor nutsvoorzieningen;
  • f. 'horeca' tevens voor lichte en middelzware horeca uit de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 1;
  • g. 'brandweerkazerne' tevens voor een brandweerkazerne;
  • h. 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, waarbij de verkoop van lpg niet is toegestaan;
  • i. 'brug' tevens voor bruggen;
  • j. 'bedrijfswoning' tevens voor bedrijfwoningen;
  • k. 'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen' tevens voor detailhandel in de verkoop van vuurwerk

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede kantoren en detailhandel zoals nader omschreven in het vijfde lid.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak danwel bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  • b. indien geen bouwvlak is opgenomen:
    • 1. mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 80%;
    • 2. dienen de gebouwen te worden gebouwd op minimaal 3 meter afstand van de achterste en zijdelingse perceelsgrens;
    • 3. mag de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan 11 meter;
  • c. indien een bouwvlak is opgenomen, mag de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
  • d. voor bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende regels:
    • 1. per bouwperceel mag niet meer dan 1 woning worden gebouwd;
    • 2. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
    • 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 4. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
    • 5. de goothooogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 6. de oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m2.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3.5 m;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.2 onder a voor het oprichten van windmolens en/of windturbines ten behoeve van de energievoorziening van de op het betreffende perceel toegelaten bedrijfsvoering met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer mag bedragen dan 25 meter;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de meest nabij gelegen woning niet minder dan 25 meter mag bedragen;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van andere percelen niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. ten opzichte van de in de bestemming Leiding - Gas opgenomen gasleidingen een veiligheidszone aangehouden dient te worden. De veiligheidsafstand bedraagt ten minste de masthoogte van de windmolen of windturbine, vermeerderd met 1/3 maal de lengte van het rotorblad.
4.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

4.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. de onder lid 3.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën 2 en 3 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen als opgenomen in bijlage 2;
  • b. detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
  • c. de opslag van vuurwerk ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen' mag niet meer bedragen dan 1.000 kg;
  • d. binnen een bestemmingsvlak zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren toegestaan;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn;
  • g. binnen het bestemmingsvlak zijn bedrijfswoningen niet toegestaan, met uitzondering van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Zelfstandige woningen zijn niet toegestaan.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.5:

  • a. opdat daar niet genoemde bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met de wel in lid drie genoemde bedrijven;
  • b. ten behoeve van bedrijven behorende tot een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de toegelaten milieucategorie.

Artikel 5 Bedrijf - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  • a. bedrijven in de categorieën 2 tot en met 4 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. perifere detailhandelsbedrijven, met dien verstande dat uitsluitend detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto’s, motoren, boten, caravans is toegestaan;
  • c. groothandel;
  • d. windmolens en/of windturbines;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • e. 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, waarbij ook de opslag en verkoop van lpg is toegestaan;
  • f. 'detailhandel perifeer' tevens voor perifere detailhandelsbedrijven in detailhandel in zeer volumineuze goederen als bepaald in artikel 1.64 onder d;
  • g. 'detailhandel' tevens voor detailhandel;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede kantoren en detailhandel zoals nader omschreven in het vijfde lid.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak danwel bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  • b. indien geen bouwvlak is opgenomen:
    • 1. mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 80%;
    • 2. dienen de gebouwen te worden gebouwd op minimaal 3 meter afstand van de achterste en zijdelingse perceelsgrens;
    • 3. mag de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan 15 meter;
  • c. indien een bouwvlak is opgenomen, mag de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3.5 m;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder a voor het oprichten van windmolens en/of windturbines ten behoeve van de energievoorziening van de op het betreffende perceel toegelaten bedrijfsvoering met dien verstande dat:

    • 1. de hoogte niet meer mag bedragen dan 25 meter;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de meest nabij gelegen woning niet minder dan 25 meter mag bedragen;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van andere percelen niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. ten opzichte van de in de bestemming Leiding - Gas opgenomen gasleidingen een veiligheidszone aangehouden dient te worden. De veiligheidsafstand bedraagt ten minste de masthoogte van de windmolen of windturbine, vermeerderd met 1/3 maal de lengte van het rotorblad.
5.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

5.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. de onder lid 5.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën 2 tot en met 4 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen als opgenomen in bijlage 2;
  • b. detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
  • c. binnen een bestemmingsvlak zijn uitsluitend niet zelfstandige kantoren toegestaan;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn;
  • f. binnen het bestemmingsvlak zijn dienstwoning niet toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.5:

