direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen - 1
Plan: Ypenburg De Bras
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0224HDeBras-50VA

Artikel 14 Wonen - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, parkeerplaatsen, water en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a mag ter plaatse van de aanduidingen "maximum bebouwingspercentage" en "maximum aantal woningen" het perceel tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd en mag het maximum aantal woningen dat is aangegeven op de plankaart niet worden overschreden;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen, voor zover gelegen binnen het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
  • d. in uitzondering op het gestelde onder c geldt de maximale goothoogte alleen aan de voorgevel van de woningen;
  • e. In uitzondering op het gestelde onder c mag ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage" de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven en geldt voor aan- en bijgebouwen een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale hoogte van 6 meter;
  • f. in uitzondering op het gestelde onder a zijn bijgebouwen ook toegestaan buiten het bouwvlak, indien deze aanwezig waren op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en de omvang en de situering ervan niet wordt veranderd;
  • g. ter plaatse van de bouwaanduiding "bijgebouwen [bg]" zijn alleen bijgebouwen toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping;
  • i. de watergang ter plaatse van het perceel Zomereik 21 dient gehandhaafd te blijven.
14.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. het gestelde onder b is niet van toepassing op het plaatsen van masten, windmolens en soortgelijke bouwwerken;
  • d. in uitzondering op het gestelde onder b mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 meter, voorzover deze zich voor de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden, en;
    • 2. 2 meter voorzover deze zich achter de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden;
  • e. in uitzondering op het gestelde onder b en d zijn bouwwwerken geen gebouwen zijnde en/of erfafscheidingen met een hoogte die afwijkt van de maximaal toegestane hoogte ook toegestaan, indien deze aanwezig waren op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en de omvang en de situering ervan niet wordt vergroot.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  • a. lid 14.2.1 onder a ten behoeve van het bouwen van een aanbouw buiten het aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van een aanbouw niet meer mag bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en tot een maximum van 4 m;
    • 2. de diepte van een aanbouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 3. het gezamenlijke oppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50% van het totale achtererfgebied, met een maximum oppervlakte van 30 m2 per perceel;
    • 4. de aanbouw zich niet voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag bevinden.
  • b. lid 14.2.1 onder a ten behoeve van het bouwen van een bijgebouw buiten het aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 10 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 3. het gezamenlijke oppervlak van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50% van het totale achtererfgebied, met een maximum oppervlakte van 30 m2 per perceel;
    • 4. bijgebouwen zich niet voor de voorgevel en het verlengde daarvan mogen bevinden.
  • c. lid 14.2.1 onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten e.d. tot een maximum hoogte van 1,5 m.