direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bouwlust
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt in het kader van het actualiseren van verouderde bestemmingsplannen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Bouwlust op. Artikel 3.1 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeenteraad in het belang van een goede ruimtelijke ordening om voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vast te stellen. Daarnaast bepaalt het tweede lid van artikel 3.1 dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld. De vigerende bestemmingsplannen voor het plangebied zijn allen ouder dan tien jaar (zie paragraaf 1.4).

Daarnaast maakt het bestemmingsplan Bouwlust een aantal ontwikkelingen mogelijk:

  • de bouw van een multifunctioneel centrum en gebedsruimte aan Vredeoord 4;
  • de vervanging van enkele bestaande vierlaagse portiekflats door eengezinswoningen op het perceel gelegen tussen de Bouwlustlaan, Marterrade, Wezelrade en Vossenrade.

Een uitgebreide beschrijving van deze ontwikkelingen is opgenomen in paragraaf 5.3.1:

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Bouwlust is drieledig:

  • 1. het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader;
  • 2. het mogelijk maken van twee ontwikkelingen zoals genoemd in paragraaf 1.1 ;
  • 3. ontwikkelingen in het plangebied die met toepassing van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, een projectbesluitprocedure of afwijking van het bestemmingsplan op basis van artikel 2.12, eerste lid onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn vergund, worden in de planvorming meegenomen.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het stadsdeel Escamp van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het gebied is op afbeelding 1 aangegeven en bestaat uit: de Melis Stokelaan, de Lozerlaan, het bedrijventerrein Kerketuinen en Zichtenburg en de Dedemsvaartweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0001.jpg"

Afbeelding 1: Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0002.jpg"

Afbeelding 2: Ligging van het plangebied in de stad

Bouwlust is onderdeel van Den Haag-Zuidwest (zie afbeelding 2 en 3). Dit gebied is als grote stadsuitbreiding van Den Haag in de wederopbouwperiode in de tweede helft van de 20e eeuw gerealiseerd (zie paragraaf 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0003.jpg" Afbeelding 3: Bouwlust als onderdeel van Den Haag Zuidwest

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Bouwlust vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Parkzicht   21 april 1975   21 januari 1976   3 november 1977  
Uitbreidingsplan Berestein   5 november 1956   1 april 1957    
Uitbreidingsplan Bouwlust   28 mei 1956   18 september 1956    
Herziening Uitbreidingsplan Bouwlust   25 augustus 1958   22 december 1958    
Herziening Uitbreidingsplan Bouwlust   28 september 1959   4 juli 1960    
Herziening Uitbreidingsplan Bouwlust   6 maart 1961   7 augustus 1961    
Herziening Uitbreidingsplan Bouwlust   30 september 1963   22 januari 1964    
1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het gehele gemeentelijk grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  • c. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunning.

De wijze waarop bestemmingsplan Bouwlust het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in paragraaf 5.4.

1.5 Leeswijzer

Nadat in dit eerste hoofdstuk de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan, de ligging en begrenzing van het plangebied en de vigerende planologische regelingen zijn beschreven wordt in het volgende hoofdstuk een beschrijving van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beleidskaders die voor het plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende milieuaspecten. Hoofdstuk 5 geeft de planbeschrijving weer. In dat hoofdstuk wordt een integrale afweging gemaakt ten aanzien van alle relevante beleidsuitgangspunten en hoe deze 'vertaald' zijn naar het plan. In dat hoofdstuk worden tevens de relevante juridische aspecten beschreven, waaronder een artikelsgewijze toelichting op de regels. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 zijn de resultaten van het vooroverleg verwerkt.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het bestemmingsplan Bouwlust betreft de oorspronkelijke woonwijken Bouwlust en Berestein. De wijken zijn vernoemd naar de voormalige boerderijen die op deze gronden van de Escamppolder waren gevestigd. Samen vormen de wijken het westelijke kwadrant aan het groene 'assenkruis' van Den Haag Zuidwest. Bouwlust en Berestein zijn als één grote dubbelwijk opgezet.

Den Haag-Zuidwest kwam tot stand in de zogenaamde 'wederopbouwperiode'. In deze periode na de Tweede Wereldoorlog werden in Den Haag 30.000 woningen voor zo'n 100.000 inwoners gebouwd.
De oorspronkelijke structuurvisie voor Zuidwest is gemaakt door Dudok, die in 1943 Berlage opvolgde als stedenbouwkundig adviseur van de gemeente Den Haag. In 1949 presenteerde Dudok zijn Structuurplan voor Groot 's-Gravenhage. De basis voor dit structuurplan vormde de wegenstructuur, een stelsel van zeer brede verkeerswegen die aansloten op de belangrijkste doorgaande routes. De lineaire structuur van Den Haag met lange verkeerswegen parallel aan de kust zette Dudok in het zuidwestelijke stadsdeel voort. Als scheiding tussen de woonwijken waren brede groene stroken gedacht, die samen met de bestaande groengebieden één groot groensysteem vormden. Een grote verdienste van Dudok was dat hij de uitbreidingsplannen voor Zuidwest grotendeels liet aansluiten bij de bestaande wegenstructuur en de verkaveling van de polders, hierdoor was het mogelijk iedere nieuwe buurt binnen korte tijd bouwrijp te maken. Ook de stedenbouwkundige hoofdopzet van Bouwlust-Berestein is door Dudok ontworpen (1950). Dudok ging in 1949/1950 uit van drie woonwijken: Bouwlust, Berestein en Vrederust. De provincie vond de opzet te groot en wilde meer groen tussen het Westland en de geplande woonwijken. Daarop werd het plan voor Berestein gehalveerd en kwam de Lozerlaan minder westelijk te liggen. De Beresteinlaan werd niet doorgetrokken tot Loosduinen maar stopte bij de Meppelweg. Hiermee verviel Dudoks opzet van vier ongeveer even grote buurten met de Hengelolaan/Beresteinlaan als hart. Het resterende deel van Berestein werd bij Bouwlust gevoegd. Het is gebaseerd op een rechthoek waarbij verkeerswegen de wijk in negen buurten verdeelt.Het schetsontwerp van Dudok is in 1952 nader uitgewerkt door F. van der Sluys van de Dienst Wederopbouw en Stadsontwikkeling. In een werkgroep met Haagse en Amsterdamse architecten, met o.a. van den Broek en Bakema, is een definitief plan gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0004.png"

Afbeelding 4: Structuurplan voor Groot 's Gravenhage uit 1949


Den Haag-Zuidwest, dat het grootste aaneengesloten, naoorlogse stadsdeel van Nederland zou gaan vormen, is gebouwd tussen 1950 en circa 1967. De nieuwe wijken moesten voldoen aan nieuwe inzichten op het gebied van stedenbouw en volkshuisvesting. De opzet van de woonwijken werd ruimer, opener en groener in vergelijking met vooroorlogse stadsuitbreidingen. Ook de kwaliteit van de woningen ging met grote sprongen vooruit. De woningen werden breder en minder diep, zodat in meer vertrekken daglicht kon toetreden. De typische Haagse portiekwoning, met open portiek vanaf de straat, maakte plaats voor etagebouw met afgesloten trappenhuizen en bergingen in de onderbouw. Bouwblokken werden geopend en kregen gemeenschappelijke tuinen waarin voor individuele tuinen, schuurtjes en schuttingen geen plaats meer was.

De grote woningbehoefte in de stad zette grote druk op de voortgang van het plan, de uitvoering en het beoogde aantal woningen. Er waren hiervoor strikte regels opgesteld die de mogelijkheden in compositie en woningtypologie beperkten. Voor de wijk Bouwlust is er desondanks een aantal wijzigingen doorgevoerd t.o.v. het plan van Dudok. De lange stroken-bouw van Dudok werd 'opgeknipt' in twee delen die haaks op elkaar werden geplaatst. Deze variatie is te zien in de bebouwing aan de Hertenrade, naar idee van architect Nuyten. Aan het Zonneoord pasten architect Merkelbach en compagnon Elling een open verkaveling toe, naar voorbeeld van het Amsterdamse Frankendael. Voor de bebouwing aan de Meppelweg is door architect Ottenhof een schaalvergroting doorgevoerd. Door op deze plaats de hoogte in te gaan, is het bouwoppervlakte verkleind en ontstond meer openheid en doorzicht.
afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0005.png" 

Afbeelding 5: Luchtfoto Bouwlust ca. 1960

In vergelijking tot andere uitbreidingswijken uit de Wederopbouwperiode, was er meer aandacht voor de eengezinswoning, grenzend aan de groenstroken. Om de eentonigheid tegen te gaan was er meer verscheidenheid in groepering, richting en lengte van de bouwstroken en in de hoogte van de bebouwing gebracht. Ondanks kritiek van de provincie op de monotonie in het plan, werd het plan in 1953 goedgekeurd.

Wijzigingen na 1965

In het zuidwesten van de groenstrook in Bouwlust, nabij Vrederust is in de jaren '70 een in verkaveling en bebouwing afwijkend buurtje (aan de Melis Stokelaan) gerealiseerd. Het bestaat uit veertien urban villa's, diagonaal gegroepeerd rondom een plantsoen.

Door het uitblijven van spoortracé en station was er bovendien ruimte voor latere bouwontwikkelingen aan de Hengelolaan. Hier zijn, tevens in de jaren '70 eengezinswoningen gebouwd. In de jaren '80 zijn veel renovaties uitgevoerd. Vaak ten koste van de architectonische kwaliteit: kopgevels werden voor een betere energiehuishouding ingepakt en afgewerkt met stucwerk of beplating. Daarnaast zijn er in deze periode buurtvoorzieningen gebouwd.
Na de bouw van Den Haag-Zuidwest voltrekt zich een geleidelijke verandering in de wijken. De kinderen van de gezinnen verlaten het ouderlijke huis en daarmee komen de collectieve ruimten er verlaten bij te liggen. Door de komst van de auto en telefoon worden afstanden minder belangrijk en treedt schaalvergroting op. De buurt is niet langer de maat der dingen. In de laatste fase trekken ook de bewoners van het eerste uur langzaam weg. In de goedkope huizen komen Hagenaars met lage inkomens en opnieuw kinderen. De huizen zijn hiervoor eigenlijk te klein en dit conflicteert met de rust die de ouderen juist wensen. Sinds de jaren '80 wordt deze verandering onderkend en worden maatregelen genomen.
Een belangrijke insteek was woningverbetering. Woningen werden beter geïsoleerd door toepassing van nieuwe kunststof kozijnen en het inpakken van de gevel. Naast woningverbetering is er op verschillende plaatsen in Bouwlust veel vernieuwd. Op een aantal locaties zijn sportvelden en scholen vervangen door woningbouw. Ondanks de vernieuwingen van de laatste 10 tot 20 jaar kent Bouwlust een sociaal economische achterstand en veiligheidsproblemen. Dit vergt van de gemeente, corporaties, maatschappelijke organisaties een blijvende aandacht voor deze wijk. De noodzaak tot renovatie, groot onderhoud en sloop- nieuwbouwplannen blijft daarmee actueel.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden en/of monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Binnen het plangebied Bouwlust is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden.

De wijken zijn bijzonder door de ontstaansgeschiedenis en planvorming kort na de Tweede Wereldoorlog. Het grootste deel van de bebouwing is gebouwd in de Wederopbouwperiode. Er zijn (nog) geen monumenten aangewezen. Bijzondere waardevolle bebouwing is wel aanwezig, zoals bijvoorbeeld de Exoduskerk, Pius X kerk, de woonbebouwing aan de Hengelolaan en het Zonneoord. Een compleet overzicht is opgenomen in paragraaf 2.3.1.2. In de gevels van flatgebouwen is in enkele gevallen bijzondere detaillering in de gevel toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0006.png"

Architectonisch detail in de portiekwoningen aan De Rade.

2.3.1.1 Ensembles

De selectie van ensembles en gebouwen die bijzonder zijn vanwege stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit of vanwege hun cultuurhistorische waarde zijn grotendeels gebaseerd op de inventarisatie van Monumentenzorg. Voor deze gebouwen en ensembles geldt dat ze een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van Zuidwest.
Karakteristiek voor delen van de wijk is de stempelbouw, een zich herhalend patroon van kleine ensembles: samenhangende clusters van een aantal losstaande bouwblokken.

1. Meppelweg – Hoogveen (woningbouw)

Achitect: Ottenhof
Bouwperiode: 1956 - 1959
Waardering: Samenhangend ensemble

Ruimtelijke compositie van een superblok met parkinterieur. Door de losse compositie van korte en lange stroken die om en om verspringen ontstaan korte en langere doorzichten. De architectuur speelt hierop in door de vormgeving van de kopgevels en de ritmering van de balkonstroken.
Waardering voor de positionering van de bouwblokken, de open ruimte en het samenspel hiermee van de architectuur.

2. Zonneoord – Het Oord (woningbouw)

Architect: Merkelbach en Elling i.s.m. Ritter
Bouwperiode: 1956 - 1959
Waardering: Samenhangend ensemble en waardevolle architectuur

De gehele verkaveling rond het Zonneoord en Het Oord is een eenduidige compositie van ogenschijnlijk symmetrische bouwblokken. Bij nadere beschouwing is de verkaveling een strokenbouw met afwisselend de ontsluiting aan de binnentuin of een woonpad. Centraal door de buurt loopt het Zonneoord een brede straat met hoge boombeplanting.
De straat heeft coulissenwerking door de terugliggende drive-in woningen en de naar voren springende koppen van de blokken haaks op de weg. Hierdoor heeft de straat diverse ‘kamers’, waarin de drive-in-woningen staan. Door de strakke orthogonale opzet ontstaat binnen de buurt een bijzondere en gevarieerde ruimtewerking door de afwisseling van binnentuinen, woonpaden en straten die in elkaar overlopen, diagonale doorzichten die langer en korter kunnen zijn. Architectonisch waardevol zijn de ‘split-level-drive-in-woningen’ langs het Zonneoord. Deze woningen zijn typologisch uniek in Den Haag Zuidwest en hebben een zeer levendige vormgeving.

3. De Stede: (winkels en woningbouw)

Architect: J. Wils en F. Ottenhof
Bouwperiode: 1962
Waardering: Samenhangend ensemble

Het winkelcentrum De Stede is een herkenningspunt in de wijk Bouwlust. Het winkelcentrum bestaat uit twee L-vormige blokken symmetrisch ten opzichte van de Hengelolaan. Door hun positie ‘omarmen’ de blokken het winkelplein en begrenzen deze ruimte. De schijven bestaan uit vier lagen: een laag met winkels en daarboven drie lagen met woningbouw. Tussen de lage schijven is een hoge torenflat geplaatst als een duidelijke markering van het hart van de wijk. Ter plaatse van het winkelcentrum heeft de singel harde oevers in de vorm van kades. Het geheel benadrukt de stedelijkheid van de plek.

4. Lozerlaan – Randveen – Landzijde (woningbouw)

Architect: Ottenhof
Bouwperiode: 1956 - 1960
Waardering: Samenhangend ensemble, architectonisch waardevol.

De rand van Zuidwest langs de Lozerlaan is één stadsrand. De schuin geplaatste flats in Bouwlust zijn op interessante wijze doorgezet in Vrederust. De verkaveling is open en biedt doorkijken naar de achterliggende buurten De bebouwing vormt samen een geheel met de waterpartij, waardoor een echte parkrand ontstaat.

5. Hengelolaan - Marinipark

Waardering: Waardevol ensemble

Het Marinipark verbindt het winkelcentrum De Stede met het winkelcentrum aan de Beresteinlaan. Tezamen vormt het één ruimtelijke compositie. De woningbouw haaks op de Hengelolaan werkt als een filter tussen de Hengelolaan en het Marinipark.

6. Noorderzijde – Speelzijde – Schoolzijde – Parkzijde (woningbouw)

Architect: Lucas
Bouwperiode: 1957 - 1960
Waardering: Samenhangend ensemble

De buurt is opgebouwd uit zes stempels die karakteristiek zijn voor Bouwlust. Centraal tussen deze stempels ligt een groenzone met voorzieningen. De buurt heeft een mooie ruimtelijke opbouw door de fraaie verhouding vier drie-hoog portiek en eengezinswoningen in strokenbouw. De oorspronkelijk open groene inrichting met zorgvuldige plaatsing van bomen is wat teniet gedaan door de vergroting van privétuinen en de particuliere erfafscheidingen. De architectuur is matig, mede door het stucwerk en de kunststof kozijnen. Ook het schoolgebouwtje in de centrale groene zone mist kwaliteit. Het geheel heeft een hoge ensemblewaarde door de typisch ruimtelijke opbouw, driedimensionale plastiek met diagonale doorzichten en samenhang tussen de inrichting van de open ruimte en architectuur.

7. Zichten (woningbouw)

Architect: Verschoor
Bouwperiode: 1956 - 1959
Waardering: Samenhangend ensemble

De buurt is een duidelijke stedenbouwkundige eenheid. De randen bestaan uit vierlaagse portiekwoningen hierbinnen staat laagbouw in een strokenverkaveling. Centraal in de buurt is een cluster van voorzieningen: kerk, verzorgingstehuis en voormalig winkelcentrum en bedrijfsruimten.
Het geheel is besloten en intiem. Langs de Vrederustlaan staat de Salvatorkerk. Deze kerk markeert de hoek die de singel hier maakt en vormt tevens de entree van de buurt.

