direct naar inhoud van 4.10 Bodem
Plan: Rotterdamsebaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0235ZRotterdambn-50VA

4.10 Bodem

Voor de Rotterdamsebaan zijn historische bodemonderzoeken uitgevoerd. Met dit onderzoek is inzicht verkregen in de bodemkwaliteit in het plangebied. Het onderzoek is uitgevoerd door Ingenieursbureau Movares (2010). In deze paragraaf komen achtereenvolgens aan bod: wet- en regelgeving en beleid, de belangrijkste conclusies uit het onderzoeksrapport en de maatregelen en kansen vanuit bodem. Het historisch onderzoek is als separate bijlage bij het MER en dit bestemmingsplan opgenomen. Voor de grondwaterkwaliteit is gekeken naar de effecten van de Rotterdamsebaan op het grondwater. Omdat deze kwaliteit sterk samenhangt met de bodemkwaliteit wordt dit aspect bij dit thema bodem beschreven.

4.10.1 Wetgeving en beleid

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

4.10.2 Referentiesituatie

De bodemkwaliteit is voor de functie als weg minder van belang. De bodem onder het tracé mag verontreinigd zijn, mits de verontreiniging geïsoleerd is en niet (via grondwater) kan wegspoelen. Uiteraard is de kwaliteit van de bodem wel van belang in de realisatiefase als mensen met de verontreinigde grond moeten werken. De veiligheid van deze mensen moet gewaarborgd zijn en eventueel af te voeren grond moet via de daarvoor voorgeschreven richtlijnen worden afgevoerd.

Het historisch Milieukundig onderzoek Rotterdamsebaan (Movares, 2010), gaat in op de historie van het onderzoeksgebied voor zover dat van invloed is op de bodemkwaliteit van het gebied. Vervolgens is in beeld gebracht welke bodemonderzoeken bekend zijn. Hierop gebaseerd is een algemeen beeld geschetst van de mate waarin het gebied verdacht is voor bodemverontreinigingen. Per gebied wordt hier een korte samenvatting van gegeven.

Aansluiting A4/A13

De algemene bodemkwaliteit van de bovengrond van het gehele onderzoeksgebied is relatief goed (rond achtergrondwaardeniveau). Plaatselijk zijn puntverontreinigingen in de grond en het grondwater aanwezig met matig tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK, minerale en/of aromaten. De verontreinigingen hebben een beperkte horizontale en verticale verspreiding.


Vlietzone

In het Trechteringsdocument is aangegeven dat de Vlietzone aangemerkt kan worden als onverdacht. Hier komen plaatselijk mogelijk lichte verontreinigingen met zware metalen en PAK voor, maar deze vallen onder de verhoogde achtergrondwaarden die in het Bodemkwaliteitskaart van Den Haag wordt gehanteerd.


Ondergronds gedeelte van de Rotterdamsebaan

Voor het ondergrondse gedeelte geldt dat de tunnel op een zodanige diepte ligt dat de grond waarin de tunnel gerealiseerd wordt als onverdacht kan worden aangemerkt.

Binckhorst

Voor de ligging van het tracé in de Binckhorst wordt onderscheid gemaakt in het gedeelte bij de Verlengde Melkwegstraat en het gedeelte waar de Rotterdamsebaan en de Spoorboogweg worden gerealiseerd. Eerst wordt op de Binckhorst ingegaan.

Rotterdamsebaan en Spoorboogweg

Het verontreinigingsbeeld van de Binckhorst is zeer divers. Dit is het gevolg van verschillende bedrijfsmatige activiteiten die in het verleden hebben plaatsgevonden en de wijze waarop het gebied is ontwikkeld (o.a. ophooglagen). Onderscheid kan worden gemaakt in bedrijfsgerelateerde verontreinigingen met een sterk heterogeen diffuus karakter en lokale verontreinigingsspots.

