Plan: | Scheveningen Haven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-50VA |
Bij de totstandkoming van het concept ontwerp bestemmingsplan is een informele consultatiefase georganiseerd. Op 17 april 2013 is hiertoe een informatieavond gehouden voor de bij het bestemmingsplan betrokken maatschappelijke organisaties. De volgende organisaties waren daarvoor uitgenodigd:
- Stichting Duinbehoud;
- Haagse vogelbescherming;
- Stichting Het Zuid Hollands Landschap;
- Haags Monumentenplatform;
- Stichting Vrienden van Den Haag;
- Stichting Boog;
- Gezamenlijke Scheveningse bewonersorganisaties;
- Stichting Wijkoverleg Scheveningen Dorp;
- Bewonerscommissie Zeerust Scheveningen;
- Stichting Wijkoverleg Statenkwartier;
- De heer H. van Dussen (Boulevard)
- Bewonersorganisatie Havenkwartier;
- Stichting Wijkberaad Duindorp;
- Wijkvereniging de Vogelwijk;
- GO! Scheveningen kuststrook;
- Stichting Marketing Scheveningen;
- Kamer van Koophandel;
- Internationaal Topzeil Centrum;
- Algemene Vereniging voor Natuurbescherming;
- Stichting Gemeentemuseum Den Haag;
- Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij;
- Belangenvereniging Schevenings Havengebied (BSH)
- Klankbordgroep Scheveningen Haven
- Vereniging van Strandexploitanten (Noorderstrand, Scheveningen)
- Zuiderstand vereniging (Zuiderstrand, Kijkduin)
- Concire (Vispact)
- United Fish Auction (Vispact)
Tijdens de goedbezochte informatieavond hebben vertegenwoordigers van de gemeente een presentatie over de uitgangspunten van het bestemmingsplan gegeven en was veel ruimte voor de aanwezigen om vragen te stellen. In de periode na de informatieavond zijn de aanwezigen in de gelegenheid gesteld om een eerste reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan. Deze paragraaf bevat deze reacties en een reactie daarop. Hiermee wordt invulling gegeven aan het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening waarin is opgenomen dat een bestemmingsplan een beschrijving bevat van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Tijdens de formele fase van het bestemmingsplan wordt het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Een ieder kan dan zijn of haar zienswijze kenbaar maken. De ingekomen zienswijzen en de reacties daarop worden opgenomen in het bij het bestemmingsplan behorende raadsvoorstel.
De volgende partijen hebben gebruik gemaakt van de informele consultatiefase:
I. Zoutwater B.V.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ontvangt u hierbij onze reactie op het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Scheveningen Haven.
Wij zijn eigenaar van diverse appartementen aan de Hellingweg (zie ), tevens bekend als recreatieappartementen Waterfront in het Nautisch Centrum. Deze objecten vallen binnen het gebied voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan.
Na bestudering van het concept ontwerp-bestemmingsplan Scheveningen Haven kunnen wij u het volgende melden.
Allereest zijn wij verheugd te constateren dat het Nautisch Centrum de bestemming “Gemengd-2” heeft gekregen. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor o.a. wonen, met de kanttekening dat wonen in de eerste bouwlaag niet mogelijk is. Daarnaast zijn ook recreatieappartementen mogelijk. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan onze wens de bestaande recreatieappartementen als volwaardige woningen te bestemmen. Wij gaan ervan uit dat u deze bestemming handhaaft bij de uiteindelijke vaststelling van het bestemmingsplan.
Daarnaast zien wij ook enkele omissies in het plan die wij hier aan de kaak willen stellen. Zo liggen aan de Kom, tegenover het noordelijk deel van het Nautisch Centrum, enkele bedrijven die de bestemming “Bedrijf-2” hebben gekregen.
We zien dat het meest westelijk gelegen deel van het terrein hier enkel een maximum bebouwingspercentage heeft gekregen van 60%, maar geen bouwvlak en geen maximale bouwhoogte. Het is nu dus ongewis welke bouwhoogte hier aangehouden moet worden.
Op dit moment staat er een gebouw op het terrein en wij verwachten dan ook dat dit gebouw conservatief bestemd wordt. In het kader van rechtszekerheid verzoeken wij u de bouwhoogte van het bestaande gebouw op te nemen, al dan niet gepaard met een bouwvlak.
Het middendeel is ook bestemd als Bedrijf-2 en heeft een bouwvlak gekregen met een maximale bebouwingshoogte van 25 meter. In de toelichting van het bestemmingsplan is te lezen dat hier het nieuwe zeilcentrum gepland is. Vanuit het stedenbouwkundig plan worden hier nog randvoorwaarden aangegeven die duiden op een relatie met het Nautisch Centrum. Aangegeven wordt dat “het gebouw bestaat uit twee delen met verschillende bouwhoogtes. Aan de kant van het Nautische Centrum is de maximale bouwhoogte 12 meter (de hal voor bootopslag). De maximale bouwhoogte van het overige deel is 20 meter.” Dit is echter niet overgenomen in het concept ontwerp-bestemmingsplan. Wij verzoeken u de maximale bouwhoogte aan te passen aan de stedenbouwkundige uitgangspunten en duidelijkheid te geven middels een hoogtescheidingslijn vanaf welk punt er 20 meter hoog gebouwd mag worden.
Het bestaande 'Esso huisje' aan de Hellingweg 123 is bestemd als Bedrijf-2 met de functieaanduiding 'kantoor'. De maximale bouwhoogte hier is ook 25 meter, wat in het licht van bovenstaande nog meer bevreemdt. Aangezien er stedenbouwkundig al rekening wordt gehouden met het nieuwe zeilcentrum in relatie tot de (recreatie)woningen in het Nautisch Centrum, lijkt het niet meer dan logisch om het bestaande gebouw hier te beperken in haar bouwmogelijkheden tot hetgeen nu gebouwd is. Het is uit het oogpunt van woon- en leefklimaat niet acceptabel om hier een bouwwerk van 25 meter hoog te mogen bouwen. Wij verzoeken u de maximale bouwhoogte dan ook terug te brengen tot de bestaande hoogte van het gebouw.
Graag vernemen wij van u of dit bezwaar op de juiste wijze is ingediend en zo nee, hoe dit dan wel moet gebeuren.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Het is inderdaad de inzet van dit bestemmingsplan om ter plaatse van het Nautisch Centrum tevens een woonbestemming toe te staan. Volledigheidshalve merken wij op dat hiervoor wel eerst een procedure hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder moet worden doorlopen.
Westelijk deel van het terrein uitsluitend bebouwingspercentage, geen bouwhoogte
In het ontwerp bestemmingsplan is dit aangepast: naast een bebouwingspercentage is een bouwhoogte aangegeven. De bouwhoogte is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en bedraagt 25 meter plus NAP. Er is geen bouwvlak aangegeven omdat het bebouwingspercentage betrekking heeft op het gehele bestemmingsvlak.
Bouwhoogte Zeilcentrum
In het conceptontwerp bestemmingsplan was op de verbeelding voor deze locatie uitgegaan van de
bouwhoogte uit het vigerende bestemmingsplan (25 meter). In het ontwerp bestemmingsplan is de
bouwhoogte aangepast in overeenstemming met het vastgestelde stedenbouwkundig plan voor
Scheveningen Haven waar deze locatie deel van uitmaakt. De bouwhoogte aan de zijde van het
Nautisch Centrum bedraagt 12 meter ten opzichte van maaiveld (circa 18 meter ten opzichte van
NAP).
Goot- en bouwhoogte Esso huisje
In het conceptontwerp bestemmingsplan was de bouwhoogte op deze locatie overgenomen uit het
vigerende bestemmingsplan. Naar aanleiding van deze en overige vooroverlegreacties is ervoor
gekozen om dit aan te passen en de goot- en bouwhoogte te bestemmen in overeenstemming met de
feitelijk bestaande situatie.
II. Vispaleis en Havenpaleis
Ik heb het concept ontwerp bestemmingsplan Scheveningen Haven gezien en van onze twee viswinkels op de Dr Lelykade, Vispaleis en Havenpaleis zie ik niks meer van terug, mocht het zo zijn dat deze twee winkels inderdaad niet in het bestemmingsplan zijn meegenomen dan dit bezwaar.
Kunt u mij (gemeente Den Haag) hier informatie over geven want we zouden het prettig vinden dat we gewoon kunnen blijven bestaan.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Vispaleis
Vanwege de realisatie van De Havenmeester komt de helling tussen de Westduinweg en de Dr.
Lelykade te vervallen. Uit oogpunt van de bereikbaarheid van de Dr. Lelykade is het noodzakelijk om
op een tweetal andere locaties een nieuwe ontsluiting te realiseren. Het gaat daarbij om het in twee
richtingen openstellen van de Van Bergenstraat tussen de Westduinweg en de Dr. Lelykade en de
realisatie van een nieuwe hellingbaan tussen de Dr. Lelykade landzijde en Schokkerweg
(eenrichtingsverkeer voor auto's van Dr. Lelykade richting Schokkerweg). Deze hellingbaan komt in het
verlengde te liggen van de rijbaan die tussen het Paviljoen Damen (Havenpaleis) en de nieuwbouw van
De Havenmeester ligt (zie onderstaande afbeelding). Om deze hellingbaan mogelijk te maken, kan het
Vispaleis niet op deze locatie blijven bestaan. Het Vispaleis is dan ook niet in het bestemmingsplan
opgenomen. Het Vispaleis heeft een standplaatsvergunning en valt hiermee in categorie B zoals
aangegeven in paragraaf 6.4 van de toelichting.
Havenpaleis
Het Havenpaleis is opgenomen in het gebied ter hoogte van de Dr. Lelykade met de functieaanduiding
'specifieke vorm van horeca – paviljoens'. Ter plaatse van deze aanduiding is de realisatie van 7
paviljoens onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de bestemming
'Verkeer – verblijfsstraat'. Het Havenpaleis is dus opgenomen in het bestemmingsplan.
III. Investio B.V.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ontvangt u hierbij onze reactie op het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Scheveningen Haven.
Wij zijn eigenaar van: de appartementsrechten gelegen aan de Hellingweg 2383 WG 's-Gravenhage, nummers:18b, 18c, 16, 6b, 34, 36a, 22a, 10, 24b, 26a, 40a, 12b, 12, 12a, 30a, en 40b en de onderappartementsrechten gelegen aan de Hellingweg 2383 WG 'sGravenhage nummers 69, 70, 71, 73, 81, 84, 96, 107, 109, 112, 116, 121, 123, 124, 128, en 129 tevens bekend als hotelappartementen Waterfront. Deze objecten vallen binnen zowel het gebied waar het MER voor wordt opgesteld, als voor het gebied voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan.
Na bestudering van het concept ontwerp-bestemmingsplan Scheveningen Haven kunnen wij u het volgende melden.
Allereest zijn wij verheugd te constateren dat het Nautisch Centrum de bestemming "Gemengd-2" heeft gekregen. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoelt voor o.a. wonen, met de kanttekening dat wonen in de eerste bouwlaag niet mogelijk is.
Daarnaast zijn ook recreatieappartementen mogelijk. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan onze wens de bestaande recreatieappartementen als volwaardige woningen te bestemmen. Wij gaan ervan uit dat u deze bestemming handhaaft bij de uiteindelijke vaststelling van het bestemmingsplan.
Daarnaast zien wij ook enkele omissies in het plan die wij hier willen benadrukken. Zo liggen aan de Kom, tegenover het noordelijk deel van het Nautisch Centrum, enkele bedrijven die de bestemming "Bedrijf-2" hebben gekregen.
We zien hier dat de meest westelijk gelegen deel van het terrein hier enkel een maximum bebouwingspercentage heeft gekregen van 60%, maar geen bouwvlak en maximale bouwhoogte. Het is nu dus ongewis welke bouwhoogte hier aangehouden moet worden. Op dit moment staat er een gebouw op het terrein en wij verwachten dan ook dat dit gebouw conservatief bestemd wordt. In het kader van rechtszekerheid verzoeken wij u de bouwhoogte van het bestaande gebouw op te nemen, al dan niet gepaard met een bouwvlak.
Het middendeel is ook bestemd als Bedrijf-2 en heeft een bouwvlak gekregen met een maximale bebouwingshoogte van 25 meter. In de toelichting van het bestemmingsplan is te lezen dat hier het nieuwe zeilcentrum gepland is. Vanuit het stedenbouwkundig plan worden hier nog randvoorwaarden aangegeven die duiden op een relatie met het Nautisch Centrum. Aangegeven wordt dat "het gebouw bestaat uit twee delen met verschillende bouwhoogtes. Aan de kant van het Nautische Centrum is de maximale bouwhoogte 12 meter (de hal voor bootopslag). De maximale bouwhoogte van het overige deel is 20 meter." Dit is echter niet overgenomen in het concept ontwerpbestemmingsplan.
Wij verzoeken u de maximale bouwhoogte aan te passen aan de stedenbouwkundige uitgangspunten en duidelijkheid te geven middels een hoogtescheidingslijn vanaf welk punt er 20 meter hoog gebouwd mag worden. Het bestaande 'Esso huisje' aan de Hellingweg 123 is bestemd als Bedrijf-2 met de functieaanduiding 'kantoor'. De maximale bouwhoogte hier is ook 25 meter, wat in het licht van bovenstaande nog meer bevreemdt. Aangezien er stedenbouwkundig al rekening wordt gehouden met het nieuwe zeilcentrum in relatie tot de (recreatie)woningen in het Nautisch Centrum, lijkt het niet meer dan logisch om het bestaande gebouw hier te beperken in haar bouwmogelijkheden tot hetgeen nu gebouwd is. Het is uit het oogpunt van woon- en leefklimaat niet acceptabel om hier een bouwwerk van 25 meter hoog te mogen bouwen. Wij verzoeken u de maximale bouwhoogte dan ook terug te brengen tot de bestaande hoogte van het gebouw.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Het is inderdaad de inzet van dit bestemmingsplan om ter plaatse van het Nautisch Centrum tevens een woonbestemming toe te staan.
Westelijk deel van het terrein uitsluitend bebouwingspercentage, geen bouwhoogte
In het ontwerp bestemmingsplan is dit aangepast: naast een bebouwingspercentage is een bouwhoogte aangegeven. De bouwhoogte is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en bedraagt 25 meter plus NAP. Er is geen bouwvlak aangegeven omdat het bebouwingspercentage betrekking heeft op het gehele bestemmingsvlak.
Bouwhoogte Zeilcentrum
In het conceptontwerp bestemmingsplan was op de verbeelding voor deze locatie uitgegaan van de bouwhoogte uit het vigerende bestemmingsplan (25 meter). In het ontwerp bestemmingsplan is de bouwhoogte aangepast in overeenstemming met het vastgestelde stedenbouwkundig plan voor Scheveningen Haven waar deze locatie deel van uitmaakt. De bouwhoogte aan de zijde van het Nautisch Centrum bedraagt 12 meter ten opzichte van maaiveld (circa 18 meter ten opzichte van NAP).
Goot- en bouwhoogte Esso huisje
In het conceptontwerp bestemmingsplan was de bouwhoogte op deze locatie overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Naar aanleiding van deze en overige vooroverlegreacties is ervoor gekozen om dit aan te passen en de goot- en bouwhoogte te bestemmen in overeenstemming met de feitelijk bestaande situatie.
IV. Van der Zwan & Zn.
Als bedrijf gevestigd op Landhoofd C en dus als direct betrokkene en belanghebbende geven wij hierbij onze zienswijze op het concept bestemmingsplan zoals dat momenteel voorligt en dan specifiek voor het gebied dat bekend staat als De Kom.
In de afgelopen maanden hebben wij, tezamen met de Malherbe Groep, onze nieuwbouwplannen voor een Zeilcentrum en bedrijfs- en kantoorruimte op Landhoofd C bij de Gemeente gepresenteerd. Helaas is de omschrijving op pagina 84 van het concept bestemmingsplan niet helemaal conform de concrete plannen zoals wij deze binnenkort ten uitvoer willen gaan brengen.
Graag zien wij de omschrijving van onze voorgenomen activiteiten in dit gebied aangepast in uw bestemmingsplan zodat de plannen ook conform onze besprekingen/ presentaties uitgevoerd kunnen worden en hierover in een later stadium geen ongewilde discussies en vertraging ontstaan.
A.
Op pagina 84 staat onder het kopje Zeilcentrum het volgende:
“Om versnippering te voorkomen is het gewenst beide ontwikkelingen te clusteren binnen een gebouwencomplex”. In onze huidige plannen is er bewust een ruimte van 4 – 6 meter open gehouden tussen het zeilcentrum en de bedrijfsbebouwing op de aangrenzende kavel. Formeel is er geen sprake van een gebouwencomplex en zullen de gebruikers, functies en eigenaren van beide gebouwen ook geheel verschillend zijn. Bovendien, mochten de huidige plannen onverhoopt niet doorgaan, vormt deze zinsnede een te grote beperking op de mogelijkheden om op de individuele kavels iets nieuws te ondernemen. Dit kan een remmende werking hebben op de ontwikkeling van het hele gebied. Wij stellen dan ook voor deze zinsnede te laten vervallen.
B.
Op pagina 84 staat onder het kopje Zeilcentrum het volgende:
“Op de naastgelegen bedrijfkavel wordt rekening gehouden met een uitbreiding van maximaal 900m2 kantoor en maximaal 900m2 opslagloods”. Deze gegevens zijn niet conform de plannen die wij de afgelopen maanden bij de Gemeente gepresenteerd hebben. Onze plannen voorzien in 1800m2 additionele bedrijfsruimte en 1200m2 additionele kantoorruimte op de kavel Hellingweg 5. Wij verzoeken u nadrukkelijk om ten minste deze waardes in de omschrijving van het bestemmingsplan op pagina 84 op te nemen. Alleen dan kunnen wij de voorgenomen en gepresenteerde bouwplannen ten uitvoer brengen.
