direct naar inhoud van 4.6 Milieuzonering
Plan: Scheveningen Haven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-51VA

4.6 Milieuzonering

4.6.1 Algemeen

De milieuhygiënische gevolgen voor de omgeving door bedrijfsmatige activiteiten, wordt beperkt door de Wet milieubeheer. Daarbij maakt de Wet milieubeheer onderscheid tussen inrichtingen waarvoor een op maat geschreven vergunning moet worden verleend en inrichtingen die onder de algemene regels van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vallen. Voor het merendeel van de inrichtingen binnen het plangebied geldt dat deze onder de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (kortweg Activiteitenbesluit) vallen. Deze algemene regels richten zich op de volgende milieucompartimenten:

  • lozingen,
  • luchtkwaliteit,
  • bodemkwaliteit,
  • afvalbeheer,
  • energiebeheer,
  • verkeer en vervoer (met ingang van 1-1-2014),
  • geluidhinder,
  • trillingshinder,
  • gebruik van oplosmiddelen.

Het merendeel van deze voorschriften (lozingen, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, afvalbeheer, energiebeheer, verkeer en vervoer en gebruik van oplosmiddelen) zijn inrichtingsgebonden. Alleen de voorschriften om geur-, geluid- en trillingshinder tegen te gaan zijn gerelateerd aan de afstand tussen de inrichting en omliggende gevoelige objecten. Dit met uitzondering van de geluidvoorschriften voor inrichtingen die op een gezoneerd industrieterrein liggen. In het voorgaande is onder het thema 'Geluid' al ingegaan op de gevolgen van deze zonering voor het bestemmingsplan. Bij het vaststellen van de met het bestemmingsplan vast te leggen bestemmingen is primair uitgegaan van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering. In deze brochure worden afstanden aangegeven, die bij het mengen van functies (bedrijvigheid en gevoelige objecten) een goede ruimtelijke kwaliteit waarborgen. Deze afstanden zijn zodanig gekozen, dat – als daaraan wordt voldaan – ook aan de grenswaarden voor de betreffende bedrijven die op grond van het Activiteitenbesluit gelden wordt voldaan. Door het volgen van deze systematiek wordt dus voor de bedrijven binnen het bestemmingsplan de continuering van de bestaande bedrijfsvoering geborgd en wordt bovendien een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

In een aantal gevallen wordt niet voldaan aan de in de VNG-handreiking genoemde afstanden. In die gevallen geldt dat de specifieke op de inrichting toepasselijke grenswaarden uit het Activiteitenbesluit een kortere afstand toelaten dan de generieke afstanden uit de VNG-handreiking. Waardoor alsnog een goed woon- en leefklimaat, alsook de continuering van de bedrijfsactiviteiten is gewaarborgd.

In het geval van Boeg B.V. gevestigd aan de Hellingweg 196 geldt dat binnen de daaraan toekomende geluidruimte een geluidgevoelig object geprojecteerd wordt. In het navolgende wordt op deze situatie ingegaan.

Het ingenieursbureau van de gemeente Den Haag heeft voor wat betreft de geluidbelasting en milieubelasting nader onderzoek gedaan naar de hieronder opgenomen aspecten (Bijlage 15 Ruimtelijke inpasbaarheid bedrijvigheid). In dit onderzoek zijn de volgende aspecten beschouwd;

  • De geluidsbelasting door in de Derde Haven afgemeerde schepen van Rederij Groen;
  • De milieubelasting door de bedrijvigheid in het Nautisch Centrum aan de Tweede Haven;
  • De geluidsbelasting door de bedrijvigheid binnen Boeg B.V. ter hoogte van de langs de zuidzijde van dit bedrijfspand geprojecteerde woonbebouwing.

Uit dit onderzoek blijkt het volgende ten aanzien van de hierboven opgenomen aspecten:

  • Om de geluidbelasting door de in de Derde Haven afgemeerde schepen van Rederij Groen tot een aanvaardbaar niveau te beperken, zullen voorwaarden moeten worden gesteld aan de bedrijfsvoering. Daarbij kan worden gedacht aan het zodanig afmeren van de schepen dat een daarop gebruikte hulpmotor door het schip zelf (gezien vanuit het bestemmingsvlak Gemengd 1) wordt afgeschermd. De geluidbelasting kan worden weggenomen door gebruik te maken van walstroom.
  • Om de geluidbelasting ter hoogte van het bestemmingsvlak Gemengd 2 aan de Hellingweg, door de werkzaamheden bij het Nautisch Centrum tot een aanvaardbaar niveau te beperken, moeten deze werkzaamheden tot een zeker gedeelte van het buitenterrein worden beperkt. Gelet op het relatief weinig intensieve gebruik van dit buitenterrein kan er van worden uitgegaan dat deze beperking geen onaanvaardbare aantasting van de bedrijfsvoering inhoudt. Het verrichten van werkzaamheden op en of aan schepen binnen deze zone wordt in het bestemmingsplan gereguleerd door het vastleggen van deze zone als verbeelding op de plankaart en het terzake opnemen van een regeling in de planregels.
  • In de hierna volgende paragraaf is uitgebreid ingegaan op Boeg B.V.

In het bestemmingsplan is een nadere eisen-regeling ingevoegd (zie paragraaf 4.6.3) en een maatwerkbestemming voor de werkzaamheden van de jachthaven.

4.6.2 Boeg B.V.

Milieuruimte Boeg B.V.

Binnen de inrichting van Boeg B.V. aan de Hellingweg 196 worden pleziervaartuigen en beroepsvaartuigen vervaardigd, onderhouden en gerepareerd. Voor deze inrichting is door de gemeente Den Haag op 25 maart 2008 een omgevingsvergunning milieu verleend. Bij het verlenen van deze vergunning is uitgegaan van een geluidruimte, die kan worden uitgedrukt als een contour van 40 dB(A) voor het equivalente geluidniveau op 80 meter van het hart van de inrichting. Daarnaast is in de voorschriften bepaald dat de emissies naar de lucht vanwege het in werking zijn van de inrichting, zodanig moeten worden geëmitteerd dat daarmee een voldoende verspreiding van de emissies is gewaarborgd.

Op grond van het bestemmingsplan geldt voor de gronden waarop de inrichting is gevestigd de bestemming 'Bedrijf-2'. De planregels laten hier een inrichting toe dat past binnen categorie 3.2 volgens de bij het bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijven. Volgens deze staat en de daarbij beschreven richtafstanden, moet voor deze bedrijfscategorie een richtafstand van 100 meter tot gevoelige objecten aangehouden worden in verband met de daarmee gepaard gaande geluidbelasting. In geval van een gemengd gebied waarvan hier sprake is. bedraagt deze afstand 50 meter. Voor het verrichten van werkzaamheden aan schepen wordt in deze Staat van Bedrijven een richtafstand van 15 tot 50 meter tot omliggende gevoelige objecten aanbevolen.

Voor het direct ten zuidwesten van het bedrijfspand van Boeg gelegen kavel, dat wordt begrensd door de Hellingweg en de Kranenburgweg, wordt een woonbestemming vastgesteld. Dit kavel ligt op een aanzienlijk kortere afstand van het terrein van Boeg, dan de voornoemde 100 meter (ongeveer 10 meter). Daarom is ter voorbereiding van dit bestemmingsplan nader onderzoek gedaan naar onder meer de geluidbelasting ter hoogte van dit kavel door het in werking zijn van Boeg.

Geluidbelasting

In het zonebeheersplan dat voor het industrieterrein Scheveningen Haven is opgesteld, is de geluidruimte van Boeg en het ten zuidoosten daarvan (indertijd) gevestigde kranenbedrijfje opgenomen. Op grond van deze gegevens is een berekening gemaakt van de geluidbelasting ter hoogte van het ten zuidwesten van deze bedrijven gelegen kavel ingetekende bouwblok (verder aangeduid als Havenhoofd). Uit deze berekening blijkt dat door deze geluidsbronnen ter hoogte van de noordoostelijke begrenzing van dit bouwblok een geluidbelasting optreedt van ten hoogste 55 dB(A). Ter hoogte van de zuidoostelijke begrenzing van het bouwblok treedt een geluidbelasting op van ten hoogste 61 dB(A). Een (gecumuleerde) geluidbelasting van 55 dB(A) door beide bedrijven leidt niet tot een onaanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat. Op grond van de op Boeg van toepassing zijnde 'Handreiking industrielawaai en vergunningverlening' kan voor bestaande inrichtingen zoals Boeg een geluidruimte tot 55 dB(A) worden vergund. Bovendien biedt de Wet geluidhinder voor zoneringsplichtig industrielawaai de mogelijkheid tot een ontheffing tot 55 dB(A). De vergunningvoorschriften voor Boeg hoeven op dit punt niet aangepast te worden omdat deze, volgens de huidige redactie, al ruimte bieden aan deze geluidbelasting ter hoogte van Havenhoofd. Dit maakt dat – ondanks de aanzienlijk kortere afstand dan 50 meter, zoals geadviseerd in de Staat van Bedrijven – sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat ter hoogte van de noordoostgevel van het bouwblok van Havenhoofd. De gecumuleerde geluidbelasting ter hoogte van het zuidoostelijke deel van dit bouwblok is echter wel hoger dan wenselijk. Daarom wordt in de planregels voorgeschreven dat daar moet worden voorzien in een zogenoemde 'dove gevel'. Hiervan kan worden afgezien indien de geluidbelasting ter hoogte van het feitelijke bouwplan, waarmee invulling wordt gegeven aan de vastgestelde bestemming, daar geen aanleiding toe geeft.