2.3.1.2 Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken

In de inventarisatie van de bouwwerken uit de Wederopbouwperiode, is een aantal karakteristieke gebouwen en bouwwerken aangewezen. Het gaat om:

  • Exoduskerk (Beresteinlaan 261 - 265)

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0007.png"

Architect: J. Abma
Bouwperiode: 1965 - 1966

  • Beresteinlaan 271 - 463

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0008.png"

Architect: F. Ottenhof
Bouwperiode: 1960 - 1962

  • Hengelolaan 597 - 705, Hertenrade 362 - 466, Otterrade 2 - 72; Wolvenrade e.o.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0009.png"

Architect: H. Brouwer, T.T. Deurvorst
Bouwperiode: 1957 - 1960

  • Laagveen 24; Transformatorstation

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0010.png"

Architect: S. Hamerpagt
Bouwperiode: 1962

  • Otterrade 19 - 105

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0011.png"

Architect: H. Brouwer
Bouwjaar 1957 - 1960

  • Zonneoord-5 - 23, 135 - 175, 231 - 249, 60 - 78, 190 - 230

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0012.png"

Architect: H. Ritter
Bouwjaar:1957 - 1958

  • Zonneoord 286; H. Pius X kerk

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0013.png"

Architect: Th. J. Taen, C. Th. Nix
Bouwjaar: 1959 - 1961

  • Vrederustlaan 3; Salvatorkerk

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0014.png"
Architect: A. Verschool, T. Bier
Bouwjaar: 1955 - 1959

2.3.1.3 Beschermd stadsgezicht

Bouwlust maakt geen onderdeel uit van een Rijks- of gemeentelijk beschermd stadsgezicht

2.3.2 Archeologie


Het plangebied ligt volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in een gebied dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onder natte omstandigheden afgezette bodemlagen. Klei en veen domineren de ondergrond. In een tweetal zones wordt deze ondergrond afgewisseld met zogeheten zandkopjes. Deze zandkopjes zijn restanten van strandwallen die in de prehistorie onder invloed van overstromingen voor een deel zijn opgeruimd. Strandwallen waren te prefereren locaties voor bewoning omdat deze hoog en droog in het landschap lagen. Beide strandwalzones zijn ongeveer oost-west georiënteerd. De meest noordelijke ligt ongeveer halverwege de Hertenrade en doorsnijdt het volkstuinencomplex aldaar, terwijl de zuidelijke de Vrederustlaan net onder de Melis Stokelaan doorkruist en doorloopt richting de kruising Hengelolaan - Lozerlaan. In deze laatste zone is een aantal archeologische vooronderzoeken uitgevoerd (bijvoorbeeld ter plaatse van Woonstede 96, Beresteinlaan 625, Oosterzijde en omgeving) waarbij is geconstateerd dat de op de Nieuwe geologische kaart aangeduide zandopduiking daar niet aanwezig is, maar dat er sprake is van een laaggelegen en drassige strandvlakte.

Daarnaast zijn er in het plangebied sporen van een geul aangetroffen, die heeft behoord tot het Gantelsysteem dat actief was tussen ongeveer 1000 en 500 voor Christus. Het gaat in het plangebied om een verlande waterloop, die in de periode dat hij actief was het gebied ontwaterde. Na verlanding bleven dit soort waterlopen vaak als lichte verhoging in het landschap zichtbaar en vormden net als de strandwallen aantrekkelijke woonplaatsen. De voormalige geul in het plangebied is gelegen in het gedeelte tussen Meppelweg en Hengelolaan en strekt zich uit van de straat Rietveen tot in het volkstuinencomplex en blijkens archeologisch onderzoek zelfs tot aan de Dedemsvaartweg. Net buiten het bestemmingsplangebied is daar namelijk een oeverbeschoeiing van palen en rieten matten aangetroffen die uit de late IJzertijd dateert en die vermoedelijk met dezelfde geul samenhangt (vindplaatsnr 25 op de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk).

In het verre verleden was dit gebied niet overal bewoonbaar. Het grootste deel was daar te drassig voor. De delen waar zandkopjes of geulen voorkomen hebben een archeologische verwachting, omdat bewoning daarop al vanaf respectievelijk de late prehistorie en Romeinse tijd mogelijk was. Er zijn ook vondsten gedaan die daar ondubbelzinnig op wijzen. Zo is aan de Hertenrade het erf van een boerennederzetting uit de Romeinse tijd aangesneden. Aan de andere zijde van het plangebied zijn net buiten het plangebied ter hoogte van de Lozerlaan twee vindplaatsen bekend. De eerste (vindplaatsnr. 17 op de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk), in het verlengde van de Meppelweg en eveneens direct naast de eerder genoemde geul gelegen, betreft een nederzettingsterrein uit de Romeinse tijd. De tweede (vindplaatsnr. 77 op de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk), in recreatiegebied De Uithof, is een vindplaats uit de midden IJzertijd waar vlak onder het maaiveld een cultuurlaag en een aantal kuilen is gevonden. Een ervan is mogelijk een waterput. Ook hier zou het om een nederzetting kunnen gaan, maar dat staat niet onomstotelijk vast.

In de late Middeleeuwen en Nieuwe tijd maakte het plangebied deel uit van de West Escampspolder. Het gebied bestond toen uitsluitend uit weilanden en sloten. Uit die periode is geen bebouwing bekend.

2.4 Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke opzet wordt bepaald door lange lanen evenwijdig aan de kust. Centraal tussen de wijken Bouwlust, Vrederust en Morgenstond ligt een groen assenkruis, dat tevens een verbindend onderdeel is. Oost-westelijk lopende lanen en singels verdelen de wijken in buurten. Het patroon kent een geometrische systematiek van strokenbouw, met op enkele plaatsen, zoals aan de randen, hoek-verdraaiingen of een meer 'losse plaatsing' van bebouwing (de Oorden en Steden). Groene, collectieve ruimten lopen vloeiend over in openbare ruimte. De typologie bestaat uit portiekwoningen, galerijflats en eengezinswoningen.

De lange wegen onderscheiden zich van elkaar door de functies, de straatprofielen en verbijzonderingen:

  • Meppelweg: stadsweg met karakteristieke dubbele bomenrij, aan de noordzijde afwijkende bebouwing (onder andere Zichtenburg en jaren ‘70 bebouwing);
  • Hengelolaan: wijkontsluitingsweg met singelprofiel;
  • Melis Stokelaan: stadsweg met meervoudige bomenrijen; de aangrenzende groenzone en het Zuiderpark zijn beeldbepalend;
2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Beeldbepalend zijn de zogenaamde stempelverkavelingen die bestaan uit combinaties van portiekwoningen en eengezinswoningen. Hierdoor is er variatie in bouwhoogte en vorm. Dit geldt ook voor de oriëntatie van de gebouwen: niet alleen parallel aan de straten maar ook haaks erop. In de randen van de wijken komen bijzondere verkavelingen voor in de vorm van strokenverkavelingen, losstaande torens en grote bouwblokken.

Bouwstijl

In de wijken van Zuidwest is een ontwikkeling in de verhoudingen tussen architectuur en stedenbouw te zien. In Bouwlust is niet meer de straat met gesloten wand het ordenend principe, maar de wooneenheid. De woongebouwen worden niet meer ingezet om straatwanden te vormen maar oriëntatie op de zon en ruimtelijke geleding krijgen voorrang. Door gestapelde bouw en eengezinswoningen in reperteerbare eenheid in afwisselende stroken samen te voegen ontstaat een ruimtelijk onbegrensde stempel. Door herhaling van deze stempels ontstaan bebouwingsvelden, waarin de stedelijke ruimte onbepaald raakt. Bijna alle gebouwen zijn 3 of 4 lagen hoog. De gemeente wilde geen eengezinswoningen bouwen in verband met schaarse grond. Hoger bouwen was financieel niet rendabel, omdat er dan liften nodig waren.

De bouw van deze wijken werd bepaald door rationalisatie en systeembouw. In de gevels zijn betonnen vloerbanden goed zichtbaar, waardoor een sterke horizontale geleding ontstaat. In de plinten en souterrains van de flats liggen bergingen. Afgezien van de eengezinswoningen heeft de bebouwing platte daken. In de deelwijk Bouwlust, is meer variatie in architectuur zichtbaar, onder invloed van de architecten-werkgroep. Zo zijn de eengezinswoningen aan het Zonneoord, specifiek met split-level en inpandige garages vorm gegeven.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur
2.4.2.1 Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied grenst aan de Lozerlaan waardoor het gebied een uitstekende aansluiting heeft op het landelijke wegennet. De Meppelweg en de Erasmusweg maken deel uit van het Haagse hoofdwegenet, de Hengelolaan en Melis Stokelaan verzorgen de interne ontsluiting van Escamp op het hoofdwegennet. Daarnaast zijn er nog een aantal wegen die tevens het karakter van een ontsluitingsweg hebben: de Bouwlustlaan, Vrederustlaan en Beresteinlaan. Door de orthogonale wegenstructuur en de brede wegprofielen is het plangebied goed ontsloten voor autoverkeer.

2.4.2.2 Openbaar vervoer

Voor de ontsluiting van de wijk met openbaar vervoer is voorzien door enkele buslijnen en de tramlijnen 4 en 9. Tramlijn 4 en binnenkort ook lijn 9 maken deel uit van het netwerk Randstadrail.

Tramlijn 4 ontsluit de noordwest zijde van het plangebied en loopt van Zoetermeer naar de Uithof via station Den Haag CS. Lijn 9 loopt aan de zuidoostzijde van het plangebied en verbindt Scheveningen en Vrederust en doet beide hoofdstations in Den Haag aan. Bij de stations Den Haag HS en Den Haag Centraal kan overgestapt worden op een groot aantal andere tramlijnen en buslijnen. Hierdoor is een groot gedeelte van de stad bereikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0015.jpg"

Buslijnen 21 en 25 hebben een tracé via Bouwlust. Lijn 21 verbindt Vrederust met het Noorderstrand in Scheveningen en doet het HAGA-ziekenhuis aan. Lijn 25 rijdt van Vrederust naar de Grote Markt vice versa via het HAGA-ziekenhuis. Hier kan overgestapt worden op verschillende bus- en tramlijnen naar onder andere het Westland. Ook op andere haltes is overstappen mogelijk.

In de rijbaan van de Dedemsvaartweg is een dubbel tramspoor aangelegd als verbindingsspoor tussen de Melis Stokelaan en de Meppelweg. Dit spoor vervult een functie als remise- en calamiteitenspoor.

2.4.2.3 Langzaam verkeer

De Dedemsvaartweg, Vrederustlaan, Bouwlustlaan, Beresteinlaan, Melis Stokelaan, Erasmusweg, Hengelolaan en Meppelweg maken deel uit van het hoofdroutenetwerk voor de fiets. Deze wegen hebben over het algemeen vrijliggende fietspaden. Op een deel van de Melis Stokelaan is een fietsstrook aanwezig.

Langs alle wegen zijn trottoirs aanwezig zodat voetgangers de voorzieningen en openbaar vervoer haltes in het gebied kunnen bereiken. Een klein aantal paden is gereserveerd voor voetgangers.

2.4.2.4 Parkeren

Het parkeren vindt grotendeels plaats op de openbare weg. In enkele gebieden van Bouwlust Midden zijn er plannen voor gebiedsontwikkelingen. Sommige plannen zijn al in uitvoering, andere zitten nog in de planvormingsfase. Na uitvoering van de gebiedsontwikkelingen zal het bijbehorende parkeren geheel of grotendeels op eigen terrein plaatsvinden in gebouwde parkeervoorzieningen.

2.4.3 Groen

Groen en water bepalen in belangrijke mate het beeld van Zuidwest. Er zijn royaal gedimensioneerde straatprofielen met veel ruimte voor bomenrijen en singels met groene oevers. Daarnaast is de nabijheid van belangrijke groengebieden als het Zuiderpark, het recreatiegebied de Uithof, de Erasmuszone en landgoed Overvoorde bepalend voor het beeld van Zuidwest als groen stadsdeel. De bomen zijn volgroeid en de groenstructuur heeft een robuust karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0016.jpg"

Afbeelding 7: Groenstructuur Bouwlust

De hoofdgroenstructuur bestaat uit het zogenaamde ‘groene assenkruis’ en de singels langs de Erasmuslaan en de Moerweg. Samen versterken ze de structurerende en geledende werking van het grid van hoofdwegen. Op de plattegrond van Zuidwest is het groene assenkruis weliswaar herkenbaar, bij beleving op ooghoogte zeker niet. Alleen de oost/west-as kan worden waargenomen, zichtbaar vanaf de Melis Stokelaan als een reeks groene ‘kamers’. De groene noord/zuid-as wordt sinds de realisatie van het "Woningbouwfestival" aan de Dedemsvaartweg slechts beperkt ervaren.

2.4.4 Water

Het plangebied ligt in de Eshofpolder. De Eshofpolder is één van de lager gelegen gebieden van Den Haag en is qua hoogteligging grofweg te verdelen in vier gebieden. Eén daarvan is het bebouwd gebied waartoe ook Bouwlust behoort.

  • Gebied Laagste punt (meter t.o.v. NAP) Ca. - 0,50
  • Gemiddelde maaiveldhoogte (meter t.o.v. NAP) Ca. +0,30

Bouwlust heeft op diverse plaatsen waterpartijen. Het meeste open water ligt langs de Lozerlaan en het winkelcentrum De Stede.

De Eshofpolder heeft ruim 63 hectare oppervlaktewater (circa 6%). Dit oppervlaktewater is vooral te vinden in de vijvers van het Zuiderpark, langs de Lozerlaan en in De Uithof. In de wijken zelf zijn, behalve enkele singels, geen grote waterpartijen aanwezig. In de polder zijn meerdere peilgebieden met een verschillend waterpeil. Het overgrote deel van de Eshofpolder is waterhuishoudkundig gezien één peilgebied, met zowel in de winter als in de zomer een streefpeil van NAP -1,75 meter. Het Zuiderpark en de Uithof zijn gebieden met een flexibel peil.

2.4.5 Bodem

Het kustgebied waartoe Den Haag behoort, bestaat uit strandwallen (oude duinen). Deze strandwallen liggen parallel aan de kust en hebben een hoogte van NAP + 1 tot 4 meter. Tussen de strandwallen liggen lagere delen, veelal opgevuld met slecht waterdoorlatend klei of veen. In dit lagere deel ligt ook de Eshofpolder. Het veen, met een gemiddelde dikte van 2,5 meter, vormt de bovenste scheidende laag. Deze laag is niet overal aanwezig. Op de veenlagen ligt vaak nog een toplaag van klei of stuifzand en ophoogmateriaal.

2.4.6 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied is een aantal planologisch relevante leidingen gelegen. Het gaat om waterleidingen onder de Meppelweg, Hengelolaan en Lozerlaan en een gasleiding onder de Lozerlaan.

2.5 Functionele structuur

2.5.1 Wonen

In de wijk Bouwlust staan ruim 7.300 woningen en er wonen circa 16.000 mensen. Deze wijk is begin jaren vijftig gebouwd. Het overgrote deel van de woningvoorraad bestaat uit appartementen (84%). Twee derde van de woningen is in bezit van corporaties (67%), het overige deel is voornamelijk eigenaar-bewoner (25%), slechts een klein percentage is particuliere verhuur (7%). Het aandeel eenpersoonshuishoudens is het grootst (47%), een derde bestaat uit huishoudens met kinderen en het aandeel tweepersoonshuishoudens is 20%. Het percentage huishoudens met een laag inkomen is 61%, het percentage met een midden inkomen 32% en 6% van de huishoudens heeft een hoog inkomen.

2.5.2 Detailhandel, horeca en dienstverlening

Het oorspronkelijke ontwerp van Zuidwest voorzag in een fijnmazige detailhandelsstructuur, maar door verlaging van het bestedingsniveau, veroorzaakt door de verlaging van de sociaal-economische status van de bevolking en door krimp van de bevolkingsomvang, functioneerde deze structuur niet meer. De algemene trend naar schaalvergroting, de toenemende concurrentie en het streven naar meer efficiency in de bedrijfsvoering versterkte de neergang. Sinds 1985 wordt gewerkt aan de modernisering van het winkelbestand, het verbeteren van de koopkrachtbinding en het tegengaan van de overbewinkeling. Voor de detailhandelsstructuur van geheel Zuidwest is gekozen voor een heldere hiërarchische opbouw van de winkelstructuur: één stadsdeelcentrum ondersteund door twee wijk- en drie buurtcentra. De winkelcentra zijn geografisch evenwichtig verspreid over Zuidwest waarbij het stadsdeelcentrum De Leyweg centraal in het gebied ligt.

De winkelvoorzieningen in Bouwlust zijn geconcentreerd in het hoofdwinkelcentrum De Stede en de nabijgelegen winkelstrip aan de Bouwlustlaan die kan worden gezien als een satelliet van winkelcentrum De Stede. Daarnaast zijn er nog winkels aan de Beresteinlaan en enkele winkels in de overige voormalige buurtwinkelcentra. Aan de Langestede is een solitaire supermarkt gevestigd.

Horeca is te vinden in de winkelcentra De Stede en Bouwlustlaan. Daarnaast zijn er een koffiehuis aan de Meppelweg en snackbar op de kruising Dedemsvaartweg/Hengelolaan.

Dienstverlening zoals kapsalons, uitzendbureaus, reisbureaus en dergelijke is doorgaans in de (voormalige) winkelcentra gevestigd.

2.5.3 Maatschappelijk

Onderwijs

Basisonderwijs

  • Prof. Mr. A. Anemaschool - Eindstede 2
  • Anne Frank - Beresteinlaan 267
  • Anne Frank - Laagveen 22
  • De Zuidwester - Marterrade 312
  • Nutsschool Woonstede - Haardstede 5 (tijdelijke huisvesting)
  • Nutsschool Woonstede - Woonstede 96

Voortgezet onderwijs

  • Zuid-West College (onderdeel van Scholengroep Zuid-West) - Beresteinlaan 627
  • Hofstede Praktijkschool (droogscheerdersgaarde 70 - Vrederust)

Bijzonder onderwijs

  • Insp. W.P. Blokspoelschool - Haardstede 1 (tijdelijke huisvesting)
  • De Koetsveldschool: Voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften - Zwaardvegersgaarde 25
  • De Piramide: Mytylschool - Melis Stokelaan 1185
  • De Piramide: Mytylschool - Vrederustlaan 176 (noodlokaal)
  • De Opperd: ZMOK-school - Hengelolaan 602

Kinderopvang

  • Celina - Speelzijde 6
  • Kids4Life - Speelzijde 6
  • 2Spel - Speelzijde 8
  • Triodus - Schoolzijde 3
  • Humpie Dumpie - Haardstede 5 en Woonstede 92
  • Jubelientje - Vrederustlaan 100
  • Future Kids - Sterrenoord 67
  • Sam - De Rade 8
  • Petteflet - Beresteinlaan 627R

Wijkvoorzieningen

  • Bewonersplatform Bouwlust;
  • Wijkcentrum Bouwlust - Eekhoornrade 215

Kerken en moskeeën

  • Exoduskerk - Beresteinlaan 263
  • New Song - Beresteinlaan 627
  • Lozerhofkapel - Randveen 62
  • New Life Christian Center Maranatha - Vrederustlaan 96
  • Moskee Ahi Evran - Vredoord 4

Welzijnsvoorzieningen

  • Mixx Inn - Vijverzicht 123: locatie voor beschermd wonen
  • Sophia Revalidatie - Vredrustlaan 180: medisch specialistische revalidatiezorg
  • De Lozerhof - Randveen 64: Psychogeriatrisch verpleeghuis
  • Stichting Mooi Maatschappelijke Ondersteuning van Omgeving en Individu
  • Het Vizier - Vijverzicht 99; Werk- en trainingscentrum voor mensen met een lichamelijke handicap en/of niet aangeboren hersenletsel.
2.5.4 Sport en recreatie

Den Haag-Zuidwest heeft een goede sport-infrastructuur. Op regionaal niveau zijn het buiten het plangebied gelegen Zuiderpark en De Uithof belangrijke functies. In de wijk zelf zijn veel sportvoorzieningen gelegen aan de Melis Stokelaan en Hengelolaan, waaronder voetbal, honkbal, korfbal en rugby.