C.
Op pagina 84 staat onder het kopje Zeilcentrum het volgende:
“Aan de Kom is een Zeilcentrum voorzien met bedrijfsruimte voor nautische organisaties en zeilsportorganisaties”. Dat is op dit moment grotendeels juist. Dit Zeilcentrum wordt met name gebouwd om de Nederlandse zeilploeg te accommoderen. Echter, mocht de Nederlandse zeilploeg over een aantal jaren besluiten om naar elders te verhuizen dan zal het onmogelijk zijn om voor dit gebouw een gelijksoortige gebruiker te vinden. Zoveel zeilsportorganisaties of nautische organisaties zijn er niet. Derhalve zouden wij zeer gebaat zijn bij een ruimere omschrijving bijvoorbeeld door de toevoeging “………zeilsportorganisaties of andere al dan niet haven/zeegebonden organisaties of bedrijfsactiviteiten”. Ook hier geldt dat als onverhoopt de Nederlandse zeilploeg besluit niet te verhuizen naar deze locatie alle ontwikkelingen geremd worden door de beperkte doelomschrijving van de locatie. Door een ruimere omschrijving wordt de kans op een goede en permanente benutting van de kavel groter. We willen uiteraard nooit meer in een situatie terecht komen zoals deze momenteel is.
Wij willen u bij voorbaat danken voor het doorvoeren van de wijzigingen en zien uit naar de verwezenlijking van onze plannen op korte termijn. Voor nadere informatie over onze zienswijze of onze voorgenomen en gepresenteerde plannen kunt u uiteraard ook met ondergetekende contact opnemen. Bijgevoegde brief hebben wij vandaag per reguliere post aan u verstuurd.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
A.Naar aanleiding van de vooroverlegreactie is de betreffende zin in de toelichting van het
conceptontwerp bestemmingsplan komen te vervallen.
B. De toelichting op p. 84 heeft betrekking op het Zeilcentrum. Om misverstanden te voorkomen is de omschrijving van het (maximale) programma op de naastgelegen bedrijfskavel op deze plek vervallen.
C) In de regels van de bestemming Bedrijf – 2 is opgenomen dat de volgende functies zijn toegestaan:
- bedrijven in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op Bedrijventerreinen;
- bedrijfsverzamelgebouw;
- dienstverlening;
- sportvoorzieningen, waaronder mede wordt verstaan de daarbij behorende opslag en kantoor en aan de sportvoorziening gerelateerde horeca.
De bestemming is derhalve ruimer dan na het lezen van de toelichting kan worden verondersteld. De
toelichting is hier op aangepast. Deze locatie heeft in het ontwerp-bestemmingsplan de bestemming
GD-7 gekregen.
V. Kantine Visafslag
Graag wil ik reageren op het in ontwerp bestemmingsplan Scheveningen Haven.
Ik heb vragen voor mijn functie bepaling in het concept bestemmingsplan Scheveningen Haven.
Momenteel lijkt mij de bijhorende indeling en omschrijving ingewikkeld en om latere discussies te voorkomen lijkt mij een aanpassing zinvol.
Allereerst een uitleg wat momenteel de situatie is.
De huidige functie van Kantine Visafslag is twee ledig. Aan de ene kant ondersteunen wij de horeca functie van de visafslag en zijn wij elke ochtend open om aan de kopers lichte horeca te ondersteunen al worden zo nu en dan ook alcohol geschonken aan de vissers die net binnen zijn gevaren. Na de afslag en is deze structureel vroeg afgelopen en wordt onze ruimte daarna te beschikking gesteld aan de zakelijke markt. Dit kan zijn voor vergaderingen, presentaties, fusies tussen afdelingen, bijhorende lunches en later op de middag borrel momenten. Ook wordt aansluitend wel eens gekozen voor een diner of gaat deze voorafgaand aan bijvoorbeeld een afscheidsfeest van bijvoorbeeld een directie lid. Klanten zijn veelal ministeries, of afdelingen van de Gemeente Den Haag maar ook verenigingen of stichtingen weten ons te vinden. Natuurlijk ook uit de maritieme en vissector is er vraag naar onze locatie. De mijnzaal - de veilingzaal de naastgelegen ruimte - wordt vaak in combinatie met vergaderingen of plenaire sessies gebruikt. Ook wat betreft de ruimte van de mijnzaal kan in mijn optiek meer in het bestemmingsplan geschreven worden.
Trent;
De aanwezige handelaren op de visafslag is afnemend dit omdat er steeds meer via het internet gehandeld wordt. De horeca ochtend omzet is laag en dalend en kan net de kosten van personeel en dergelijke dekken.
In het weekend is vaak de vraag vanuit de particuliere sector en vinden er bij ons trouwfeesten gecombineerd met diner plaats. Ook worden wij als trouwlocatie gebruikt al zijn we geen officiële trouwlocatie en geschied dit op aanvraag. Ook worden er andere feesten door particulieren verzorgd.
De wens is wel om in de toekomst meer de deuren te kunnen openen voor het publiek. Dagelijks is het voor lokale bewoners nog steeds een onontdekte plek en vinden zij het jammer dat een publieke functie voor hen niet beschikbaar is.
Een Café Restaurant functie zou dit gat kunnen opvullen. Ik denk vooralsnog dat een weekend exploitatie haalbaar is. Dit met een combinatie met een podium voor Haagsche cultuur en kunst. In de trent van...Denk bijvoorbeeld aan het evenement Schrijvers aan Zee van een paar jaar geleden, welke door Louis Hueber destijds was georganiseerd.
Voor impressies verwijs ik u naar; https://www.dropbox.com/sh/982r7oleb42hr3s/r0C-OfPGY1
Zoals ik het concept Bestemmingsplan Scheveningen Haven lees;
Ik lees dat we vallen onder bedrijf B-1
Onder Artikel 3 Bedrijf-1 vallen wij onder 3.1-d;
d. een aan de bedrijven gerelateerde recreatie-inrichting, zoals nader omschreven in het derde lid,
Het derde lid;
3.3 Specifieke gebruiksregels onder e staat;
e. de aan de bedrijven gerelateerde recreatie-inrichting mag een educatieve functie, een bijeenkomstfunctie, bijhorende ondergeschikte horeca in de categorie licht en middelzwaar en onderschikt detailhandel bevatten.
Hier stuit ik op de voor mij eerste onduidelijkheid. Zijn wij de recreatie inrichting of zijn wij in dit geval de ondergeschikte horeca? Welke komt eerst?
Op pag14 1.70 staat onder 1. bij onderschikte horeca dat het niet groter mag zijn dan 25% van het bruto oppervlakte, tevens onder 2. de openingstijden gebonden aan de hoofdfunctie zijn en onder 3. het schenken van alcohol niet is toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan.
In het geval dat wij zoals in 3d de recreatie inrichting zijn dan zou volgen dat het oppervlakte van de horeca activiteiten 25% hiervan mogen bedragen. Dit komt niet overeen met de huidige bedrijfsvoering.
Onder 3 wordt wbt het schenken van alcohol gewezen op ander bestemmingsomschrijving. Op pag 23 in het derde lid onder e. bijhorende ondergechikte horeca in de categorie licht en middelzwaar…
Op pag 13 en 14 zijn de categorie licht en middelzwaar welke dan voor ons voor toepassing zouden zijn.
Deze komen idd met ons huidige functie overeen maar het lijkt wel dat je in een cirkel leest aangezien terug naar de regels wordt verwezen. Ook hier vind ik het onduidelijk verwezen.
Graag verneem ik van u wanneer we kunnen afspreken om onduidelijkheden in de toekomst te voorkomen.
Ook wellicht een gesprek over meer zaken wat betreft de functie van het gebouw.
Tevens zie ik graag een ontvangstbevestiging van deze mail.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college op dat het bestemmingsplan op deze locatie niet voorziet in een wijziging van de bestemming met betrekking tot de horeca. De horecafunctie is op dit moment in strijd met het bestemmingsplan. Vanuit de specifieke plek geredeneerd, is het een bijzondere locatie die gelet op de huidige inrichting van het gebied meer mogelijkheden zou kunnen bieden.
Echter, deze locatie is gelegen in het gezoneerd industrieterrein waarbij ter plaatse categorie 5
bedrijven zijn toegestaan. Als hier horeca wordt toegestaan, gaat dit ten koste van de ruimte die is
gereserveerd voor deze categorie bedrijven. Het aantal locaties met deze mogelijkheid is binnen de
stad al zeer beperkt. Voor deze locatie is het bovendien vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit
wenselijk om publieksfuncties te scheiden van bedrijfsmatige functies. Ook vanuit verkeerskundig
oogpunt is het ongewenst om bedrijfsmatig verkeer op de Visafslagweg te vermengen met het overige
(toeristisch-recreatief) verkeer. Dit is ook het uitgangspunt van de nieuwe opzet van het Noordelijk
Havenhoofd zoals in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Een horecafunctie op deze locatie
ligt dan ook niet voor de hand.
De in de bestemming opgenomen regeling voor de aan bedrijven gerelateerde recreatie-inrichting is
specifiek opgenomen om een initiatief van Northsea World te faciliteren. In dit concept is
ondergeschikte horeca opgenomen ten behoeve van een functie die gerelateerd is aan de bedrijven en
is gericht op educatie. Zelfstandige horeca is niet toegestaan. Gelet op de ingekomen
vooroverlegreactie is de regeling nader gespecificeerd door middel van een op de verbeelding
(plankaart) opgenomen functieaanduiding.
VI. Malherbe Groep
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ontvangt u hierbij onze reactie op het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Scheveningen Haven.
De Malherbe Groep ( JP & M Malherbe Exploitatie B.V.) is eigenaar van het jachtwerf aan de Hellingweg 100 tot en met 142, Dit object en de omliggende gronden vallen binnen het gebied voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan.
Na bestudering van het concept ontwerp-bestemmingsplan Scheveningen Haven kunnen wij u het volgende melden.
De jachtwerf en bijbehorende gronden is bestemd als “Bedrijf-2” met de nadere aanduiding “horeca tot en met horecacategorie 2” op een deel van het pand. Wij zijn verheugd te zien dat deze brede bestemming voldoende aansluit bij het huidige gebruik en gebruikers van het pand. Wel hebben wij een aantal aanvullingen/wijzigingen op uw plan.
Botenkraan
Een belangrijk onderdeel van de jachtwerf is de bestaande botenkraan op de kade. De werf beschikt over een 20 tons botenkraan en voor alle typen boten zijn er bokken voor verhuur beschikbaar om de boot op het droge te zetten. Deze botenkraan is aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde, en heeft een bouwhoogte van 14 meter. Daar het bestemmingsplan enkel bouwwerken, geen gebouwen toestaat van maximaal 4 meter, past de botenkraan niet in de regels van het bestemmingsplan. Wij verzoeken u dan ook de botenkraan middels een aanduiding op de verbeelding aan te geven en hier een maximale hoogte van 14 meter aan te koppelen.
Kantoor
Naast de botenkraan bevindt zich ook het haven en werfkantoor (bekend als blauwe keet) op het terrein van de jachtwerf. Hier heeft de beheerder van de botenkraan haar kantoor. Vanuit dit kantoor werkt de werfbeheerder en bediener van de botenkraan. De beheerder en bediener heeft een wezenlijke functie op de jachtwerf en zorgt voor een veilig reilen en zeilen van de werf. Het kantoor staat niet op de verbeelding van het concept bestemmingsplan. Het bevindt zich buiten het bouwvlak dat op het terrein ligt. Gezien het belang van het kantoor verzoeken wij u een extra bouwvlak van ongeveer 25m2 op te nemen voor het bestaande kantoor ter hoogte van de botenkraan. In onderstaande figuur zijn de botenkraan en het kantoor aangegeven.
Terras
In mei 2012 is het terras behorende bij het restaurant vergund. Er is een terras met de afmeting 27,5 meter bij 3 meter vergund op basis van de APV. Dit terras zien wij niet terugkomen in het bestemmingsplan. In het kader van rechtszekerheid voor de eigenaar/exploitant van het restaurant, maar ook voor de toekomstige gebruikers/bewoners aan de overzijde, verzoeken wij u dit terras middels een functieaanduiding 'terras' op te nemen in het bestemmingsplan conform de vergunning.
Evenementen
Jaarlijks worden diverse evenementen gehouden in Scheveningen Haven. Zo speelt de jachtwerf bij evenementen als North Sea Regatta, The Hague Regatta en andere evenementen een prominente rol. Nu worden evenementen in eerste instantie geregeld in de APV. Op het moment dat de evenementen een planologische relevantie hebben en er sprake is van meerdere evenementen die jaarlijks worden herhaald, zal hier ook iets in het bestemmingsplan over opgenomen moeten worden. Wij willen u dan ook vragen de evenementen die in de haven worden gehouden te beoordelen en indien nodig de jaarlijks terugkerende evenementen op te nemen in het bestemmingsplan.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Botenkraan
De botenkraan is in in de regels van de bestemming B-2 verwerkt.
Kantoor
Het werfkantoor is in het bestemmingsplan verwerkt door middel van een op de verbeelding (plankaart)
opgenomen bouwvlak (met aanduiding 'kantoor').
Terras
Het toetsingskader voor een terras is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Daarbij wordt onder meer gekeken naar handhaving van een minimale doorgang voor voetgangers in de
openbare ruimte en de effecten op het woon- en leefklimaat. De APV bevat daarmee een sluitende
regeling. Het is onwenselijk om dit ook in het bestemmingsplan te regelen. Daarom is naar aanleiding
van deze vooroverlegreactie in de algemene gebruiksregels opgenomen dat terrassen zijn toegestaan
waarbij wordt verwezen naar de APV.
Evenementen
Voor het verlenen van een evenement is in veel gevallen een evenementenvergunning nodig. Deze
vergunning wordt verleend op grond van de APV. Het is juist dat op basis van vaste jurisprudentie
beoordeeld dient te worden of een evenement past binnen de gebruiksmogelijkheden van de gronden
zoals deze in een bestemmingsplan zijn vastgelegd. Dit dient plaats te vinden indien evenementen
cyclisch zijn en ruimtelijke gevolgen hebben op de omgeving. De recente jurisprudentie geeft ook aan
dat kortdurende incidentele evenementen niet behoeven te worden geregeld in een bestemmingsplan
omdat de planologische gevolgen voor de omgeving zeer beperkt zijn. Zo zal de intocht van
Sinterklaas, die maar gedurende een aantal uren plaatsvindt hier bijvoorbeeld ook onder vallen. Naar
aanleiding van deze vooroverlegreactie is in de algemene gebruiksregels opgenomen dat evenementen
zijn toegestaan waarbij wordt verwezen naar de APV.
VII. Duinbehoud
Inleiding
Hieronder treft u onze zienswijze aan met betrekking tot de voornemens in/rond het havengebied van Scheveningen.
Achtereenvolgens gaan wij in op (a) de effecten op het habitat en (b) de specifieke gevolgen van de geplande bebouwing, met name de hoogbouwelementen.
a. Effecten op het habitat
Het plangebied is in zijn geheel gelegen tussen twee Natura 2000 gebieden, te weten Meijendel en het Westduinpark. Het laatstgenoemde natuurgebied grenst direct aan het plangebied. In het concept ontwerpbestemmingsplan staat beschreven dat significante effecten op deze natuurgebieden niet bij voorbaat zijn uit te sluiten. De voorgenomen bouw van 700 woningen, en daarboven de geplande recreatieve ontwikkelingen (waaronder restaurants en winkels) kunnen bestempeld worden als grootschalig. Feitelijk houden deze plannen het creëren van een nieuw dorp in.
De in het conceptplan gehanteerde omschrijving "ambitieus qua publieksfuncties" is zeker van toepassing. Deze ontwikkelingen zullen onweerlegbaar leiden tot sterk toenemende verkeersstromen, zowel wat betreft het woon/werkverkeer als het recreatieve en bestemmingsverkeer.
Deze toenemende verkeersdruk zal samen met de emissies van de woningen en andere voorzieningen een verhoogde stikstof depositie in de omgeving tot gevolg hebben, ook in het Natura 2000 gebied. Wij vinden dat een kwalijke ontwikkeling, omdat het natuurherstelproject Westduinpark (dat onder andere juist tot doel had de effecten van stikstofdepositie uit het verleden teniet te doen) hiervan nadelige gevolgen zal ondervinden. Het zou er zelfs toe kunnen leiden dat de doelstellingen, die beoogd werden met het natuurherstelproject Westduinpark (o.a. het stimuleren van duingebonden vegetaties) weer teniet worden gedaan. Stikstof depositie leidt immers onherroepelijk tot groei van dominante plantensoorten als Brandnetel en Wilgenroosje. De emissie ligt nu al boven de kritische depositiewaarde voor de kwetsbare beschermde habitattypen.
Op basis van de uitkomsten van de Milieu Effect Rapportage dienen de voornemens eventueel op een andere, het milieu minder belastende, wijze te worden ingevuld.
Aan de kop van beide havenhoofden zijn hotels gepland; aan de kop van het noorderhavenhoofd een 3 sterren hotel, en aan de kop van het zuiderhavenhoofd een 5 sterrenhotel met een hoogte van 90 meter.
Onder het volgende kopje (h. Specifieke gevolgen hoogbouw) zal nader worden ingegaan op de gevolgen van deze hoogbouw, maar in zijn algemeenheid willen wij hier al opmerken dat deze hotels een sterk verstorende invloed zuIlen hebben, zeker ook visueel, in dit anderszins open landschap.
