direct naar inhoud van 4.10 Windhinder
Plan: Scheveningen Haven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-50VA

4.10 Windhinder

In januari 1996 is door de toenmalige raadscommissies voor Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing en Volkshuisvesting en voor Verkeer en Vervoer, Binnenstad en Monumenten, een norm vastgesteld voor windhinder in de omgeving van een geprojecteerde ontwikkeling. Bij besluit van het college op februari 2010 is deze norm geactualiseerd. Dit is besproken met de raadscommissie Ruimte op 22 september van dat jaar. Het besluit behelst de hantering van de norm NEN 8100.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Scheveningen Haven is door Peutz b.v. met behulp van Computational Fluid Dynamics (CFD) een indicatief onderzoek verricht naar de te verwachten windklimaatsituatie rond een aantal geplande hoogbouw projecten in het gebied. Daarnaast zijn toetsingscriteria opgesteld voor de effecten van nieuwbouw op de bevaarbaarheid van de haven. De berekeningen aan het windklimaat zijn daarbij gebruikt voor een eerste evaluatie van deze toetsingscriteria. Tenslotte is een indicatie gegeven van de te verwachten windeffecten op de geplande oeververbinding tussen de twee havenhoofden. Het onderzoeksrapport is als bijlage bijgevoegd (Bijlage 16 Onderzoek naar windklimaat op loop- en verblijfsniveau en nautische effecten).

Voor het vervaardigen van de CFD-modellen is gebruik gemaakt van de door de gemeente Den Haag aangeleverde 3D modellen van de bestaande en de geplande bebouwing in het gebied, alsmede van de aangeleverde data van de maaiveldhoogtes in het gebied.

Het doel van het windklimaatonderzoek was het geven van een beoordeling van het te verwachten windklimaat rondom de verschillende geplande hoogbouw projecten binnen het bestemmingsplan en het opstellen van criteria voor de bevaarbaarheid van de haven. Door het windklimaat zowel te berekenen voor de bestaande als de geplande situatie wordt inzicht gegeven in de invloed van de geplande nieuwbouw op het windklimaat in de omgeving.

Voor de opzet van het onderzoek en de beoordeling van het windklimaat is uitgegaan van de Nederlandse norm NEN 8100:2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving.

Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:


Windklimaat

Bij realisering van het bestemmingsplan volume van het vijf sterren hotel op het zuidelijke havenhoofd is in de omgeving van het gebouw een zeer slecht windklimaat te verwachten, waarbij in een fors gebied het criterium voor windgevaar wordt overschreden.

Door optimalisatie van het volume, in combinatie met het aanbrengen van windafschermende maatregelen is het windklimaat, beoordeeld als doorloopgebied, in het gehele gebied te verbeteren tot matig. Ter plaatse van entrees zal extra aandacht voor het windklimaat noodzakelijk zijn.

Bij realiseren van het bestemmingsplanvolume van het drie sterrenhotel op het noordelijk havenhoofd wordt met name rond de zuidwestgevel een slecht windklimaat met kans op windgevaar verwacht. Er wordt geadviseerd bij de verdere uitwerking van het plan hier nader onderzoek naar te verrichten.

Rond het bestemmingsplanvolume van het project Uiterjoon wordt lokaal een zeer slecht windklimaat verwacht, waarbij windgevaar te verwachten is. Er wordt geadviseerd bij de verdere uitwerking van het plan hier nader onderzoek naar te verrichten. Om die reden zijn de bouwmogelijkheden van het concept ontwerpbestemmingsplan aangepast.

Rond de Zeezicht toren wordt bij realiseren van het bestemmingsplan volume rond de hoeken van het plan een voor doorloopgebied zeer matig, voor slentergebied (entrees e.d.) slecht, windklimaat verwacht. Er wordt geadviseerd bij de verdere uitwerking van het plan hier nader onderzoek naar te verrichten.

Nautische effecten

De bevaarbaarheid van de haven voor grote schepen wordt bepaald door de maximaal te verwachten windsnelheden boven de vaarroute.

Voor kleine, zeilende, schepen zijn zowel de maximale vlaagsnelheid als variaties in de windrichting bepalend of de haven te bezeilen is.

Op basis van het indicatieve CFD onderzoek kan geconcludeerd worden dat bij realisatie van het bestemmingsplanvolume met driehoekige toren de bevaarbaarheid van de havenmond voor zowel de grootste als de kleinste schepen nadelig beïnvloed wordt.

Door optimalisatie van het hotel volume zijn problemen met de bevaarbaarheid voor grote schepen naar alle waarschijnlijkheid te minimaliseren.

Teneinde de bevaarbaarheid bij de havenmond voor kleine schepen te optimaliseren is een lage plint voor het vijf sterrenhotel en een geminimaliseerd volume op de RWS-kavel noodzakelijk. Een goede bevaarbaarheid is op basis van het huidige onderzoek echter niet te garanderen.

Ook in de rest van het havengebied kan de bevaarbaarheid voor met name kleine schepen beïnvloed kan worden door de geplande nieuwbouw rond de haven.

Bij de verdere uitwerking van de plannen is een nader onderzoek met de windtunnel naar de bevaarbaarheid noodzakelijk.

Oeververbinding

Door de snelheid van de aanstromende wind is er boven een hoogte van ca. 25 meter ter plaatse van de oeververbinding een slecht windklimaat te verwachten. Boven ca. 40 m is er daarbij ook kans op windgevaar. Hier dient bij het ontwerp van de verbinding rekening mee gehouden te worden. Daarbij kan gedacht worden aan het aanbrengen van voldoende hoge schermen langs de rand in geval van een brug of voldoende dichte gondels in geval van een kabelbaan.

Interactie met de omringende bebouwing kan lokaal tot een hoge windbelasting op de oeververbinding leiden.

Het windklimaat en de windbelasting op de geplande oeververbinding dienen bij het nader uitwerken van de plannen nader onderzocht te worden.

Conclusie
Het uitgevoerde windhinderonderzoek is bedoeld om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening te onderbouwen. Daar waar uit dit onderzoek blijkt dat bij de nadere uitwerking van de planvorming maatregelen zullen moeten worden getroffen om tot een aanvaardbaar windklimaat te komen is dit geborgd in de planregels. Daarbij is onder andere gebruik gemaakt van een nadere eisen regeling. Op grond van die regeling is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en vorm van de gebouwen ter beperking van windhinder. Indien de maatregelen noodzakelijk zijn op een locatie waarvoor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is opgenomen zijn de maatregelen opgenomen in de aan deze bevoegdheid verbonden wijzigingsregels