Sportpark Escamp I
Sportpark Beresteinln/MelisStokelaan/Vrederustlaan
Sportpark Hengelolaan (jeu de Boules/De Goede Worp)
Sporthal Beresteinlaan

De speelvoorzieningen in het plangebied zijn weergegeven op onderstaande kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0017.jpg"

Algemene Volkstuindersvereniging Nut en Genoegen is een tuindersvereniging aan de Meppelweg. Het complex bestaat uit 200 tuinen.

2.5.5 Bedrijven en kantoren

Bouwlust is een woonwijk met een zeer beperkte hoeveelheid kantoren en bedrijven. Het enige solitaire kantoorgebouw staat aan de Stadzijde. Daarnaast zijn er kantoren onder woningen gevestigd aan de Wezelrade. Bedrijfsruimten zijn alleen te vinden aan Ruimzicht. Verder worden veel panden in voormalige buurtwinkelcentra gebruikt voor kleinschalige kantoren en bedrijven. Genoemd kunnen worden de Beresteinlaan, Sterrenoord, Het Zicht en De Rade.

2.5.6 Cultuur en ontspanning

In het gebied Bouwlust bevinden zich 14 atelierwoningen aan De Rade 120-152. Deze atelierwoningen zijn eigendom van Haag Wonen en de toewijzing verloopt via Stroom Den Haag.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Bouwlust vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.
De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.

De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid naar de regels en verbeelding wordt beschreven in paragraaf 5.4.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.

Het bestemmingsplan maakt twee ontwikkelingen mogelijk. De ontwikkeling van het multfunctioneel centrum aan Vredeoord 4 past functioneel gezien binnen het vigerend bestemmingsplan. Onderhavig bestemmingsplan maakt alleen een marginale wijziging van het bebouwd oppervlak mogelijk. Daarom behoeft de ladder voor deze ontwikkeling niet doorlopen te worden.

Met de ontwikkeling op het perceel gelegen tussen de Bouwlustlaan, Marterrade, Wezelrade en Vossenrade worden drie bestaande vierlaagse portiekflats vervangen door eengezinswoningen. Daarmee vermindert het aantal woningen ten opzichte van de huidige situatie. Bovendien wordt het bestaande relatief eenzijdige woningaanbod meer gedifferentieerd, waarmee een impuls aan het gebied gegeven wordt. Gelet hierop behoeft ook voor deze ontwikkeling de ladder voor duurzame ontwikkeling niet doorlopen te worden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Bouwlust geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de gewijzigde Visie ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op 1 augustus 2014 in werking is getreden. Zij geldt ook als een structuurvisie.

De provincie stelt vast, dat de behoefte van Zuid-Hollandse inwoners en bedrijven is veranderd als het gaat om woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Deels liggen hieraan economische oorzaken ten grondslag, die bijvoorbeeld leiden tot minder vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. Deels gaat het om structurele factoren, zoals demografische ontwikkelingen en de voortschrijdende digitalisering. Om al deze redenen was een herijking en herziening van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid gewenst. Dit heeft geleid tot de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) met daarbij de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. De documenten vervangen de huidige Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. De visie is ook een verkeer- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • 1. Ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • 2. Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • 3. Allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • 4. Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiewijze om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiewijze uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.

In de Verordening ruimte 2014 worden gelet op het provinciaal belang regels gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels vanuit Rijksbelang opgenomen waar provinciale verordeningen aan moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit het Barro, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur.

Het volledige juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de Verordening ruimte 2014, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in de Programma's ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderhavig bestemmingsplan voldoet aan de regels van de Verordening Ruimte.

3.2.3 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Bij de herstructurering van woonwijken (zoals Transvaal en Den Haag-Zuidwest) is het streven om zoveel mogelijk bestaande bedrijven weer een plaats te geven in die wijken en ruimte te creëren voor (nieuwe) bedrijven in wijk, buurt of woning. Naast fysieke ruimte betekent dit vooral planologische ruimte in de bestemmingsplannen. Terugplaatsen van zulke bedrijven in de wijken heeft een positief werkgelegenheidseffect op de onderkant van de arbeidsmarkt. Aangezien het om veel kleine bedrijven gaat, beslaan die met elkaar slechts een geringe oppervlakte.

Het bestemmingsplan Bouwlust is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

Per 1 januari 2015 zijn de beleidstaken van het Stadsgewest Haaglanden overgegaan naar de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201) . De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (indertijd ca. 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).
In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. Bouwlust grenst aan de kansenzone Lozerlaan. Door de veranderingen in de infrastructuur aan de zuidwestzijde van de stad kunnen de lopende processen een extra impuls krijgen: het doortrekken van de A4 Midden-Delfland en de nieuwe rol van de Lozerlaan wijzigen de positie van Den Haag Zuidwest van een perifere buitenwijk in een strategisch gelegen stadswijk met een tweezijdige oriëntatie op de regio en stad.

3.2.4.2 Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2015


Het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) (Rv 98 november 2014; RIS 276321) geeft inzicht in de ruimtelijke agenda van Den Haag en de bijbehorende fysieke investeringsprojecten. Het programma is gebaseerd op het coalitieakkoord “Vertrouwen op Haagse Kracht” (RIS 273442).
Het IpSO 2015 biedt een samenhangend overzicht van de lopende projectenportefeuille en kijkt vooruit naar nieuwe investeringen.
De Haagse bevolking groeit, maar de economische ontwikkeling en de banengroei blijft daarbij achter. Den Haag staat voor de uitdaging om de bevolkingsgroei op te vangen, economische ontwikkeling en banengroei te stimuleren en tegelijkertijd de kernkwaliteiten van Den Haag te behouden en te versterken.

De gemeente zet in op nieuwe duurzame groei. Voorheen lag het accent van de investeringen op gebouwen. Nu gaat het ook om investeringen in de buitenruimte en de bereikbaarheid van de stad. Enkele gebieden bieden specifieke kansen voor werkgelegenheid en ondernemerschap. De zogeheten kerngebieden. Het gaat om de Binckhorst, het Centraal Station, Hollands Spoor, Laan van NOI, de Haagse kust, de Internationale Zone, Spuikwartier en de Leyweg. In andere gebieden vervult de gemeente een faciliterende rol en nodigt zij anderen uit om in Den Haag te investeren.

Om de herstructurering van Den Haag Zuidwest door te kunnen laten gaan is op 12 juni 2013 een raamovereenkomst ondertekend en wordt het traject ingegaan van de oprichting van de WijkOntwikkelingsMaatschappij (WOM). Daarmee wordt bereikt dat een belangrijk deel van de herstructureringsaanpak in Den Haag Zuidwest mogelijk blijft. De WOM omvat de herstructurering van maximaal 1.000 woningen en 250 grootschalige renovatie. De verwachting is dat de WOM voor Den Haag Zuidwest een aanjaagfunctie zal hebben.

In het Coalitieakkoord 2014-2018 is opgenomen dat de gemeente doorgaat met de ontwikkeling van brede buurtscholen, waarin kinderopvang, peuterspeelzalen, onderwijs en andere maatschappelijk partners in de buurt samenwerken.

3.2.4.3 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' (Rv 51 - 2009; RIS 159469) is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt voor Bouwlust in dat invulling wordt gegeven aan optoppen (dakopbouwen en minimaal vijf bouwlagen)

In paragraaf 5.3.3 wordt nader ingegaan op de verdichtingsmogelijkheden van Bouwlust.

3.2.4.4 Structuurvisie Den Haag Zuidwest


De Structuurvisie Den Haag Zuidwest (Rv 136 -2004; RIS 116497) legt de ruimtelijke hoofdstructuur en programmatische hoofdthema's vast als samenhangend kader voor de periode tot 2020. Den Haag Zuidwest bestaat uit de wijken Moerwijk, Morgenstond, Bouwlust en Vrederust en is met ruim 32.000 woningen een de van grootste naoorlogse woongebieden van Nederland.

De essentie van de Structuurvisie is het vastleggen van de ruimtelijke hoofdstructuur en programmatische hoofdthema’s als samenhangend kader voor de ontwikkeling van deelgebieden en projecten. De visie is het kader waarbinnen afwegingen tussen belangen kunnen worden genomen en prioriteiten worden gesteld. De Structuurvisie geeft sturing vooraf door het stellen van randvoorwaarden voor het opstellen van gebiedsvisies, de ontwikkeling van deelgebieden en thematische beleidsnota’s. Ook fungeert de Structuurvisie als toetsingskader van nieuwe initiatieven.
De integrale visie omvat 4 kernbegrippen: positioneren zorgt voor een goede inbedding in de stad: waarderen zorgt voor behoud van de bestaande kwaliteiten; differentiëren zorgt voor meer variatie in woningtypen, woonmilieus en inkomensopbouw; intensiveren tenslotte voor behoud van draagvlak voor voorzieningen in de wijk.

De Structuurvisie vormt het toetsingskader voor herstructureringsplannen in Den Haag Zuidwest.

3.3 Cultureel erfgoed

3.3.1 Cultuurhistorische waarde
3.3.1.1 Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het plangebied Bouwlust maakt geen deel uit van een rijksbeschermd stadsgezicht.

3.3.1.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.
De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld.

Het plangebied Bouwlust is niet opgenomen in een van de regioprofielen.

3.3.1.3 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht.
Karakteristiek voor delen van Bouwlust is de stempelbouw, een zich herhalend patroon van kleine ensembles: samenhangende clusters van een aantal losstaande bouwblokken. Daarnaast zijn er diverse karakteristieke gebouwen en bouwwerken. Deze zijn allen beschreven in paragraaf 2.3.1.

De wijk heeft evenwel niet de status van beschermd stadsgezicht. Om genoemde karakteristieke gebouwen en bouwwerken te kunnen beschemen zijn extra bouwlagen of andere vormen van dakopbouwen hier niet mogelijk.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze culturele waarden in dit bestemmingsplan worden beschermd.

3.3.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (Rv 127 - 2011; RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

In het bestemmingsplangebied Bouwlust komen de eenheden 2 en 3 voor.

Voor de zones met een archeologische verwachting gelden onderzoekseisen en een vrijstellingsregime, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd worden verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische of verwachting gevraagd om de archeologische waarde van het terrein, dat door de bodemingreep verstoord wordt, in voldoende mate vast te stellen. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kan de gemeente aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden verbinden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Beleidsnota-Archeologie-20112020.htm.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze archeologische (verwachtings)waarden in dit bestemmingsplan worden beschermd.

3.4 Groen

3.4.1 Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (Rv 162 - 2005; RIS 129360) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.


Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur meerdere kaarten opgenomen, waaronder een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur". Op laatstgenoemde kaart staan geen projecten binnen het plangebied Bouwlust.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0018.jpg"

De groenstroken langs de Dedemsvaartweg, Melis Stokelaan en Lozerlaan zijn onderdeel van zowel de Stedelijke Groene Hoofdstructuur als de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. De bomen langs de Melis Stokelaan, Hengelolaan en Meppelweg zijn eveneens onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid in het bestemmingsplan is vertaald.

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag is beschreven in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450). Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De Stedelijke Ecologische hoofdstructuur is opgenomen op kaart (RIS 151912). De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0019.jpg"

Karakteristiek

De Groene Assen in Den Haag Zuidwest maken onderdeel uit van de ecologische verbindingszones. Deze Assen liggen in een na-oorlogs deel van Den Haag, dat aangelegd is in de periode 1949 tot 1963. Kenmerkend is de ruime opzet, zowel in de bebouwing als in het groen. Het gaat om het Groene Assenkruis, gevormd door de groenzones rondom de sportvelden en volkstuinen langs de Melis Stokelaan en de Dedemsvaartweg en de groene randen langs Lozerlaan, Escamplaan en Meppelweg. Al deze groene assen zorgen voor een verbinding tussen het Zuiderpark en De Uithof en een verbinding tussen de Erasmuszone en het Florence Nightingale-park.

De inrichting van de Groene Assen bestaat vooral uit waterlopen met waar mogelijk natuurvriendelijke oevers en aansluitend gras met veel bloemen. Karakteristiek zijn ook de bomenrijen met hier en daar bosjes of struweel, het zogenaamde bosplantsoen. Deze inrichting past bij de omringende grote groengebieden die door de Groene Assen worden verbonden: namelijk Madestein, De Uithof en het Zuiderpark.

Op sommige plaatsen verhinderen wegen, steile oevers of krappe duikers het optimaal functioneren als ecologische verbindingszone.

Ambitieniveau

De verschillende groenstroken in Zuidwest worden grotendeels natuurvriendelijk beheerd. Door aanpassingen in de structuur en de aanleg van natuurvriendelijke oevers kan de natuurwaarde verder toenemen. Verkeerswegen die de groene assen onderbreken en krappe duikers vormen een barrière voor diersoorten. Dit beperkt het ambitieniveau. De inzet is om bij reconstructies zo veel mogelijk van deze barrières op te heffen, onder meer door de aanleg van (eco)tunnels voor dieren.

Inrichtingseisen

Herinrichting en maatregelen voor het opheffen van barrières richten zich op het creëren van schuilplekken en tijdelijke verblijfplaatsen voor de doelsoorten. De bestaande structuur is uitgangspunt. Dit kan worden gecombineerd met voet- en fietspaden, maar ook de omlijsting van de sportcomplexen hoort daarbij. De belangrijkste uitgangspunten voor het functioneren als ecologische verbinding zijn de volgende:

  • lijnvormige landschapselementen, zoals bomenrijen en begroeide oevers;
  • doorsnee ontwikkelde houtwal, met om de 500 meter een schuilplaats van 100 m2 bestaande uit dode bomen, houtstapels, houtrillen, takken- of rietbossen en ruige bosranden;
  • rijke ondergroei, geen open stukken (gras) groter dan 30 meter;
  • waar mogelijk ondiepe poelen op onderlinge afstanden van ca 250 m, met aansluitend ruig grasland en bosjes, struwelen, heggen en ruigtevegetaties;
  • enkele zeer flauwe, onbegroeide taluddelen;
  • ruige en ontoegankelijke elementen, zoals takken- of steenhopen in het bosplantsoen-gedeelte;
  • waterlopen deels minimaal 1.20 meter diep, met minstens aan één zijde natuurlijke oevers.
3.4.3 Bomen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Oktober 2013 is de totaallijst van de vijfde tranche Monumentale Bomen (RIS 265314) vastgesteld.
Deze aanwijzing gebeurt eens in de vijf jaar. In Bouwlust staan geen monumentale bomen.

3.5 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakte afspraken verwerkt.

3.5.1 Beleidskader

Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal beleid

Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal beleid

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website van Delfland: www.hhdelfland.nl/watertoets. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.

In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.

De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018 (zie ook paragraaf 3.4.2)

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (zie paragraaf 3.4.2) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.

Het plangebied ligt in een ecologische verbindingszone van rijk, provincie of gemeente. Bij de inrichting van het gebied dient met ecologische factoren dan ook rekening te worden gehouden.

Gemeentelijk Rioleringsplan

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015" (Rv 147 - 2010; RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

3.5.2 Beleid t.a.v. het plangebied

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Zo houden we de basis op orde. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie. Daarnaast is het gewenst om kansen om de waterhuishouding verder te verbeteren zo mogelijk te benutten.


Veiligheid en waterkeringen

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

Binnen het plangebied zijn geen primaire boezemgangen aanwezig. De aanwezige polderwatergangen zijn in de regels en op de verbeelding als 'Water' bestemd. Er is geen sprake van ontwikkelingen die kunnen leiden tot een toename van het verhard oppervlak. In het gebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Waterkwantiteit in het plangebied

Delfland heeft in 2014 de 'Beleidsnota Beperken en voorkomen wateroverlast' vastgesteld. Deze beleidsnota bevat het Delflandse beleid op hoofdlijnen voor het op orde brengen en houden van het watersysteem ten aanzien van wateroverlast.

Het plangebied ligt in de Eshofpolder. Uit een recent uitgevoerde watersysteemanalyse door het Hoogheemraadschap van Delfland is gebleken dat het watersysteem van de Eshofpolder op orde is. Wel is een aantal aandachtspunten naar voren gekomen. Delfland en Den Haag doen hier nader onderzoek naar. Op basis van de uitkomsten van de watersysteemanalyse is in de Eshofpolder geen noodzaak meer om extra waterberging te realiseren, zoals vastgelegd in de Waterbergingsvisie Den Haag uit 2006. Dit wordt opgenomen in de nieuwe visie die naar verwachting begin 2015 wordt vastgesteld door beide besturen. De huidige afspraak om extra water te graven in de Eshofpolder, onder andere ter plaatse van de Raden, komt dan te vervallen. Wel moeten nieuwe ontwikkelingen waterneutraal worden aangelegd. Tot de vernieuwing van de visie gelden de afspraken uit de huidige waterbergingsvisie. Het is gewenst om bij ontwikkelingen kansen om het watersysteem verder te verbeteren in ogenschouw te nemen.

Op het terrein van Sophia Revalidatie aan de Vrederustlaan wordt extra water toegevoegd met een oppervlak van 1150 m².

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen.

De Groene Assen in Den Haag Zuidwest maken onderdeel uit van de ecologische verbindingszones. Het gaat om het Groene Assenkruis, gevormd door de groenzones rondom de sportvelden en volkstuinen langs de Melis Stokelaan en de Dedemsvaartweg en de groene randen langs Lozerlaan, Escamplaan en Meppelweg. Bij de inrichting van deze gebieden dient met ecologische factoren dan ook rekening te worden gehouden.