Tenslotte willen wij in dit hoofdstuk ingaan op de voorgenomen verlenging van tramlijn 11 naar het voormalige Norfolkterrein.
Terecht merkt u in het concept ontwerpbestemmingsplan op dat dit voornemen buiten het kader van het stedebouwkundig plan valt. Toch willen wij nu al vastleggen dat een eventuele verlenging niet kan en mag lopen via de huidige groene corridor tussen de Houtrustweg en de Kranenburgweg. Deze corridor wordt in het concept ontwerp bestemmingsplan door u omschreven als een "bepalend ruimtelijk element tussen Scheveningen en het centrum van Den Haag", waard "om te behouden"; daar kunnen wij ons volledig bij aansluiten!
Overigens vragen wij ons af of een kostbare verlenging van tramlijn 11 wel nodig is. Immers, langs het plangebied rijdt nu buslijn 22, die een verbinding vormt met het centrum van Den Haag en het Centraal Station.
b. Specifieke gevolgen hoogbouw
Naast de algemene opmerking, die wij in het vorige hoofdstuk aI plaatsten, kleven er meer specifieke bezwaren aan met name het 90 meter hoge hotel. Er is ons inziens een sterke impact te verwachten op de vogeltrek. Zeker in de herfst is er een zuidwaarts gerichte passage van honderdduizenden vogels, die de kustlijn volgen, zowel gedurende de nacht aIs overdag. Deze trekbeweging manifesteert zich langs de gehele westkust van ons land en is op zijn sterkst nabij Scheveningen. Dat komt, omdat vogels uit het oosten in eerste instantie een westelijke trekrichting aanhouden en pas bij de kust afbuigen om daarna de kustlijn te volgen. Hoe zuidelijker in ons land, hoe sterker deze trekt
Het is een bekend verschijnsel dat de vele vogels, die in de nacht passeren (zich oriënterend op de sterrenhemel), gedesoriënteerd kunnen raken door lichtbronnen. De verwachting is dan ook dat er veel zogenaamde 'raamslachtoffers' onder de vogels zullen vallen.
Tevens moet bedacht worden dat hoogbouw pal aan de kust een sturende invloed heeft op de wind (zowel qua kracht als richting), die aan de kust in het algemeen sterker is dan in het binnenland. Sterke draaiwinden en valwinden zullen niet alleen slachtoffers maken onder de langstrekkende vogels. Er zullen ook minder prettige effecten zijn voor wandelaars, fietsers en de scheepvaart.
Gesteld kan worden dat dit soort hoogbouwplannen nooit pal aan de kust gerealiseerd zouden mogen worden. De verbinding tussen de twee Natura 2000 gebieden (Meijendel en Westduinpark) verstaat zich niet met een dergelijk hoogbouwproject. Bovendien staat dit voornemen haaks op de intentie deze twee Natura 2000 gebieden met elkaar te verbinden, zoals neergelegd in het "Beleidsplan voor het Haagse Groen 2005 - 2015" en de 'Nota Ecologische Verbindingszones 2008 - 2018".
c. Slotopmerking
Wij beschouwen het nu voorliggende plan als te grootschalig. Zeker de geplande hoogbouw harmonieert niet met de ruimtelijke omgeving en er zijn nadelige effecten te verwachten voor de natuur en het welzijn. Wij pleiten voor een aanpassing dusdanig dat tegemoet wordt gekomen aan onze bezwaren voornoemd.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Effecten op het habitat
Uw opmerkingen inzake de effecten van de voorgenomen (her)ontwikkeling van Scheveningen Haven nemen wij voor kennisgeving aan. In het kader van het MER wordt onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het plan op de omliggende natuurgebieden. Voorts is in het kader van het onderhavige bestemmingsplan, conform de Natuurbeschermingswet, een zogenaamde Passende beoordeling uitgevoerd. In het kader van de Passende Beoordeling is de toename van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden onderzocht. In dat verband is een mitigatieplan opgesteld waarin de te nemen mitigerende maatregelen zijn opgenomen.
Het in de toekomst doortrekken van tramlijn 11 wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid en wordt in het MER meegenomen.
Het verversingskanaal is in de bestemming opgenomen met de bestemmingen 'Groen' en 'Water'. Het
laatste deel van de stedelijk ecologische verbinding bestaat alleen uit water. Deze groen-blauwe
verbinding is van belang voor diverse vleermuissoorten.
Bij de uitwerking van de tramverbinding wordt zowel rekening gehouden met deze ecologische waarde
als de ruimtelijke kwaliteit van het groene talud.
In het MER wordt een variant beschouwd waarbij uitgegaan wordt van een tramverbinding in het nieuwe, verbrede profiel van de Houtrustweg. Ter hoogte van het Meeuwenhof buigt dit tracé af naar de Kranenburgweg om ter hoogte van de Kranenburgweg de Duindorpdam te kruisen.
Specifieke gevolgen hoogbouw:
De specifieke gevolgen van hoogbouw worden onderzocht in het bovengenoemde MER en de Passende
beoordeling. Windhindereffecten volgen uit het door een extern bureau uitgevoerd
windhinderonderzoek.
Ten opzichte van de huidige situatie heeft het bestemmingsplan Scheveningen Haven geen invloed op
de verbinding tussen de twee Natura 2000-gebieden Meijendel en Westduinpark. In het "Beleidsplan
voor het Haagse Groen 2005 - 2015" en de 'Nota Ecologische Verbindingszones 2008 - 2018" staat de
verbinding De Haagse Beek centraal. Dit is feitelijk een verbinding van Ockenburgh naar Meijendel, het
Westduinpark wordt daarbij aangetakt.
Slotopmerking
De stedenbouwkundige en ruimtelijke onderbouwing voor zowel de hoogbouw als het overige
programma volgt uit de toelichting van het bestemmingsplan. De effecten voor de natuur en het welzijn
zijn onderzocht in het MER en de daarbij behorende Passende Beoordeling.
VIII. Queenstaete II
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ontvangt u hierbij onze reactie op het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Scheveningen Haven.
Wij zijn eigenaar van het appartement aan de Hellingweg nummers 8, 8a, 8b, 8c, 14, 16a, 16c, 20, 24, 26,26c, 30, 30c en 38b, tevens bekend als recreatieappartementen Waterfront in het Nautisch Centrum. Deze objecten vallen binnen het gebied voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan. Na bestudering van het concept ontwerpbestemmingsplan Scheveningen Haven kunnen wij u het volgende melden.
Allereerst zijn wij verheugd te constateren dat het Nautisch Centrum de bestemming "Gemengd- 2" heeft gekregen. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoelt voor o.a. wonen, met de kanttekening dat wonen in de eerste bouwlaag niet mogelijk is. Daarnaast zijn ook recreatieappartementen mogelijk. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan onze wens de bestaande recreatieappartementen als volwaardige woningen te bestemmen. Wij gaan ervan uit dat u deze bestemming handhaaft bij de uiteindelijke vaststelling van het bestemmingsplan.
Daarnaast zien wij ook enkele omissies in het plan die wij hier aan de kaart willen stellen. Zo liggen aan de Kom, tegenover het noordelijk deel van het Nautisch Centrum, enkele bedrijven die de bestemming "Bedrijf-2" hebben gekregen.
We zien hier dat de meest westelijk gelegen deel van het terrein hier enkel een maximum bebouwingspercentage heeft gekregen van 60%, maar geen bouwvlak en maximale bouwhoogte. Het is nu dus ongewis welke bouwhoogte hier aangehouden moet worden. Op dit moment staat er een gebouw op het terrein en wij verwachten dan ook dat dit gebouw conservatief bestemd wordt. In het kader van rechtszekerheid verzoeken wij u de bouwhoogte van het bestaande gebouw op te nemen, al dan niet gepaard met een bouwvlak.
Het middendeel is ook bestemd als Bedrijf-2 en heeft een bouwvlak gekregen met een maximale bebouwingshoogte van 25 meter. In de toelichting van het bestemmingsplan is te lezen dat hier het nieuwe zeilcentrum gepland is. Vanuit het stedenbouwkundig plan worden hier nog randvoorwaarden aangegeven die duiden op een relatie met het Nautisch Centrum. Aangegeven wordt dat "het gebouw bestaat uil twee delen met verschillende bouwhoogtes. Aan de kant van het Nautische Centrum is de maximale bouwhoogle 12 meier (de hal voor bootopslag). De maximale bouwhoogte van hel overige deel is 20 meter." Dit is echter niet overgenomen in het concept ontwerp-bestemmingsplan. Wij verzoeken u de maximale bouwhoogte aan te passen aan de stedenbouwkundige uitgangspunten en duidelijkheid te geven met een hoogtescheidingslijn vanaf welk punt er 20 meter hoog gebouwd mag worden.
Als opmerking voegen wij toe dat een botenhal niet hoger is dan 9 meter. Uitsluitend voor de opslag van grote schepen met een lengte van meer dan 20 meter zat een hogere hal nodig zijn. De infrastructuur van de huidige haven maakt het niet mogelijk dergelijke schepen droog gestald te krijgen.
Het bestaande ' rode huisje' aan de Hellingweg 123 is bestemd als Bedrijf-2 met de functieaanduiding ' kantoor' . De maximale bouwhoogte hier is ook 25 meter, wat in het licht van bovenstaande nog meer bevreemd. Aangezien er stedenbouwkundig al rekening wordt gehouden met het nieuwe zeilcentrum in relatie tot de (recreatie)woningen in het Nautisch Centrum, lijkt het niet meer dan logisch om het bestaande gebouw hier te beperken in haar bouwmogelijkheden tot
hetgeen nu gebouwd is. Het is uit het oogpunt van woon- en leefklimaat niet acceptabel om hier een bouwwerk van 25 meter hoog te mogen bouwen. Wij verzoeken u de maximale bouwhoogte dan ook terug te brengen tot de bestaande hoogte van het gebouw.
Tot slot: in eerdere verkenningen van DSO (Scheveningen - Haven: Parel aan Zee, nota van uitgangspunten, 2007) is voldoende ruimte opgenomen tussen de woningen aan de Hellingweg en de bebouwing op het voor de woningen gelegen gebied. Wij vertrouwen op uw inzicht om de woningen aantrekkelijk te houden door het aangeven van de toegestane bebouwingsoppervlakken en bebouwingshoogten in het concept bestemmingsplan.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Het is inderdaad de inzet van dit bestemmingsplan om ter plaatse van het Nautisch Centrum tevens een woonbestemming toe te staan.
Westelijk deel van het terrein uitsluitend bebouwingspercentage, geen bouwhoogte
In het ontwerp bestemmingsplan is dit aangepast: naast een bebouwingspercentage is een bouwhoogte aangegeven. De bouwhoogte is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en bedraagt 25 meter plus NAP. Er is geen bouwvlak aangegeven omdat het bebouwingspercentage betrekking heeft op het gehele bestemmingsvlak.
Bouwhoogte Zeilcentrum
In het conceptontwerp bestemmingsplan was op de verbeelding voor deze locatie uitgegaan van de bouwhoogte uit het vigerende bestemmingsplan (25 meter). In het ontwerp bestemmingsplan is de bouwhoogte aangepast in overeenstemming met het vastgestelde stedenbouwkundig plan voor Scheveningen Haven waar deze locatie deel van uitmaakt. De bouwhoogte aan de zijde van het Nautisch Centrum bedraagt 12 meter ten opzichte van maaiveld (circa 18 meter ten opzichte van NAP).
Goot- en bouwhoogte Esso huisje
In het conceptontwerp bestemmingsplan was de bouwhoogte op deze locatie overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Naar aanleiding van deze en overige vooroverlegreacties is ervoor gekozen om dit aan te passen en de goot- en bouwhoogte te bestemmen in overeenstemming met de feitelijk bestaande situatie.
IX. Bewonersorganisaties langs de kust
Het verdient alle lof dat het Norfolk terrein opgeruimd wordt en een duidelijke bestemming krijgt waarbij de derde haven open kan blijven en visserij- en havengebonden ondernemers voldoende ruimte houden.
Echter, bewoners hebben ook al bij eerdere gelegenheden een aantal consistente en breedgedragen aanpassingen gevraagd, die de plannen ook financieel robuuster maken. Zonder deze aanpassingen kunnen de plannen niet op draagvlak rekenen. Via deze brief vragen de bewoners langs de Haagse kust in aanvulling op hun schrijven van 26 juni 2011 daarom nog eens met klem om de plannen Scheveningen Haven op enkele punten aan te passen.
Het gaat om de volgende drie punten:
Geen hoogbouw: Het voorgestelde 'Landmark' 5-sterren hotel van 90m hoog op het zuidelijk havenhoofd zou pal tegen Duindorp, het Zuiderstrand en het Westduinpark aan komen te staan en sterk afbreuk doen aan het rustige karakter en natuurschoon van dit mooie gebied. Het Westduinpark is nota bene een uniek Natura 2000 gebied waarin door Den Haag en Europa flink geïnvesteerd wordt in natuurherstel. Voor de kwaliteit van dit gebied is van belang dat nieuwe gebouwen, dus ook de beoogde nieuwbouw woningen, niet boven de duinen uitkomen. Met lagere woonblokken, minder verdichting, krijgt het nieuwe woongebied ook een hogere kwaliteit.
Geen sprong over de haven: De voorgestelde verbinding over de haven (kabelbaan of beweegbare brug) staat haaks op de krachtige driedeling van Scheveningen ('het drieluik'), Bad, Dorp en Haven, zoals dat door u in het Masterplan Scheveningen in september 2001 is vastgesteld. Door de boulevard door te trekken over de haven worden de identiteiten van Dorp en Haven weggedrukt achter de drukte van Bad. Ook in eerdere beleidsplannen op gemeentelijk en provinciaal niveau is altijd veel belang gehecht aan het gescheiden houden van de verschillende identiteiten. Daarnaast vinden de bewoners het onacceptabel dat de gemeente het exploitatierisico van zo'n verbinding zou dragen. Door zowel het 'Landmark' als de verbinding uit het plan te schrappen zal de financiele robuustheid verbeteren.
Eerst een verkeersplan. Tijdens de planvorming is gekeken naar mogelijkheden voor verkeersafwikkeling, aansluiting op OVen oplossing voor de parkeerdruk. Bij de besluitvorming is dit echter losgekoppeld ('omdat het anders te moeilijk wordt') waardoor een integrale oplossing voor de verkeersproblematiek verder vooruitgeschoven wordt en de plannen voor Scheveningen Haven extra verkeer- en parkeer-druk zullen geven waar deze toch al problematisch is. Dit is niet acceptabel voor bewoners: er moet eerst een integraal verkeersplan komen waarin rekening is gehouden met een eventuele additionele verkeersdruk als gevolg van bebouwing van het Norfolk terreinen. Dit moet ook de basis zijn voor de pianMER, waarbij ook de verkeersdruk in de weekenden wordt meegenomen.
Bewoners doen een dringend beroep op de leden van de Haagse Gemeenteraad, bij gelegenheid van de vergadering van de commissie "ruimte" 16 mei a.s. om het voorstel van B&W op deze punten aan te doen passen.
Deze brief is mede ondertekend door de Belangenvereniging Schevenings Havengebied (BSH) en het Topzeilcentrum Den Haag namens de ondernemers in en rondom het gebied als een steunbetuiging voor het pleidooi van de bewoners. Voor het ondernemersklimaat, de evenementen en de veiligheid is voldoende ruimte tussen de haven en de bebouwing van belang, en zijn de hoogbouw en de verbinding over de haven potentiële knelpunten.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Hoogbouw
In paragraaf 5.2 van de toelichting van het bestemmingsplan is een uitgebreide ruimtelijke
onderbouwing voor het vijfsterrenhotel opgenomen. De situering van hoogbouw bij de havenmond in
Scheveningen Haven volgt uit de Nota van Uitgangspunten voor Scheveningen Haven (vastgesteld door
de gemeenteraad in 2008, RIS 15113) en Masterplan Scheveningen Kust (vastgesteld door de
gemeenteraad in 2010, RIS 168987) en Stedenbouwkundig Plan Scheveningen Haven (vastgesteld door
het College van Burgemeester en Wethouders in 2012, RIS 246576).
De specifieke gevolgen van hoogbouw worden onderzocht in het MER en de Passende beoordeling.
Oeververbinding
De gemeenteraad heeft in 2005 de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld. Den Haag moet een
aantrekkelijke stad worden voor bewoners, bezoekers, werknemers en ondernemers, met een
gevarieerd aanbod aan woon- en werkmilieus, voorzieningen, cultuur en vermaak. In de Structuurvisie
zijn, kort samengevat, de volgende ambities voor Scheveningen geformuleerd:
- 'Scheveningen moet dé badplaats van Noordwest-Europa worden, een badplaats met internationale allure, die vier seizoenen per jaar aantrekkelijk is voor bewoners en bezoekers, met Bad en Haven als zwaartepunten en Dorp als kleinschaliger en rustiger gebied daartussen. De toekomstige ruimtelijke inrichting van Scheveningen-kust is gebaseerd op het eigen karakter en de verschillende sferen van de drie deelgebieden: Bad, Dorp en Haven. Enerzijds wil de gemeente deze versterken, anderzijds wil de gemeente de onderlinge samenhang vergroten.” Een van de middelen die voorzien zijn in het masterplan om de onderlinge samenhang te vergroten is een oeververbinding in de vorm van een verbinding voor langzaam verkeer.