  • a. opdat daar niet genoemde bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met de wel in lid drie genoemde bedrijven
  • b. ten behoeve van bedrijven behorende tot een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de toegelaten milieucategorie.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. perifere detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • b. 'sport' tevens voor 'sportvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen, alsmede ondergeschikte horeca zoals nader omschreven in het vierde lid.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3.5 m;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. horeca is uitsluitend toegestaan als een aan de hoofdfunctie gerelateerde nevenactiviteit waarbij:
    • 1. de openingstijden van de horeca gebonden zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
    • 2. de uitstraling van de hoofdfunctie in ruimtelijk opzicht dient te worden gehandhaafd;

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. culturele voorzieningen;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca in de categorieën middelzwaar en zwaar uit de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 1;
  • d. hotel;
  • e. stadiongerelateerde detailhandel;
  • f. windmolens en/of windturbines;
  • g. (auto)showrooms;
  • h. maatschappelijk, waaronder wordt begrepen:
    • 1. opleidingscentrum;
    • 2. welzijnsvoorzieningen, met dien verstande dat inrichtingen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit geluidhinder niet zijn toegestaan;
    • 3. sociaal-medische voorzieningen;
  • i. sportvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. perifere detailhandelsbedrijven, met dien verstande dat uitsluitend detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans is toegestaan;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • l. 'specifieke bouwaanduiding - reclamezuil' tevens voor een reclamemast;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 70%;
  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. in uitzondering op het gestelde onder c mag voor niet meer dan 10% van de grondoppervlakte binnen deze bestemming de hoogte maximaal 50 meter bedragen.
7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van reclamemasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamezuil' niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a:

  • a. ten behoeve van reclamedoeleinden, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 40 meter;
  • b. voor het oprichten van windmolens en/of windturbines ten behoeve van de energievoorziening van de op het betreffende perceel toegelaten bedrijfsvoering met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer mag bedragen dan 90 meter;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van andere percelen niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. ten opzichte van de in de bestemming Leiding - Gas opgenomen gasleidingen een veiligheidszone aangehouden dient te worden. De veiligheidsafstand bedraagt ten minste de masthoogte van de windmolen of windturbine, vermeerderd met 1/3 maal de lengte van het rotorblad.
7.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

7.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van culturele voorzieningen, sportvoorzieningen, dienstverlening en maatschappelijk mag niet meer bedragen dan 26.000 m2;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van stadiongerelateerde detailhandel mag niet meer bedragen dan 950 m2;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca in de categorie middelzwaar mag niet meer bedragen dan 4000 m2;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca in de categorie zwaar mag niet meer bedragen dan 2000 m2;
  • e. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van hotel mag niet meer bedragen dan 5000 m2;
  • f. volledige beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan twee lagen bestaan;
  • g. binnen de bestemming dienen ten minste 672 parkeerplaatsen ten behoeve van het in de bestemming Gemengd - 2 gelegen stadion in stand te worden gehouden.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het vierde lid onder c ten behoeve van een vergroting van het toegestane bruto-vloeroppervlak aan horeca in de categorie middelzwaar met niet meer dan 1.000 m2.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportstadion, met aan het stadion gerelateerde functies, zoals business-units, club- en/of kleedgebouwen, wedstrijdsecretariaat, vergader- en ontvangstruimten, persruimte, kantoren, medische voorzieningen, tribunes, licht- en vlaggenmasten en sportmeubilair;
  • b. stadiongerelateerde detailhandel;
  • c. horeca in de categorien licht, middelzwaar en zwaar uit de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 1;
  • d. culturele voorzieningen;
  • e. welzijnsvoorzieningen, met dien verstande dat inrichtingen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit geluidhinder niet zijn toegestaan;
  • f. dienstverlening;
  • g. sportvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

  • a. voor vlaggen- en lichtmasten ten behoeve van het stadion 50 meter;
  • b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 10 meter.
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

8.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van het sportstadion en de daaraan gerelateerde functies, stadiongerelateerde detailhandel en horeca in de categorieën licht, middelzwaar en zwaar als bedoeld in het eerste lid onder a tot en met c mag niet meer bedragen dan 13.000 m2;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van stadiongerelateerde detailhandel, culturele voorzieningen, dienstverlening, sportvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3.500 m2, met dien verstande dat niet meer dan 950 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van stadiongerelateerde detailhandel.