Een aantal locaties is grootschalig heterogeen diffuus verontreinigd, o.a. het voormalige gasfabriekterrein en de directe omgeving daarvan, het voormalige Pametx-terrein en de ten zuiden van het Pametex-terrein gelegen percelen aan de Komeetweg.

De bedrijfsgerelateerde puntbronverontreinigingen zijn vermoedelijk nog niet volledig in beeld gebracht. Op basis van bekende bronnen kan worden gesteld dat deze over het algemeen een beperkte omvang hebben (enkele meters tot enkele tientallen meters) en zich in beperkte mate hebben verspreid in horizontale en verticale richting. De verontreiniging komen in zowel grond als grondwater voor.

Het noordwestelijk deel van de Binckhorst grenst aan het voormalige gasfabriekterrein. Hier is de bodem sterk verontreinigd met zware metalen, cyanide en PAK in de grond en BTEX, PAK, minerale olie en cyanide in het grondwater. De verontreinigingen in het binnengebied worden beheerst middels een damwand die volledig rondom het gebied tussen de Binckhorstlaan, het Trekvlietplein en de Mercuriusweg is geplaatst, waardoor deze bodemverontreiniging geen invloed heeft op de bodemkwaliteit ter plaatse van deelgebied de Binckhorst. Wel is van belang rekening te houden met verschillende grondwaterverontreinigingen met cyanide direct ten oosten van de Binckhorstlaan.

Het deel ten oosten van de Binckhorstlaan valt binnen het deelgebied D uit het historisch onderzoek van IDDS. Veel locaties zijn hier slechts zeer gericht onderzocht op de verdachte activiteiten, zoals ondergrondse opslagtanks. Overige terreindelen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten, waardoor geen totaalbeeld van de verontreinigingssituatie op de locatie is verkregen.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag volgt dat deelgebied 2 is gelegen in de zone B3 (bovengrond, traject 0,0-0,5 m-mv) en O3 (ondergrond, traject 0,5-2,0 m-mv) van het gebied "Den Haag voor 1994". De vrijkomende grond uit de zone's B3 en O3 valt niet onder de vrijstellingsregeling grondverzet. Er is dus altijd sprake van maatwerk en/of bodemsaneringsbeleid.

Geconcludeerd wordt dat het hele gebied als verdacht aangemerkt moet worden op basis van de aanwezige ophooglagen, de historische en actuele bedrijfsactiviteiten en de informatie betreffende de opslag van stoffen waaronder boven- en ondergrondse tanks.

Gezien het lokale karakter van de verontreinigingenspots bij puntbronnen is er in dit stadium geen noodzaak tot afperkend onderzoek van reeds bekende verontreinigingen. Ook met betrekking tot de aard en omvang van de heterogeen diffuse verontreinigingen op het Pametex-terrein is voldoende inzicht gekregen in de verontreinigsituatie.

Gezien het sterk heterogene karakter van de diffuse verontreinigingen wordt aanvullend bodemonderzoek in dit stadium niet zinvol geacht. Zodra de exacte ontgravingsdieptes en oppervlaktes bekend zijn dient dit onderzoek echter nog uitgevoerd te worden. Dit onderzoek richt zich dan op de uitkartering van bekende verontreinigingen voor zover deze zijn gelegen binnen het werkgebied, de veiligheid en gezondheid voor de werknemers en de afvoermogelijkheden van de grond.