In het stedenbouwkundig plan Scheveningen Haven dat op 17 februari 2012 in het college is vastgesteld, wordt de vernieuwde boulevard doorgetrokken over de havenmond, waardoor het Zuidelijk Havenhoofd gekoppeld wordt aan 'toeristisch Scheveningen'. Rondom de Derde Haven wordt een gemengd stedelijk gebied ontwikkeld met bijzondere publiekstrekkende functies op de beide havenhoofden. De combinatie van een havensetting en een hoogwaardig voorzieningenprogramma maakt Scheveningen Haven in de toekomst tot een aantrekkelijke aanvulling op het toeristische aanbod in Scheveningen Bad en -Dorp. Dit is nodig om het aantal bezoekers van de Scheveningse kuststrook vast te houden en liefst te vergroten.
Voorwaarde hiervoor is dat bezoekers de weg tussen Scheveningen Haven en -Bad weten te vinden. De Nieuwe Boulevard is daarvoor een aantrekkelijke en vanzelfsprekende route. De verbinding over de havenmond is de ontbrekende schakel. Met deze 'sprong over de havenmond' wordt de boulevard doorgetrokken naar het Zuidelijk Havenhoofd. Hierdoor ontstaat een aaneengesloten route langs de kust van ca. 3 kilometer van Scheveningen Bad naar het Zuiderstrand. Door het aaneenrijgen van de oorspronkelijke Promenade in Bad met de nieuwe boulevard van Morales en de sprong over de havenmond, wordt een schaalsprong bereikt die van groot belang is voor de toeristische en economische ontwikkeling van Scheveningen.
De verbinding over de havenmond zorgt voor een betere bereikbaarheid van de voorzieningen in het havengebied en maakt 'een rondje' door de haven mogelijk. Dit is een verbetering ten opzichte van de huidige situatie: voor wandelende en fietsende bezoekers die komen vanuit Scheveningen Bad en -Dorp is het Adriaan Maasplein niet langer het eindpunt van de boulevard.
Voor de ontwikkeling van het havengebied met bovenstedelijke functies en een prettig woon- en verblijfsklimaat zijn goede loopstromen en aantrekkelijke, korte verbindingen cruciaal. De verknoping levert synergie en spin off op voor het gehele havengebied en zorgt ervoor dat het gebied kan functioneren als een samenhangend, integraal gebied.
Dit is niet alleen voor bezoekers van belang, maar daarmee ook voor de exploitanten van het vastgestelde programma. De bereikbaarheid moet voldoen om een kritische massa aan bezoekers naar het havengebied als totaal te trekken en te zorgen dat combinatiebezoek tussen de toeristische/commerciële functies rond de Derde Haven, op het Noordelijk Havenhoofd en in de Tweede Haven kan ontstaan, of bezoek vanuit Scheveningen Bad of de Binnenstad faciliteert.
Op grotere schaal draagt de verbinding over de havenmond bij aan een betere bereikbaarheid van de Scheveningse kust via openbaar vervoer. Door de nieuwe verbinding liggen straks ook het Noordelijk Havenhoofd en het sportstrand op loopafstand van de beoogde RandstadRail lijn 11 (eindhalte Houtrustweg ter hoogte van de Derde Haven).
De exacte verschijningsvorm van de oeververbinding zal de komende tijd worden uitgewerkt. Om deze reden is in het bestemmingplan geen type oeververbinding voorgeschreven. De te starten aanbestedingsprocedure is daarbij een instrument om tot een zo goed mogelijke prijs-kwaliteit verhouding te komen. De aanbesteding is dan ook geen doorkruising van de bestemmingsplanprocedure.
In verband met de aanbestedingsprocedure is een financiële risicoanalyse uitgevoerd. In de jaarstukken van de gemeente wordt op basis van een risico-simulatiemodel de financiële buffer bepaald om niet onverwachts te hoeven bezuinigen. In de vastgestelde gemeentelijke grondexploitatie zijn middelen gereserveerd voor deze verbinding. Afhankelijk van de capaciteitsbehoefte, kwaliteit en kosten zal een van de oeververbinding varianten worden gerealiseerd.
Verkeersplan
De gevolgen van de toekomstige ontwikkelingen in Scheveningen Haven op de verkeersafwikkeling en de milieuaspecten zijn in beeld gebracht in het MER die in het kader van het bestemmingsplan Scheveningen Haven is opgesteld. In deze rapportage worden aspecten als doorstroming, bereikbaarheid, verkeersveiligheid, parkeren en langzaam verkeer beoordeeld. Tevens is een robuustheidsanalyse (periode 2030-2035) uitgevoerd. Ten behoeve van de milieuberekeningen worden verkeerscijfers gebruikt waarbij rekening is gehouden met het (toekomstige) strandverkeer.
X. Wijkvereniging Vogelwijk
De Wijkverenging de Vogelwijk heeft kennis genomen van het concept ontwerpbestemmingsplan Scheveningen Haven.
De Wijkvereniging de Vogelwijk geeft u – puntsgewijs - de volgende verzoeken en suggesties tbv het ontwerpbestemmingsplan.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Bouwhoogte niet hoger dan duinhoogte
In paragraaf 5.2 van de toelichting van het bestemmingsplan is een uitgebreide ruimtelijke onderbouwing opgenomen, waarbij ook wordt ingegaan op de in het bestemmingsplan opgenomen bouwhoogten. De situering van hoogbouw bij de havenmond in Scheveningen Haven volgt uit de Nota van Uitgangspunten voor Scheveningen Haven (vastgesteld door de gemeenteraad in 2008, RIS 15113) en Masterplan Scheveningen Kust (vastgesteld door de gemeenteraad in 2010, RIS 168987) en Stedenbouwkundig Plan Scheveningen Haven (vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders in 2012, RIS 246576). De specifieke gevolgen van hoogbouw worden onderzocht in het MER en de Passende beoordeling.
Financiële risico's kabelbaan/openbaar maken
De exacte verschijningsvorm van de oeververbinding zal de komende tijd worden uitgewerkt. Om deze reden is in het bestemmingplan geen type oeververbinding voorgeschreven. De te starten aanbestedingsprocedure is daarbij een instrument om tot een zo goed mogelijke prijs-kwaliteit verhouding te komen. De aanbesteding is dan ook geen doorkruising van de bestemmingsplanprocedure.
In verband met de aanbestedingsprocedure is een financiële risicoanalyse uitgevoerd. In de jaarstukken van de gemeente wordt op basis van een risico-simulatiemodel de financiële buffer bepaald om niet onverwachts te hoeven bezuinigen. In de vastgestelde gemeentelijke grondexploitatie zijn middelen gereserveerd voor deze verbinding. Afhankelijk van de capaciteitsbehoefte, kwaliteit en kosten zal een van de oeververbinding varianten worden gerealiseerd.
Brandbrief KBG
De brandbrief is reeds in de besluitvorming over het Stedenbouwkundig Plan betrokken. Deze brief is daarom niet als bijlage in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.
Toetsing aan regels
In de toelichting van het bestemmingsplan is opgenomen hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de genoemde beleidsdocumenten. De verhouding tot de structuurvisie Infrastructuur & Ruimte is opgenomen in paragraaf 3.2. De verhouding tot de Verordening Ruimte is opgenomen in paragraaf 3.3. De verhouding tot de Keur van Delfland is opgenomen in paragraaf 4.1 en in het bij het bestemmingsplan behorende achtergronddocument Water. In het vooroverleg met de bestuurlijke partners hadden eventuele eenzijdige interpretaties aan de orde kunnen komen. Dit blijkt echter niet uit de reacties van het ministerie van Infrastructuur & Milieu, de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap Delfland (zie paragraaf 7.1).
Gevolgen voor Bad
In het MER is een doorkijk gegeven naar de situatie in 2033, met als belangrijkste doel te analyseren of de robuustheid van verkeersnetwerk bij Scheveningen Haven ook voor de langere tijd gewaarborgd kan worden. In die situatie is er van uitgegaan dat de gebieden Scheveningen Bad en Scheveningen Dorp ook geheel conform het Masterplan Scheveningen Kust zijn herontwikkeld.
Bouwhoogten NAP
De op de verbeelding (plankaart) opgenomen bouwhoogten zijn ten opzichte van NAP. De in de regels en toelichting opgenomen hoogten zijn (tenzij anders vermeld) ten opzichte van maaiveld. In de toelichting van het bestemmingsplan is hier een verduidelijkende tekst voor opgenomen.
Het hotel moet worden gerealiseerd binnen het in de bestemming opgenomen bouwvlak.
Hoogten NAP/Maaiveld
In onderstaande afbeelding is te zien hoe de hoogten van de Houtrustweg zich verhoudt tot de hoogte van de duinen in het Westduinpark.
Sterroute Kranenburgweg
In de uitvoering van het meerjarenprogramma Fiets wordt gewerkt aan de aanleg van een 'sterroute' naar Scheveningen Haven. Sterroutes zijn routes die een snelle fietsverbinding vormen tussen diverse bestemmingen in de stad en het centrum. De meeste fietsvoorzieningen in Den Haag lopen langs de bestaande gridstructuur voor het autoverkeer. De Sterroutes vormen daarop een aanvulling.
De sterroute naar Scheveningen Haven is een van de eerste routes die in gebruik worden genomen. De route loopt van de binnenstad via de Noordwal/Veenkade, Constant Rebecquestraat, Conradkade naar Scheveningen Haven. De sterroute wordt gefaseerd uitgevoerd. De eerste delen, in de vorm van fietsvoorzieningen, worden op dit moment op de Noordwal/Veenkade gelijktijdig met het terugbrengen van de gracht en aanleg van een parkeergarage ter plaatse, aangepakt. Van daaruit wordt de route richting Scheveningen Haven verder aangepakt.
Het laatste deel tussen de Houtrustbrug en de haven wordt volgens de huidige planning vanaf 2017 aangepakt. Ook hier zal voor de fietsers een betere voorziening getroffen dan in de huidige situatie. Er wordt nog onderzocht waar deze voorziening het beste kan worden ingepast. Zowel op de Houtrustweg als op de Kranenburgweg is de situatie op dit moment onvoldoende kwaliteit voor de sterroute. Op beide wegen zijn ingrijpende maatregelen nodig om de sterroute te faciliteren. Er moet nog een definitieve keuze worden gemaakt. Dit is namelijk mede afhankelijk van andere verkeersprojecten op dit traject waarvoor de bestaande verkeersruimte (weg, fietspad, trambaan, parkeerstrook en stoep) opnieuw kan worden verdeeld.
Toelichting verkeersparagraaf
De gevolgen van de toekomstige ontwikkelingen in Scheveningen Haven op de verkeersafwikkeling en de milieuaspecten zijn in beeld gebracht in het MER die in het kader van het bestemmingsplan Scheveningen Haven is opgesteld. In deze rapportage zijn aspecten als doorstroming, bereikbaarheid, verkeersveiligheid, parkeren en langzaam verkeer beoordeeld. Tevens is een robuustheidsanalyse (periode 2030-2035) uitgevoerd. Ten behoeve van de milieuberekeningen worden verkeerscijfers gebruikt waarbij rekening is gehouden met het (toekomstige) strandverkeer.
Verbreding Houtrustweg
De transitie van de Houtrust van erftoegangsweg naar wijkontsluitingsweg vindt inderdaad plaats op het gedeelte van de Houtrustweg tussen de Duindorpdam en de Tweede Haven. Het laatste deel van de stedelijk ecologische verbinding bestaat alleen uit water. Deze groen-blauwe verbinding is van belang voor diverse vleermuissoorten. Bij de uitwerking van de verbreding van de Houtrustweg wordt zowel rekening gehouden met deze ecologische waarde als de ruimtelijke kwaliteit van het groene talud.
Benaming internationale ring
De naam Internationale Ring is inderdaad niet meer van toepassing. De juiste naam moet zijn: Noordwestelijke Hoofdroute. De toelichting van het bestemmingsplan is hier op aangepast.
Verversingskanaal onderdeel van Stedelijke groene hoofdstructuur
Het verversingskanaal en het daarnaast gelegen talud maken (grotendeels) onderdeel uit van de stedelijke groene hoofdstructuur. Vanaf de Duindorpdam richting de Tweede Haven is echter uitsluitend het water opgenomen in de stedelijke groene hoofdstructuur. De tekst in paragraaf 5.2.6. is om deze reden aangepast. Zowel in de toelichting als in de regels (bestemmingen Groen en Water) is de status van de gronden aangegeven.
Mitigerende maatregelen
In het kader van de Passende Beoordeling is de toename van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden onderzocht. In dat verband is een mitigatieplan opgesteld waarin de te nemen mitigerende maatregelen zijn opgenomen.
Stikstofbelasting
Zienswijzen ten aanzien van de reikwijdte en het detailniveau van het MER konden in de procedure die voor de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) is gevolgd naar voren worden gebracht. De NRD heeft ter inzage gelegen en is bij alle wettelijke adviseurs langs geweest. De reacties en adviezen die daarop zijn ontvangen zijn behandeld en verwerkt, waarna het College de definitieve notitie heeft vastgesteld. Het onderwerp stikstofdepositie wordt in het MER meegenomen.
Bodem (locatie twee niet gesaneerde vervuilingen)
De toelichting is op dit punt uitgebreid.
Bufferstrook
In het MER en de Passende beoordeling is onderzocht wat de effecten zijn op het Natura 2000-gebied en of hiervoor maatregelen getroffen moeten worden. Uit de uitkomsten van het MER en de Passende beoordeling blijkt dat de aanleg van een bufferzone niet nodig is.
Defensieterrein inrichten als vogelreservaat
Net als de rest van het Westduinpark is dit terrein Natura 2000-gebied met de daaruit volgende bescherming. Na het vertrek van Defensie komt dit terrein in aanmerking voor natuurherstel. Het maken van een vogelreservaat is daarbij niet aan de orde. Een vogelreservaat vergroot de geslotenheid van het terrein en draagt daardoor niet bij aan de dynamiek en gebruiksmogelijkheden van het Westduinpark.
Museale functie uitbreiden met educatiecentrum Westduinpark
Voor deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Binnen het wijzigingsgebied mag maximaal 4.000 m2 b.v.o. ten behoeve van een museum en de functie cultuur en ontspanning worden gerealiseerd. Blijkens de definitie van 'cultuur en ontspanning' zijn activiteiten gericht op educatie mogelijk. De daadwerkelijke invulling van deze locatie zal echter pas na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid bekend worden.
Schade hoogwater
Het havengebied van Scheveningen ligt buitendijks. Het buitendijks beleid zoals onder meer beschreven in het Nationale Waterplan (2009) houdt het volgende in: Er zijn geen wettelijke normen voor de bescherming van buitendijkse gebieden. Buitendijks zijn initiatiefnemers, bewoners en gebruikers zelf verantwoordelijk voor het treffen van gevolg beperkende maatregelen en zij dragen zelf het risico van waterschade. Decentrale overheden kunnen wel afspraken maken over hoe de bescherming tegen hoogwater geregeld wordt bij buitendijkse ontwikkelingen. De gemeente Den Haag vindt het belangrijk dat er in het havengebied risicobewust wordt gebouwd. Daarom zullen de afspraken die eerder gemaakt zijn voor het buitendijkse gebied van Scheveningen Haven ook gelden voor het Norfolk terrein. Deze afspraken zijn tot stand gekomen in overleg met de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Concreet betekent het dat de minimale aanleghoogte voor functies anders dan wonen is vastgesteld op 4,20 meter + NAP. Daarnaast is een hoogte voor de toegang tot ondergrondse parkeergarages vastgesteld van minimaal 4,50 meter + NAP. Wonen is toegestaan vanaf 6,90 meter + NAP. De hoogte voor woonfuncties, NAP +6,9 m, is het huidige 'rekenpeil' bij de norm (kans 1x per 10.000 jaar) met daarbij opgeteld een zeespiegelstijging van 1,2 m. Deze stijging geldt voor het midden scenario over 200 jaar. Voor het hotel is een afwijkende minimale peilhoogte opgenomen van 8 m + NAP. Deze minimale peilhoogten zijn geborgd in het bestemmingsplan omdat deze zijn opgenomen in de algemene bouwregels.
Als verdere invulling kan voor de lagere delen een uitwerking middels 'wet-proof' en 'dry-proof' plaatsvinden. Keuzes hierin zullen bij de nadere uitwerking van de ontwikkelingen plaats gaan vinden. Een voorbeeld van wet-proof bouwen is dat een gebouw zodanig ontworpen wordt dat een laag water niet tot schade leidt. Dry-proof is het zodanig bouwen dat bijvoorbeeld door afsluitbare deuren / extra schotten dat het water niet het gebouw binnen kan komen. Ook kunnen in de openbare ruimte maatregelen genomen worden om schade en overlast te voorkomen.
Door de afspraken over bouwhoogten worden de risico's van buitendijks bouwen beperkt. Mocht zich extreem hoog water voordoen dan kunnen bewoners en bedrijven tijdig worden gewaarschuwd. Een eventuele evacuatie is mogelijk via de Houtrustweg welke op 8+ NAP komt te liggen.
Afspraken gemaakt voor 5* hotel
De toelichting is op dit onderdeel aangepast (zie paragraaf 4.11; buitendijks bouwen).
XI. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming
De Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o. (de AVN) maakt bij deze graag gebruik van de gelegenheid kanttekeningen te plaatsen bij het concept bestemmingsplan Scheveningen haven dd 16 april jongstleden. Zij doet dit op uitdrukkelijke uitnodiging van de gemeente Den Haag
Met deze kanttekeningen willen wij bereiken dat een aantal zaken in het concept nog kunnen worden aangepast voordat het een definitief concept wordt. De AVN heeft voor het masterplan Scheveningen Haven in de loop der tijd al vele zienswijzen ingediend, en op uitnodiging van de gemeente Den Haag geparticipeerd in de Klankbordgroep Scheveningen-Haven. In deze Klankbordgroep zijn onze bezwaren tegen het nu voorliggende plan uitgebreid naar voren gekomen. Eén van deze bezwaren was tegen de verbinding over de havenmond en met name het in het verlengde daarvan liggende fietspad langs de kust.
