Plan: | Scheveningen Haven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-50VA |
Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.
In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Scheveningen Haven aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.
Scheveningen Haven is niet aangewezen als beschermd stadsgezicht. De naastgelegen wijken Statenkwartier (rijksbeschermd stadsgezicht) en Scheveningen Dorp (gemeentelijk beschermd stadsgezicht) hebben wel deze status.
Cultuurhistorische verkenning
De cultuurhistorische verkenning Scheveningen-Kuststrook bevat een apart hoofdstuk over Scheveningen Haven. Het belang van het gebied moet meer gezocht worden in aanleg en structuur van de havens dan in de kwaliteit van de individuele bebouwing - enige uitzonderingen daargelaten - die meestal dateert van na de oorlog.
De belangrijkste ruimten van de havens zijn de ruime kades waar het laden en lossen van de schepen plaatsvindt. Zij vormen een buffer tussen de havenbekkens en de bebouwing en zijn sterk bepalend voor de sfeer en belevingswaarde van de havens.
Aan de zuidzijde wordt het havengebied begrensd door een woonwijkje (Mennickstraat e.o.) opgetrokken in rode baksteenarchitectuur met diepliggende voegen, die kenmerkend is voor de Haagse woningbouw tussen 1930 en 1940.
Een grote visafslag werd in 1935 in gebruik genomen aan de Dr. Lelykade langs de tweede binnenhaven. Deze visafslag bestaat uit een 150 meter lange houten loods onder een over de gehele lengte doorlopend karakteristiek zadeldak met op de nok een lichtkap. Met de bouw van een nieuwe visafslag in 1964 aan de eerst binnenhaven verloor het zijn oorspronkelijke functie. Tegenwoordig zijn er restaurants in gevestigd waardoor de gevels, met name aan de Dr. Lelykade, een negatieve verandering hebben ondergaan. Toch blijft de loods door haar vorm met geprononceerd daksilhouet en materiaalgebruik een belangrijk cultuurhistorisch element in de haven van Scheveningen.
De dynamische na-oorlogse ontwikkeling van de haven heeft tot ingrijpende verandering van het bebouwingsbeeld geleid.
De voormalige bedrijfswoning aan de Hellingweg 123 vormt een beeldbepalend element. Deze uit de jaren dertig daterende woning is kenmerkend voor de bouwwijze van die tijd met een opvallend geprononceerde smalle, hoge kapvorm.
De oudste bebouwing rondom de havens bestaat uit een voormalige sluiswachterswoning met kantoor aan de Kranenburgweg 200-202 bij de toegang tot het Norfolkterrein, dat tot de infrastructuur van het in 1889 gereed gekomen verversingskanaal (ook bekend als afvoerkanaal) behoort. Het pand dateert uit de jaren tachtig van de 19e eeuw en is opgetrokken in eclectische stijl, kenmerkend voor veel waterstaatobjecten uit die tijd. Met het dempen van het laatste deel van het verversingskanaal is wel de relatie met het water verdwenen.
De volgende waardevolle cultuurhistorische elementen kunnen worden onderscheiden:
In het plangebied zijn de volgende rijksmonumenten opgenomen:
Een plaatsingsprocedure is in voorbereiding ten behoeve van het gebouw van de huidige Visafslag aan de Visafslagweg op het Noordelijk Havenhoofd.
Het volgende gebouw is aangewezen als gemeentelijk monument:
Er is een plaatsingsprocedure in voorbereiding ten behoeve van de visrokerij en rederij met gemetselde schoorsteen aan de Dr. Lelykade 188-194 uit 1935.
Andere karakteristieke panden opgenomen in het tussen 1985 en 1990 uitgevoerde "Monumenten Inventarisatie Project" (MIP), zijn:
Het bestemmingsplangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk compleet gelegen in een met stuifzand overdekt strandwallenlandschap. Dit landschap heeft zijn vorm gekregen vanaf ca. 5000 v. Chr. door het ontstaan van zandruggen parallel aan de kustlijn. Door vorming van steeds nieuwe strandwallen werd de kustlijn langzamerhand naar het westen toe verlegd.
Scheveningen Haven ligt op een met stuifzand overdekte strandwal, die rond 2000 v. Chr. is ontstaan. Nadat deze strandwal werd gevormd is er verder zeewaarts nog een strandwal geweest, de kustlijn lag een stuk verder in zee. Deze strandwal is door kustafslag vanaf de 11de eeuw weer opgeruimd. Het vrijgekomen zand werd weer door de zee op het land gedeponeerd en door de wind steeds verder landinwaarts gebracht. Op die manier raakte de kuststrook bedolven onder een steeds dikker worden zandpakket (Laag van Den Haag of Jong Duin).
Strandwallen hebben een hoge archeologische verwachting. Deze zandruggen waren al vrij snel na hun ontstaan bewoonbaar en ook heel aantrekkelijk voor onze verre voorouders. In dit deel van Scheveningen kunnen er dan ook op of in het zand van de strandwal (Laag van Voorburg) bodems met sporen en resten van bewoning en gebruik worden aangetroffen vanaf de bronstijd tot in de (vroege) middeleeuwen. Het gaat daarbij om huisplaatsen, nederzettingen, grafvelden of akkers). Dergelijke bodems zijn bijvoorbeeld aangetroffen aan de Dr. Lelykade en de Doornstraat. Gedeeltelijk zijn deze bij de verstuivingen vanaf de 11de eeuw weer geƫrodeerd. Deze erosie is echter zeer plaatselijk (stuifkuilen) en niet te voorspellen. Andere delen van het gebied zijn juist weer snel bedekt met zand en heel goed geconserveerd. Daarom heeft het hele gebied een hoge archeologische verwachting.
Het is onwaarschijnlijk dat tijdens de genoemde stuiffasen bewoning ter plekke goed mogelijk was. Het gebied heeft daarom geen hoge verwachting voor archeologische sporen uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Wel zal in die perioden het gebied kleinschalig gebruikt zijn voor landbouw en begrazing.
Het gebied was tot ver in de 19de eeuw onbebouwd. Voor de ontwikkeling van de eerste haven in 1903 werd het gebied geƫgaliseerd. Rond 1930 werd de tweede haven aangelegd en werden de gronden eromheen in ontwikkeling genomen. Rond de haven vestigden zich veel haven- en visserijgerelateeerde bedrijven.
Hoewel tot nu toe binnen het bestemmingsplangebied geen daadwerkelijke vondsten zijn gedaan, maakt bovenstaande duidelijk dat het een archeologische verwachting heeft voor de periode bronstijd tot en met vroege middeleeuwen.
Voor de pre- en vroeghistorische periodes geldt dat door de overstuivingen van de Laag van Den Haag de betreffende archeologische niveaus bedekt zijn geraakt met een dikke laag zand. Dat is de conservering daarvan ten goede gekomen, zoals blijkt uit opgravingen die net buiten het plangebied zijn uitgevoerd en een schat aan archeologische gegevens hebben opgeleverd (gedoeld wordt op de Romeinse militaire nederzetting aan de Scheveningseweg en de vroegmiddeleeuwse nederzetting aan het Frankenslag). Soortgelijke vindplaatsen zijn binnen het plangebied niet ondenkbaar.
Bovenstaande houdt in dat in principe voor het gehele bestemmingsplangebied een archeologische verwachting geldt. Uitzonderingen vormen het strand en de waterpartijen van de haven en het verversingskanaal. Eventuele archeologische waarden zijn hier verdwenen.
In paragraaf 4.14 wordt nader op het aspect archeologie ingegaan.