Artikel 9 Gemengd - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. welzijnsvoorzieningen, met dien verstande dat inrichtingen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit geluidhinder niet zijn toegestaan;
  • b. dienstverlening;
  • c. sportvoorzieningen;
  • d. showrooms;
  • e. fietsenstallingen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. windmolens en/of windturbines;
  • h. perifere detailhandelsbedrijven, met dien verstande dat uitsluitend detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans is toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt de maximale bouwhoogte:

  • a. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 4 meter;
  • b. voor erf- en terreinafscheidingen 2 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a:

  • a. ten behoeve van reclamedoeleinden, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 40 meter;
  • b. voor het oprichten van windmolens en/of windturbines ten behoeve van de energievoorziening van de op het betreffende perceel toegelaten bedrijfsvoering met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer mag bedragen dan 90 meter;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van andere percelen niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. ten opzichte van de in de bestemming Leiding - Gas opgenomen gasleidingen een veiligheidszone aangehouden dient te worden. De veiligheidsafstand bedraagt ten minste de masthoogte van de windmolen of windturbine, vermeerderd met 1/3 maal de lengte van het rotorblad.
9.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

9.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. het gezamenlijke bruto-vloeroppervlak van de in lid 1 genoemde functies mag niet meer bedragen dan 50.000 m2;
  • b. binnen de bestemming dienen ten minste 478 parkeerplaatsen ten behoeve van het in de bestemming Gemengd - 2 gelegen stadion in stand te worden gehouden.

Artikel 10 Gemengd - 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. sauna;
  • c. wellness;
  • d. dienstverlening;
  • e. sportvoorzieningen;
  • f. maatschappelijk, waaronder begrepen:
    • 1. gezondheidszorg;
    • 2. openbare dienstverlening;
    • 3. praktijkruimte;
    • 4. welzijnsinstelling;
    • 5. zorginstelling;

met dien verstande dat ten aanzien van de onder f1 tot en met f5 genoemde functies inrichtingen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit geluidhinder niet zijn toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag de hoogte van erfafscheidingen, aan de zijde van de Polderweg, niet meer bedragen dan 1,5 meter.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid onder a:

  • a. opdat daar niet genoemde bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met de wel in lid 1 genoemde bedrijven.
  • b. ten behoeve van bedrijven behorende tot een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de toegelaten milieucategorie.
10.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

Artikel 11 Gemengd - 5

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. kantoren;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • c. 'gemengd' tevens voor een praktijkruimte en dienstverlening;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. buiten het bouwvlak mag een fietsenstalling worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 100 m2.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

11.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. de onder lid 3.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen als opgenomen in bijlage 2;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak voor kantoren, praktijkruimte en dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' op de verbeelding mag niet meer bedragen dan 5.000 m2.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid onder a

  • a. opdat daar niet genoemde bedrijven eveneens kunnen worden toegelaten, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving gelijk gesteld kunnen worden met de wel in lid 1 genoemde bedrijven;
  • b. ten behoeve van bedrijven behorende tot een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de toegelaten milieucategorie.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals parken, grasvelden, plantsoenen, gazons, plantvakken, bermen en bermsloten;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. ecologische verbindingszone;
  • e. water;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • f. 'brug' tevens voor bruggen voor langzaam verkeer;
  • g. 'railverkeer' tevens voor tramsporen met bijbehorende voorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
  • a. Op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 27 geen gebouwen worden gebouwd.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen 1 meter;
    • 2. voor speelvoorzieningen 5 meter;
    • 3. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het (rail)verkeer 6 meter, ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer';
    • 4. voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 meter;

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kinderopvang;
  • b. gezondheidszorg;
  • c. openbare dienstverlening;
  • d. praktijkruimte;
  • e. welzijnsinstelling;
  • f. zorginstelling;

met dien verstande dat ten aanzien van de onder b tot en met f genoemde functies, inrichtingen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit geluidhinder niet zijn toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor;
  • b. parkeervoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • c. 'gemengd' tevens voor:
    • 1. bedrijven in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder en inrichtingen als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 2. praktijkruimte;
    • 3. dienstverlening;
    • 4. horeca in de categorie licht uit de Staat van Horeca-categorieën als opgenomen in bijlage 1;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag buiten het bouwvlak een voorziening worden gebouwd ten behoeve van de toegang tot de op de verdieping gelegen kantoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter.
14.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en het verlengde 1 meter;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan 2 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 meter.
14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A4, A12, Rhone en Donau, de in de bestemming Leiding - Gas gelegen gasleidingen en het in de bestemming Bedrijf - 3 gelegen verkooppunt motorbrandstoffen, aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

14.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca in de categorie licht als bedoeld in het eerste lid onder c mag niet meer bedragen dan 300 m2.