Afvalwater en riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater. In het gebied bevindt zich geen rioolpersleiding.

3.5.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

In de nota wordt voor wat betreft Bouwlust alleen gewezen op de mogelijkheid van een P&R voorziening aan het eind van lijn 9. De gemeente heeft besloten om eerst de P&R-locatie Uithof te ontwikkelen en afhankelijk van het gebruik van deze locatie eventueel andere locaties te ontwikkelen.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0020.jpg"

De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.

In de paragraaf Verkeer en infrastructuur zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

Voor het openbaar vervoer in het plangebied is van belang de aanpak van lijn 9 om deze lijn geschikt te maken voor opnamen in het Netwerk Randstadrail. De RandstadRail-voertuigen en de nieuwe tramvoertuigen zijn breder dan de huidige trams. Er vinden diverse aanpassingen plaats aan haltes, sporen, bovenleidingmasten en in de omgeving van het spoor om de nieuwe tramvoertuigen in te kunnen zetten op de lijn. Het reizigersgemak neemt toe door bredere voertuigen met meer zitcapaciteit, een gelijkvloerse instap en actuele reisinformatie op de haltes. Het resultaat van de maatregelen is dat de reistijd van de reizigers wordt verkort, de omloopsnelheid van de voertuigen vergroot en de afwijking van de aankomsttijden beperkt, waardoor de regelmaat en stiptheid verbetert.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0021.jpg"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0022.jpg"

Het plangebied heeft een goede fietskwaliteit doordat op alle doorgaande wegen fietsvoorzieningen aanwezig zijn in de vorm van stroken of paden.

Het beleidsvoornemen tot aanleg van sterroutes voorziet ook in aantakking van de Melis Stokelaan aan de sterroute van de binnenstad naar Wateringseveld.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” (Rv 166 - 2009; RIS 168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zijn recent ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in de bijlage Nota Parkeernormen Den Haag opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

3.7 Wonen

3.7.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (Rv 132 - 2009; RIS 167788) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Elke sfeer dient ook de meer kwalitatief bijpassende woningen te krijgen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur.

Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare wijken krijgt de verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Bouwlust

De ontwikkelingsrichting voor het plangebied zoals opgenomen in de Haagse Woonvisie is (modern) groenstedelijk wonen, met als woonsfeer 'groen en ontspannen wonen in de stad'. Dit houdt in dat we in dit vernieuwingsgebied de populariteit van het groenstedelijk milieu aangrijpen om een positief woonimago tot ontwikkeling te brengen in de vorm van meer ruimte voor grondgebonden woningen. Op project- en woningniveau dienen de vraag en de specifieke woonwensen van (groen)stedelijk georiënteerde huishoudens centraal te staan.

Bouwlust heeft een zwakke positie op de Haagse woningmarkt als gevolg van een incourante woningvoorraad (overwegend kleine portiekappartementen met weinig comfort). Om te kunnen voldoen aan de toekomstige woningvraag is de fysieke aanpak van de woningvoorraad in combinatie met het verbeteren van de woonomgeving noodzakelijk. De wijk zal gevarieerder van opzet moeten worden waardoor buurten met een meer eigen karakter ontstaan.

Het plangebied is daarom in de Haagse Woonvisie aangewezen als herstructureringsgebied waarmee wordt ingezet op het (verder) versterken van de wijk. De woningvoorraad is al voor een deel vernieuwd en verbeterd de afgelopen jaren. De komende tijd ligt de focus op het continueren van de stedelijke vernieuwing in deze wijk. Dit zal meer dan in het vorige decennium gebeuren via ingrijpende verbetering van de woonkwaliteit van de bestaande woningvoorraad (woontechnische verbeteringen en energiebesparende maatregelen), maar ook d.m.v. particulier opdrachtgeverschap (vrije kaveluitgifte voor nieuwbouw) en via (sloop) nieuwbouw van corporatiebezit. Dit laatste onder andere via activiteiten van de Wijkontwikkelingsmaatschappij Den Haag Zuidwest (WOM).

3.7.2 Actieplan Krachtwijken

Als onderdeel van het beleid van minister Vogelaar (Wonen, Wijken en Integratie) sloegen gemeenten en het Rijk in 2008 de handen ineen om aan de slag te gaan in veertig wijken, waarvan vier Haagse wijken: de Stationsbuurt, de Schilderswijk, Zuidwest en Transvaal. In deze wijken was sprake van een cumulatie van fysieke, sociale en economische problemen. De problematiek in (delen van) deze wijken was tweemaal zo groot als gemiddeld in Den Haag.

Samen met partners in de wijken zoals woningbouwcorporaties, maatschappelijke instellingen, bedrijven en bewoners is beoogd over een periode van 10 jaar een stevige impuls te geven aan het oplossen van de meest dominante problemen. Als onderdeel van de eerste fase van de wijkaanpak leidde een inventarisatie in 2007 tot een gemeenschappelijke aanpak voor de Haagse krachtwijken die de basis vormde voor het maatregelenpakket.

In oktober 2011 vond een herprioritering plaats ten gevolge van het veranderende Rijksbeleid en de economische situatie. In grote lijnen hield de herprioritering in dat er in de tweede fase 15 miljoen euro werd ingezet voor urgente problemen in de wijken. Dit leidde tot de volgende vijf pijlers in de tweede fase:

  • 1. Schoon en handhaving: de bewoners en bedrijven aan zet;
  • 2. Jongeren en onderwijs: brede buurtschool programma;
  • 3. Multiprobleemgezinnen: huis aan huis aan het werk;
  • 4. Economie en werk: ruimte voor ondernemers en jongeren;
  • 5. Leefbaar wonen: de Deal Schilderswijk.


Op het beleidsterrein wonen vindt het kabinet het belangrijk dat wooncarrières in de wijken mogelijk worden gemaakt en dat er voor de lagere inkomens voldoende betaalbare huisvesting is van goede kwaliteit. Daarom is het bevorderen van een gevarieerde, kwalitatief goede woningvoorraad met daarbij aandacht voor de leefbaarheid in de wijk (voldoende voorzieningen en woningen voor ouderen en kwalitatief groen en openbare ruimte) van groot belang. Deze kwaliteiten zullen in dit bestemmingsplan dan ook zoveel mogelijk gewaarborgd blijven of juist mogelijk worden gemaakt. 

3.7.3 Werkwoningen

De werkwoning is een flexibel woonconcept waarbij de werk-, bedrijfs- of praktijkfunctie is gekoppeld aan of geïntegreerd in de woonfunctie. De werkwoning komt ook voor onder de naam atelier- bedrijfs-, of praktijkwoning. In de nota 'werkwoningen in de Haagse regio' (Commissiebrief - 2000; RIS 72582) worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor werkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, en gebieden langs doorgaande wegen en langs spoorwegen. Atelierwoningen bevinden zich langs een deel van De Rade.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan.

3.8 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (Rv126 - 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).

Daarnaast is ook veel veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.

3.8.1 Bedrijven

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.

De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.

In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.

Een aparte staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).

Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

De bedrijvigheid in Zuidwest is met name kleinschalig van karakter, consumentverzorgend gericht op Zuidwest. In Zuidwest zal voldoende ruimte voor deze bedrijvigheid in de plannen worden opgenomen. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld drukkerijen, schildersbedrijven, loodgieters, kappers, fysiotherapeuten, logopedisten, schoonheidssalons en zonnestudio’s.
In Bouwlust lenen winkelpanden die niet meer tot de hoofdwinkelstructuur behoren, zich goed voor functiemenging.

Er is slechts één kantoorpand in Bouwlust. Er zijn geen nieuwe kantoren toegestaan.

3.8.2 Detailhandel


Provinciaal beleid

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Het provinciale detailhandelsbeleid, binnen de VRM vastgelegd in het Programma Ruimte, is erop gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Dit ter voorkoming van verdere leegstand en het disfunctioneren van de structuur.

De provinciale detailhandelsstructuur bestaat uit drie categorieën: 'te ontwikkelen centra' (de Haagse binnenstad), 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvatten het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.

Te optimaliseren centra

De andere aankoopplaatsen met een bovenlokale functie krijgen de status 'Optimaliseren' volgens het 'nee-tenzij-principe'. Dit betekent dat gewerkt wordt aan de verbetering van de (concurrentie)positie met alle denkbare middelen, in principe zonder netto toevoeging van winkelmeters. Een eventueel beperkte uitbreiding van winkelmeters staat in het teken van structuurverbetering van het centrum.

Overige aankoopplaatsen

De overige aankoopplaatsen zullen veelal niet in omvang kunnen groeien omdat zij soms minder toekomstperspectief hebben. Zij komen dan in aanmerking voor herstructurering (facelift, herprofilering of functieverandering) met aandacht voor de leefbaarheid van kleine kernen en buurten. Voor deze categorie centra kan eventuele groei van het winkeloppervlak in de volgende drie situaties aan de orde zijn:

  • 1. Mede uit het oogpunt van leefbaarheid, kan dynamiek in de dagelijkse sector binnen de bestaande structuur in principe ruimte worden geboden.
  • 2. Het voorzieningenniveau houdt logischerwijs niet altijd gelijke tred met de bevolkingsgroei. Een sterke bevolkingsgroei (die recent plaats heeft gevonden of aanstaande is) kan daarom een rechtvaardiging bieden voor een beperkte toename van het winkelvloeroppervlak.
  • 3. Saldering als gevolg van herstructurering kan tot slot eveneens een reden zijn voor een beperkte toename van het winkelvloeroppervlak.


Indien een ontwikkeling bovengemeentelijke effecten met zich meebrengt, is regionale afstemming nodig. De provincie beoordeelt de toelichting op het bestemmingsplan waarin de uitkomsten van deze regionale afstemming zijn opgenomen.


Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft in november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.

Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden. Per 1 januari 2015 is deze taak overgegaan op de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:

  • 1. Samenhang en complementariteit in de voorgestelde detailhandelsstructuur.
  • 2. Optimalisering/uitbreiding van een winkelgebied mag niet leiden tot een andere verzorgingsfunctie binnen de structuur (lokaal, regionaal, bovenregionaal).
  • 3. Ruimtelijke concentratie van winkelvoorzieningen.
  • 4. Behoud en versterking van de bestaande winkelstructuur. Primaire locaties zijn de bestaande winkelconcentratiegebieden.
  • 5. Bewaken evenwicht detailhandel tussen centrumgebieden en grootschalige concentraties.
  • 6. Het behouden van een gezond perspectief voor de kernverzorgende centra en de stadsdeel-, wijk- en buurtwinkelcentra.
  • 7. Streven naar multifunctionaliteit en de integratie van detailhandel met andere functies.
  • 8. Structuurverstorende effecten op bestaande winkelconcentratiegebieden zijn niet toelaatbaar.
  • 9. Initiatieven dienen de bestaande identiteit, positionering en profilering van winkelgebieden te versterken en de aantrekkelijkheid te vergroten.

Gemeentelijk beleid

De Detailhandelsnota Den Haag (Rv 112- 2005; RIS127850) geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Hoofdwinkelstructuur

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (Rm 54 - 2014; RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2. Sinds de vorige monitor uit 2009 zijn er acht winkelgebieden afgevallen en zes nieuwe bijgekomen.

In Bouwlust behoren de winkelgebieden 'De Stede' en 'Bouwlustlaan' tot de hoofdwinkelstructuur. De Stede scoort in de detailhandelsmonitor bovengemiddeld op de aspecten omvang van het winkelgebied en bereikbaarheid. Het winkelcentrum heeft een stevige positie ten opzichte van het stadsdeelcentrum Leyweg.
Het kleinere winkelcentrum Bouwlustlaan ligt op een steenworp afstand van De Stede en profiteert daarmee van de combinatiebezoeken. Buiten deze hoofdwinkelstructuur zijn nog hier en daar winkels gevestigd in de voormalige buurtwinkelcentra of op een solitaire locatie, zoals de supermarkt aan de Langestede.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.

Ambulante handel

Ambulante handel is onder te verdelen in warenmarkten, kiosken en straathandel/venten. Omtrent de ambulante handel op vaste standplaatsen buiten warenmarkten, merkt de Detailhandelsnota op dat het in winkelstraten de levendigheid vergroot en daarop een belangrijke aanvulling kan zijn. De nota streeft een beperkt aantal standplaatsen per winkelconcentratie na. De ambulante handel wordt niet via dit bestemmingsplan geregeld, maar via de Straathandelsverordening Den Haag.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.

3.8.3 Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 ((RV 16; RIS 249287) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.
Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.

Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de zgn. horecaconcentratiegebieden.

Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.
Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

In winkelgebieden heeft horeca een ondersteunende functie op het winkelaanbod. Medio 2013 is de notitie 'Verhouding detailhandel – horeca in winkelstraten' vastgesteld. Hierin is aangegeven dat wanneer het percentage uit de Toekomstvisie van maximaal 30% horecavestigingen wordt vertaald in concrete aantallen dit veelal aan de hoge kant is. Daarom is nadere invulling gegeven aan de Toekomstvisie door het percentage horecavestigingen in winkelstraten vast te stellen op maximaal 20%.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.

3.9 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

3.9.1 Onderwijs

Het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010 'Haagse klasse(n)' biedt een richtinggevend kader ten behoeve van schoolbesturen (Rv 164 -2005; RIS 131462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

Voor het stadsdeel Escamp is in 2011 een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs opgesteld (RIS 181969).

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of wordt verplaatst, moet ook de huisvesting van de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

In het plangebied zijn op zes plaatsen basisscholen gevestigd, zie paragraaf 2.5.3.

Kinderopvang

De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001);
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk);
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen;
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.

Ondanks de verminderde behoefte aan kinderopvang blijft het uitgangspunt dat nieuwe bestemmingsplannen, indien dit planologisch aanvaardbaar en wenselijk is, kinderopvang mogelijk maken op daarvoor geschikte locaties die voortkomen uit bovengenoemde criteria.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.

3.9.2 Welzijn en zorg

De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn opgenomen in het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning 'Zorg voor elkaar' 2011-2014 (Rv 66 - 2011; RIS 180162). Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat Hagenaars actief deelnemen en voor elkaar klaarstaan, zich inzetten voor een ander, de buurt of een vereniging.

Het Meerjarenbeleidsplan heeft het karakter van een kadernota, waarin in grote lijnen de missie, hoofddoelen, centrale thema’s en het financiële raamwerk worden geschetst. Het vormt daarmee de paraplu voor verschillende (nog op te stellen) uitvoeringsprogramma’s, waarin de kaders per beleidsgebied worden vertaald in concrete doelen, activiteiten, tijdsfaseringen en financiële middelen.

De volgende hoofddoelen zijn geformuleerd:
1. Het bevorderen van de participatie van Hagenaars;
2. Het ondersteunen van de meest kwetsbare Hagenaars.

Bij participatie gaat het om het aanbieden van faciliteiten om deelname van Hagenaars in wijken
& buurten én in stedelijke netwerken te bevorderen. Bij ondersteuning gaat het om het bieden van
voorzieningen voor Hagenaars in kwetsbare posities, om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.

3.9.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.


Buurthuis van de Toekomst

Het college wil accommodaties in de stad optimaal benutten door verschillende functies met elkaar te combineren zoals bibliotheken, zorg, welzijn, onderwijs en sport. Daarnaast wil het college de kracht van onder meer sportverenigingen beter benutten voor behoeften en vraagstukken uit de buurt. In het Buurthuis van de Toekomst werken sportclubs, scholen, culturele instellingen en andere organisaties in de wijk met elkaar samen.

In Bouwlust is begin 2014 nog geen Buurthuis van de Toekomst aanwezig. In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.

3.9.4 Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.

3.10 Cultuur en ontspanning

De gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Periodiek staat de gemeente –evenals het rijk- uitgebreid stil bij de stand van zaken van de kunst en cultuur in Den Haag waarbij de verdeling van de financiële middelen voor de cultuursector integraal wordt afgewogen.

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

Voor het publiek minder zichtbaar maar voor het kunstklimaat niet minder belangrijk, wordt daarnaast op tal van plaatsen, in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. In de periferie van de binnenstad bevindt zich een concentratie van dergelijke plekken.

In het gebied Bouwlust bevinden zich 14 atelierwoningen aan De Rade 120-152. Deze atelierwoningen zijn eigendom van Haag Wonen en de toewijzing verloopt via Stroom Den Haag. In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze deze woningen zijn bestemd in het bestemmingsplan Bouwlust.

3.11 Sport en recreatie

3.11.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid (Rv 7 - 2011; RIS 177242) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige verantwoorde manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan Bouwlust.

3.11.2 Volkstuinen

De ' Nota Volkstuinen in Den Haag' (Rv 206 - 2008; RIS 156058) is opgesteld met als doel een beter beeld te krijgen van de huidige en toekomstige situatie van volkstuinen in de gehele stad en een advies op te stellen voor de (ruimtelijke) omgang met volkstuinen in Den Haag. Zo kan de Nota een handreiking bieden wanneer er sprake is van strijdige ruimteclaims. Naar verwachting zal de vraag naar volkstuinen op de middellange termijn eerder toe- dan afnemen. Handhaving van het huidige aanbod aan volkstuinen is dan ook het uitgangspunt van deze nota. Dit hoeft niet altijd handhaving van het aanbod op de huidige locaties te zijn. Volkstuincomplexen kunnen ook verplaatst worden, al dan niet met uitplaatsing van de bestaande verenigingen. Wanneer een volkstuincomplex bij ontwikkelingen wel op de huidige locatie kan blijven, maar niet volgens de huidige opzet, moet bekeken worden of het bestaande volkstuincomplex toch niet in te passen is. Dit kan bijvoorbeeld door het ruimtegebruik zo te optimaliseren dat er op een kleiner oppervlaak nog net zo veel, dan niet meer, volkstuinen gerealiseerd kunnen worden. Indien individuele volkstuincomplex echt niet meer op de huidige locatie kunnen blijven en ook niet herplaatst kunnen worden, is er nog de mogelijkheid van opheffing. Dit kan vrijwillig of door onteigening.

Aan de Meppelweg is een groot volkstuincomplex gelegen. Deze tuinen blijven in het bestemmingsplan Bouwlust gehandhaafd.

3.11.3 Spelen

De nota Spelen in de Stad (Cb 2008; RIS 155281) vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Uitgangspunt is dat 3% van de totale bebouwde oppervlakte bestemd is voor spelen. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. In het stadsdeel Escamp wordt met 12,4% ruim aan de norm vodaan.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 tot 150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 tot 600 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   > 750 m²  

Bronvergelijking: Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid, 2006.

