direct naar inhoud van 4.7 Groen
Plan: Oostduin - Arendsdorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA

4.7 Groen

Flora en fauna

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene, beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden.


In het bestemmingsplangebied kunnen verschillende licht beschermde soorten worden verwacht, zoals de egel. Voor licht beschermde soorten is bij ruimtelijke ingrepen een automatische ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet van toepassing. Van de middelste beschermingscategorie is bekend dat Daslook voorkomt in het bestemmingsplangebied. ongvaren (eveneens middelste beschermingscategorie) komt nabij het bestemmingsplangebied voor. Daarnaast zijn ook Klein bronkruid en Italiaanse aronskelk in het plangebied aanwezig. Deze soorten hebben geen beschermingsstatus, maar zijn wel bijzonder in het bestemmingsplangebied. Vanwege het bosrijke karakter van de landgoederen zijn ook de Eekhoorn, vleermuizen, andere kleine zoogdierachtigen en mogelijk ook amfibieën in het bestemmingsplangebied te verwachten. Wanneer in het bestemmingsplangebied ruimtelijke ingrepen plaats zullen vinden, dient vooraf een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd te worden.


Quickscan flora en fauna Arendsdorp

In maart 2011 is een quickscan flora en fauna onderzoek uitgevoerd voor het plangebied Arendsdorp (zie Bijlage 6 Quickscan flora en fauna Arendsdorp). De belangrijkste uitkomsten uit dit onderzoek zijn beschreven op bladzijde zeven en acht. Het betreft vooral de eekhoorn, vleermuizen en overige soorten (kleine watersalamander, bruine kikker, gewone pad, veldmuis, mol en egel). In het rapport worden tevens mitigerende maatregelen voorgesteld.

  • Eekhoorn

De te kappen bomen worden in de voor de eekhoorn (en broedvogels) minst kwetsbare periode (juli-november) gecontroleerd op de aanwezigheid van eekhoornnesten. Als deze niet worden aangetroffen kunnen de bomden direct gekapt worden. indien er wel eekhoornnesten worden aangetroffen dient contact te worden opgenomen met Dienst Reglingen over de te volgen handelswijze.

  • Broedvogels

bij het verwijderen van bomen en/of beplanting dient verstoring van broedvogels te worden voorkomen. Aanbevolen wordt de bomen en/of beplanting buiten het broedseizoen te verwijderen. het broedseizoen loopt vanaf half maart tot en met augustus. Indien de werkzaamheden binnen dit seizoen zijn gepland kunnen deze worden uitgevoerd indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. dit kan door voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden de bomen en/of bepaling te controleren op nesten.

  • Overige soorten

Om invulling te geven aan de eis van zorgvuldig handelen en de zorgplicht dienen eventuele groeiplaatsen van brede wespenorchis en gewone vogelmelk alsemde ruigtes, takkenhopen en vergelijkbare structuren zoveel mogelijk ontzien te worden tijdens de werkzaamheden. Deze structuren bieden namelijk schuilmogelijkheden voor algemeen voorkomende soorten zoals amfibieën en grondgebonden zoogdieren. Als dergelijke structuren toch verwijderd worden dient dit handmatig uitgevoerd te worden. Eventueel aangetroffen dieren kunnen vervolgens in de directe omgeving in soortgelijk habitat weer worden losgelaten. Eventuele groeiplaatsen van brede wespenorchis en gewone vogelmelk kunnen uitgestoken worden en elders in de directe omgeving in vergelijkbaar habitat weer worden teruggeplaatst.

  • Nader onderzoek

Geadviseerd word naar het voorkomen van vleermuizen nader vervolgonderzoek uit te voeren. Van deze soorten kan op basis van de quickscan onvoldoende worden ingeschat of zij in het gebied voorkomen en/of wat de mogelijke effecten zijn van de geplande ingreep. Er kan sprake zijn van vaste verblijfplaatsen in de zin van de Flora- en Faunawet waarvoor uitgebreid onderzoek nodig is (periode mei - september) en mogelijk zelfs een ontheffing en compensatie vereist is.

Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.


In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen).


Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden.

Het bestemmingsplangebied behoort niet tot een Natura 2000-gebied of een beschermd natuurmonument. Op twee à drie kilometer afstand ligt de Vlakte van Waalsdorp, dat behoort tot het Natura 2000-gebied Meijendel en Berkheide. De instandhoudingsdoelstellingen van dit Natura 2000-gebied betreffen de ontwikkeling en instandhouding van witte en grijze duinen, duindoornstruwelen, duinbossen en vochtige duinvalleien en instandhouding van de nauwe korfslak, meervleermuis en de gevlekte witsnuitlibel. Deze doelstellingen mogen in geen geval aangetast worden door activiteiten in het bestemmingsplangebied. Wanneer er sprake kan zijn van aantasting van deze doelstellingen, dient vooraf het effect te worden getoetst.

Boswet

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk.

Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.

Buiten de bebouwde kom Boswet zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke Bomenverordening van toepassing. De grens bebouwde kom Boswet kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben.


De landgoederen Oostduin en Arendsdorp in het bestemmingsplangebied vallen, met uitzondering van het Goetlijfpark (Bunkerbosje) en de aanwezige bouwvlakken en bijbehorende gronden (erf en tuin) van het betreffende perceel, onder de Boswet.

