Plan: | Mariahoeve |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0244GMariahoeve-50VA |
Van planvorming voor de ontwikkeling van een woonwijk ten oosten van het Bezuidenhout was al in de eerste helft van de twintigste eeuw sprake. De naam Mariahoeve die vrij spoedig als officiële naam aan het plangebied werd gegeven, is terug te voeren op een in de polder gelegen boerderij, nabij de Bezuidenhoutseweg.
figuur 3: foto van de voormalige boerderij Mariahoeve, naamgever van de wijk.
De Veen- en Binckhorstpolder, waarin Mariahoeve gebouwd zou worden, was een langwerpig, rechthoekig grondgebied van circa 220 hectare, dat op dat tijdstip nog als een groene long in de stad doordrong en als landbouwgebied in gebruik was. Over de polder verspreid lagen diverse boerderijen en “restanten van” buitenplaatsen. Ze werd aan haar lange zijde (noord) afgezoomd door de Bezuidenhoutseweg, met aan de overzijde van oost naar west achtereenvolgens de villawijk Marlot, het landgoed Reigersbergen en het Haagse Bos met Huis ten Bosch. De tegenoverliggende zijde (zuid) werd begrensd door de spoorlijn Den Haag-Leiden en het parallel hieraan gelegen riviertje de Schenk. In het westen grensde de polder aan de wijk Bezuidenhout, met de huidige Carel Reinierszkade als beëindiging. Aan de oostelijke korte zijde ging de polder over in het open weidelandschap van de gemeente Wassenaar.
figuur 4: Kaart uit 1951 van de Veen- en Binckhorstpolder.
Complicerende factor voor het maken van welk plan dan ook was het gegeven dat het gebied diagonaal werd doorsneden door het spoorlijntje tussen Rotterdam-Hofplein en de badplaats Scheveningen, die vanaf Voorburg met een grote boog om Den Haag voerde.
Deze situatie veranderde op slag doordat de NS abrupt eind 1952 de spoorlijn ophief. Deze plotselinge wending betekende een nieuwe kans voor Mariahoeve. Het bestaande plan van W.M.Dudok voor de wijk met zijn tweedeling, dat al voor een deel procedureel was afgehandeld, kwam door opheffing van de spoorlijn immers volledig op losse schroeven te staan. De gemeente drong bij de provincie aan op een herziening van het plan.
figuur 5: Uitbreidingsplan Reigersbergen-Mariahoeve van W.M. Dudok
Uit de inzendingen voor een nieuw ontwerp voor de wijk Mariahoeve werd het ontwerp van ing. F. van der Sluijs gekozen. Het ontwerp vertoont een opvallende gelijkenis met de verkaveling van de wijk Kortedala in Gotenburg, ontworpen door Brolids en Wallinders (1951).
figuur 6: Uitbreidingsplan uit 1955 van ing. F. van der Sluijs
Het plan van Van der Sluijs heeft een uniek karakter, dat vooral wordt bepaald door de grote mate van variatie in verkaveling en bebouwing. Van der Sluijs vond het experiment belangrijker dan economische wetmatigheden van cijfers en kosten. Deze open ontwerphouding maakte het mogelijk nieuwe verkavelingen en woningtypen toe te passen. Het plan voor Mariahoeve onderscheidt zich van eerdere naoorlogse uitbreidingsplannen door het gevarieerde woningaanbod. Van begin af aan was het de bedoeling van de dienst Wederopbouw en Stadsontwikkeling om woningen te realiseren voor uiteenlopende inkomensgroepen. Den Haag had in de jaren vijftig, door de groei van het ambtenarenapparaat, een grote behoefte aan middenstandswoningen. Bij de aanleg van de uitbreidingswijken in Zuidwest werd al op het tekort aan dergelijke woningen gewezen. Door variatie in het aanbod te brengen en de verschillende woningtypen te mengen, werd het mogelijk twee vliegen in één klap te slaan. Niet alleen werd aan de vraag naar duurdere woningen voldaan, maar tevens vormde variatie een middel om stedenbouwkundige monotonie te voorkomen en sociale segregatie tegen te gaan. In samenwerking met de gemeentelijke woningdienst werden voor Mariahoeve verschillende woningtypes ontwikkeld die nauw samenhingen met de verschillende verkavelingstypen: gestapelde maisonnettewoningen met galerijontsluiting, flatwoningen in verschillende vormen, grootte en uitvoeringen, etagewoningen in verschillende vormen en grootte. Hoge, vrijstaande torenflats, met op elke verdieping vier woningen rondom een kern gegroepeerd, voorzagen niet alleen in de behoefte aan luxueuze woningen, maar vormden tevens belangrijke dragers van het stedenbouwkundig plan. De geplande eengezinswoningen zouden aan doodlopende woonpaden worden gesitueerd met als bijzonderheid dat twee tegenover elkaar liggende stroken enigszins schuin zijn geplaatst.