Plan: | Spuikwartier 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0247ESpuikwartr-50VA |
Algemene beginselen externe veiligheid
Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:
- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).
In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.
Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.
Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk). De beoordeling van de externe veiligheid vindt in laatstgenoemde geval plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen drie effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).
De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.
Tabel 1: Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Stofcategorie | Invloedsgebied [m] | |
LF1 | Brandbare vloeistoffen (diesel) | 45 |
LF2 | Brandbare vloeistof (benzine) | 45 |
GF3 | Brandbare gassen (propaan, LPG) | 355 |
GT3 | Toxisch gas (ammoniak) | 560 |
LT1 | Toxische vloeistof (acrynitril) | 730 |
LT2 | Toxische vloeistof (propylamine) | 880 |
LT3 | Toxische vloeistof (acroleïne) | > 4.000 |
LT4 | Toxische vloeistof (methylisocyanaat) | > 4.000 |
Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)
Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.
Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn de volgende trajecten beschouwd:
- A4, tussen afslag Zoeterwoude Dorp en knooppunt Prins Clausplein (Z7)
- A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg (Z8)
- A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9)
- A12, tussen knooppunt Prins Clausplein en afslag 3 (Utrechtsebaan)
- N44 tussen Wassenaar en de Benoordenhoutseweg
De vervoersfrequenties voor deze wegvakken staan in onderstaande tabel.
Tabel 3: Vervoersfrequenties gevaarlijke stoffen rijkswegen Den Haag
Traject | GF3 | LT1 | LT2 | LT3 | LT4 |
N44 / Benoordenhoutseweg | 575 | 0 | 0 | 0 | 0 |
A12 / Utrechtsebaan | 830 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Z7 | 1578 | 29 | 204 | 66 | 0 |
Z8 | 2376 | 208 | 682 | 32 | 0 |
Z9 | 281 | 0 | 88 | 0 | 0 |
Bron: Tellingen AVIV 2007 (databestand Rijkswaterstaat november 2011 en 2009 (A12)
Het plangebied ligt op iets meer dan 4 km vanaf de A4 (tracé Z8) en circa 700 m vanaf de A12 / Utrechtsebaan. Het plangebied ligt daarmee buiten de invloedsgebieden van de stoffen die feitelijk over de A4 (tracé Z8) en de Utrechtsebaan worden vervoerd.
Een nader onderzoek naar het groepsrisico is niet noodzakelijk. Er behoeven geen maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid te worden overwogen.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend en verantwoord.
Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.
Inrichtingen
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van LPG-installaties (150 m) of andere risicovolle objecten waarvoor het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Het plangebied ligt evenmin binnen de effectafstanden van een inrichting voor de opslag van explosieven of binnen een veiligheidscontour van een inrichting waarvoor het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer van toepassing is.