Tabel Toepassingsgebied

  Geldt de
Kapverordening
/ APV
 
Geldt
de
Boswet
 
Wegbeplanting en éénrijige beplanting op of langs landbouwgronden bestaande uit (niet geknotte) populieren of wilgen   Nee   Nee  
Wegbeplanting en éénrijige beplanting op of langs landbouwgronden bestaande uit (geknotte) populieren of wilgen   Ja   Nee  
Vruchtbomen en windschermen om boomgaarden   Nee   Nee  
Fijnsparren   Nee   Nee  
Kweekgoed   Nee   Nee  
Griend- en hakhout voor wat betreft periodiek vellen   Ja   Nee  
Dunning van bossen; het verwijderen van bomen als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bomen   Nee   Nee  
Bomen op erven en in tuinen   Ja   Nee  
Italiaanse populier, linde, paardenkastanje of treurwilg   Ja   Nee  
Bomenkap ter uitvoering van een werk op grond van een vastgesteld en inwerking getreden bestemmingsplan   Ja   Nee  
Heggen   Ja   Nee  
Bos dat deel uitmaakt van een bij het Bosschap geregistreerde
bosbouwonderneming voor zover gelegen buiten de bebouwde kom volgens de Boswet  
Nee   Ja  
Bos dat deel uitmaakt van een bij het Bosschap geregistreerde
bosbouwonderneming voor zover gelegen binnen de bebouwde kom volgens de Boswet  
Ja   Nee  
Bos dat geen deel uitmaakt van een bij het Bosschap geregistreerde
bosbouwonderneming voor zover gelegen buiten de bebouwde kom volgens de Boswet  
Ja   Ja  
Bos dat geen deel uitmaakt van een bij het Bosschap geregistreerde
bosbouwonderneming voor zover gelegen binnen de bebouwde kom volgens de Boswet  
Ja   Nee  
Houtwallen, bosjes enz. die een zelfstandige eenheid vormen en een oppervlakte hebben van 10 a of minder   Ja   Nee  
Rijbeplantingen (zelfstandige eenheid) die gerekend over het totale aantal rijen niet meer dan 20 bomen bevatten   Ja   Nee  
Rijbeplantingen (zelfstandige eenheid) die gerekend over het totale aantal rijen meer dan 20 bomen bevatten   Ja   Ja  

[Tabel uit: Bos en Wet: geldend recht voor bomen, Visser, B.M., De Bomenstichting, Utrecht, 2001]

Bomenverordening Den Haag

Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.

In het plangebied zijn vele monumentale bomen aanwezig (zowel particulier als openbaar en op basis van het Monumentale bomen register). Deze dragen bij aan de stedelijke Groenstructuur.Op bijgevoegde kaart staan de bomen die op de lijst voor komen

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA_0013.jpg"

[kaart momumentale openbare (rood) en particuliere bomen (groen)]

Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006-2010)

De provincie Zuid-Holland wil samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties een schone, veilige omgeving én voldoende natuur- en recreatiemogelijkheden realiseren. Ruimtelijke en economische ontwikkelingen kunnen botsen met een gezonde leefomgeving; luchtverontreiniging, geluidhinder en slechte waterkwaliteit zijn de bedreigingen. Infrastructuur heeft positieve economische effecten, maar kan negatieve invloed hebben op de omgevingskwaliteit en veiligheid. De infrastructuur veroorzaakt barrières in natuur, landschap en stad.

De provincie wil met het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 deze problemen en ontwikkelingen het hoofd te bieden. Centraal in dit nieuwe plan staat het realiseren van een duurzame ontwikkeling: uitvoeren van de provinciale ambities op het gebied van natuur, water, rust, milieukwaliteit, gezondheid en veiligheid.

Groen kleurt de stad

"Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015

In de nota "Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.


Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.

2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

1. ruimte voor groen in en om de stad;

2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;

3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;

4. samen het groen beheren.


Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de "Structuurvisie 2020" in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten. In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur".

Het bestemmingsplangebied beslaat de landgoederen Oostduin en Arendsdorp en het Goetlijfpark die als gemeentelijk groen of groen van derden deel uitmaken van de Groene Hoofdstructuur. Met de aanwezige oude bomen en boomgroepen, de bijzondere stinzenflora, de zichtlijnen en 18e eeuwse bebouwing zijn de landgoederen van belang voor natuur en cultuurhistorie. Door de aanwezigheid van nieuwe bebouwing en een toename van recreatie zijn deze waarden wel onder druk komen te staan. Het groen dat deel uitmaakt van de Stedelijke Groen Hoofdstructuur dient zowel in planbeschrijving als in de voorschriften ook als zodaning omschreven te worden.


Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018

In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

Het bestemmingsplangebied behoort niet tot een van de stedelijke ecologische verbindingszones in Den Haag. Wel is het landgoed Oostduin en Arendsdorp en het Goetlijfpark een kerngebied en daarmee één van de grote groengebieden die fungeren als stapsteen in de noord-zuidverbinding tussen het veenweidegebied ten noorden van Den Haag en het Westduinpark in het zuidwesten. Enkele ecologische verbindingszones en bomenlanen van de Houtzone sluiten aan op de landgoederen. De watergangen in het bestemmingsplangebied maken wel deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. De watergangen en oevers zijn van belang voor vissen, amfibieën, watervogels en mogelijk ook als foerageergebied voor vleermuizen en vogels, zoals de groene specht.