Artikel 15 Verkeer - Hoofdverkeersweg

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. autosnelwegen;
  • b. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
  • c. openbaar vervoerstroken en bijbehorende voorzieningen;
  • d. kunstwerken;
  • e. op- en afritten;
  • f. verbindingswegen;
  • g. taluds;
  • h. bermen;
  • i. geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen;
  • j. luchtschermen en andere voorzieningen ten behoeve van de luchtkwaliteit;
  • k. bruggen en tunnels ten behoeve van langzaam verkeer en rail- en tramverkeer;
  • l. fiets- en voetpaden;
  • m. duikers;
  • n. parkeerplaatsen;
  • o. water;
  • p. waterberging;
  • q. waterhuishouding;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. nutsvoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • t. 'gemaal' tevens voor een gemaal;
  • u. 'brug' tevens voor bruggen voor langzaam verkeer;
  • v. 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' tevens voor viaducten voor zowel gemotoriseerd als langzaam verkeer;
  • w. 'specifieke vorm van verkeer - tunnelbak' tevens voor een tunnel voor zowel gemotoriseerd als langzaam verkeer;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het verkeer, ten behoeve van de bewegwijzering en signalering met bermkasten en verkeerstechnische en tunneltechnische installaties, lichtmasten, verkeerslichten, verkeersregelinstallaties en overige voorzieningen

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
15.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor geluid- en luchtschermen 8 meter;
    • 2. voor viaducten 25 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 meter.

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen, waaronder trein- en tramsporen met bovenleidingen, perrons en bijbehorende voorzieningen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. wegen, straten en paden ten behoeve van de ontsluiting van wijk en buurt;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • g. 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' tevens voor viaducten voor zowel gemotoriseerd als langzaam verkeer;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde zoals verkeersgeleiders, bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies en seinpalen, overkappingen, verhardingen, afschermingen en viaducten en bruggen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt:
    • 1. voor viaducten 7 meter;
    • 2. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer 15 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, 5 meter.

Artikel 17 Verkeer - Straat

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. openbaar vervoerstroken;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. voet- en fietspaden;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • e. 'railverkeer' tevens voor tramsporen met bijbehorende voorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 27 geen gebouwen worden gebouwd;
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het (rail)verkeer 6 meter, ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer';
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter;

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. pleinen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • e. 'specifieke vorm van verkeer - viaduct' tevens voor viaducten voor zowel gemotoriseerd als langzaam verkeer;
  • f. 'brug' tevens voor bruggen voor langzaam verkeer'
  • g. 'parkeerterrein' tevens voor (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  • h. 'specifieke bouwaanduiding - reclamezuil' tevens voor een reclamemast;
  • i. 'specifieke vorm van verkeer - tunnelbak' tevens voor een tunnel voor zowel gemotoriseerd als langzaam verkeer;
  • j. 'railverkeer' tevens voor tramsporen met bijbehorende voorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water, laden en lossen en overige voorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 27 geen gebouwen worden gebouwd.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. voor speelvoorzieningen, 5 meter;
    • 2. voor gebouwde parkeervoorzieningen, 9 meter;
    • 3. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het (rail)verkeer 6 meter, ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer';
    • 4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van reclamemasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamezuil' niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsstraat

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, pleinen, trottoirs;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. fiets- en voetspaden;
  • d. speelvoorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • e. 'parkeerterrein' tevens voor (gebouwde) parkeervoorzieningen;
  • f. 'specifieke bouwaanduiding - reclamezuil' tevens voor een reclamemast;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 27 geen gebouwen worden gebouwd.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. voor speelvoorzieningen, 5 meter;
    • 2. voor gebouwde parkeervoorzieningen, 9 meter;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van reclamemasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamezuil' niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. vijver;
  • c. waterberging;
  • d. oever;
  • e. steiger;
  • f. ecologische verbindingszone;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • g. 'brug' tevens voor bruggen voor langzaam verkeer;

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden, groen en overige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op palen en masten.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving
  • 1. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding;
  • 2. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, krijgt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang.
21.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Gas' als bedoeld in lid Bestemmingsomschrijving gelden de volgende regels:

  • 1. ten dienste van de bedoelde leiding(en) mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • 2. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;
21.3 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid twee, onder 2, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
  • 2. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • 4. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • 5. het permanent opslaan van goederen;
  • 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
  • 1. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • 2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan;
  • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  • d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3, onder c, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanning

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en overige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de op de verbeelding aangeduide zone van de bestemming Leiding - Hoogspanning gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de ondergrondse hoogspanningsverbinding zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn, voor zover deze met de bestemming Leiding - Hoogspanning samenvallen en in tegenstelling tot het bepaalde in de bouwregels van deze bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het tweede lid onder b, met dien verstande dat:

  • a. het bouwen van gebouwen/bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoogspanningsverbinding;
  • b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • c. het bepaalde in de bouwregels van de bestemming die met de bestemming Leiding - Hoogspanning samenvalt, in acht wordt genomen.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    • 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    • 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 23 Leiding - Riool

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een:

  • a. afvalwater transportleiding.