De AVN heeft een alternatieve fietsroute voorgesteld die aan de andere kant van het zendmastpark langs liep, en aansluit op Scheveningen Haven tussen de derde en tweede haven. De gemeente Den Haag heeft deze alternatieve route weliswaar opgenomen in haar plannen (Projectdocument Scheveningen Haven Februari 2012, pagina 30), maar niet de kabelbaan laten vallen. Met deze kanttekeningen wil ik niet onvermeld laten dat wij nog steeds fel gekant zijn tegen de "sprong over de haven" en de vijfsterren hoteltoren die in het bestemmingsplan opgenomen zijn.
Kabelbaan:
De gevolgen van de kabelbaan zelf op de vogeltrek dienen onderwerp van de MER te zijn. Gezien punt 3, alsmede de onzekere haalbaarheid en het geringe draagvlak, en de onvoldoende financiële basis dient rekening gehouden te worden met een variant zonder kabelbaan. Voor de verkeersafwikkeling lijkt dit geen grote problemen met zich mee te brengen. Recreatief fietsverkeer wordt al voor een deel via de brug over de tweede haven geleid.
Zendmastpark:
Doordat de "sprong over de haven" en de gewijzigde verkeersafwikkeling over de Houtrustlaan extra publiek naar het zuiderstrand brengt, dienen de mate van en de gevolgen van maatregelen tegen extra betreding berekend te worden. Hoewel het zendmastpark tot het plangebied behoort wordt dit feit slechts vermeld. Er staat verder niets in over een invulling van het gebied.
Doordat het lange nauwelijks betreden is is te verwachten dat de natuurwaarde van dit gebied feitelijk hoger is dan van het omliggende gebied. Ook zou moeten worden aangegeven welke plannen ontwikkeld worden / toegelaten worden met de bestaande bebouwing. Hiervoor bestaat immers instandhoudingsrecht. De AVN zou ervoor zijn het gebied omheind te houden en er een extra beschermd natuurgebied van te maken.
Fietsroute:
De fietsroute zoals die door de Scheveningse haven loopt sluit aan op een alternatieve fietsroute door de duinen die de AVN tijdens de klankbordgroep overleggen heeft voorgesteld. Deze alternatieve fietsroute is wel opgenomen wat betreft het plangebied, maar op de figuren "Afbeelding Masterplan Scheveningen Kust (2010)" (toelichting p9) en "streefbeeld fiets" (p38) staat nog steeds het ongewenste fietspad langs het strand vermeld.
Hoteltoren en andere hoge bebouwing:
Lichtvervuiling
De geplande 5 sterren hoteltoren zal een behoorlijke lichtvervuiling veroorzaken. De effecten daarvan dienen in de MER te worden uitgerekend. Ook de hogere bebouwing aan de kop zal mogelijk licht instraling in het duingebied veroorzaken.
Windhinder /Windchill
Er wordt ingegaan op de effecten van windhinder, maar alleen met betrekking tot de "horizontale" wind, die hinder en negatieve natuur effecten kan veroorzaken.
Er is echter nog een ander niet te verwaarlozen effect, windchill genoemd, veroorzaakt doordat koude wind van 90 meter hoogte naar de grond zakt. Er zijn (ook recente) voorbeelden van windchill, zoals bijvoorbeeld aan de binnenkant van het nieuwe centraal station van Rotterdam.
Windchill is met architectonische aanpassingen te beheersen. Wij raden dan ook aan om het te vermelden in het ontwerp bestemmingsplan bij het hoofdstuk over windhinder om ervoor te zorgen dat het de aandacht krijgt die het verdient.
Verkeersafwikkeling
Conform de bijlage bij de notitie reikwijdte (RIS255717) dient er op gelet te worden in de MER dat de toetsingscriteria voor de instroom van stikstof en fijnstof, alsmede andere door het verkeer veroorzaakte vervuiling, berekend wordt gebruik makend van tabellen die toeristisch autoverkeer als uitgangspunt nemen, dat wil zeggen naast en boven het te verwachten woon-werk verkeer door de nieuw te bouwen woningen, vooral een toename van het verkeer van en naar het strand te verwachten valt.
Houtrustweg ophogen en verbreden
De houtrustweg zal worden opgehoogd tot 8 meter boven NAP. Bovendien zal hij worden verbreed. De gevolgen hiervan op het talud worden niet expliciet vermeld, terwijl die wel te verwachten zijn. Wel wordt terecht vermeld dat het talud deel uitmaakt van de EHS, maar niet hoeveel kleiner en steiler het talud gaat worden. Overigens is hier voor een deel het servituut van prinses Sophia van Saksen van 17 juni 1887 toepassing, ook op de taluds
Randen van het Natura 2000 gebied 'Westduinpark & Wapendal'
In de uitgangspunten voor N2000 gebieden staat uitdrukkelijk dat ook de randgebieden rond een Natura 2000 gebied ontzien dienen te worden. Helaas staat in het aangenomen masterplan Scheveningen Haven al dat het de grenzen van het aanvaardbare opzoekt.
Wel is sprake in het bestemmingsplan van veel groenzones en "groene" duingebieden, maar die komen niet tussen de bebouwing en het duingebied in.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
In de vooroverlegreactie van de AVN worden een aantal aspecten genoemd waarbij wordt aangegeven dat deze onderdeel van het MER dienen te zijn. In algemene zin wordt daarom opgemerkt dat zienswijzen ten aanzien van de reikwijdte en het detailniveau van het MER in de procedure voor de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) naar voren konden worden gebracht. De NRD heeft van 27 december 2012 tot en met 21 februari ter inzage gelegen. De reacties en adviezen die daarop zijn ontvangen zijn behandeld en verwerkt, waarna het College de NRD definitief heeft vastgesteld. In deze procedure heeft de AVN een zienswijze ingediend, waarbij onderdelen van de ingekomen vooroverlegreactie ook al aan de orde zijn geweest..
Verbinding Havenmond, alternatieve fietsroute
Beide afbeeldingen zijn afkomstig uit eerder door de gemeente vastgestelde documenten, respectievelijk het Masterplan Scheveningen-Kust en de Haagse Nota Mobiliteit. In het kader van de besluitvorming van de Haagse Nota Mobiliteit is een vergelijkbare opmerking geplaatst over de aanduiding op de afbeelding "Streefbeeld fiets". Daarop is de volgende reactie geformuleerd:
"Een fietsverbinding tussen Scheveningen Haven en de bestaande fietsroute door het Westduinpark richting Kijkduin vormt een ontbrekende schakel in het recreatieve fietsroutenetwerk. De op de kaart "Streefbeeld fiets" aangegeven fietsverbinding is indicatief. De zorg van de AVN voor het behoud van de natuurwaarden in het gebied worden gedeeld. In de verdere planuitwerking wordt bezien of en hoe de beoogde fietsroute kan worden ingepast waarbij rekening wordt gehouden met de waarden van het Natura 2000-gebied en de bijbehorende procedurele waarborgen."
Het streefbeeld is inmiddels nader uitgewerkt in het stedenbouwkundig plan. Zoals in paragraaf 5.2.4 is opgenomen wordt een langzaamverkeerverbinding tussen het Westduinpark en Schevningen Dorp aangelegd. Deze komt vanaf de Wieringsestraat en loopt via de Hellingweg langs het Nautisch Centrum Scheveningen naar de Tweede Haven en via een beweegbare brug over de Pijp naar de Zeesluisweg. Vandaar kan men over de Schokkerweg en de Vissershavenweg naar de boulevard fietsen of via een andere route naar Scheveningen-Dorp. Volledigheidshalve is naar aanleiding van de ingekomen vooroverlegreactie in paragraaf 3.3.2.2 een verwijzing naar deze tekst opgenomen.
Kabelbaan, vogeltrek
De gevolgen van de oeververbinding op de vogeltrek zijn onderwerp van het MER.
In het MER zijn verschillende varianten voor de oeververbinding (waaronder ook een kabelbaan) beschouwd. In het MER is op hoofdlijnen ingegaan op de mogelijke effecten (thema's geluid, windhinder, ruimtelijke kwaliteit en ecologie) van een verbinding tussen beide havenhoofden. Het aspect vogeltrek komt aan bod bij de beschouwing van de ecologische effecten van de varianten voor de oeververbinding.
Zendmastpark + Ad. Verkeersafwikkeling
Net als de rest van het Westduinpark is dit terrein van het Zendmastpark Natura 2000-gebied met de daaruit volgende bescherming. Na het vertrek van Defensie komt dit terrein in aanmerking voor natuurherstel. Het maken van een 'extra' beschermd natuurgebied is daarbij niet aan de orde. Een dergelijk gebied vergroot de geslotenheid van het terrein en draagt daardoor niet bij aan de dynamiek en gebruiksmogelijkheden van het Westduinpark. Vooralsnog wordt ervan uit gegaan dat de huidige gebouwen gehandhaafd blijven. Op grond van de bestemming Natuur is het mogelijk om overige aan de natuurfunctie gerelateerde functies, zoals natuur- en milieueducatie, toe te staan onder de voorwaarden dat dit ondergeschikt medegebruik betreft en dit geen afbreuk doet aan de instandhouding en zo mogelijk versterking van de natuur- en landschapswaarden.
De gevolgen van de toekomstige ontwikkelingen in Scheveningen Haven op de verkeersafwikkeling en de milieuaspecten zijn in beeld gebracht in het MER die in het kader van het bestemmingsplan Scheveningen Haven is opgesteld. In deze rapportage zijn aspecten als doorstroming, bereikbaarheid, verkeersveiligheid, parkeren en langzaam verkeer beoordeeld. Tevens is een robuustheidsanalyse (periode 2030-2035) uitgevoerd.
In het verkeersmodel van Haaglanden wordt geen gebruik gemaakt van piekbelastingen. Dit betreft bijzondere gebeurtenissen die slechts enkele keren per jaar voorkomen. Wel wordt in het verkeersmodel het (extra) strandverkeer (met name op zonnige dagen) meegenomen.
Hoteltoren en andere hoge bebouwing:
Lichtvervuiling
In het MER is aandacht voor het aspect lichthinder, ook voor vogels en andere dieren. Echter omdat het architectonisch ontwerp van deze hoteltoren pas na de vaststelling van het bestemmingsplan gereed is, kunnen nog geen gedetailleerde berekeningen plaatsvinden. Wel zijn in het MER aandachtspunten en randvoorwaarden gegeven om de overlast te beperken.
Windhinder/Windchill
De "klassieke" vorm van windchill is het verlagen van de gevoelstemperatuur ten gevolge van de windsnelheid. De gevolgen van de nieuwbouwplannen op het verhogen van de windsnelheid zijn met het voor het bestemmingsplan uitgevoerd windklimaatonderzoek voldoende in kaart gebracht.
De beschreven effecten (koudeval langs de gevels van de toren) zullen alleen optreden bij lage windsnelheden. Bij hogere windsnelheden is de opmenging in de aardse grenslaag zo groot dat, dat er vrijwel geen temperatuurverschillen tussen de lucht op begane grondniveau en op hoog niveau aanwezig zijn.
De situatie van het Centraal Station in Rotterdam is heel anders dan in de haven van Scheveningen. Daar is namelijk sprake van een zogenaamd "stadseffect". Daarbij is sprake van een lichte verhoging van de temperatuur ten opzichte van de temperatuur op het vrije veld en op wat grotere hoogte. Door de open ligging van Scheveningen Haven aan de zee, waarbij vrijwel altijd wind aanwezig is, is geen sprake van een dergelijk stadseffect.
Verkeersafwikkeling
Conform de bijlage bij de notitie reikwijdte (RIS255717) dient er op gelet te worden in het MER dat de toetsingscriteria voor de instroom van stikstof en fijnstof, alsmede andere door het verkeer veroorzaakte vervuiling, berekend wordt gebruik makend van tabellen die toeristisch autoverkeer als uitgangspunt nemen, dat wil zeggen naast en boven het te verwachten woon-werk verkeer door de nieuw te bouwen woningen, vooral een toename van het verkeer van en naar het strand te verwachten valt.
Houtrustweg ophogen en verbreden (EHS, servituut)
De verbreding van de Houtrustweg vindt inderdaad plaats op het gedeelte van de Houtrustweg tussen de Duindorpdam en de Tweede Haven. Het laatste deel van de stedelijk ecologische verbinding bestaat alleen uit water. Deze groen-blauwe verbinding is van belang voor diverse vleermuissoorten. Bij de uitwerking van de verbreding van de Houtrustweg wordt zowel rekening gehouden met deze ecologische waarde als de ruimtelijke kwaliteit van het groene talud.
Randen Natura 2000-gebied
In het MER en de Passende beoordeling is onderzocht wat de effecten zijn op het Natura 2000-gebied en of hiervoor maatregelen getroffen moeten worden. Uit de uitkomsten van het MER en de Passende beoordeling blijkt dat de ten behoeve van de randgebieden geen extra maatregelen nodig zijn.
XII. Bewonersorganisatie Havenkwartier
Wij willen wij graag gebruik van maken de uitnodiging tot het maken van opmerking e.o. vragen m.b.t. het concept bestemmingsplan.
Volgende punten willen wij graag nader onder de aandacht brengen.
Visserij en havengebonden bedrijvigheid:
We gaan er vanuit dat eerste haven, schiereiland, derde haven en landhoofd C beschikbaar blijven voor visserij en havengebonden bedrijvigheid. Dat houdt dus in dat wonen daar niet aan de orde is. Dat geldt dus ook voor het Nautisch Centrum. Daarnaast willen we op de Dr. Lelykade (m.b.t. het schiereiland) bedrijvigheid m.b.t. visserij en havengebonden bedrijvigheid vast houden en geen andersoortige activiteiten.
Scheveningen Haven is gericht op visserij en havengebonden bedrijvigheid. Als het er al niet is, moet dat gestimuleerd worden. Alle andere bedrijfsmatigheid kan elders in de stad onder gebracht worden. Ons uitgangspunt is en blijft (zoals ook door de Gemeenteraad bekrachtigt) dat haven een haven is en geen toeristische trekpleister dan alleen op basis van visserij en havengebonden bedrijvigheid.
Cultureel erfgoed:
Een Cultureel Historisch Effect Rapportage (CHER) is een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan, dit betekend o.a. het in beeld brengen van beeldbepalende gebouwen. In het hoofdstuk Cultuurhistorische Verkenning, staat dat het belang gezocht moet worden in de havens, en niet zozeer in de bebouwing. Wij willen hier benadrukken dat de omringende gebouwen het beeld van een haven vormt. Aangezien er rondom de tweede haven veel particuliere bouw initiatieven zijn, die zonder enige vorm van beeldbepalende normen, anders dan de nieuwe Welstandsnota, mogen bouwen.
De Beeld- en Kwaliteitsnota geldt alleen voor de ontwikkelingen op het voormalige Norfolkterrein.
Typerende bakstenen en rode daken worden niet benoemd.
Een beeld bepalend gebouw aan de kop van de eerste haven (Vissershavenweg), een omgebouwd nettenopslag gebouw, wordt niet als karakteristiek benoemd. Het voormalige pand van Radio Holland wordt wel zo genoemd maar staat op het punt te worden afgebroken en herbouwd. De rokerij de pijp is inmiddels industrieel erfgoed.
Buitendijks bouwen:
In het hoofdstuk “waterrobuust bouwen” wordt melding gemaakt van het feit dat er buitendijks wordt gebouwd. De kades van de tweede haven liggen onder Delta niveau. Bouwplannen zoals de horeca paviljoens op de Dr. Lelykade en een eventuele brug over de pijp (doorgang 1ste en 2de haven) moeten hier aan worden getoetst. Infrastructuur moet rekening houden met een eventuele ontruiming van het gebied bij overstroming. Er is voor het havengebied geen calamiteitenplan opgesteld. Ook wordt er geen melding gemaakt wie verantwoordelijk is voor de schade die bij overstromingen kunnen ontstaan aan particuliere bezittingen.
Infrastructuur:
Toekomstige ontwikkelingen hebben hun invloed op de huidige infrastructuur, in het bestemmingsplan moet al worden rekening gehouden dat aanpassingen aan belangrijke verkeersaders in het havengebied mogelijk zijn.
Stap 3 Besluit:
In het concept wordt melding gemaakt van het feit dat het nieuwe bestemmingsplan gevolgen kunnen hebben voor het Stap 3 besluit. Dit besluit maakt het mogelijk te bouwen met afwijken de milieu en geluidsnormen.
In het havengebied zijn reeds gebouwen gerealiseerd op dit besluit. De zogenaamde Leefbaarheidspleinen zijn een voortvloeisel van dit besluit. Deze zijn nog niet allemaal gerealiseerd, heeft dit consequenties voor het laatste plein?
Viscluster / Vispact:
De bedoeling van dit cluster is om hier de visindustrie te concentreren. Kunnen visrokerijen zich hier vrij vestigen? Bestaande rokerijen worden gedoogd of zijn zgn. wegbestemd, de rokerijen staan onder druk van nieuwbouw.
Groen en Water:
De vraag naar recreatief gebruik van openbare ruimtes neemt toe van (nieuwe) bewoners en bezoekers. Bij ontwikkelingen zoals op het Norfolkterrein kan je dit mee inplannen. In de bestaande gebieden rondom de Haven volgt verdichting, binnenruimtes van nieuwbouw projecten met binnentuinen zijn niet toegankelijk voor omwonende.
