direct naar inhoud van Artikel 32 Water
Plan: Scheveningen Haven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-50VA

Artikel 32 Water

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding en verkeer te water;
  • b. ligplaatsen met de daarbij behorende voorzieningen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • c. 'brug' tevens voor een brug voor fietsers en voetgangers;
  • d. 'steiger' tevens voor gebruik ten behoeve van de bestemming Bedrijf - 1 en Gemengd - 5;
  • e. 'specifieke vorm van verkeer - oeververbinding' kan een verbinding ten behoeve van langzaam verkeer tussen het zuidelijk- en noordelijk havenhoofd worden gerealiseerd,

en ter plaatse van de bestemmingsvlakken gelegen direct ten noord- en zuidoosten van de Westduinweg mede bestemd voor het instandhouden en versterken van de stedelijke ecologische hoofdstructuur, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, oevers en overige voorzieningen.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Oeververbinding

Bij de in het eerste lid bedoelde oeververbinding:

  • 1. zijn zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen toegestaan;
  • 2. mogen in uitzondering op het volgende sublid bouwwerken worden gerealiseerd tot een maximale hoogte van 75 m boven NAP;
  • 3. het laagste punt van het bouwwerk moet minimaal 52,40 meter boven NAP bedragen;
  • 4. kunnen nadere eisen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing van de bij de verbinding behorende aanlandingen;
  • 5. dient de initiatiefnemer de uitwerking van de verbinding op de windbelasting aan de hand van onderzoek met een schaalmodel in de windtunnel inzichtelijk te maken. Het college is in dat verband bevoegd nadere eisen te stellen met het oog op het beperken van overlast als gevolg van windhinder
32.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 44, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. bruggen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt, met uitzondering van het bepaalde in de algemene aanduidingsregels, ten hoogste 6 m.
  • d. bij de in het eerste lid bedoelde oeververbinding:
    • 1. het laagste punt van de verbinding moet minimaal 52,40 meter boven NAP bedragen;
    • 2. kunnen nadere eisen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing van de bij de verbinding behorende aanlandingen;
    • 3. dient de initiatiefnemer de uitwerking van de verbinding op de windbelasting aan de hand van onderzoek met een schaalmodel in de windtunnel inzichtelijk te maken. Het college is in dat verband bevoegd nadere eisen te stellen met het oog op het beperken van overlast als gevolg van windhinder.
32.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het gebruik van het van de bestemming onderdeel uitmakende water en daarop varende of afgemeerde schepen en de naast de waterbestemming gelegen kades met het oog op het beperken van de geluidproductie of geurhinder van activiteiten die geen onderdeel uitmaken van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, indien daar van uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanleiding voor is.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het tweede lid onder b, voor zover het betreft het realiseren van een brug op een andere locatie met dien verstande dat de brug binnen 30 meter van de aanduiding 'brug' wordt gerealiseerd.