In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:

  • 1. een centrale, sociaalveilige plek in de buurt, dus geen 'overhoek'
  • 2. woningen moeten gericht zijn op het spelen, sociale controle (belangrijk voor meisjes)
  • 3. speelruimte combineren met een ontmoetingsplek of groen
  • 4. verkeersveiligheid rondom een speelplek
  • 5. speelplekken dienen bruikbaar en toegankelijk zijn voor kinderen met en zonder handicap.


De bestaande speelplekken zijn opgenomen in paragraaf 2.5.4. In paragraaf 5.4 is opgenomen op welke wijze de speelplekken zijn bestemd in het bestemmingsplan Bouwlust.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen, water, bodem en gebiedsgericht milieubeleid.

4.2 Vormvrije Mer-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit Milieueffectrapportage in werking getreden. Essentie van de wijziging is dat voor de beoordeling of een activiteit m.e.r.-plichtig is (de activiteit komt voor in de D-lijst) niet kan worden volstaan met toetsing aan de drempelwaarde maar dat ook rekening moet worden gehouden met de criteria in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als gevolg hiervan zijn in de D-lijst nu richtwaarden (in plaats van drempelwaarden) opgenomen en is in het nieuwe besluit bepaald dat voor gevallen die onder deze richtwaarden blijven, een eenvoudige m.e.r.-beoordeling kan worden uitgevoerd die volledig op gaat in de moederprocedure (bijv. bestemmingsplan). Het nieuwe besluit is daarmee in overeenstemming gebracht met de Europese m.e.r.-richtlijn.

Onderhavig bestemmingsplan maakt twee ontwikkelingen mogelijk.

Op het perceel gelegen tussen de Bouwlustlaan, Marterrade, Wezelrade en Vossenrade worden drie bestaande vierlaagse portiekflats vervangen door circa 35 eengezinswoningen. Daarmee wordt het bestaande aantal woningen teruggebracht, waarmee de impact van deze woningen op het milieu verbetert. Voor dit deel van het plangebied geldt geen archeoloische verwachtingswaarde.

Uit de natuurtoets komt naar voren dat bij sloop een ontheffing nodig is voor het paarverblijf van de Gewone dwergvleermuis. Hiervoor zijn reeds mitigerende maatregelen getroffen. Effect op broedende vogels kan worden voorkomen door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, dan wel preventieve maatregelen uit te voeren om verstoring strikt te voorkomen. Met het toepassen van de overige mitigerende maatregelen kan het grootste deel van de natuurschade aan niet-ontheffingsplichtige soorten worden voorkomen waarmee de wettelijke zorgplicht zo optimaal mogelijk wordt ingelost. Ten aanzien van het aspect bodem geldt dat uit onderzoek naar voren is gekomen dat nabij de ontluchtingspijpen aan de zuidzijde van het appartementencomplex aan de Marterrade de grond en het grondwater over een oppervlak van maximaal 15 m2 sterk verontreinigd is met minerale olie. Dit geval dient te worden gesaneerd, alvorens de bodem geschikt is voor de toekomstige bestemming. De bodemkwaliteit op het overige deel van de onderzoekslocatie wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

Gelet op bovenstaande is een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling niet noodzakelijk.

Aan de Vredeoord 4 gaat het slechts om een zeer marginale ontwikkeling (zie ook paragraaf 5.3.1). Gelet op de omvang van deze ontwikkeling is een m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk.

4.3 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving en beleid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het beoordelen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk). De beoordeling van de externe veiligheid vindt in laatstgenoemd geval plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).

4.3.1 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als

ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

  • 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1 % letaliteitszone van de buisleiding
  • 2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

In de directe nabijheid van het bestemmingsplangebied zijn twee hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie gesitueerd:

  • Leiding 1; (A-617-KR-008), diameter van 12” en een werkdruk van 79,9 bar (net buiten het plangebied)
  • Leiding 2; (W-509-02-KR-008), diameter van 16” en een werkdruk van 40 bar (binnen het plangebied)

Door onderzoeksbureau AVIV is in 2011 een risico-inventarisatie gedaan, waarin de voornoemde leidingen zijn inbegrepen. Uit deze inventarisatie is naar voren gekomen dat het groepsrisico van de buisleidingen met kenmerk W-509-02 en W-509-04 kleiner is dan één tiende van de oriëntatiewaarde en het groepsrisico van de buisleiding met kenmerk A-617 0,18 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Daarmee is in de bestaande situatie het groepsrisico aanzienlijk lager dan de oriëntatiewaarde. Binnen het invloedsgebied van de leiding worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit houdt in dat het bestemmingsplan niet van invloed is op het groepsrisico. Het groepsrisico neemt dus met minder dan 10% (want niets) toe ten opzichte van de bestaande situatie. Daarmee is, gelet op het Besluit externe veiligheid buisleidingen, naar behoren gemotiveerd dat het plan op dit gebied voldoende waarborgen voor de externe veiligheid biedt en dat daarmee een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.

4.3.2 Transport over de weg

Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.

Stofcategorie
 
Invloedsgebied [m]  
LF1   Brandbare vloeistoffen (diesel)   45  
LF2   Brandbare vloeistof (benzine)   45  
GF3   Brandbare gassen (propaan, LPG)   355  
GT3   Toxisch gas (ammoniak)   560  
LT1   Toxische vloeistof (acrynitril)   730  
LT2   Toxische vloeistof (propylamine)   880  
LT3   Toxische vloeistof (acroleïne)   > 4.000  
LT4   Toxische vloeistof (methylisocyanaat)   > 4.000  

Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)

Tabel Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.

Basisnet

In het kader van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen definieert het Rijk momenteel een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruiksruimten voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. De gebruiksruimte is de maximale vervoersintensiteit waarmee, bij het maken van berekeningen, rekening gehouden moet worden.

De volgens de circulaire voor Den Haag aan te houden veiligheidsafstanden en de voor stofcategorie GF3 geldende gebruiksruimten staan in onderstaande tabel.

wegvak
 
Veiligheids-
zone [m]  
Gebruiksruimte GF3  
A4   Pr. Clausplein - gemeentegrens   13   4.000  
A4   Pr. Clausplein - Knp. Ypenburg   23   3.743  
A4   Knp. Ypenburg - afrit 12   0   1.000  
A12   Prins Clausplein - afrit 4   0   1.500  
A12   afrit 4 - afrit 3 (Bezuidenhout)   0   0  
A12   Prins Clausplein - Zoetermeer   0   1.500  
A13   Knp. Ypenburg - afrit 9 (Delft)   17   3.639  

Bron: Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (bijlage 2)

Tabel Veiligheidszones rijkswegen en referentiewaarden berekenen groepsrisico

Voor omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs wegen die deel uitmaken van het Basisnet kan de berekening van het plaatsgebonden risico (PR) achterwege blijven. Bij het Basisnet gelden namelijk bovenvermelde veiligheidsafstanden.

De geprojecteerde bestemmingen liggen ver buiten de veiligheidsafstanden voor de hierboven opgesomde wegen.

Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn de volgende trajecten beschouwd:

  • A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg (Z8)
  • A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9)
  • A4, tussen afslag Den Haag Zuid en afslag 13, Den Hoorn (Z10)
  • A12, tussen knooppunt Prins Clausplein en afslag 3 (Utrechtsebaan)
  • A13, tussen knooppunt Ypenburg en afslag Delft (Z29)
  • N44 tussen Wassenaar en de Benoordenhoutseweg

De vervoersfrequenties voor deze wegvakken staan in onderstaande tabel.

Traject
 
GF3   LT1   LT2   LT3   LT4  
N44 / Benoordenhoutseweg   575   0   0   0   0  
A12 / Utrechtsebaan   830   0   0   0   0  
Z8   2376   208   682   32   0  
Z9   281   0   88   0   0  
Z10   165   0   171   0   0  
Z29   2431   299   521   34   0  

Bron: Tellingen AVIV 2007 (databestand Rijkswaterstaat november 2011) en 2009 (A12)

Tabel Vervoersfrequenties gevaarlijke stoffen rijkswegen Den Haag

Op basis van de vervoersfrequenties wordt het maximale invloedsgebied bepaald. Voor de tracé's Z8 en Z9 van de A4 is het invloedsgebied 4 km (LT3) respectievelijk 880 m (LT2). Voor de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg is deze 355 m (GF3).

Het plangebied ligt buiten de maatgevende invloedsgebieden.

De Lozerlaan maakt deel uit van de, door de gemeenteraad vastgestelde, Route gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt binnen 200 m van de transportas van de Lozerlaan.

Adviesbureau AVIV heeft in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor de hele Route gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar bevindt zich op de weg. Er zijn daarom geen ruimtelijke beperkingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico.

Het voornoemd adviesbureau heeft ook het groepsrisico (GR) langs de Lozerlaan in beeld gebracht. De resultaten zijn grafisch gepresenteerd in Geoweb, een computerapplicatie in beheer bij het stadsgewest. Het groepsrisico is in 3 niveaus onderverdeeld, met als referentie de oriëntatiewaarde.

    • 1. Groepsrisiconiveau 1 (groen):GR < 0,1 x oriëntatiewaarde
  • Groepsrisiconiveau 2 (geel): 0,1 x oriëntatiewaarde < GR < 1,0 x oriëntatiewaarde
  • Groepsrisiconiveau 3 (rood): GR > 1,0 x oriëntatiewaarde

Voor het traject (1 km) langs het kwetsbare object geldt, in de huidige situatie, groepsrisiconiveau 1. De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen stelt dat bij het uitblijven van ontwikkelingen nadere verantwoording niet nodig is. Voor bestemmingsplan Bouwlust behoeft daarom geen risicobeoordeling externe veiligheid plaats te vinden.

4.3.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Delft-Leiden. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.

4.3.4 Inrichtingen

LPG - Tankstation

Net buiten het plangebied is een LPG tankstation gesitueerd aan de Lozerlaan 4. De vigerende milieuvergunning voor het LPG-tankstation aan de Lozerlaan 4 is verleend op 23 oktober 1995. De maximale doorzet bedraagt momenteel 999 m3. Daarnaast is een LPG-tankstation aan de Lozeraan 1555 gelegen.

Voor het beoordelen van beide inrichtingen worden conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) veiligheidscontouren in beschouwing genomen. Hiervoor geldt volgens tabel 1 van de REVI een tot kwetsbare objecten aan te houden veiligheidscontour van 45 m tot het vulpunt, 25 m tot het ondergrondse LPG-reservoir en 15 m tot de afleverzuil. Deze contouren liggen buiten het plangebied.

Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van beide LPG-tankstations.

Op 16 oktober 2009 heeft de minister van VROM opdracht gegeven aan een onderzoeksbureau om voor alle LPG-tankstations de knelpunten in kaart te brengen, waarbij de oriëntatiewaarde van het GR mogelijk wordt overschreden. Inmiddels zijn de resultaten van dit onderzoek bekend en voor beide LPG-tankstations wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. Bovendien zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd binnen het invloedsgebied van de LPG-tankstations. Daarom is het bestemmingsplan niet van invloed op het groepsrisico en heeft het daarmee geen gevolgen voor de mate waarin al dan niet de oriëntatiewaarde wordt overschreven (of in dit geval, onderschreden) en treedt bovendien geen verslechtering van het groepsrisico op.

Sporttainment Center De Uithof BV

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich Sporttainment Center De Uithof BV. Het invloedsgebied is cirkelvormig rond het emissiepunt van de machinekamer met een straal van circa 290 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0023.jpg"

Afbeelding 8: invloedsgebied (1%-letaliteit) ammoniakinstallatie De Uithof

Het plangebied ligt buiten deze contour. Het groepsrisico behoeft niet nader te worden verantwoord.

4.3.5 Voorlichting burgers bij (dreigende) calamiteit

In het kader van de 'wat doe je' campagne zijn folders gemaakt en voor het publiek beschikbaar gesteld via de stadsdeelkantoren en de brandweerkazernes in Den Haag. In deze folders wordt voor verschillende calamiteiten (brand, uitvallen nutsvoorzieningen) de te nemen maatregelen beschreven.

Het alarmeren van de bevolking vond tot voor kort plaats met behulp van sirenes en door middel van huis-aan-huis meldingen door de hulpdiensten, eventueel met een geluidswagen. Beide systemen hebben beperkingen: een sirene geeft geen informatie over de ramp, huis-aan-huis gaan of een geluidswagen inzetten kost tijd.

Sinds 11 juni 2012 kunnen bewoners van Den Haag snel geïnformeerd worden in geval van een (dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen door de inzet van NL-Alert.

NL-Alert is een nieuw waarschuwings- en alarmeringssysteem van de overheid voor de mobiele telefoon dat die beperkingen kan ondervangen. Door middel van cell-broadcasting kunnen bewoners in de nabijheid van een risicovol object tijdig worden gealarmeerd in geval van een (dreigende) calamiteit via een sms-bericht. NL-Alert beperkt zich niet alleen tot het waarschuwen maar meldt ook dát er iets aan de hand is en wat mensen moeten doen (bijvoorbeeld ramen en deuren sluiten). Via de meldkamer van de regionale Brandweer wordt het bericht naar de dichtstbijzijnde GPRS-zendmast gestuurd. Omdat het bericht naar een specifiek zendgebied wordt gestuurd, kan informatie toegesneden op de situatie worden geleverd.

De bevolking alarmeren met korte teksten naar mobiele telefoons is nieuw. De TU Delft heeft daarom via een webexperiment onderzocht wat voor type alarmberichten het duidelijkst en effectiefst zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat de berichten kort zijn. Om de ontvanger van een bericht tot actie te bewegen is van belang om in het tekstbericht de locatie van de (dreigende) ramp te vermelden.

NL-Alert en cell-broadcasting zijn nog geen bekende begrippen. Bekendheid met de techniek is een voorwaarde, zodat de bevolking weet onder welke omstandigheden een bericht op een mobiele telefoon kan worden ontvangen. In juni 2012 is in Haaglanden een voorlichtingscampagne gestart. Inmiddels is E-Alert op 8 november 2012 in heel Nederland ingevoerd. Het systeem wordt via de landelijke publiekscampagne 'NL-Alert Direct Informatie bij een noodsituatie' onder de aandacht van (Haagse) burgers gebracht. Informatie over de werking van het alarmeringssysteem en de geschiktheid van een mobiele telefoon voor het ontvangen van E-alerts is te vinden op de volgende webpagina:

http://www.nederlandveilig.nl/nl-alert/.

4.3.6 Advies Veiligheidsregio Haaglanden

De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro) de Veiligheidsregio Haaglanden om advies gevraagd.

Advies

De Veiligheidsregio geeft aan dat het plangebied in de nabijheid ligt van dievrse risicobronnen met opslag, het transport van gevaarlijke stoffen, namelijk de Lozerlaan, drie hogedruk aardgastransportleidingen en twee LPG-tankstations. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Gezien het ongewijzigde aantal personen zal er geen significante verandering van het groepsrisico zijn. Om de effecten van incidenten te beperken en de zelfredzaamheid van de aanwezigen te verbeteren, adviseert de Veiligheidsregio de volgende maatregelen binnen de invloedsgebieden van de risicobron:

  • 1. afschakelbare ventilatie;
  • 2. vluchtweg van risicobron af;
  • 3. voorbereiding interne organisatie;
  • 4. risicocommunicatie.

Beoordeling maatregelen

  • 1. Voor de onder 1 genoemde maatregel geldt dat het al dan niet plaatsen van een technische voorziening een afweging is die op bouwplanniveau moet plaatsvinden. Nieuwbouwplannen zullen worden voorgelegd aan de Veiligheidsregio.
  • 2. De genoemde maatregel kan verankerd worden in het bestemmingsplan. Daartoe wordt een nadere eisenregeling in de bestemmingen Wonen - 1 en Maatschappelijk - 1 opgenomen, ertoe strekkende dat het college nadere eisen kan stellen aan de situering van vluchtwegen.
  • 3. Het op de hoogte zijn van de gebruikers van de panden binnen het plangebied van de risico's van de route gevaarlijke stoffen kan positief bijdragen aan de veiligheid. De gemeente zal zich inspannen om hen op de hoogte te stellen van de risico's en hoe gehandeld moet worden bij een incident.
  • 4. Bij de besluitvorming over de het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid heeft de gemeenteraad besloten het geformuleerde risicocommunicatiebeleid van Haaglanden te volgen. Onderdeel van dit beleid is onder andere de risicocommunicatiecampagne 'Wat doe je?’. Meer informatie over deze campagne is opgenomen in paragraaf 4.3.5.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. De geluidsgevoelige gebouwen, naast woningen zijn:

  • een onderwijsgebouw;
  • een ziekenhuis;
  • een verpleeghuis;
  • een verzorgingstehuis;
  • een psychiatrische inrichting;

Daarbij is niet elke ruimte geluidsgevoelig. Voor onderwijsgebouwen gaat het bijvoorbeeld alleen om les- en theorielokalen.

Als geluidsgevoelig terrein worden aangewezen:

  • een woonwagenstandplaats;
  • een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer.

Wegverkeers- en spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven in het kader van de Wet Geluidhinder niet in het onderzoek te worden betrokken. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden deze echter wel betrokken in akoestische onderzoeken.

4.4.1 Wettelijk kader

In het Besluit geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in buitennormen (geluidbelasting op de gevel) en binnennormen (binnenwaarde). De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.

Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder

Het college van de gemeente Den Haag heeft ten behoeve van het vaststellen van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden een flankerend beleid, vastgelegd in ‘Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder, definitief, februari 2010’ vastgesteld.