Servituut:
In zowel in het vorig hoofdstuk als in het hoofdstuk openbare ruimte waarover ontsluiting van het Norfolkterrein via Houtrustweg en een trambaan wordt geen melding gemaakt van het feit dat er op de taluds en het Verversingskanaal een Servituut ligt.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Visserij en Havengebonden bedrijvigheid
In de NVU 2008 en Masterplan Scheveningen-Kust heeft de gemeenteraad definitief gekozen voor handhaven en versterken van de visserijsector op het Noordelijk Havenhoofd en de herontwikkeling van het Norfolkgebied tot stedelijk gebied met wonen, werken en recreëren. In het MER is onderzocht of het Nautisch Centrum kan worden omgezet naar woningbouw. De uitkomst hiervan is dat dit mogelijk is. Om deze reden is in het bestemmingsplan voor deze locatie een gemengde bestemming opgenomen waarin ook wonen mogelijk is.
Cultureel erfgoed
In het hoofdstuk Cultuurhistorische Verkenning staat dat het belang meer gezocht moet worden in de aanleg en structuur van de havens dan in de kwaliteit van de individuele bebouwing die meestal dateert van na de oorlog. Daarmee wordt niet gezegd dat de omringende bebouwing geen invloed heeft op het beeld van Scheveningen Haven. Rond de haven staan bijvoorbeeld diverse rijks- en gemeentelijke monumenten die in dezelfde paragraaf worden besproken.
De opmerking over de typerende bakstenen en rode daken werd terecht gemaakt. Aan de cultuurhistorische verkenning in het bestemmingsplan wordt de volgende passage toegevoegd: 'Aan de zuidzijde wordt het havengebied begrensd door een woonwijkje (Mennickstraat e.o.) opgetrokken in rode baksteenarchitectuur met diepliggende voegen, die kenmerkend is voor de Haagse woningbouw tussen 1930 en 1940'.
De visrokerij aan de Dr. Lelykade krijgt de status als gemeentelijk monument en is benoemd in de toelichting. Het college van B&W heeft op 12 maart j.l. besloten de plaatsingsprocedure te starten teneinde het complex van de visrokerij Dr. Lelykade 188 t/m 194 op grond van de Monumentenverordening Den Haag aan te wijzen tot gemeentelijk beschermd monument..
Buitendijks bouwen
Het havengebied van Scheveningen ligt buitendijks. Het buitendijks beleid zoals onder meer beschreven in het Nationale Waterplan (2009) houdt het volgende in: Er zijn geen wettelijke normen voor de bescherming van buitendijkse gebieden. Buitendijks zijn initiatiefnemers, bewoners en gebruikers zelf verantwoordelijk voor het treffen van gevolg beperkende maatregelen en zij dragen zelf het risico van waterschade. Decentrale overheden kunnen wel afspraken maken over hoe de bescherming tegen hoogwater geregeld wordt bij buitendijkse ontwikkelingen. De gemeente Den Haag vindt het belangrijk dat er in het havengebied risicobewust wordt gebouwd. Daarom zullen de afspraken die eerder gemaakt zijn voor het buitendijkse gebied van Scheveningen Haven ook gelden voor het Norfolk terrein. Deze afspraken zijn tot stand gekomen in overleg met de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Concreet betekent het dat de minimale aanleghoogte voor functies anders dan wonen is vastgesteld op 4,20 meter + NAP. Daarnaast is een hoogte voor de toegang tot ondergrondse parkeergarages vastgesteld van minimaal 4,50 meter + NAP. Wonen is toegestaan vanaf 6,90 meter + NAP. De hoogte voor woonfuncties, NAP +6,9 m, is het huidige 'rekenpeil' bij de norm (kans 1x per 10.000 jaar) met daarbij opgeteld een zeespiegelstijging van 1,2 m. Deze stijging geldt voor het midden scenario over 200 jaar.
Als verdere invulling kan voor de lagere delen een uitwerking middels 'wet-proof' en 'dry-proof' plaatsvinden. Keuzes hierin zullen bij de nadere uitwerking van de ontwikkelingen plaats gaan vinden. Een voorbeeld van wet-proof bouwen is dat een gebouw zodanig ontworpen wordt dat een laag water niet tot schade leidt. Dry-proof is het zodanig bouwen dat bijvoorbeeld door afsluitbare deuren / extra schotten dat het water niet het gebouw binnen kan komen. Ook kunnen in de openbare ruimte maatregelen genomen worden om schade en overlast te voorkomen.
Door de afspraken over bouwhoogten worden de risico's van buitendijks bouwen beperkt. Mocht zich extreem hoog water voordoen dan kunnen bewoners en bedrijven tijdig worden gewaarschuwd. Een eventuele evacuatie is mogelijk via de Houtrustweg welke op 8+ NAP komt te liggen.
Infrastructuur
De gevolgen van de toekomstige ontwikkelingen in Scheveningen Haven op de verkeersafwikkeling en de milieuaspecten zijn in beeld gebracht in het MER die in het kader van het bestemmingsplan Scheveningen Haven is opgesteld. In deze rapportage zijn aspecten als doorstroming, bereikbaarheid, verkeersveiligheid, parkeren en langzaam verkeer beoordeeld. Tevens is een robuustheidsanalyse (periode 2030-2035) uitgevoerd.
Stap 3 besluit
Nee, dit heeft geen consequenties voor de aanleg van het laatste plein. Dit plein zal worden aangelegd na afronding van de bouw van de ontwikkeling van de Havenmeester.
Viscluster/Vispact
Visrokerijen zijn meldingsplichtig op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Men moet wel
voldoen aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer (o.a. art. 3.140). Daarnaast
moeten de rokerijen uiteraard voldoen aan het bestemmingsplan. De rokerijen vallen onder
milieucategorie 4 van de Staat van Inrichtingen. Deze milieucategorie is binnen de delen van de
bestemming Bedrijf – 1 toegestaan.
Groen en water
In de toelichting is in hoofdstuk 5.2 in de paragraaf groen en water aangegeven dat de transformatie gevolgen heeft voor de openbare ruimte. In dezelfde paragraaf is aangegeven hoe tegemoet wordt gekomen aan de vraag van bewoners en bezoekers. De verdichting in de bestaande gebieden rondom de havens zijn bouwmogelijkheden die op grond van het vigerende bestemmingsplan al mogelijk zijn. In deze gevallen is het niet mogelijk om een toevoeging van groen en water af te dwingen.
Servituut
In de toelichting van het bestemmingsplan is in hoofdstuk 2 een paragraaf opgenomen die nader ingaat op het de akte van schenking en welke gronden hier onder vallen.
XIII. Frank Vrolijk Antieke Bouwmaterialen
Op 16 april jl. heeft uw gemeentebestuur het concept Voorontwerp bestemmingsplan Scheveningen Haven gepubliceerd. Omdat dit bestemmingsplan betrekking heeft op mijn bedrijfslocatie bericht ik u als volgt.
Vrolijk Bouwmaterialen is nu bijna 40 jaar gevestigd aan de Hellingweg. Het bedrijf heeft in die tijd een zeer goede naamsbekendheid opgebouwd en is niet meer weg te denken uit Scheveningen Haven.
Nu is uit het ontwerp bestemmingsplan gebleken, dat in de toekomst het bedrijf niet meer op de huidige locatie kan worden gehandhaafd.
Op mijn locatie is op dit moment de groenbestemming van toepassing, welke voorziet in:
A. groenvoorzieningen
B. speelvoorzieningen
C. voet- en fietspaden
D. straatmeubilair
Er zijn derhalve geen intensieve bouwontwikkelingen op deze locatie mogelijk.
Mijns inziens biedt dit toch een kans om mijn grondgebonden bedrijf in te passen in deze groenzone. Mijn bedrijf voorziet uitsluitend in opslag van schone bouwmaterialen en verkoop aan het publiek. Er is geen sprake van intensief verkeer, geluid- of geuroverlast.
Reeds eerder heb ik een plan bij de gemeente Den Haag ingediend op mijn huidige locatie. Omdat er toen nog geen duidelijkheid was over de nieuwe bestemming, is dit verzoek aangehouden.
Ik moest destijds rekening houden met bebouwing om mijn huidige locatie en realiseerde mij op dat moment dat het bedrijf daarvoor zou moeten wijken.
Nu er geen bebouwing op mijn locatie is geprojecteerd en derhalve het nieuwe bestemmingsplan op mijn locatie niet afhankelijk is van economische of commerciële haalbaarheid, biedt dit vanuit dit oogpunt mijns inziens voldoende kansen om mijn bedrijf wèl te handhaven op deze locatie.
Ik ben dan bereid om in overleg met een stedenbouwkundige van de gemeente, een plan uit te werken welke zich goed verhoudt met de door de gemeente gewenste groene zone.
Ik ben eventueel ook bereid om in de nieuwe situatie genoegen te nemen met een wat kleiner oppervlak.
Ik hoop oprecht dat op deze manier mijn bedrijf voor Scheveningen behouden kan blijven zonder afbreuk te doen aan de belangrijke ontwikkeling van dit gebied, welke door dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op. Uitgangspunt van het
stedenbouwkundig plan is om de kades en taluds langs de haven een openbaar karakter te geven en in
te richten als verblijfsgebied, met vrij zicht op de haven. Daar waar bebouwing is gedacht (zoals de
Zeezichttoren of paviljoens) is deze bedoeld ter begeleiding van loopstromen (plekken met
voorzieningen langs de route). Het gaat dan om bebouwing met een compacte footprint, vrij staand in
de openbare ruimte, met een publieke/recreatieve functie (zoals horeca). In het geval van het bedrijf
van de heer Vrolijk gaat het om solitaire bedrijfsbebouwing met terrein ten behoeve van opslag. Dat
past niet bij de nieuwe stedenbouwkundige opzet. Daar waar nieuwe bedrijfsruimten worden
gerealiseerd, zijn deze onderdeel van een groter blok (in de plint langs de kades, of gecombineerd met
andere functies zoals in blok 6)
De heer Vrolijk huurt onderhavige gronden van de gemeente. De heer Vrolijk valt hiermee in categorie A zoals aangegeven in paragraaf 6.4 van de toelichting. De gemeente is voornemens de huurovereenkomst op te zeggen. Uiteraard zal de gemeente hierbij wel de gebruikelijke redelijke opzegtermijn hanteren.
XIV. Van Cromvoirt namens Simonis
Namens Gebr. Simonis Onroerend Goed B.V. (hierna te noemen 'Simonis") bericht ik u aangaande het concept voorontwerp bestemmingsplan Scheveningen Haven als volgt.
Projectontwikkelaar Volker Wessels Vastgoed is al geruime tijd in overleg met Simonis om een nieuwe ontwikkeling aan de Visafslagweg mogelijk te maken. Voor Simonis heeft de nieuwe ontwikkeling betrekking op:
- Locatie A: de onverstoorde handhaving van het huidige gebruik van zijn percelen van het bestaande restaurant en winkel gevestigd aan de Visafslagweg 16 t/m 20 en;
- Locatie B: de eventuele uitbreiding middels een nieuw te bouwen restaurant/winkel met parkeervoorzieningen, aan de Visafslagweg 54 t/m 60;
Locatie A
Op de bestaande locatie zouden wij graag een maatbestemming zien opgenomen ten behoeve van de activiteiten van Simonis, welke als zodanig op kunnen worden genomen in het bestemmingsplan. Door middel van deze maatbestemming is het gebruik van de locatie ten behoeve van winkel/restaurant, vishandel en de rokerij in het bijzonder, gewaarborgd voor de toekomst. Dit is namelijk een van de belangrijkste uitgangspunten die is overeen gekomen tussen de bedrijven (BSH) en het gemeentebestuur (Marnix Norder) op 11 april 2012.
Hierin wordt overwogen dat "het van groot belang is dat de belangen van de maritieme bedrijvigheid en de visserij goed zijn gewaarborgd, zodat deze bestaanszekerheid hebben en waar mogelijk ruimte krijgen om te groeien, 11
Bereikbaarheid en laden/lossen:
Direct achter de bestaande locatie van Simonis is het bestemmingsvlak GD-6 opgenomen in het bestemmingsplan en op de plankaart. Op grond van het ontwikkelingsplan van Volker Wessels voorziet deze locatie in onder andere de bouw van een parkeergarage. Op dit moment maakt Simonis veelvuldig gebruik van het laden en lossen via de achterzijde. Wordt deze achterzijde in de toekomst bebouwd, dan is het bedrijf aan de achterzijde niet meer bereikbaar.
Dit is niet aanvaardbaar voor Simonis en er dient derhalve een voorziening te worden opgenomen om het laden en lossen en de bereikbaarheid via de achterzijde te garanderen. Dit kan door de parkeergarage op te schuiven of een voorziening te maken dat bedrijfsauto's via de parkeergarage de achterzijde van het bedrijf kunnen bereiken.
Verder biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om op de bestaande locatie intensiever en hoger te bebouwen. Simonis wijst er nu reeds uitdrukkelijk op dat dit het gebruik van de bestaande rokerij zou kunnen beperken, gelet op de huidige milieuzonering. De rokerij is een van de pijlers van het bedrijf en beperking van het gebruik dienaangaande is niet toelaatbaar.
Locatie B
De nieuwbouwontwikkeling voorziet onder andere in een restaurant van ca. 4.500 m2 met verdieping en terras. Op de bestemmingsplankaart is een (te) kleine bestemmingsvlak H-2 t.b.v. 'horeca' opgenomen, met een maximale bouw hoogte van 25 meter.
Het nieuwe bestemmingsplan biedt ons inziens onvoldoende mogelijkheden om het nieuwbouwplan ten behoeve van Simonis op deze locatie uit te voeren. Hier ligt de taak van de ontwikkelende partij om in overleg met uw gemeente de wensen van Simonis in het bestemmingsplan te laten verankeren.
Zolang het nieuwe bestemmingsplan onvoldoende zekerheid biedt over het onverstoord voortgezet gebruik van de huidige locatie A en de nieuwbouwwensen op locatie B, is het voor Simonis niet mogelijk om concrete afspraken te maken met de projectontwikkelaar.
Wij vertrouwen er op dat u op grond van deze brief een en ander in het bestemmingsplan kunt verwerken, alvorens het bestemmingsplan formeel ter inzage wordt gelegd.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Locatie A
Het bestemmingsplan voorziet op deze locatie niet in een wijziging van de bestemming met betrekking tot de horeca. De horecafunctie is op dit moment in strijd met het bestemmingsplan.
Echter, deze locatie is gelegen in het gezoneerd industrieterrein waarbij ter plaatse categorie 5 bedrijven zijn toegestaan. Als hier horeca wordt toegestaan, gaat dit ten koste van de ruimte die is gereserveerd voor deze categorie bedrijven. Het aantal locaties met deze mogelijkheid is binnen de stad al zeer beperkt. Voor deze locatie is het bovendien vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit wenselijk om publieksfuncties te scheiden van bedrijfsmatige functies. Ook vanuit verkeerskundig oogpunt is het ongewenst om bedrijfsmatig verkeer op de Visafslagweg te vermengen met het overige (toeristisch-recreatief) verkeer. Dit is ook het uitgangspunt van de nieuwe opzet van het Noordelijk Havenhoofd zoals in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Een horecafunctie op deze locatie ligt dan ook niet voor de hand.
Bestaanszekerheid en groei wordt mogelijk gemaakt door de mogelijkheid van herontwikkeling (zie locatie B).
Bereikbaarheid en laden/lossen:
In de huidige situatie maakt Simonis voor het laden en lossen gebruik van de openbare weg tussen de bedrijfsbebouwing en het dijklichaam. In het vigerende bestemmingsplan heeft de grond tussen de bedrijfsbebouwing en het dijklichaam geen verkeersbestemming maar een bedrijfsbestemming. Volgens het vigerende bestemmingsplan kan deze grond worden uitgegeven ten behoeve van bedrijfsbebouwing. In het nieuwe bestemmingsplan is deze bouwtitel overgenomen maar is de bestemming verruimd met onder meer een parkeergarage.
De invulling van de grond tussen de bedrijfsbebouwing en het dijklichaam is onderdeel van de plannen die in het kader van het vispact met de ondernemers binnen het viscluster Noordelijk Havenhoofd worden uitgewerkt. De bereikbaarheid van de bedrijfsbebouwing dient binnen deze plannen te worden opgelost.
Visrokerijen zijn meldingsplichtig op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Men moet wel voldoen aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer (o.a. art. 3.140). Rokerijen vallen binnen milieucategorie 4, zoals opgenomen in de Staat van Inrichtingen. De bestaande rokerij is en blijft derhalve toegestaan.
Locatie B
Op locatie B is inmiddels de plankaart (verbeelding) van het bestemmingsplan aangepast en is
horeca-licht en middelzwaar toegestaan tot een hoogte van 25 meter + NAP. Na toepassing van de
wijzigingsbevoegdheid voor het Noordelijk Havenhoofd kan tevens horeca in de categorie zwaar tot een
oppervlakte van 1000 m2 worden gerealiseerd (wijzigingsgebied 5).
XV. Belangenvereniging Scheveningen Haven
Het bestuur van de Belangenvereniging Scheveningen Haven (BSH) heeft kennis genomen van het concept ontwerp bestemmingsplan Scheveningen Haven d.d. 16 april 2013. Het bestemmingsplan is woensdagavond 17 apriI jl. aan de leden van de BSH toegelicht. Voorafgaand aan de totstandkoming van dit concept ontwerp bestemmingsplan, heeft de BSH met het bestuur van de gemeente Den Haag, in deze vertegenwoordigd door wethouder Marnix Norder, een overeenkomst gesloten op 11 april 2012 (zie bijlage).
