direct naar inhoud van 4.4 Luchtkwaliteit
Plan: Houtrust
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0212CHoutrust-70OH

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden. In 2007 is het hoofdstuk Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer in werking getreden. Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009; de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

Dit bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe bestemmingen. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de besluitvorming over dit bestemmingsplan.

4.4.2 Geurhinder

De afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) Houtrust is gevestigd in een dicht bevolkt stedelijk gebied. Daarom wordt de lucht van alle processen behandeld om geuroverlast te verhinderen. De gezuiverde lucht komt via een schoorsteen vrij in de duinen, dicht bij de zee.

Voor AWZI's is op grond van de Nederlandse emissierichtlijn (NeR) een Bijzondere Regeling van toepassing. Op basis van overleg tussen overheid en de branche, is onder andere aangegeven met welke specifieke maatregelen een geuremissiereducerend effect kan worden bewerkstelligd. De regeling geeft een uniforme methodiek voor de prognose van de maximale immissieconcentratie. Indien de berekende geurimmissieconcentratie in de omgeving van de zuivering de maximale geurimmissieconcentratie overschrijdt, kan een keuze worden gemaakt uit mogelijke maatregelen ter beperking van geurhinder.

Ten behoeve van vergunningverlening zijn in de regeling de uitgangspunten aangegeven voor een acceptabel hinderniveau. Ter plaatse van aaneengesloten woonbebouwing, lintbebouwing of andere geurgevoelige objecten worden de volgende waarden als maximale immissieconcentraties aangehouden:

  • 1 ge/m3 als 98-percentiel voor nieuwe situaties;
  • 3 ge/m3 als 98-percentiel voor bestaande situaties.

De maximale geurimmissieconcentratie, uitgedrukt in geureenheden per kubieke meter, geldt voor 98 procent van de tijd (ge/m3 als 98-percentiel)

De geurimmissieconcentratiecontouren zijn berekend. Geconcludeerd wordt dat er op twee onderdelen sprake is van geuremissie. Deze betreffen:

  • de nabezinktanks op het terrein van de inrichting;
  • de schoorsteen, die zich in de duinen op ongeveer 2 km afstand van de inrichting bevindt.

De geurcontour van 3 ge/m3 als 98-percentiel ligt geheel op het bedrijfsterrein van de afvalwaterzuiveringsinstallatie en de geurcontour van 1 ge/m3 als 98-percentiel heeft zo'n beperkte omvang dat zich binnen deze contour geen aaneengesloten woonbebouwing, lintbebouwing of geurgevoelige objecten bevinden. De geurbeperkende maatregelen voldoen aan de opgenomen maatregelen in de Bijzondere Regeling van de NeR en volstaan om geurhinder naar de omgeving te voorkomen.