Plan: | Wateringse Binnentuinen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0203BWateringBin-50VA |
De landschappelijke ondergrond waarop Wateringse Veld is gebouwd wordt gekenmerkt door een polderstructuur. Belangrijke lijnen in deze structuur bestonden al in de Romeinse Tijd. Het landschap van strandwallen bepaalde in belangrijke mate het vestigingspatroon in de kuststrook. Zo maakt het Oosteinde deel uit van een hoger gelegen route op een wal, waarlangs in de loop van de tijd een reeks van dorpskernen is ontstaan. Tot deze zogenaamde voorstedelijke band behoren onder andere Wateringen, Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Voorschoten. Kort na het ontstaan van het duinlandschap en nog voordat in de lagere delen een moeras ontstond, kwamen er in het Laat-Neolithicum (een fase van de steentijd omstreeks 3500 – 3000 voor Christus) mensen in het gebied wonen. Aan de hand van gedane archeologische vondsten kan er een beeld gevormd worden van mensen die niet alleen leefden van veeteelt, maar ook van de opbrengst van de jacht en van visvangst. Ook in de periode tussen 2215 en 500 voor Christus zijn meerdere malen mensen in het gebied actief geweest. In de Romeinse Tijd, van het begin van onze jaartelling tot 270 na Christus, werd dit gebied bewoond door de Cananefaten. Zij vestigden zich op de oeverwallen langs de Gantel, de getijdenkreek die toen ter hoogte van het huidige Oosteinde stroomde.
Het deel van het plangebied ten noorden van de Bovendijk bestaat uit een relatief hooggelegen poldergebied dat in de laatste eeuwen ten gevolge van de bodemkenmerken vrijwel geheel in gebruik is genomen ten behoeve van glastuinbouw. Een belangrijk deel van het plangebied van Wateringse Binnentuinen ligt al op hoogte van de oevers van de aangrenzende boezem, de Strijp. Ten gevolge daarvan ligt een deel van het water in het plangebied op hetzelfde niveau als dat van het boezemwater. Een ander deel van de sloten en vaarten in het gebied ligt op polderniveau.