Blijkens de structuurvisie 2020 heeft het gemeentebestuur immers de ambitie tot stedelijke verdichting, welke onder andere verwezenlijkt kan worden door functiemenging en dubbel grondgebruik. Verder is blijkens het ontwerp bestemmingsplan de industriële zone in het Havengebied verkleind, om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. De BSH realiseert zich dat het onvermijdelijk is dat verschillende functies elkaar zullen moeten dulden om het Scheveningen Havengebied te kunnen versterken. Als belangenbehartiger van de bedrijvigheid in het havengebied, hebben wij namens de leden de taak mee gekregen om de belangen van de bestaande bedrijven te waarborgen, hetgeen o.a. heeft geleid tot de overeenkomst tussen de gemeente Den Haag en de BSH, ondertekend op 11 april 2012.
Ons inziens biedt het bestemmingsplan onvoldoende zekerheid voor de bestaande bedrijven en hun benodigde groeimogelijkheden, met name vanwege de gewijzigde milieuzonering. Op dit punt dient het bestemmingsplan te worden aangepast. De gewijzigde milieuzonering verhoudt zich namelijk niet met economische doelstelling uit het convenant. Eén van de belangrijkste doelstellingen is dat: "de belangen van de maritieme bedrijvigheid en de visserij worden gewaarborgd, zodat deze bestaanszekerheid hebben en waar mogelijk ruimte krijgt om te groeien. Grootste zorg voor de bedrijven die in Scheveningen Haven zijn gevestigd, is hoe deze bedrijvigheid zich verhoudt met de toevoeging van nieuwe functies die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt".
In het bestemmingsplan (blz. 58) staat omtrent milieuzonering het volgende beschreven: "Door de aanpassing van de zone en het industrieterrein wordt de beschikbare ontwikkelruimte voor de bestaande bedrijven op het nieuw vast te stellen industrieterrein niet aangetast" . "Voor bedrijven die voorheen op het industrieterrein lagen en vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan niet meer, zullen maatvoorschriften worden opgesteld, waarbij wederom rekening zal worden gehouden met benodigde ontwikkelruimte" .
Eerste Haven.
Uit de plankaart blijkt dat de 'geluidzone-industrie' niet geprojecteerd is op de bedrijvigheid rondom de 1e haven (m.u.v. Adriaan Maasplein en Zeekant), maar hier wél een 'milieuzone – gezoneerd industrieterrein' van toepassing is, welke weer niet geldt voor de bebouwing in de bestemmingvlakken B-l rondom de haven. Niet alleen op de kaden maar ook in de gebouwen vinden geluid- en milieutechnisch zwaardere activiteiten plaats. Deze activiteiten dienen planologisch te zijn gewaarborgd, wat nu niet het geval is. Dit ondervangen middels een zogenaamde 'maatbestemming' voor de thans gevestigde bedrijven is niet voldoende en biedt te weinig groei- en ontwikkelingsmogelijkheden in de toekomst voor de maritieme bedrijvigheid en visserij.
Het bestemmingsvlak 'Bedrijfsdoeleinden' aan de westzijde van de visafslag is verkleind ten behoeve van de bestemming 'Gemengde doeleinden-6', welk bestemmingsvlak (GD-6) wel is gelegen in de op de bestemmingskaart aangegeven vlak 'geluidzone-industrie'. Inperking van de industriële zone en wijziging van de functies in de Eerste Haven verhoudt zich niet met punt 1 en 3 van de overeenkomst.
Het op de bestemmingsplankaart aangegeven gebied 'Gemengde Doeleinden-5' (GD-5 ) rondom het Adriaan Maasplein geeft naast de bedrijfsbestemming categorie 1 t/m 3 ook ruimte aan o.a. horeca en hotel. Ook deze gewijzigde functies zullen de bestaande bedrijvigheid rondom de Visafslagweg, waar ook een rokerij gevestigd is, moeten dulden.
Derde Haven.
Ook voor de derde haven geldt dat hier weliswaar een geluidszone van toepassing is, maar geen sprake meer is van een gezoneerd industrieterrein. Het nieuwe bestemmingsplan voorziet in een gemengde bestemming, waarbij bedrijven gecombineerd worden met woningen. De bedrijven moeten er in de toekomst zeker van kunnen zijn dat zij rondom de derde haven bedrijfsactiviteiten kunnen uitoefenen.
De milieuzonering en de geprojecteerde bestemming GD-l ter plaatse van de Derde Haven reflecteert derhalve ons inziens niet of onvolledig aan hetgeen in het convenant overeengekomen in artikel 13.
Ter plaatse van de Noordelijk Havenhoofd is een 'BRO-zone wijzigingsgebied 1' opgenomen waardoor er ruimte ontstaat voor o.a. 4.000 m2 ten behoeve van een museum en de functie Cultuur, 750 m2 bruto vloeroppervlakte t.b.v. horeca en detailhandel. Met de in het bestemmingsplan opgenomen functies en BRO-zone wijzigingsbevoegheid 1 vragen wij ons af of dat zich verhoudt tot de in de overeenkomst gemaakte afspraken over toekomstige bedrijvigheid, de activiteiten van rederij Groen in het bijzonder.
Het is voor Scheveningen Haven van groot belang dat ook dit bedrijf voor Scheveningen behouden blijft en de door de gemeente beoogde planologie de groei van dit bedrijf niet in de weg staat. Zekerheidshalve willen wij uw gemeentebestuur verzoeken de overeenkomst van 11 april 2012 onderdeel uit te laten maken van het bestemmingsplan door deze toe te voegen als bijlage. Op die manier kan er een heldere koppeling worden gemaakt tussen de gemaakte afspraken en de wijze waarop deze verzekerd zijn in het bestemmingsplan.
Wij vertrouwen er op u hiermee voldoende argumenten te hebben aangereikt om de gemaakte afspraken met de bedrijven te verankeren in het bestemmingsplan en behouden ons het uitdrukkelijke recht voor om tijdens de periode van terinzagelegging (6 weken) onze zienswijze formeel kenbaar te maken.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Eerste Haven, Milieuzonering
De genoemde activiteiten zijn wel degelijk in juridisch-planologische zin gewaarborgd. De activiteiten
zijn namelijk toegestaan binnen de bedrijfsbestemmingen. Door de bij deze bestemming opgenomen
milieucategorieën, die qua ligging op de verbeelding (plankaart) zijn overgenomen uit het vigerende
bestemmingsplan, blijven de juridisch-planologische gebruiksmogelijkheden bestaan (planologische
gebruiksruimte).
Het gezoneerde industrieterrein biedt extra ruimte op het gebied van geluid. Alle bedrijven gezamenlijk
binnen het terrein mogen op de grens van de geluidzone – industrie een bepaalde geluidsbelasting
veroorzaken. Net als in de huidige situatie hebben de meeste bedrijven een uitbreidingsruimte van 3
dB (milieugebruiksruimte). In het kader van het nieuw vast te stellen bestemmingsplan zullen
hernieuwde maatwerkvoorschriften worden opgelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met de
groeimogelijkheden van de bedrijven in de haven.
De geluidzone industrie ligt om het gezoneerd industrieterrein heen. Binnen deze zone is het mogelijk
om voor geluidgevoelige functies ontheffing van de Wet geluidhinder voor industrielawaai te verlenen.
Dat wil zeggen dat bij die functies een bepaalde mate van overlast moet worden geaccepteerd.
Bedrijven die in het nieuwe bestemmingsplan buiten het gezoneerde industrieterrein zijn gelegen vallen
onder het Activiteitenbesluit. Ook voor deze bedrijven worden zo nodig maatwerkvoorschriften
opgelegd. Hierbij wordt rekening gehouden met de groeimogelijkheden van de bedrijven in de haven.
Overigens is de verbeelding ten opzichte van het concept ontwerp bestemmingsplan gewijzigd. De grens van het gezoneerd industrieterrein is verruimd: de kade met aanlegplaats aan het Adriaan Maasplein, de kavel van Rijkswaterstaat en het aangrenzende deel van de Derde Haven maken thans deel uit van het gezoneerd industrieterrein. In het kader van het zonebeheer wordt nog steeds rekening gehouden met extra geluidruimte om groei van de bedrijven mogelijk te maken. Hierbij worden zowel de bijdragen van de schepen, de activiteiten op de kade en installaties in en op de bebouwing in beschouwing genomen. Hierin is ten opzichte van de vigerende situatie geen verandering opgetreden.
Ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan worden meer mogelijkheden geboden voor
bedrijven. Dit wordt bereikt door toepassing van de in de Wet geluidhinder opgenomen zeehavennorm
(deze norm biedt voor nieuw te ontwikkelen woningen binnen het invloedsgebied van de haven de
mogelijkheid om een maximaal 5 dB hogere norm toe te passen) en het in diezelfde wet opgenomen
instrument 'redelijke sommatie'. De toelichting is op dit punt aangepast en verduidelijkt.
Eerste Haven, bestemmingen rond het Adriaan Maasplein
Het op de verbeelding aangegeven gebied 'Gemengde doeleinden-5' (GD5) geeft naast de
bedrijfsbestemming categorie 1 t/m 3 ook ruimte aan meer functies, zoals horeca en hotel. Deze
functies betreffen geen milieugevoelige functies.
Bestemmingen rond Derde Haven
Met de planontwikkeling is rekening gehouden met de wensen van Rederij Groen. In de tussen tussen BSH en wethouder Norder gemaakte afspraken is expliciet opgenomen dat in de Derde Haven alleen activiteiten mogen plaatsvinden met een geringe geluidbelasting vanwege de woningbouw op het Norfolkterrein.
In de afspraken werd gesproken over een locatie voor Groen bij RWS. Dit is praktisch niet mogelijk, vandaar dat aan de overzijde van de Derde Haven nu ruimte is gereserveerd voor een ligplaats.
De mogelijkheid tot het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten is opgenomen in de GD-1 bestemming. Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn onder andere bedrijven toegestaan, voorzover havengerelateerd en voorkomend in de categorie A en B uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging.
Uitgangspunt voor de ontwikkeling op de RWS- kavel is dat na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de kavel heringericht wordt, zodat ook Rijkswaterstaat zijn (bedrijfs)activiteiten kan blijven uitoefenen. De afspraken met de BSH zijn als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd (Bijlage 2 Afsprakenlijst BSH).
XVI Wijkoverleg Scheveningen-Dorp
Het wijkoverleg Scheveningen-Dorp heeft de volgende tekstuele opmerkingen gemaakt:
De Naald wordt niet meer gebruikt door Welzijn Scheveningen. Heeft dit pand op dit moment nog een welzijnsfunctie
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
De tekstuele opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting.
Welzijn Scheveningen heeft de locatie van De Naald inderdaad niet meer in gebruik. De bestemming van deze locatie is verruimd ten opzichte van het concept ontwerp, zodat het bestemmingplan geen functies onmogelijk maakt die later toch wenselijk blijken te zijn. De functies dienstverlening en culturele voorzieningen zijn toegevoegd.
XVII JM Snacks
Ondergetekende heeft een horecagelegenheid aan het Adriaan Maasplein 1A-3 in Scheveningen. Jarenlang exploiteren wij als Haagse ondernemers onze onderneming met veel positieve energie en ambitie. Op die wijze zijn wij te betitelen als kleine werkgever, bieden wij structureel werkgelegenheid aan circa 12 medewerkers en in de zomerperiode nog meer.
De afgelopen jaren hebben wij veel plannen de revue zien passeren. Wij zijn daarin door de gemeente Den Haag en ook door andere marktpartijen (zoals nu Volker Wessels) nooit in gekend. Wij bleken nergens toe te behoren, misschien door onze solitaire ligging. Wij schreven uw College hierover een brief op 12 augustus 2012, waarvan wij u met dit schrijven wederom een kopie doen toekomen. Wij schreven u deze brief, omdat wij ook in de toekomst onze onderneming hoe dan ook willen voortzetten. Op deze brief ontvingen wij van u antwoord per brief van 20 september 2012, waarvan wij ook een kopie bijvoegen.
Wij besloten ons nog pro actiever op te stellen en lieten een gerenommeerd architectenbureau een schetsontwerp maken voor een nieuwe permanente realisatie voor onze onderneming. Wij hebben gespaard en zijn voornemens deze nieuwe permanente ontwikkeling passend bij een nieuwe boulevard en een nieuw Scheveningen Havenhoofd te realiseren. Maar mocht welke ontwikkeling door omstandigheden niet doorgaan zijn wij los van alle andere plannen toch voornemens onze nieuwe permanente vestiging te realiseren.
Op 22 februari 2013 hebben wij met veel trots ons nieuwe ontwerp samen met Andre van Lier van ons architectenbureau DÁvL Studio en Fred Kloezeman (adviseur J.M. Snacks B.V.) gepresenteerd op de wethouderskamer aan Wethouder Henk Kool en de bestuursadviseurs Frans van Bork en Geert van Aken. Het ontwerp werd enthousiast ontvangen en er is zeer goed geluisterd naar onze toelichting en uiteenzetting van plannen. Ook van ons ontwerp sturen we u bij deze brief een bijlage mee. Afgesproken werd dat de bestuursadviseurs onze plannen zouden toetsen en o.a. in het managementoverleg met Wethouder Marnix Norder zouden bespreken. Ook zou het gepresenteerd worden aan de projectgroep Scheveningen Haven van de gemeente Den Haag. Afgesproken werd dat dit er toe zou kunnen leiden dat we onze presentatie nog eens over zouden moeten en kunnen doen aan wethouder Kool, maar dan ook in de aanwezigheid van de bouwwethouder Wethouder Marnix Norder. Zover is het nog niet gekomen.
Hoewel wij dus nog steeds zeer positief gestemd zijn hebben wij nu het Concept Ontwerp Bestemmingsplan Scheveningen Haven in ons bezit dat op 16 april jl. naar buiten is gebracht door de gemeente Den Haag. Gesprekken leren ons dat er gelegenheid is om voor 3 mei 2013 hierop reacties te geven. Natuurlijk is nadien op basis van Ontwerp Bestemmingsplan en ter visie legging na Gemeentelijke Besluitvorming op 17 juni 2013 ook nog allerlei bezwaar en reactie mogelijk, maar wij willen graag worden opgenomen met ons plan voordat het in de Gemeenteraad en het College wordt besproken. Vandaar deze reactie nu.
Het Concept Ontwerp Bestemmingsplan Scheveningen Haven is tenslotte de juridisch-planologische vertaalslag van het stedenbouwkundige plan. En in die vertaalslag missen wij in de toelichting in woord en in de bijbehorende tekening in feitelijke situering ons plan. In de huidige tekening staat onze locatie momenteel zalmroze gemarkeerd met de aanduiding GD-5. In de Regels behorende bij de Toelichting Concept Ontwerp Bestemmingsplan Scheveningen Haven leert ons dat dit mogelijk invoeging of vestiging kan toelaten van onder andere:
a. Bedrijven behorende tot categorie 1 tot en met 3 uit de Staat van bedrijven op Bedrijventerreinen.
b. Cultuur en ontspanning
c. Niet-dagelijkse detailhandel op de begane grondlaag
d. Havenkantoor
e. Horeca in de categorieën licht en middelzwaar
f. Hotel
g. Semafoor
Kortom: alles lijkt wel mogelijk voor onze ontwikkeling, maar specifiek is ons initiatief niet opgenomen. Terwijl dit bijvoorbeeld wel is gebeurd ten aanzien van de voorziene vishandeloppervlakte, het appartementenhotel op de plaats waar nu nog vishandel Kraan zit, het 5 sterrenhotel aan het einde van het voormalig Norfolkterrein, maar ook de woningbouw van ASR/Malherbe op het voormalig Norfolkterrein.
Geacht College van Burgemeester en Wethouders, wij verzoeken u om bovenstaande redenen ons plan tot realisatie van een permanente vestiging specifiek op te nemen in uw Ontwerp Bestemmingsplan Scheveningen Haven, voordat het ter bestuurlijke goedkeuring naar de Gemeenteraad en uw eigen College wordt gezonden. De behandeling op 17 juni 2013 verschaft ons en onze medewerkers op die wijze in ieder geval meer vastigheid voor het feit dat we goed op koers liggen voor onze toekomstige vestiging.
Natuurlijk zijn wij bereid om in gesprek met wethouders Kool en Norder onze plannen toe te lichten, natuurlijk zijn wij bereid dit ook aan de projectgroep Scheveningen Haven te doen en natuurlijk zijn wij positief gestemd over de acties die waarschijnlijk momenteel worden genomen door de bestuursadviseurs Van Bork en Van Aken, maar de tijd haalde ons even in met de presentatie van onderhavige Concept Ontwerp Bestemmingplan Scheveningen Haven en de termijn om voor 3 mei 2013 te reageren.
Pro forma maken wij dan ook momenteel bezwaar tegen het feit dat ons plan (nog) niet is opgenomen in dit Concept Ontwerp Bestemmingplan Scheveningen Haven. Wij hebben in ieder geval wel de goede hoop dat u dit zult corrigeren, niet in de laatste plaats ingegeven door ons gesprek met wethouder Henk Kool en de bestuursadviseurs Geert van Aken en Frans van Bork.
Wij zien uw reactie dan ook met belangstelling tegemoet.
Reactie:
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
JM Snacks huurt onderhavige gronden van de gemeente. JM Snacks valt hiermee in categorie A zoals aangegeven in paragraaf 6.4 van de toelichting.
Er is voor het noordelijk havenhoofd gekozen voor een globale bestemmingswijze waar binnen een gemengde doeleindenbestemming meerdere bestemmingen mogelijk zijn waaronder horeca in de categorieën licht en middelzwaar. Een snackbar is daarbinnen niet uitgesloten. De ruimtelijke opgave voor het noordelijk havenhoofd is complex door de aard van het programma (met een mix van publiekstrekkende toeristische functies en bedrijfsbebouwing), terreinkenmerken (het uiteinde van een langgerekte landtong, niveauverschillen in het terrein) en de ontsluiting. Deze complexiteit maakt het onzeker of in de nieuwe situatie paviljoens inpasbaar zijn. Indien te zijner tijd wordt gekozen voor het opzeggen van de huurovereenkomst zal de gemeente hierbij wel de gebruikelijke redelijke opzegtermijn hanteren.