Hierin zijn samengevat de volgende uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor onderhavig project en bestemmingsplan:

  • Hoofddoelstelling van het geluidbeleid is het zoveel mogelijk beperken en verminderen van het aantal (ernstig) geluidgehinderden. Het uitgangspunt van de Wgh is dat de verlening van een ontheffing hogere grenswaarde geen regel maar uitzondering is. Daarbij moet wel worden aangetekend dat het in een stad als Den Haag regelmatig niet mogelijk of doelmatig zal blijken geluidsreducerende maatregelen door te voeren tot de voorkeursgrenswaarde en zal regelmatig gebruik moeten worden gemaakt van de ontheffingsmogelijkheid die de wet biedt;
  • Wanneer een hogere grenswaarde noodzakelijk is, dan wordt deze niet hoger vastgesteld dan voor de betreffende situatie nodig is;
  • Bronmaatregelen hebben de voorkeur boven overdrachtsmaatregelen;
  • Ontheffingsbesluiten worden altijd bij een bestemmingsplan gevoegd zodat duidelijk is met welke randvoorwaarde de verdere uitwerking van een plan rekening moet worden gehouden;
  • Een hogere grenswaarde kan wettelijk alleen worden verleend als de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting. In het Actieplan Omgevingslawaai (2009) heeft het College een zogenaamde plandrempel van 68 dB vastgelegd. Overschrijding van deze plandrempel wordt door het College in bestaande situaties ongewenst geacht en is aanleiding tot het treffen van maatregelen om de geluidsbelasting terug te dringen. Om te voorkomen dat in de toekomst nieuwe overschrijdingen van de drempelwaarde ontstaan (en dus saneringssituaties ontstaan waar achteraf maatregelen moeten worden getroffen), werkt de plandrempel ook door in het hogere grenswaardenbeleid. Een directe doorwerking van de plandrempel van 68 dB als maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting leidt voor bouw- en bestemmingsplannen in hoogbelaste gebieden echter tot ongewenste knelpunten en een blokkade voor deze plannen. Om tegemoet te komen aan plannen in hoogbelaste gebieden wordt de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting gesteld op 69,5 dB.
4.4.2 Akoestisch onderzoek

Door het Ingenieursbureau Den Haag is onderzoek gedaan naar wegverkeerslawaai (het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een spoorlijn) voor de ontwikkeling op het perceel gelegen tussen de Bouwlustlaan, Marterrade, Wezelrade en Vossenrade. Dit onderzoek is bij dit bestemmingsplan gevoegd en maakt daar onderdeel van uit (zie bijlage 1).

Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting door de zoneringsplichtige Meppelweg en Bouwlustlaan ter hoogte van de beoogde nieuwbouw, lager ligt dan de voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder. Wat betreft de gecumuleerde geluidsbelasting wordt de daarvoor gehanteerde plandrempel van 69,5 dB ter hoogte van deze nieuwbouw niet overschreden. De ontwikkeling van het kavel is inpasbaar binnen het kader van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder, zonder dat daarvoor ontheffingen van de voorkeursgrenswaarde aangevraagd hoeven te worden.

Binnen het plangebied worden geen andere geluidsgevoelige functies toegevoegd of reconstructie van (spoor)wegen mogelijk gemaakt.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Het bestemmingsplan 'Bouwlust' betreft een grotendeels conserverend bestemmingsplan waarin slechts twee kleine ontwikkelingen zijn opgenomen. Voor de ontwikkeling van het multifunctioneel centrum aan Vredeoord 4 geldt dat de extra ruimte die met dit bestemmingsplan wordt geboden zeer marginaal is. Voor de ontwikkeling van de eengezinswoningen op het perceel gelegen tussen de Bouwlustlaan, Marterrade, Wezelrade en Vossenrade is het aantal eengezinswoningen dat mogelijk wordt gemaakt kleiner dan het bestaande aantal woningen. Op grond van deze overwegingen kan reeds zonder detailonderzoek worden vastgesteld dat het bestemmingsplan voldoet aan de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteit staat derhalve de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.

4.6 Groen

4.6.1 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen. Er bevinden zich geen Natura-2000 gebieden in of nabij het plangebied.

4.6.2 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden.

Gelet op het laag-dynamische karakter van het bestemmingsplan kan met toetsing aan de Flora- en Faunawet bij de vergunningverlening worden volstaan. Daarbij is met name het volgende aandachtspunt van belang. Bij sloop van gebouwen mogen geen verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels worden verstoord. Sloopwerken dienen bij voorkeur in de periode tussen half september en half november te worden uitgevoerd. Voordat er werkzaamheden plaatsvinden, dienen de flora en fauna nader onderzocht te worden middels een zogenaamde quickscan. Wanneer werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van beschermde soorten, dient een ontheffing aangevraagd te worden.

Voor de ontwikkeling op het perceel gelegen tussen de Bouwlustlaan, Marterrade, Wezelrade en Vossenrade is een Natuurtoets Flora en Fauna uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat er behalve onbeschermde en licht beschermde soorten van tabel 1 AMvB, in het plangebied als juridisch zwaar beschermde soorten broedvogels ( cateogrie Vogels) te verwachten zijn en is er in een te slopen bouwblok een paarverblijf van Gewone dwergvleermuis aanwezig (tabel 3 AMvB). Voor het paarverblijf van de Gewone dwergvleermuis is bij sloop een ontheffing nodig, waarbij mitigerende maatregelen moeten worden getroffen. Tijdelijke mitigerende maatregelen zijn in 2011/2012 getroffen door het plaatsen van vleermuiskasten in de omgeving. Deze kasten zijn nog steeds aanwezig. In de nieuwbouw worden permanente maatregelen getroffen om vleermuizen een verblijfplaats te bieden.

Effect op broedende vogels kan worden voorkomen door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, dan wel preventieve maatregelen uit te voeren om verstoring strikt te voorkomen. Hiervoor is onder die voorwaarde géén ontheffing vereist.

Met het toepassen van de overige mitigerende maatregelen kan het grootste deel van de natuurschade aan niet-ontheffingsplichtige soorten worden voorkomen waarmee de wettelijke zorgplicht zo optimaal mogelijk wordt ingelost. Het volledige natuuronderzoek is opgenomen in bijlage 3.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Plangebied

Binnen het plangebied en in de direct omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodem bedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om garagebedrijven, tuinbouwbedrijven, benzineservicestations, een drukkerij, een leerlooierij en een petroleumdetailhandel. Verder zijn bij meerdere gebouwen ondergrondse huisbrandolietanks bekend. De meeste van deze tanks zijn reeds gesaneerd.

Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op twee locaties (Langestede 4-6 en Veldzicht 136) is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Beide gevallen zijn reeds gesaneerd. Ter plaatse van Langestede 4-6 is een restverontreiniging aanwezig in de grond onder de bebouwing. Voor deze locatie geldt een gebruiksbeperking (het in stand houden van de bebouwing). Ter plaatse van Veldzicht 136 is de verontreiniging volledig verwijderd en zijn geen gebruiksbeperkingen aanwezig.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Voor de ontwikkeling op het perceel gelegen tussen de Bouwlustlaan, Marterrade, Wezelrade en Vossenrade is reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat nabij de ontluchtingspijpen aan de zuidzijde van het appartementencomplex aan de Marterrade de grond en het grondwater over een oppervlak van maximaal 15 m2 sterk verontreinigd is met minerale olie. De sterke verontreiniging is aangetoond in de bodemlaag van 1,2 tot 2,2 m-mv, waarmee de omvang van de sterke verontreiniging wordt geschat op maximaal 15 m3. De verontreiniging is zeer waarschijnlijk gerelateerd aan een ondergrondse tank. Op de onderzochte locatie is geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging met minerale olie.

Het niet ernstig geval van bodemverontreiniging nabij de ontluchtingspijpen dient te worden gesaneerd, alvorens de bodem geschikt is voor de toekomstige bestemming. De bodemkwaliteit op het overige deel van de onderzoekslocatie wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin). Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) is gelegen in zone B2 en gemiddeld licht verontreinigd is met kwik en matig met PCB. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gelegen in zone 02 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.

4.8 Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid (2005) dat werd geïntroduceerd in het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006. Het gebiedsgericht milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied waardoor de kwaliteiten van dat gebied verbetert of beter beschermd kunnen worden.

Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip moeten hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengde gebieden met accent op wonen ('gemengd wonen'), gemengde gebieden met accent op werken ('gemengd werken'), verkeersinfrastructuur, groene hoofdstructuur en water.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Wonen'. Woongebieden zijn min of meer monofunctionele gebieden. De voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Hierbij moet gedacht worden aan onder andere winkelvoorzieningen, scholen, buurtcentra en kleinschalige bedrijvigheid aan huis. De verkeersinfrastructuur is ingericht voor bestemmingsverkeer, waarbij voetgangers en fietsers de ruimte hebben. Grote verkeersaders zijn niet aanwezig.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Bouwlust behoort tot het gebiedstype Wonen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de volgende milieuambities richtinggevend.

thema   welke ambitie is vastgelegd?   wordt de ambitie in het plangebied gerealiseerd?   toelichting  
bodem   extra   gedeeltelijk   Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.  
externe veiligheid   maximaal   ja   Er vindt geen overschrijding plaats van de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico als gevolg van de gasleiding en het vervoer gevaarlijke stoffen.  
geluid   extra   ja   Het plan leidt niet tot een toename van de geluidbelasting bij geluidsgevoelige objecten.  
lucht   extra   ja   Het plan leidt niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit.  
mobiliteit   extra   ja   Het plan leidt niet tot een toename van het verkeersaanbod.  
schoon   extra   ja   Het plan leidt niet tot verslechtering.  
water   water dat behaagt   ja   Het plan leidt niet tot verslechtering van de waterkwaliteit.  
natuur   extra   ja   Het plan leidt niet tot verslechtering van de natuur  
klimaat   maximaal   ja   Bij eventuele ontwikkelingen, passend binnen de planregels is sprake van een zeer hoog ambitieniveau voor wat betreft de toepassing van energievoorzieningen en gebruik van duurzame bouwmatetrialen.  

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 worden de ontwikkelingen van de laatste jaren beschreven en in paragraaf 5.3 worden de in het plan opgenomen toekomstige ontwikkelingen aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.4 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.5 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Ontwikkelingen in laatste jaren

Door achterstallig onderhoud en het veranderen van de woonbehoeftes groeide de noodzaak om de bestaande woningvoorraad in Bouwlust te verbeteren. De afgelopen decennia zijn er daarom op grote schaal diverse herstructureringsprojecten gerealiseerd. In eerste instantie werd een aanzienlijk deel van de bestaande woningvoorraad voorzien van kunststof kozijnen en zijn de buitengevels voorzien van extra isolatie om het energieverbruik te verlagen.

Vanaf de jaren '90 is voor het eerst op projectmatige wijze sloop/nieuwbouw toegepast in Bouwlust. Als eerst in De Raden (Dassenrade/Hertenrade/Otterrade) en De Steden (Winkelstede/Middenstede), hier zijn veel vierlaagse portiekwoningen vervangen voor eengezinswoningen en maisonnettes. Dit kwam voort uit de wens voor meer differentiatie in woningtypologieën, om zo het homogene karakter qua architectuur van de wijk te doorbreken.

Omstreeks 1989 is ter gelegenheid van de 200.000ste woning in Den Haag het woningbouwfestival georganiseerd. Deze manifesteerde zich op een smalle langgerekte strook parallel aan de Dedemsvaartweg naar het stedenbouwkundig ontwerp van Kees Christiaanse. De bebouwing van de strook is zo transparant mogelijk gehouden, zodat bewoners van de aangrenzende woonwijken zicht houden op het groene gebied met sportterreinen en volkstuinen achter de nieuwe woningstrook. De anderhalve kilometer lange en circa dertig meter brede strook is verdeeld in drie segmenten, elk met een eigen type bebouwing variërend van bungalowwoningen tot appartementen in woontorens. Elk perceel is ontworpen door een andere architect waardoor er een gevarieerde mix van verschillende woontypes is ontstaan langs de Dedemsvaartweg.

De afgelopen 10 jaar heeft er sloop/nieuwbouw plaatsgevonden aan de Beresteinlaan/Zuiderzijde en omstreken. Langs de Beresteinlaan zijn appartementen gerealiseerd verdeeld over twee gebouwen van elk zes bouwlagen hoog. Hierachter zijn, gelegen tussen de Zuiderzijde en de Parkzijde, eengezinswoningen en vierlaagse herenhuizen gebouwd.

In dezelfde periode heeft er ook in De Raden grootschalige sloop/nieuwbouw plaatsgevonden aan de Dassenrade/Wolvenrade/Otterrade. Hier zijn tweelaagse eengezinswoningen gerealiseerd met optioneel de mogelijkheid om deze uit te breiden met een derde bouwlaag. Tezamen met de nieuwbouw is langs de Dassenrade extra waterberging gegraven waardoor de woningen hier nu aan een ruime waterpartij grenzen. Op de hoek van de Hermelijnrade en de Martelrade, parallel aan de Meppelweg, is recent het appartementencomplex 'Het Atrium' met 55-plus woningen gerealiseerd.

Niet alleen woningen maar ook voorzieningen zijn geherstructureerd of vernieuwd. Verzorgingstehuizen en scholen zijn gemoderniseerd zodat deze voldoen aan de eisen van deze tijd. Het voormalige bejaardentehuis op de hoek van de Vijverzicht/Vredenrustlaan is grondig gerenoveerd en doet nu dienst als multifunctioneel woon- en werkgebouw, genaamd Mixx-inn, voor met name jong volwassenen. Deze worden begeleid door diverse zorginstanties. In het gebouw zijn naast shortstay-woonunits ook een kinderopvang en een dagverblijf voor gehandicapten ondergebracht.

Ook in De Venen zijn voorzieningen ingrijpend gerenoveerd. Zo is er een nieuw onderwijsgebouw voor de Anne Frankschool gerealiseerd op de hoek van de Beresteinlaan/Hengelolaan. Het wijkpark achter de Anne Frankschool aan de Hengelolaan is opnieuw ingericht met sport en spel als thema. Aangrenzend aan het wijkpark, aan de Laagveen en de Hengelolaan, zijn ruime eengezinswoningen en maisonnettes gerealiseerd.

Ook de afgelopen jaren zijn er diverse nieuwe voorzieningen in het plangebied gerealiseerd. Zo heeft het moderne Wijkcentrum Bouwlust, ter vervanging van het gesloopte Kreade, zijn deuren geopend aan de Eekhornrade. Het nieuwe Wijkcentrum biedt onderdak aan alle wijkbewoners en beschikt over een sport- en theaterzaal waar tal van activiteiten worden georganiseerd.

Daarnaast zijn er recent drie geheel nieuwe schoolgebouwen opgeleverd voor De Opperd aan de Hengelolaan, de Anemaschool aan de Eindstede en de Nuts-school aan de Woonstede.

En is onlangs ook de nieuwbouw voor het Sophia Revalidatiecentrum aan de Melis Stokelaan opgeleverd. Deze laatste ontwikkeling is de eerste fase van een groot sloop/nieuwbouw project voor dit gebied. De tweede fase wordt verder toegelicht in paragraaf 5.3.1.

5.3 Toekomstige ontwikkelingen

Op verschillende locaties in het plangebied zijn recent plannen ontwikkeld. Om deze ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te kunnen maken via dit bestemmingsplan Bouwlust dienen deze ontwikkelingen voldoende concreet te zijn. Zo dienen stedenbouwkundige kaders bekend te zijn en dienen milieuonderzoeken uitgevoerd te zijn. Concrete ontwikkelingen worden beschreven in paragraaf 5.3.1.

Voor een groot deel van de ontwikkelingen geldt dat deze nog niet voldoende concreet zijn en daarom niet juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt in onderhavig bestemmingsplan. Indien deze ontwikkelingen voldoende concreet zijn, zal een separate procedure moeten worden doorlopen. In dat kader kunnen eventuele zienswijzen kenbaar worden gemaakt. Deze ontwikkelingen worden beschreven in paragraaf 5.3.2.

Tenslotte maakt het bestemmingsplan op verschillende locaties in het plangebied bebouwing in vijf bouwlagen en dakopbouwe mogelijk. In paragraaf 5.3.3 wordt hier verder op ingegaan.

5.3.1 Meegenomen in dit bestemmingsplan

Perceel Vredeoord 4
Ahi Evran, initiatiefnemer en eigenaar van het perceel gelegen aan de Vredeoord 4, wil op deze locatie een multifunctioneel centrum en gebedsruimte (moskee) realiseren. Het huidige gedateerde gebouw zal worden gesloopt. De benodigde grond van de aangrenzende openbare ruimte is inmiddels aangekocht en het nieuwbouwplan is gepresenteerd aan omwonenden. De nieuwbouw bestaat uit drie bouwlagen met accenten voor de koepel en 2 minaretten en wordt evenwijdig aan de portiekwoningen aan de 'lange' zijde van de Vredeoord gepositioneerd.

In het vigerend bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als 'Scholen en schoolterrein', echter kon het college bepalen dat ook andere openbare of bijzonder gebouwen zijn toegestaan als er aan scholen geen behoefte bestaat. Daarmee past de functie multifunctioneel centrum en gebedsruimte binnen het vigerend bestemmingsplan. De maximale toegestane hoogte van de bebouwing is twee bouwlagen en een kap(verdieping) en daarnaast geldt een bebouwingspercentage van 35%. Daarmee past de bouwmassa van het multifunctioneel centrum niet geheel binnen de regels van het vigerend bestemmingsplan.

Voor deze ontwikkeling is de bestemming Maatschappelijk - 1 opgenomen. Omdat het exacte bouwplan nog niet bekend is, is een flexibele bebouwingsregeling opgenomen: een bebouwingspercentage in plaats van een gedetailleerd bouwvlak en een maximale hoogte van 10 meter. Voor de minaretten geldt een afwijkende hoogte van 16 meter. De minaretten zullen niet gebruikt worden om door middel van geluid op te roepen tot gebed.

Parkeren

Het beleid van de gemeente is dat parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. Uitgaande van het beginselplan voor Vredeoord 4 bedraagt de parkeereis 65 parkeerplaatsen. Stedenbouwkundig is het mogelijk om 6 parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Dat zou betekenen dat voor de overige 59 parkeerplaatsen ontheffing moet worden gevraagd om te parkeren in de openbare ruimte. Deze mogelijkheid wordt geboden in artikel 29.2 onder e van de bestemmingsplanregels.