Luchtkwaliteit

De werkzaamheden die binnen de inrichting van Boeg aan de Hellingweg 196 worden uitgevoerd beperken zich op grond van de verleende milieuvergunning tot las-, slijp- en overige metaalbewerkingswerkzaamheden. Er is geen vergunning verleend voor het verrichten van spuitwerkzaamheden. Dit maakt dat de emissies naar de lucht, die samenhangen met het in werking zijn van Boeg, relatief beperkt zijn. Er wordt niet op grote schaal oplosmiddelen geëmitteerd, zoals het geval zou zijn als binnen de inrichting gebruik zou worden gemaakt van een spuitcabine of spuitwand. Bovendien is voor het afvoeren van de emissies naar de lucht die ontstaan door de laswerkzaamheden een luchtbehandelingssysteem in gebruik. Dit maakt dat de resterende emissies naar de lucht, wat betreft de milieuinvloed daarvan voor de omgeving, tot een minimum worden beperkt. Tot slot is van belang dat het bouwblok van Havenhoofd ten zuidwesten van de inrichting van Boeg ligt. Door de overheersende zuidwesten wind worden de emissies naar de lucht, die door het in werking zijn van Boeg optreden, door deze overheersende zuidwesten wind van het bouwblok weggevoerd. Het voorgaande maakt dat – hoewel feitelijke afstand korter is dan de richtafstand zoals genoemd in de Staat van Bedrijven – sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter hoogte van Havenhoofd gelet op de gevolgen van Boeg voor de luchtkwaliteit.

Resumerend kan worden gesteld gelet op de milieugevolgen door het in werking zijn van Boeg ter hoogte van Havenhoofd, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit met dien verstande dat de geluidbelasting ter hoogte van het zuidoostelijk te realiseren geveldeel aanleiding kan zijn om dit een zogenoemde 'dove gevel' te doen laten zijn. Dit voorbehoud is in de regels van de bestemming Gemengd - 9 opgenomen.

4.6.3 Nadere eisen regeling voor de bestemming Water

Het grootste deel van de milieubelastende activiteiten in de haven worden gereguleerd via de Wet milieubeheer. Deze wet en het daarbij behorende Activiteitenbesluit bevatten een uitputtende regeling voor het beperken van de milieubelasting vanuit inrichtingen. Op grond van die wet is het college, indien er geen vergunning is vereist maar algemene regels gelden, bijvoorbeeld bevoegd om maatwerkvoorschriften voor de betreffende activiteiten op te stellen. Indien activiteiten binnen de inrichting plaatsvinden bevat die wet een uitputtende regeling voor de beperking van milieubelasting. Het is dan niet mogelijk om dezelfde aspecten die in vergunningen of algemene regels zijn geregeld via bijvoorbeeld het bestemmingsplan of een andere verordening nader te reguleren. Niet alle activiteiten vallen echter onder de inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Zo kan het gebruik van schepen zonder kadegebruik of kantoor- of bedrijfsruimte aan de wal hier in specifieke gevallen buiten vallen. Dit kan ook gelden voor niet afgemeerde schepen. Om te voorkomen dat dergelijke activiteiten niet kunnen worden gereguleerd is in de waterbestemming een nadere eisen regeling toegevoegd die de milieubelasting van het gebruik van het water en daarop varende of afgemeerde schepen nader kan reguleren. Het college komt bij de herziening van de havenverordening, die nu in voorbereiding is, met voorstellen om het gebruik van de havens nader te reguleren.