XVIII. Ceres Projecten (Vestia)
Algemeen.
Op 17 april jl. is het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Scheveningen Haven ter inzage gelegd. Dit is het concept van het nieuwe bestemmingsplan (hierna BP) voor het hele havengebied en het Norfolkterrein. De zeewaterwarmtecentrale, eigendom van Vestia, (hierna: ZWWC) is hier een onderdeel van.
Kort gezegd geeft dit ontwerp aan dat de ZWWC gerealiseerd mag worden in alle Gemengd -1 en Bedrijf -2 gebieden, met een maximaal BVO van 300 m2. Op de plankaart zijn deze gebieden aangegeven. De huidige locatie van de ZWWC valt binnen de bestemming V-VS, wat een Verkeer-Verblijfsstraat bestemming is. De ZWWC is daar niet toegestaan.
Het lijkt er op dat het nieuwe bestemmingsplan dus zou nopen tot verplaatsing van de ZWWC. De planvorming is echter nog in een conceptstadium, en GD-1 en B-2 bestemmingsvlakken zijn behoorlijk ruim, waardoor er meerdere locaties in aanmerking komen. De nieuwe locatie van de ZWWC wordt met dit Bestemmingsplan dus mogelijk gemaakt.
Algemeen: de reactie op dit bestemmingsplan is geschreven zonder rekening te houden met de door gemeente en andere partijen beoogde planning van werkzaamheden en volgorde daarvan.
Artikel 1, begrippen.
1.88: Nutsvoorziening: De ZWWC zou kunnen worden gezien als een “voorziening van openbaar nut”, echter:
De definitie “zeewaterwarmtecentrale” ontbreekt, terwijl deze term wel wordt gebruikt in artikel 38 lid 5.
Voorstel voor definitie:
“Zeewaterwarmtecentrale: een nutsvoorziening bestaande uit een samenstel van pompen, warmtepompen, warmtewisselaars, regelingen, zeewaterinnamestation, zeewatereffluentstation met als doel warmte en koude uit zeewater te onttrekken en te distribueren aan gebouwen in de omgeving.”
Artikel 38:
De ZWWC heeft volgens dit BP maximaal 300 m2 vloeroppervlakte, dit is voldoende in het geval de capaciteit gelijk blijft. Indien de noodzaak ontstaat om de ZWWC uit te breiden is maximaal 400 m2 nodig. Mogelijk wordt gekozen voor een extra ZWWC. De tekst van dit artikel is dan enigszins onduidelijk: zijn er bijvoorbeeld 2 ZWWCs mogelijk binnen afzonderlijke bestemmingsvlakken?
Artikel 40.
Lid c: onduidelijk is wat de hoogte is van de laag die “onder peil” mag zijn gelegen. De ZWWC kan mogelijk onder peil worden gebouwd op een gunstige locatie nabij de 3e haven, mogelijk i.c. met een bovengronds gedeelte van het bouwwerk zoals bedoeld onder artikel 40 lid e.
Artikel 40 lid e: de ZWWC kan worden gezien als een “bouwwerk ten dienste van nutsvoorzieningen”. Graag zien wij de oppervlakte van “nutsvoorzieningen” vergroot tot 300 m2 in plaats van 30 m2. Dit biedt dan meer mogelijkheden voor het bouwen van de ZWWC in een apart gebouw.
Bedrijven, bijlage 2 en 3
Onder SBI-code 40 moet de ZWWC mogelijk worden gemaakt door een categorie toe te voegen: “Warmte- en koudevoorzieningsinstallaties op basis van natuurlijke bronnen”
Reactie:
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Het bestemmingsplan is ten aanzien van de locatie van de zeewaterwarmtecentrale (zwwc) inderdaad
flexibel van opzet. Dit om bij de planuitwerking zonder juridisch-planologische belemmeringen de zwwc
op een definitieve locatie in te kunnen passen (overigens gaat het hier om één zwwc). Hierbij zijn de
afspraken tussen de gemeente en Vestia leidend.
Er mag binnen een bouwvlak bij recht één laag beneden maaiveld worden gerealiseerd (algemene
bouwregels). Buiten een bouwvlak is dit slechts mogelijk na toepassing van een in het
bestemmingsplan opgenomen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid (algemene afwijkingsregels).
De hoogte van de laag beneden maaiveld is niet gereguleerd.
Aangezien het bestemmingsplan een specifieke regeling voor de zwwc bevat is het niet nodig om een
specifieke SBI-code op te nemen. De SBI-codes met bijbehorende milieucategorieën zijn binnen de
planregels slechts van toepassing als in de bestemmingsregeling naar die milieucategorieën wordt
verwezen.
Het is niet gewenst om de specifieke regeling voor de zwwc als basis te laten dienen voor de algemene
bouwregels voor nutsvoorzieningen aangezien nutsvoorzieningen met die oppervlakte dan door het hele
plangebied kunnen worden gerealiseerd.
Naar aanleiding van de vooroverlegreactie is de voorgestelde definitie overgenomen en is de toegelaten
oppervlakte vergroot tot 400 m2.
XIX United Fish Auctions
Hierbij ontvangt u namens het viscluster, ondergetekende eigenaren op het Noordelijk Havenhoofd, onze opmerkingen op hoofdlijnen bij het concept Ontwerpbestemmingsplan d.d. 16 april 2013. Dit vooruitlopend op het opnemen van de ontwikkelingsvisie Noordelijk Havenhoofd in dit bestemmingsplan nog voor de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan door het College in juni van dit jaar, zoals afgesproken door het viscluster met wethouder Norder namens de gemeente Den Haag. Deze gebiedsvisie wordt momenteel door VolkerWessels Vastgoed in opdracht van het viscluster en in overleg met de gemeente uitgewerkt in een businessplan en zal eind mei gereed zijn. In het voorliggende concept ontwerpbestemmingsplan is deels tegemoetgekomen aan onze gebiedsvisie.
De opmerkingen zijn derhalve nu vooral gericht op de huidige situatie, indien deze bestendigd zou worden. In mei zullen we aan de hand van de bovengenoemde uitwerking in overleg met u verbeelding en regels aanpassen.
Opmerkingen bij de voorliggende concept verbeelding en regels op het Noordelijk Havenhoofd:
1. het gezoneerde industriegebied is stevig teruggebracht;
2. ten aanzien van United Fish Auctions;
3. ten aanzien van bestaande bedrijven landzijde;
Dit zijn onze opmerkingen vooruitlopend op de formele bestemmingsplanprocedure en de overeengekomen aanpassing van verbeelding en regels op basis van een uitgewerkt gebiedsbusinessplan voor het Noordelijk Havenhoofd.
We zijn gaarne bereid om een en ander nader toe te lichten in een gesprek.
Reactie:
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
Inmiddels zijn nadere afspraken gemaakt met het viscluster. De uitkomst hiervan is dat het door het
viscluster beoogde programma deels bij recht en deels via een wijzigingsbevoegdheid in het
bestemmingsplan is opgenomen.
Gezoneerd industrieterrein
Het gezoneerde industrieterrein is ten opzichte van het concept ontwerp bestemmingsplan verruimd. De
kade aan het Adriaan Maasplein maakt met deze aanpassing onderdeel uit van het gezoneerde
industrieterrein. Tevens is een aanduiding 'laad en losplaats' op de plankaart (verbeelding) opgenomen.
Binnen deze zone is laden, lossen en overslag toegestaan.
Binnen de gemengde bestemming zijn bedrijven in categorie 1 tot en met 3 toegestaan.
United Fish Auctions
Het ontwerp-bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid voor het realiseren van aanbouwen langs de
Visafslag, met uitzondering van het deel dat valt binnen de bestemming Gemengde Doeleinden 5. Het
grootste deel van het gebied langs de Visafslag valt binnen de bestemming Verkeer-Verblijfstraat
(artikel 28). Hierbinnen mogen geen gebouwen worden gerealiseerd (met uitzondering van de
bepalingen uit artikel 37).
Het vastgestelde stedenbouwkundige plan en de voorstellen die ontwikkeld zijn in het kader van de
businesscase door VolkerWessels in opdracht van de viscluster geven geen aanleiding om aanbouwen
op deze plek mogelijk te maken. Indien er in de toekomst toch behoefte bestaat tot het realiseren van
uitbouwen zal de gemeente deze op basis van een concreet ontwerpvoorstel beoordelen en kunnen ze
eventueel via een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden
gemaakt.
Er is binnen de bestemming water een aanduiding 'steiger' opgenomen over de gehele lengte langs het
Visafslaggebouw. Binnen de betreffende aanduiding past een verbreding van een steigerconstructie van
7 meter ten behoeve van laden en lossen. De aanduiding voor detailhandel is verruimd, waardoor interne
verschuivingen mogelijk zijn (maximale oppervlakte 2 traveeën van 390 m2). De aanvankelijk
opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor een horecafunctie op de kop van de visafslag is in het ontwerp
bestemmingsplan bij recht mogelijk gemaakt. De locaties waar in het vigerende bestemmingsplan
bedrijven tot en met milieucategorie 5 zijn toegelaten zijn voor de bedrijven langs de Visafslagweg
overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Rond het Adriaan Maasplein is hierop een uitzondering
gemaakt, omdat het met het oog op de ruimtelijke kwaliteit onwenselijk is om bedrijven in een
dergelijke milieucategorie te mengen met de overige toegelaten functies rond dat plein. Wel zijn naar
aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijven (in een zwaardere milieucategorie) na
toepassing van een binnenplanse afwijking toegestaan.
Bedrijven landzijde
De huidige bedrijfsvoering van de bedrijven aan de landzijde kan bestendigd worden conform het
vigerende bestemmingsplan. In de huidige situatie maken meerdere bedrijven gebruik van de openbare
weg tussen de bedrijfsbebouwing en het dijklichaam voor het laden en lossen . In het vigerende
bestemmingsplan heeft de grond tussen de bedrijfsbebouwing en het dijklichaam geen
verkeersbestemming maar een bedrijfsbestemming. Volgens het vigerende bestemmingsplan kan
deze grond worden uitgegeven ten behoeve van bedrijfsbebouwing. In het nieuwe bestemmingsplan is
deze bouwtitel overgenomen maar is de bestemming verruimd met onder meer een parkeergarage.
De invulling van de grond tussen de bedrijfsbebouwing en het dijklichaam is onderdeel van de plannen
die in het kader van het vispact met de ondernemers binnen het viscluster Noordelijk Havenhoofd
worden uitgewerkt. De bereikbaarheid van de bedrijfsbebouwing dient binnen deze plannen te worden
opgelost.
Visrokerijen zijn meldingsplichtig op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Men moet wel
voldoen aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer (o.a. art. 3.140). Rokerijen vallen
binnen milieucategorie 4, zoals opgenomen in de Staat van Inrichtingen. De bestaande rokerij is en
blijft derhalve toegestaan.
XX. Jaczon B.V.
De directie van Jaczon BV heeft kennis genomen van het concept ontwerp bestemmingsplan Scheveningen Haven d.d. 17 april 2013. Middels deze brief maakt Jaczon BV bezwaar tegen dit concept ontwerp-bestemmingsplan. Jaczon BV is een van de grotere bedrijven in de Scheveningse haven. De ontwikkelings-/nieuwbouw plannen voor deze haven zullen een zeer grote invloed hebben op onze bedrijfsvoering. Hierom willen wij onze standpunten en opmerkingen middels dit schrijven nogmaals uiteen zetten.
Wij zijn van mening dat:
2. De eerste haven moet voor alle grote zeeschepen toegankelijk zijn. Dit houdt ondermeer in dat:
3. In het havenplan wordt gesproken over het plaatsen van walstroom installaties voor de zeeschepen in de eerste haven. Een uitgebreide studie heeft reeds aangetoond dat dergelijke installaties vanuit veiligheid, -technisch- en financieel oogpunt gezien bijna niet mogelijk/haalbaar zijn. Daar het bouwen van woningen op het voormalig Norfolk terrein klaarblijkelijk is gebaseerd op het feit dat de zeeschepen veel minder geluid gaan produceren omdat deze op de walstroom worden aangesloten is ons inziens een heel groot deel van het havenplan niet realistisch/haalbaar. Wij zijn dan ook stellig van mening dat extra woningbouw in/rond de 1 ste haven geen goed/realistisch plan is.
4. Een integrale aanpak voor de ontwikkeling van een goede infrastructuur en de ontsluiting van de eerste haven is van cruciaal belang. Zo dient:
5. De algehele veiligheid in en rond het havengebied moet gewaarborgd worden/blijven. Zo moeten:
Zekerheidshalve willen wij uw gemeentebestuur verzoeken de overeenkomst (convenant) met de BSH van 11 april 2012 onderdeel uit te laten maken van het bestemmingsplan door deze toe te voegen als bijlage. Op die manier kan er een heldere koppeling worden gemaakt tussen de gemaakte afspraken en de wijze waarop deze verzekerd zijn in het bestemmingsplan.
Wij vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben ge'informeerde en wij behouden ons het Uitdrukkelijke recht voor om in een later stadium hierop terug te kunnen komen.
Reactie
In reactie op de ingekomen vooroverlegreactie merkt het college het volgende op.
1. Prioriteit visserij
De visserij krijgt in het plan wel degelijk prioriteit. Dit is in juridisch-planologische zin gewaarborgd. De
in de bedrijfsbestemming opgenomen milieucategorieën zijn qua ligging op de verbeelding (plankaart)
zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Hierdoor blijven de juridisch-planologische
gebruiksmogelijkheden bestaan (planologische gebruiksruimte).
Het gezoneerde industrieterrein biedt extra ruimte op het gebied van geluid. Alle bedrijven gezamenlijk
binnen het terrein mogen op de grens van de geluidzone – industrie een bepaalde geluidsbelasting
veroorzaken. Net als in de huidige situatie hebben de meeste bedrijven een uitbreidingsruimte van 3
dB (milieugebruiksruimte). In het kader van het nieuw vast te stellen bestemmingsplan zullen
hernieuwde maatwerkvoorschriften worden opgelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met de
groeimogelijkheden van de bedrijven in de haven.
De geluidzone industrie ligt om het gezoneerd industrieterrein heen. Binnen deze zone is het mogelijk
om voor geluidgevoelige functies ontheffing van de Wet geluidhinder voor industrielawaai te verlenen.
Dat wil zeggen dat bij die functies een bepaalde mate van overlast moet worden geaccepteerd.
Bedrijven die in het nieuwe bestemmingsplan buiten het gezoneerde industrieterrein zijn gelegen vallen
onder het Activiteitenbesluit. Ook voor deze bedrijven worden zo nodig maatwerkvoorschriften
opgelegd. Hierbij wordt rekening gehouden met de groeimogelijkheden van de bedrijven in de haven.
Overigens is de verbeelding ten opzichte van het concept ontwerp bestemmingsplan gewijzigd. De grens van het gezoneerd industrieterrein is verruimd: de kade met aanlegplaats aan het Adriaan Maasplein, de kavel van Rijkswaterstaat en het aangrenzende deel van de Derde Haven maken thans deel uit van het gezoneerd industrieterrein. In het kader van het zonebeheer wordt nog steeds rekening gehouden met extra geluidruimte om groei van de bedrijven mogelijk te maken. Hierbij worden zowel de bijdragen van de schepen, de activiteiten op de kade en installaties in en op de bebouwing in beschouwing genomen. Hierin is ten opzichte van de vigerende situatie geen verandering opgetreden.
Ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan worden meer mogelijkheden geboden voor
bedrijven. Dit wordt bereikt door toepassing van de in de Wet geluidhinder opgenomen zeehavennorm
(deze norm biedt voor nieuw te ontwikkelen woningen binnen het invloedsgebied van de haven de
mogelijkheid om een maximaal 5 dB hogere norm toe te passen) en het in diezelfde wet opgenomen
instrument 'redelijke sommatie'. De toelichting is op dit punt aangepast en verduidelijkt.
2. Toegankelijkheid grote zeeschepen
Voor een reactie op de invloed van windhinder op de scheepvaart verwijst het college naar paragraaf 4.9
van de toelichting en het bij dit bestemmingsplan gevoegde windhinderonderzoek.
De diepte van de haven en het aantal ligplaatsen worden niet gereguleeerd door dit bestemmingsplan.
Voor de geluidsproductie wordt verwezen naar de hierboven beschreven reactie onder 1.
Voor de oeververbinding zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen. Hierdoor is onder andere een
minimale doorvaarthoogte van 50 meter gewaarborgd.
Het bestemmingsplan voorziet niet in grote wijzigingen die gevolgen hebben voor de zwaaikom en het
uitloop strand. Voor een reactie op de lichtenlijn verwijst het college naar paragraaf 5.2.8 van de
toelichting. De radarpost is opgenomen in de bestemming Gemengd-5.
3. Walstroom
De realisatie van de woningen op het Norfolkterrein is niet afhankelijk van walstroom. Wel is de
toepassing van walstroom als kansrijke maatregel in de milieueffectrapportage benoemd.
4. Infrastructuur
Voor een reactie op dit onderdeel verwijst het college naar paragraaf 3.3.2 van de toelichting en het bij
het bestemmingsplan gevoegde verkeersrapport (onderdeel van de milieueffectrapportage).
5. Veiligheid
Het afsluiten van de kades ten behoeve van de veiligheid wordt niet gereguleerd via dit
bestemmingsplan.
De afspraken met de BSH zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan bijgevoegd. In paragraaf 3.2.4.5 van de toelichting wordt naar deze bijlage verwezen (Bijlage 2 Afsprakenlijst BSH).