Bij de beoordeling van het beginselplan is ook bekeken of het verlenen van deze ontheffing mogelijk is. In dat kader is onderzoek gedaan. Maatgevend voor het bezoek aan de moskee is de middagperiode. Uit het genoemde onderzoek komt naar voren dat de parkeergelegenheid in een straal van 300 meter rond de locatie de parkeerdruk 78% is waardoor het volgens de regels van het parkeerbeleid acceptabel is om (een deel van) de parkeerbehoefte op de openbare straat op te lossen als het niet mogelijk is om op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aan te leggen. De relatief hoge parkeerdruk wordt vooral veroorzaakt omdat in de omgeving van de moskeelocatie bijna alle straten een tweerichtingsregime hebben. Indien eenrichtingsverkeer wordt ingesteld, dan stijgt de –legale- parkeergelenheid zodanig, dat zowel tijdens het piekmoment voor het moskeebezoek als in de avond/nachtperiode de parkeerdruk onder de 80% uitkomt. Het instellen van eenrichtingsverkeer blijkt in de praktijk nauwelijks tot niet tot een verminderde bereikbaarheid te leiden. Na een gewenninsperiode blijken automobilisten hun route zodanig aan te passen dat zeker op de wat langere afstanden er geen sprake is van extra rijtijd en/of kilometers.

In het kader van de omgevingsvergunningsprocedure voor de ontwikkeling aan Vredeoord 4 zal ook het parkeren nader worden uitgewerkt. Op voorhand kan al wel worden aangegeven dat de parkeerbehoefte van de moskee oplosbaar is.

Perceel Bouwlustlaan/Marterrade/Wezelrade/Vossenrade
Op het perceel gelegen tussen de Marterrade en de Wezelrade is de WijkOntwikkelingsMaatschappij (WOM) voornemens de vier bestaande vierlaagse portiekwoningen deels te slopen en te vervangen voor nieuwbouw en deels grondig te renoveren. De vierlaagse portiekwoningen direct grenzend aan de Bouwlustlaan worden gerenoveerd. Na renovatie biedt het pand ruimte aan appartementen voor starters. De overige drie vierlaagse portiekwoningen worden gesloopt. Na de sloop zullen circa 35 eengezinswoningen bestaande uit maximaal drie bouwlagen worden gerealiseerd langs de Marterrade en de Wezelrade. De reeds bestaande watergang langs de Vossenrade en dus grenzend aan het perceel van de nieuwbouw zal gehandhaafd blijven. Omdat de definitieve verkaveling voor de nieuwbouw nog in ontwerp is, is er voor deze ontwikkeling een flexibele bestemmingsregeling opgenomen.

Sophia fase 2 
Het Sophia revalidatiecentrum aan de Melis Stokelaan is recent opgeleverd en vormt de afronding van eerste fase van deze grootschalige sloop/nieuwbouw locatie. Naast het Sophia Revalidatiecentrum wordt een nieuw gebouw gerealiseerd bestaande uit drie bouwlagen waarin twee scholen samen in worden gehuisvest, te weten De Witte Vogel en De Piramide. Deze nieuwe ontwikkelingen passen al binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan en zijn bij de actualisering van het bestemmingsplan opgenomen op de verbeelding. Inherent gekoppeld aan de oplevering van fase 2 is een nieuwe inrichting voor de openbare ruimte. Rond de locatie zal een ruime groenstrook behouden blijven met wandel- en fietspaden. Daarnaast worden de bestaande watergangen verbreed en verfraaid om extra waterberging te kunnen realiseren.

5.3.2 Niet meegenomen in dit bestemmingsplan

Perceel Eindstede 2-4 
Na de realisatie van de nieuwbouw voor de Anemaschool is er een perceel vrijgekomen op de hoek van de Eindstede en de Vredenrustlaan waar mogelijk in de toekomst woningbouw gerealiseerd kan worden. De huidige plannen voor deze nieuwe ontwikkeling bevinden zich echter nog in een studiefase waarbij wordt onderzocht of, en zo ja in welke vorm, hier woningbouw gewenst is. Het plan is nog niet concreet genoeg en is daarom niet opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Lozerhof
Door de continue veranderingen in de zorgsector onderzoekt het Lozerhof naar nieuwe vormen van serviceverlening op gebied van wonen en zorg. Sloop/nieuwbouw van het verzorgingscomplex aan de Randveen is een optie die momenteel onderzocht wordt. Deze ontwikkelingen zijn ten tijden van de terinzagelegging nog niet concreet genoeg om op te kunnen nemen in het bestemmingsplan.

Winkelcentrum De Stede
De achterzijde van het winkelcentrum De Stede, langs de Vredenrustlaan en de Hazenrade wordt door velen als onprettig ervaren. De sociale veiligheid staat onder druk en daarmee de aantrekkelijk van het winkelcentrum. Om deze zorgen weg te nemen worden al geruime tijd plannen bedacht voor het bebouwen van de parkeerstroken aan de achterzijde van De Stede. Door het winkelcentrum een meer alzijdige uitstraling te geven, worden de achterkanten van de winkels aan het zicht onttrokken en wordt de levensvatbaarheid van het winkelcentrum als geheel versterkt.
Het realiseren van woningen in de vorm van appartementen lijkt hier het meest realistisch.
Op dit moment zijn er onderhandelingen gaande tussen de gemeente en een projectontwikkelaar.
Onderzocht wordt wat hier de meest gewenste invulling is. Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bevinden deze onderzoeken zich nog in een te prematuur stadium waardoor de nieuwe ontwikkelingen rond het winkelcentrum De Stede niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

5.3.3 Extra bouwlagen
5.3.3.1 Vijf bouwlagen

Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgt uit de structuurvisie en de agenda voor de Haagse Verdichting dat langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van minimaal vijf bouwlagen.

In Bouwlust zijn de Lozerlaan, Meppelweg, Dedemsvaartweg en de Melis Stokelaan gedefinieerd als doorgaande wegen. Hieraan is een bouwhoogte van minimaal vijf bouwlagen mogelijk. Daar waar dit nog niet het geval is wordt dit mogelijk gemaakt door de bouwhoogte te verhogen zodat vijf bouwlagen te realiseren zijn. Uitzondering hierop vormt de Dedemsvaartweg en de eengezinswoningen grenzend aan de Meppelweg.

De bebouwing aan de Dedemsvaartweg is naar aanleiding van het woningbouwfestival in de jaren '90 tot stand gekomen. In totaal zijn hier 45 projecten variërend in hoogte gerealiseerd. Het plan vormt als geheel een bijzonder stedenbouwkundig ensemble binnen Den Haag-Zuidwest waardoor het niet wenselijk is om langs de gehele Dedemsvaartweg minimaal vijf bouwlagen toe te staan.

De eengezinswoningen langs de Meppelweg zijn met de achterzijde richting de Meppelweg georiënteerd afgeschermd door een dichtbegroeide groenstrook. De entrees van de woningen bevinden zich aan de Meppelrade. De Meppelrade bestaat uit ruime tweelaagse eengezinswoningen met kap. Mede gezien de grootte van de woningen en de stedenbouwkundige ensemblewaarde van de Meppelrade als geheel is het niet wenselijk om de eengezinswoningen gelegen langs de Meppelweg te voorzien van minimaal vijf bouwlagen.

5.3.3.2 Dakopbouwen

De agenda voor de Haagse Verdichting voorziet naast de vijf bouwlagen ook in de verdichting van Den Haag door middel van dakopbouwen.

Uitgangspunt is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het stedenbouwkundig niet verantwoord is. Per bestemmingplangebied wordt een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. Bij deze stedenbouwkundige verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:

  • Straatprofielen: voldoende ruim om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen;
  • Binnenterreinen: voldoende maat;
    Hoogte stedelijke omgeving: (1) hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? En (2), behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij 2 of 3 bouwlagen in de bestaande situatie;
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte). Ook bij schuine daken worden dakopbouwen echter niet uitgesloten;
  • Ensemblewaarde: hier wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang.

Daarnaast is ook gekeken naar het grote corporatiebezit. Voor woningen waar naar verwachting de komende 10 jaar geen groot onderhoud plaats vindt en geen woningen uitgepond zullen worden en een dakopbouw dus niet reëel is, is besloten geen dakopbouwen mogelijk te maken.

Er zijn twee soorten dakopbouwen in dit bestemmingsplan opgenomen. In de eerste plaats is er de mogelijkheid opgenomen om op de bestaande bebouwing een extra bouwlaag van maximaal 3,50m hoogte te bouwen. De diepte (en mate van teruglegging ten opzichte van de voor- en achtergevel) van de mogelijke dakopbouwen wordt bepaald door het bezonningsonderzoek. Daarbij worden bouwblokken die architectonisch één geheel vormen als eenheid bekeken. Dit betekent dat de meest kritische maat uit het bezonningsonderzoek maatgevend is voor de rest van het bouwblok. Deze dakopbouwen zijn op de plankaart opgenomen met de aanduiding 'specfieke bouwaanduiding-dakopbouw 1' (sba-dob1).

Een tweede mogelijkheid is het geheel optrekken van een kapverdieping. Dit houdt in dat de kap één laag wordt opgetild, zodat een extra bouwlaag als tussenverdieping kan worden gebouwd.

In onderstaande tekening is schematisch aangegeven hoe de mogelijkheid voor het optrekken van een kap is verwerkt in de regels van het bestemmingsplan. Net als bij de dakopbouwen met platte daken is rekening gehouden met een extra bouwlaag van 3,50m hoogte. Dit betekent dat zowel de nok- als de goothoogte met 3,5m mogen worden verhoogd. Op de plankaart staan de mogelijkheden voor het optrekken van een kapverdieping aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - extra bouwlaag' (sba-exbl).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0189BBouwlust-50VA_0024.png"

5.3.3.3 Verantwoording parkeren

Berekenen parkeerbehoefte

In beginsel dient het parkeren bij bouwplannen op eigen terrein opgelost te worden maar in bestaand stedelijk gebied is dit vaak niet mogelijk. In de afwijkingsbevoegdheid in de regels van het bestemmingsplan kan onder omstandigheden van de parkeerbehoefte op basis van de parkeernormen worden afgeweken in de omgevingsvergunning.

Omdat zowel de nieuwe woningen in het kader van de vijf lagen langs doorgaande wegen als de dakopbouwen op bestaande woningen gerealiseerd worden is het nagenoeg niet mogelijk om bij de woning (extra) parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren.

Dakopbouwen worden uitsluitend gerealiseerd ter uitbreiding van de daaronder gelegen bestaande woningen. Door de vergroting van de woningen in volume moet in het worst-case scenario rekening worden gehouden met een toename in parkeerbehoefte van 0,3 parkeerplaats per toe te voegen dakopbouw. Bij aanvragen voor woningsplitsing na realisatie van dakopbouwen zal tot 10 jaar na verlening van de omgevingsvergunning niet worden meegewerkt (zie RIS 270113). Daardoor kan worden volstaan met een factor van 0,3.


Berekenen parkeerdruk

De parkeerdruk wordt gemeten door het aantal geparkeerde auto's (op maatgevende momenten) af te zetten tegen de beschikbare parkeercapaciteit. Parkeerplaatsen op de openbare straat kunnen benut worden om te voorzien in de parkeerbehoefte. Dat is wel afhankelijk van de parkeerdruk in de omgeving volgens de meest recente meting en de bijdrage aan de toe- of afname in de parkeerdruk als gevolg van de ontwikkeling.

Plangebied: Venen, Oorden en Raden

Uit onderzoek is gebleken dat in de buurten Venen, Oorden en Raden de totale parkeerdruk in januari 2015 om 04.00 u 74% bedraagt. Van de totale capaciteit van 2739 parkeerplaatsen waren er 2028 bezet. Als gevolg van de te realiseren dakopbouwen en extra bouwlagen zijn in de buurten Venen, Oorden en Raden zijn in totaal 258 extra parkeerplaatsen nodig in deze buurt. Wanneer deze benodigde parkeerplaatsen worden opgeteld bij de 2.028 bezette parkeerplaatsen, komt de totale bezetting na het realiseren van alle mogelijke uitbreidingen op 2.286 parkeerplaatsen. Dit is 83% van de 2.739 beschikbare parkeerplaatsen. Daarmee resteert een acceptabele parkeersituatie.

Plangebied: Zijden, Steden en Zichten

Voor de buurten Zijden, Steden en Zichten bedroeg de parkeerdruk ten tijde van het onderzoek 69%. Van de totale capaciteit van 2818 parkeerplaatsen waren er 1939 bezet. Uitgaande van een worst-case benadering zijn als gevolg van het realiseren van de dakopbouwen en extra bouwlagen in totaal 139 parkeerplaatsen extra nodig. Wanneer de benodigde 139 parkeerplaatsen worden opgeteld bij de 1939 bezette parkeerplaatsen, komt de totale bezetting na het realiseren van alle mogelijke uitbreidingen uit op 2078 parkeerplaatsen. Dit is 74% van de beschikbare parkeerplaatsen. Ook in dit deelgebied is sprake van een acceptabele parkeersituatie na het realiseren van de dakopbouwen.

5.3.3.4 Bezonning

Bij het mogelijk maken van dakopbouwen en extra bouwlagen is de mate van achteruitgang van de bezonning van belendende woonpanden een belangrijk aandachtspunt. Daarom is bij de opstelling van het bestemmingsplan een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door adviesbureau Peutz en is als bijlage 4 bijgevoegd. Doel van dit onderzoek is om de invloed van de bebouwing op de bezonning van de omliggende bebouwing in relatie tot de huidige bezonningssituatie in beeld te brengen. Daarbij is getoetst aan de specifieke bezonningsnorm van de gemeente Den Haag:

  • toetsingsdata 19 februari (/ 21 oktober) bij een minimale zonhoogte van 10 graden;
  • meting van de bezonning op 0,75 meter hoogte in het midden van de voor- en achtergevels (van de onderste woonlaag) van woningen in de directe omgeving van de nieuwbouw.

Na het uitvoeren van een basisonderzoek is een optimalisatieonderzoek uitgevoerd waaruit volgt welke mate van bebouwing van het dakvlak mogelijk is zodanig dat aan de Haagse bezonningsnorm wordt voldaan. In de Haagse bezonningsnorm is vastgelegd dat woningen, op bovengenoemde toetsinsdata en meethoogte, minimaal 2 uur zon moeten ontvangen. Daarnaast is in het door de raad vastgestelde beleid voor dakopbouwen een excessenregeling opgenomen. Deze regeling heeft als doel om te voorkomen dat er een excessieve afname van de bezonning op woningen plaatsvindt als gevolg van de realisatie van dakopbouwen. Hiervan is sprake bij een afname van de bezonningsduur van meer dan 50% op de normdata.

Naar aanleiding van de resultaten uit het bezonningsonderzoek, is de mogelijkheid voor de realisatie van enkele dakopbouwen komen te vervallen of is het dakoppervlak voor een dakopbouw niet volledig te benutten.

5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2500.

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP, bijlage 2, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Ruimtelijk beleid  
De Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet.   Het bestemmingsplan maakt geen uitbreiding van detailhandel of kantoren mogelijk.

Bestaande detailhandel is bestemd als:
- Detailhandel voor zover het gaat om de Aldi-supermarkt aan de Langesteden
- Gemengd - 1 voor zover het gaat om de gemeentelijke hoofdwinkelstructuur (Winkelcentrum De Stede en de winkelstrip aan de Beresteinlaan
- met een aanduiding 'detailhandel' voor zover het gaat om alle overige legale en fysiek aanwezige detailhandelsvestigingen in het plangebied.

Het enige bestaande kantoor in het plangebied (Stadszijde) is bestemd als Kantoor.  
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen   Zie hiervoor de toelichting in paragraaf 5.3.3. Bebouwing in vijf lagen is mogelijk gemaakt langs de Lozerlaan en Meppelweg door het opnemen van een maximale bouwhoogte op de verbeelding van ten minste 15 meter.  
De agenda voor de Haagse Verdichting voorziet naast de vijf bouwlagen ook in de verdichting van Den Haag door middel van dakopbouwen.   Zie hiervoor de toelichting in paragraaf 5.3.3. Dakopbouwen zijn mogelijk gemaakt door het opnemen de bouwaanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 1' en specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 2' op de verbeelding.  
Verkeer  
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie   De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is gericht op de hoofdverkeerswegen Lozerlaan en Meppelweg. De bestemming Verkeer - Straat ziet op alle straten in het plangebied: de Melis Stokelaan, Dedemsvaartweg en Hengelolaan.
Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied en Verkeer - Verblijfsstraat.  
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte   In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de parkeernormen die zijn opgenomen in bijlage 3 bij de regels.  
Wonen  
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen   De bestaande woningen zijn opgenomen in de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 2 en de diverse gemengde bestemmingen. Het bestemmingsplan maakt op het perceel tussen de Bouwlustlaan, Marterrade, Wezelrade en Vossenrade nieuwe woningen mogelijk. Hiervoor is een flexibele planregeling opgenomen.  
Bedrijven  
In de functiemengingsstrategie is een regeling opgenomen voor de vestiging van praktijk-, bedrijfsruimte- en kantoorruimte-units. Units kleiner dan +/-100 m2 kunnen een plaats krijgen langs de woonstraten. Units tot aan +/-500 m2 krijgen een plaats langs de doorgaande wegen.   Het bestemmingsplan Bouwlust biedt juridisch-planologische ruimte aan praktijk- en bedrijfsruimte- en ateliers. De voormalige winkelstrips zijn voorzien van ruime bestemmingsmogelijkheden (bestemming Gemengd - 2).  
Detailhandel en kantoren  
  zie hiervoor onder Ruimtelijk Beleid, Verordening Ruimte in deze tabel  
Horeca  
De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan. Op dit moment is er nog maar weinig ruimte beschikbaar op de meest aantrekkelijke horecalocaties. Belangrijk zijn Scheveningen kuststrook en de Binnenstad   Binnen het bestemmingsplan is horeca mogelijk gemaakt binnen de bestemming Gemengd - 1 en via functieaanduidingen binnen de bestemming Gemengd - 2. Daarnaast zijn het koffiehuis aan de Meppelweg en snackbar op de kruising Dedemsvaartweg/Hengelolaan bestemd als Horeca.  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg   Het bestemmingsplan bevat twee brede maatschappelijke bestemmingen Maatschappelijk - 1 en Maatschappelijk - 2. Eerstgenoemde bestemming bevat geluidgevoelige functies (bv onderwijs, kinderopvang), laatstgenoemde bestemming niet.  
Buurthuis van de Toekomst   Binnen de bestemming Sport zijn ook welzijnsvoorzieningen toegestaan, mits deze niet geluidvoelig zijn.  
Sport  
Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten.
 