Verlengde Melkwegstraat

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag volgt dat het gebied rondom de Verlengde Melkwegstraat verdacht is ten aanzien van het voorkomen van bodemverontreinigingen. Uit het historisch onderzoek van IDDS blijkt echter dat er geen bedrijfsgerelateerde verontreinigingen bekend zijn. Aangrenzend aan het deelgebied komen de volgende verontreinigingen voor die van invloed kunnen zijn op de bodemkwaliteit ter plaatse van de verlengde Melkwegstraat:

  • direct op of naast de perceelsgrens op het zuidwestelijke deel is een sterke verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater aangetoond. Vanwege het ontbreken van vraagtekens bij de contour, wordt geconcludeerd dat de omvang van de verontreiniging in beeld is gebracht. De verontreiniging is mogelijk al gesaneerd. Nadere gegevens ontbreken.
  • circa 40 m ten noorden, op het perceel Melkwegstraat 21, is een sterke verontreiniging met minerale olie en aromaten in het grondwater aangetoond. Gelet op de afstand is de verontreiniging naar verwachting niet relevant voor onderhavige onderzoekslocatie.
  • circa 100 m ten westen, op het perceel Saturnusstraat 34 bevindt zich een nog niet voldoende afgeperkte VOCl verontreiniging in het grondwater. Gelet op de oost-zuidoostelijke stromingsrichting van het grondwater en de afstand tot deelgebied 2, zal een eventueel grondwaterverontreiniging zich in het diepere grondwater bevinden.

4.10.3 Effecten door realisatie Rotterdamsebaan (plansituatie)

Aansluiting A4/A13

In zijn algemeen zal de vrijkomende bovengrond (0-0,5 m -mv) licht verontreinigd zijn en de ondergrond (> 0,5 m -mv) schoon. De vrijkomende grond is daarmee naar verwachting geschikt voor hergebruik binnen het kader van het Besluit Bodemkwaliteit. Lokaal kunnen gedempte sloten en verontreinigde verhardingslagen (asbest) voorkomen. Deze verontreinigingen hebben naar verwachting een beperkte omvang en zijn zintuigelijk goed te onderscheiden van de oorspronkelijke schone bodem. Tijdens de herinrichtingswerkzaamheden dienen daarom mogelijk lokaal sanerende maatregelen genomen te worden. Middels aanvullend onderzoek dient voorafgaand aan de werkzaamheden het voorkomen en de omvang van eventuele verontreinigingen te worden geverifieerd en dient de bodemkwaliteit ten behoeve van de afvoer van de vrijkomende grond en de te nemen veiligheids- en gezondheidsmaatregelen te worden bepaald.

Bij de aansluiting op de A4/A13 ligt de weg gedeeltelijk op maaiveld en gedeeltelijk in open tunnelbakken. Ter plaatse van de tunnelbakken wordt het afspoelende water van de weg opgevangen in een rioleringssysteem. Daarmee treedt geen vervuiling van de wegbermen op. Voor het gedeelte dat op maaiveld ligt wordt een dergelijke voorziening niet opgenomen. Stoffen van de weg spoelen daarmee in de berm in. Dit heeft een (beperkt) negatief effect op de bodemkwaliteit. De grondwaterkwaliteit wordt hierdoor niet beïnvloed, omdat de vervuilende stoffen in de bodem achterblijven, terwijl het water verder in de bodem wegzakt.


Vlietzone

In de Vlietzone ligt de weg voor een klein gedeelte op maaiveld. Verder wordt de weg in open tunnelbakken gerealiseerd. De grondwaterkwaliteit wordt niet beïnvloed door het van de weg afspoelende water, omdat de vervuilende stoffen in de bodem achterblijven, terwijl het water verder in de bodem wegzakt. Aandachtspunt betreft de capaciteit van het rioleringssysteem, omdat dat in de huidige situatie weinig overcapaciteit heeft. Er moet een nieuwe riolering worden gerealiseerd bij de weg. Bij aantakking op het bestaande rioleringsnetwerk moet onderzocht worden in hoeverre uitbreiding van het systeem noodzakelijk is. De bodem ter plaatse van de Vlietzone is grotendeels aangemerkt als onverdacht, waardoor effecten te verwaarlozen zijn.