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Riool' als bedoeld in lid 23.1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  • a. het bepaalde in lid 23.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    • 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
    • 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    • 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
    • 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 11. het permanent opslaan van goederen.
  • b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
    • 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
    • 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
    • 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    • 3. deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 24 Leiding - Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Water' als bedoeld in lid 24.1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  • a. het bepaalde in lid 24.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    • 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
    • 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    • 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
    • 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 11. het permanent opslaan van goederen.
  • b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
    • 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
    • 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
    • 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    • 3. deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 onder b onder de voorwaarde dat:

  • a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
  • b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
    • 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    • 1. geen ingrijpende beletselen teweegbrengen voor een doelmatig gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
  • c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  • d. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  • e. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  • f. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2 zijn toegestaan, tenzij sprake is van een inrichting met een veiligheidscontour en realisatie tot gevolg zou hebben dat (geprojecteerde) kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten binnen de contour komen te liggen (o.a. gasreduceerstation);
  • g. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  • h. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  • i. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    • 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt;
  • j. bij het realiseren van bestemmingen volgens dit bestemmingsplan dienen de Wet geluidhinder, het Haags ontheffingenbeleid (Ris 20405) en de voor dit bestemmingsplan afgegeven beschikking hogere grenswaarden in acht te worden genomen.
  • k. binnen het plangebied is straatmeubilair toegestaan;
  • l. binnen het plangebied mogen palen en masten worden gebouwd. De elders in de regels bepaalde hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet van toepassing op het bouwen van palen en masten.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  • b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • c. Tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 Veiligheidszone - munitie b

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie b' is het oprichten van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegestaan.

29.2 Veiligheidszone - munitie c

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie c' is het oprichten van bouwwerken met vlies- en gordijngevelconstructies of bouwerken met grote glasoppervlakten waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt niet toegestaan.

29.3 Veiligheidszone - lpg
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen die hoofdzakelijk gericht zijn op het langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen, vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn in dat verband bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van vluchtwegen.
29.4 Vrijwaringszone straalpad

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone straalpad' is het niet toegestaan bouwwerken op te richten die hoger zijn dan 60 meter.

29.5 Waterstaat - beschermingszone
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de waterstaatkundige werken, een en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
  • 2. Voor het bouwen binnen de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' gelden de volgende regels:
    • a. ten dienste van het behoud van de waterkering zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
    • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
  • 3. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 2, b, onder de voorwaarde dat:
    • a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
    • b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
29.6 Milieuzone - geurzone
29.6.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de daar voorkomende bestemmingen toelaatbaar geurgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geurbelasting vanwege de rioolwaterzuivering van de geurgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarden.

29.6.2 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval het gebruik van niet-geurgevoelige objecten als geurgevoelig object gerekend.

29.7 Zone overig - ecologische verbindingszone

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'zone overig - ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor het in stand houden of stimuleren van natuurlijke waarden.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

30.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentage met maximaal 10%;
  • b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 m;
  • c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • d. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  • e. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2.
30.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de aanduiding [h] en/of bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Daarbij kan advies worden ingewonnen van de toetsingscommissie horeca;
  • b. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
    • 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  • c. de vestiging en exploitatie van detailhandel in (consumenten)vuurwerk met de daarbij behorende opslag ter plaatse van de functieaanduiding [dhe] en/of bestemming detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg;
    • 2. het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag tot 1.000 kg niet meer mag bedragen dan 68 en het totaal aantal vestigingen in het stadsdeel Leidschendam-Voorburg niet meer mag bedragen dan 6;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 mag het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag tot 10.000 kg niet meer bedragen dan 7 en het totaal aantal vestigingen binnen het plangebied niet meer mag bedragen dan 1;
    • 4. voordat het afwijken wordt toegestaan, wordt advies ingewonnen van de veiligheidsregio Haaglanden;
  • d. het bepaalde in artikel 28 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
30.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
30.4 Voorwaarde

De in dit artikel opgenomen afwijkingen worden niet toegestaan indien op andere percelen dan die waarop de aanvraag betrekking heeft een situatie ontstaat, welke in strijd is met bij of krachtens de wet voorgeschreven bepalingen en/of met de regels van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Forepark-A4-A12.