De bestaande sportvoorzieningen zijn in de bestemming Sport opgenomen.  
In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden.   Speelvoorzieningen zijn mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen Groen, Verkeer - Verblijfsgebied en Verkeer - Verblijfsstraat.  
Parapluherzieningen  
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:  
Detailhandel Vuurwerk   In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Dit beleid is vertaald in de algemene gebruiksregels van onderhavige bestemmingsplan.  
Seksinrichtingen   De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen. Deze regeling is vertaald in met name de algemene gebruiksregels van dit bestemmingsplan  
Archeologie   In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' toegevoegd en worden regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunningen. Deze regeling is met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie overgenomen in dit bestemmingsplan.  
Leidingen  
In het plangebied zijn een planologisch relevante gas- en waterleiding aanwezig.   De gasleiding en de vrijwaringszone zijn bestemd als Leiding - Gas, de waterleiding als Leiding - Water  

5.5 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 25) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 3 tot en met 30) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 31, de slotregel in artikel 32 

5.5.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
- geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
- naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.5.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan de nutsvoorziening aan het Laagveen.

Artikel 4 Detailhandel

Deze bestemming geldt voor de Aldi-supermarkt aan de Langestede. Bebouwing mag worden opgericht binnen het bouwvlak, dat op de verbeelding is aangegeven. Op de verbeelding is tevens een maximale bouwhoogte aangegeven.

Artikel 5 Gemengd - 1

Deze bestemming geldt voor Winkelcentrum De Stede en de winkelstrip aan de Bouwlustlaan, beide onderdeel van de hoofdwinkelstructuur (zie paragraaf 3.8.2). Binnen deze bestemming zijn detailhandel, dienstverlening en horeca op de begane grondlaag en wonen op de verdiepingen toegestaan. Conform het horecabeleid is per winkelgebied in 20% van het aantal vestigingen horeca in de categorie licht toegestaan

Artikel 6 Gemengd - 2

De bestemming Gemengd - 2 is toegekend aan met name de voormalige winkelstrips in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn op de begane grondlaag bedrijven in de categorieën A en B van de Staat van bedrijven bij functiemenging, dienstverlening en verschillende maatschappelijke functies toegestaan (mits deze niet geluidgevoelig zijn) toegestaan. Op de verdiepingen zijn uitsluitend woningen toegestaan. Daarnaast is er een aantal functieaanduidingen op de verbeelding opgenomen om specifieke functies mogelijk te maken. Bouwen is uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Artikel 7 Gemengd - 3

De bestemming Gemengd - 3 komt in grote lijnen overeen met de bestemming Gemengd - 2. Verschil is dat binnen deze bestemming ook een supermarkt (reeds aanwezig) is toegestaan.

Artikel 9 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn. Kleine voorzieningen maken in sommige gevallen deel uit van het straatprofiel en zijn dan onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen.

Binnen de bestemming Groen zijn groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Nutsvoorzieningen zijn met een aanduiding op de verbeelding op een aantal plekken binnen deze bestemming toegelaten.

Artikel 10 Horeca

Het koffiehuis aan de Meppelweg en de snackbar op de hoek van de Dedemsvaartweg en de Hengelolaan zijn bestemd als Horeca. Bebuwing is uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak en ook de maximale goot- en/of bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding.

Artikel 11 Kantoor

Het kantoor van Staedion aan Stadszijde 5 is bestemd als Kantoor.

Artikel 12 Maatschappelijk - 1 en Artikel 13 Maatschappelijk - 2

Binnen het plan zijn twee maatschappelijke bestemmingen opgenomen. Deze onderscheiden zich in die zin dat uitsluitend binnen de bestemming Maatschappelijk - 1 geluidgevoelige bestemmingen zijn toegestaan. Het gaat specifiek om 'andere geluidsgevoelige gebouwen', zoals deze in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder zijn genoemd. Dit zijn onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

Artikel 15 Sport

De sportvelden in het plangebied zijn bestemd als Sport. Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken die op de verbeelding zijn opgenomen. Een uitzondering vormen enkele kleine gebouwen, zoals dug-outs, materiaal- en fietsenbergingen, kassa's etcetera. Deze mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de hoogte niet meer dan 3 meter.

Artikel 16 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Deze bestemming is toegewezen aan de doorgaande wegen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor: wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad, tramsporen en openbaar vervoerstroken met bijbehorende voorzieningen,ongebouwde parkeervoorzieningen en voet- en fietspaden. Tramsporen zijn alleen toegestaan op de Meppelweg en Dedemsvaartweg.

Artikel 17 Verkeer - Straat

Wegen met deze bestemming dienen vooral voor de ontsluiting van wijken en buurten en het inter-wijkverkeer. Het aandeel doorgaand verkeer is lager dan bij hoofdverkeerswegen, net als de intensiteiten. De gronden met de bestemming Verkeer - Straat zijn bestemd voor: wegen, tramsporen en openbaar vervoerstroken met bijbehorende voorzieningen, ongebouwde parkeervoorzieningen en voet- en fietspaden. Tramsporen zijn uitsluitend toegestaan op de Melis Stokelaan.

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

De op de verbeelding voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, ongebouwde parkeervoorzieningen en terrassen ten behoeve van de aangrenzende bestemming horeca.

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsstraat

Wegen met deze bestemming zijn bestemd voor de afwikkeling van lokaal, gebiedsgebonden verkeer en dienen voor de ontsluiting van buurten en de direct aangelegen bestemmingen. Deze wegen zijn niet bedoeld voor het doorgaande verkeer over grotere afstanden. De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat zijn bestemd voor: voet- en fietspaden, wegen en ongebouwde parkeervoorzieningen en terrassen ten behoeve van de aangrenzende bestemming horeca.

Artikel 20 Water

De bestemming Water is toegekend aan al het water binnen het plangebied. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor water, vijver, waterberging, oever, steiger en bruggen voor fietsers en voetgangers. Burggen voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.

Artikel 21 Wonen - 1 en Artikel 22 Wonen - 2

De bestemming Wonen - 1 geldt voor alle woningen in het plangebied, met uitzondering van enkele karakteristieke panden aan de Dedemsvaartweg. Op panden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-dakopbouw-1" (sba-dob1) en "specifieke bouwaanduiding - extra bouwlaag "(sba-exbl) mag een dakopbouw van maximaal 3,5 meter hoog gerealiseerd worden. Voor woningen met laatstgenoemde aanduiding geldt dat hier de bestaande kapvorm behouden dient te blijven. Op de verbeelding is op een aantal plaatsen een aanduiding voor een afwijkende functie opgenomen.

De karakteristieke panden (qua architectuur) aan de Dedemsvaartweg zijn bestemd als Wonen - 2

Artikel 23 Leiding - Gas

Binnen het plangebied is een gasleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 24 Leiding - Water

Binnen het plangebied is een waterleiding gelegen. Deze leiding wordt middels de dubbelbestemming Leiding - Water beschermd.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

De met deze dubbelbestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische verwachtingswaarden.

5.5.3 Algemene Regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 29.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 29

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

5.5.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 32 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Bouwlust'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe planologisch-juridische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat uit van consolidering van deze situatie, met uitzondering van twee ontwikkelingen.

Voor zowel het perceel aan Vredeoord 4 als het perceel gelegen tussen de Bouwlustlaan, Marterrade, Wezelrade en Vossenrade gaat het om een private ontwikkeling, waarbij alle kosten voor rekening van initiatiefnemer komen. Voor het overige zijn er geen plannen die nog dienen te worden verwezenlijkt, zodat het aspect van de economische uitvoerbaarheid in die zin niet van toepassing is.

Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het bestemmingsplan maakt een bouwplan in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Het gaat om de ontwikkeling op het perceel aan de Bouwlustlaan. Het gaat hier om gronden in gemeentelijk eigendom, waarbij het kostenverhaal geregeld kan worden via de gemeentelijke gronduitgifte dan wel via erfpacht. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Bouwlust is op 20 januari 2015 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Ministerie EL&I
  • 3. Rijkswaterstraat Zuid-Holland
  • 4. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 5. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 6. Dunea
  • 7. Politie Haaglanden
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 9. HTM Personenvervoer NV
  • 10. Veolia Transport Haaglanden
  • 11. Stedin B.V.
  • 12. TenneT Regio West
  • 13. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 14. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 15. Koninklijk Horeca Nederland
  • 16. Het bestuur van Steadion Vastgoed
  • 17. Woningstichting Haag Wonen
  • 18. Vestia
  • 19. Winkeliersvereniging de Stede
  • 20. Het bestuur van de Vereniging
  • 21. Artwyse Architecten Engineers Adviseurs

Van de instanties onder nummer 5, 8 en 9 zijn reacties ontvangen. De Veiligheidsregio Haaglanden (nummer 8) heeft een advies externe veiligheid gegeven. Dit advies is opgenomen in paragraaf 4.3.6. Van de overige genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen

5. Hoogeheemraadschap van Delfland

“In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Bouwlust in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Advies

Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen over de thema's 'Beleid' en 'Algemeen'.

Wij verzoeken u om onderstaande aanpassingen te verwerken in de regels en toelichting en op de verbeelding.

Beleid

• Wij verzoeken u op blz. 34 het jaartal 2012 achter de 'Handreiking watertoets' weg te laten, omdat de handreiking van tijd tot tijd wordt aangepast. In plaats daarvan verzoeken wij u een verwijzing op te nemen naar onze website waar de meest actuele versie van de Handreiking watertoets voor gemeenten te

vinden is: www.hhdelfland.nl/watertoets.

• Wij verzoeken u om de visie 'Toekomstbestendig Haags water' (gemeenten Den Haag en Hoogheemraadschap Delfland) aan de beleidsstukken toe te voegen. Deze visie wordt naar verwachting in het voorjaar van 2015 vastgesteld.

Waterkwantiteit

• Wij verzoeken u om in de toelichting te beschrijven dat dat nieuwe ontwikkelingen waterneutraal dienen te worden aangelegd. Dit wil zeggen dat voor eventuele nadelige effecten op de waterhuishouding, maatregelen worden genomen om te zorgen dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren.

• In paragraaf 5.3. worden enkele nieuwe ontwikkelingen geschetst waarbij gesteld wordt dat deze binnen het vigerende bestemmingsplan mogelijk zijn. Vervolgens wordt voor enkele ontwikkelingen beschreven dat het bouwvlak niet exact wordt bepaald en wordt daarbij een maximaal bebouwingspercentage van 50% gesteld. Dit suggereert dat er wel wat verandert?

Wij verzoeken u nader toe te lichten in welke mate het bebouwingsoppervlak, en daarmee de verharding, verandert.

• Mocht in het in dit stadium nog niet duidelijk zijn of de verharding verandert, dan verzoeken wij u om middels een voorwaardelijke bepaling in de regels te borgen dat een ontwikkeling 'waterneutraal' dient te worden aangelegd, dit ter beoordeling door Delfland.

In onderstaande link naar een uitspraak van de Raad van State, is in onderdeel 9 van de uitspraak aangegeven, hoe die regel vorm kan krijgen.

http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-i n-uitspraken/tekstuitspraak.html?id=71900&summary only=&g=geffen

Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.”

Reactie

Beleid

In paragraaf 3.5.1 is het jaartal achter de Handreiking watertoets vervallen en is een link naar de tekst op de website van het Hoogheemraadschap van Delfland opgenomen.

Daarnaast is de tekst over de Wateragenda aangepast conform het tekstvoorstel van het Hoogheemraadschap dat zij heeft gegeven bij het wateradvies voor het concept-ontwerpbestemmingsplan Bezuidenhout - Prinses Julianakazerne.

Waterkwantiteit:

Het bestemmingsplan maakt twee nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Voor de bouw van een multifunctioneel centrum en een gebedsruimte aan Vredeoord 4 is in het vigerend bestemmingsplan de bestemming 'School en schoolterrein' opgenomen. De omliggende gronden zijn bestemd als 'plantsoen eventueel schoolterrein'. Deze gronden konden allen geheel verhard worden. Daarmee is er geen verandering van het planologisch toegestaan verhard oppervlak tussen onderhavig bestemmingsplan Bouwlust en het vigerend bestemmingsplan. 

Voor de ontwikkeling van circa 35 eengezinswoningen in de Raden ter vervanging van drie portiekflats geldt het volgende. In het vigerend bestemmingsplan is het perceel bestemd voor gesloten bebouwing en gemeenschappelijke tuin. Deze percelen konden geheel verhard worden. Daarmee maakt het bestemmingsplan Bouwlust geen toename van het verhard oppervlak mogelijk. In het verleden zijn afspraken gemaakt over het graven van extra water ter plaatse van deze ontwikkeling, echter komt deze afspraak te vervallen als gevolg van de nieuwe Waterbergingsvisie, waaruit blijkt dat het watersysteem van de Eshofpolder op orde is.

Gelet op het feit dat in het vigerend bestemmingsplan de gronden volledig konden worden verhard, is het opnemen van een voorwaardelijke verplichting om extra verharding tegen te gaan, niet noodzakelijk.

De ontwikkeling op het terrein van Sophia Revalidatie aan de Vrederustlaan past in het vigerend bestemmingsplan. Voor deze ontwikkeling wordt wel extra water toegevoegd met een oppervlak van 1150 m².

Buiten de genoemde twee ontwikkelingen maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Gelet op het extra water dat toegevoegd wordt op het terrein van Sophia Revalidatie heeft het bestemmingsplan een positief effect op het aanwezige oppervlak aan water.

9. HTM Personenvervoer N.V.

“Naar aanleiding van de door u geboden mogelijkheid tot het geven van commentaar op het ontwerp-bestemmingsplan Bouwlust ex art. 3.1.1 Bro, wil ik graag de volgende punten onder uw aandacht brengen:

Op de Meppelweg liggen de tramsporen in de middenberm die grotendeels de bestemming 'Groen' heeft, maar in deze bestemming zijn de tramsporen niet geregeld. Daarnaast heeft de andere helft van de Meppelweg, in het aangrenzende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein ZKD', in het geheel de bestemming 'Hoofdverkeersweg', dus zonder groen-bestemming. Afstemming tussen beide plannen, en bestemmingen, lijkt op zijn plaats.

Iets dergelijks is het geval met de Dedemsvaartweg: in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein ZKD' heeft deze weg de bestemming 'Hoofdverkeersweg' en in dit plan de bestemmingen 'Straat' en 'Groen' (zonder tram). Ook hier graag afstemming en, waar nodig, de tram positief bestemmen.

In art. 15.3 (Hoofdverkeersweg) wordt vermeld dat tramsporen alleen toegestaan zijn op de Meppelweg en Dedemsvaartweg, maar de Dedemsvaartweg heeft volgens de kaart de bestemming 'Straat'. En in art. 16.3 wordt vermeld dat tramsporen alleen op de Melis Stokelaan toegestaan zijn; maar er liggen ook sporen op de Dedemsvaartweg. Graag afstemming tussen beide artikelen en bovenstaande opmerkingen.

De sporen van de keerlus lijn 9 liggen in de bestemming 'Verblijfsstraat', met functieaanduiding OV; deze functieaanduiding ontbreekt echter in art. 18. Tevens zijn in art. 18 de tramsporen niet (uitdrukkelijk) toegestaan. Graag zien wij dit aangepast.

In de groenbestemming in het midden van dezelfde keerlus ligt een eindpuntvoorziening (wachthuisje) voor trambestuurders; maar deze voorziening ontbreekt op de plankaart en in art. 8. Graag zien we deze voorziening terug op de kaart en in de regels.

Bovenleidingmasten voor de tram zijn maximaal 15m hoog. Echter, in de diverse verkeers-artikelen is de maximale bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 of 5m. Wij zien graag een aanpassing van de max. bouwhoogte voor de bovenleidingmasten.

De Vrederustlaan is onderdeel van een busroute (bus 21), maar heeft een bestemming 'Verblijfsstraat'; is een bestemming 'Straat' voor deze weg niet logischer?

Tenslotte: in de toelichting, paragraaf 2.4.2.2 (openbaar vervoer) lijkt het dat de bus 21 en 25 verschillende ziekenhuizen aandoen, maat het gaat in beide gevallen om hetzelfde: het Haga-ziekenhuis, locatie Leyweg.

Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.”

Reactie

In de Haagse Nota Mobiliteit (zie paragraaf 3.6.2 van de toelichting) is een categorisering van het gemeentelijk wegennet bepaald. De Meppelweg en Lozerlaan zijn daarin aangewezen als hoofdontsluitingsweg. De Dedemsvaartweg, Melis Stokelaan en Hengelolaan zijn aangewezen als wijkontsluitingswegen. Alle overige wegen, waaronder de Vrederustlaan, hebben een functie als erftoegangsweg. Of op deze wegen bussen of trams rijden is hierbij niet bepalend.

Het verschil in categorisering komt ook fysiek tot uiting. Op hoofdverkeerswegen worden bijvoorbeeld geen erfontsluitingswegen aangesloten, hetgeen wel het geval is bij wijkontsluitingswegen.

Hierna gaan wij puntsgewijs in op de overige punten uit de reactie van HTM.

  • Tramsporen Meppelweg: De tramsporen in de middenberg van de Meppelweg zijn inderdaad ten onrechte niet opgenomen in de bestemming Groen. Deze worden positief bestemd in artikel 9.
  • Tramsporen Dedemsvaartweg: De tramsporen aan de Dedemsvaartweg zijn inderdaad bestemd als Verkeer - Straat. De verwijzing naar de Dedemsvaartweg in artikel 15.3 vervalt en wordt toegevoegd in artikel 16.3
  • Keerlus en wachthuisje: De aanduiding voor de keerlus (bestemming Verkeer - Verblijfsstraat) en het wachthuisje (bestemming Groen) ontbraken in het conceptontwerpbestemmingsplan. Deze zijn alsnog opgenomen in de hiervoor genoemde artikelen in het ontwerpbestemmingsplan. Voor het wachthuisje is op de verbeelding de aanduiding "openbaar vervoer" opgenomen
  • Bovenleidingmasten: Bovenleidingsmasten zijn buiten een beschermd stadsgezicht (Bouwlust is niet aangewezen als beschermd stadsgezicht) vergunningvrij. Dit is geregeld in artikel 2, 18e lid onder c van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht. Om die reden is in het bestemmingsplan geen aparte hoogtemaat voor bovenleidingmasten opgenomen.
  • Paragraaf 2.4.2.2: de tekst in paragraaf 2.4.2.2 is iets gewijzigd om te voorkomen dat een misverstand zou kunnen bestaan over het ziekenhuis dat bus 21 en 25 aandoen. Dat is inderdaad voor beide buslijnen het Haga-ziekenhuis.