Ondergronds gedeelte van de Rotterdamsebaan

In het ondergrondse gedeelte van de Rotterdamsebaan wordt eventueel afspoelend water in een rioleringssysteem opgevangen, zodat geen inspoeling van verontreinigende stoffen in de bodem plaatsvindt. Het effect op de bodemkwaliteit en de grondwaterkwaliteit is dan ook neutraal.

Binckhorst

In de Binckhorst wordt gebruik gemaakt van de bestaande systeem van afvoer van regenwater vanaf de weg, namelijk via de riolering. Ten opzichte van de bestaande situatie verandert er daarom niets aan de bodemkwaliteit. Het water wordt via het rioolstelsel afgevoerd. Aandachtspunt betreft de capaciteit van het rioleringssysteem, omdat dat in de huidige situatie weinig overcapaciteit heeft. Voor de Binckhorst zal dit weinig gevolgen hebben, omdat het gebruik niet veranderd.

De Rotterdamsebaan heeft in de eindsituatie nauwelijks of geen effect op de grondwaterstroming in de Binckhorst. Doordat geen wijziging in de grondwaterstroming optreedt, treedt geen gewijzigde verspreiding van (mobiele) verontreinigingen op.

Ter plaatse van de Spoorboogweg is de grond reeds gesaneerd waardoor hier geen effecten op de bodemkwaliteit optreden.

Ter plaatse van het zuidelijke deel van de Binckhorstlaan, globaal tussen de Zonweg en de Wegastraat wordt een verdiepte open tunnelbak aangelegd. Hier dient aandacht te worden besteed aan de sterke grondwaterverontreiniging met PAK's ter hoogte van de Binckhorstlaan 211-215. Daarnaast zijn daar in de grond sterk verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en minerale olie aanwezig.

Op het noordelijke deel van de Binckhorstlaan is het grondwater op meerdere locaties sterk verontreinigd met cyanide, aangezien de werkzaamheden zich beperken tot de toplaag, is dit van ondergeschikt belang.

De overige werkzaamheden binnen het deelgebied beperken zich tot de toplaag (= onverdiept), waardoor hier alleen aandacht besteed hoeft de worden aan de bodemkwaliteit van de bovengrond en bemaling van (verontreinigd) grondwater relatief gering is.

De openbare weg Binckhorstlaan is niet uitgebreid onderzocht, de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken hebben met name betrekking op de direct naastgelegen percelen. Echter, op basis van de resultaten van voorgaand bodemonderzoek en de voor het deelgebied opgestelde bodemkwaliteitskaart, is het te verwachten dat de toplaag van de gehele Binckhorst eveneens heterogeen en diffuus verontreinigd is. De vrijkomende grond is mogelijk niet geschikt voor hergebruik binnen de kaders van het Besluit Bodemkwaliteit en dient te worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

Verzilting

In Zuid-Holland is verzilting een belangrijk thema. In Den Haag ligt het zoute grondwater relatief diep door het duinsysteem. Doordat de Rotterdamsebaan nauwelijks of geen invloed heeft op de grondwaterstroming, is er evenmin een effect op verzilting te verwachten.

Verwijderen verontreinigde grond en grondbalans

Bij de realisatie van de Rotterdamsebaan komt veel grond vrij. Er is sprake van een positieve grondbalans. Echter de vrijkomende grond in de Binckhorst en bij knooppunt Ypenburg is naar verwachting licht tot sterkt verontreinigd met zware metalen, PAK en/of minerale olie. Op basis van de regels en ambities van de gemeente Den Haag op het gebied van bodemkwaliteit, wordt verwacht dat sterk verontreinigde grond niet wordt hergebruikt binnen het plangebied en moet worden afgevoerd.

De grote hoeveelheid grond die bij het boren vrij komt, zal naar verwachting schoon zijn en hergebruikt kunnen worden in het plangebied. Gedurende de verdere uitwerking van de plannen (opstellen Definitief Ontwerp) zal bekeken worden in hoeverre sprake kan zijn van een volledig gesloten grondbalans of een overschot aan schone grond.