Plan: | Rosenburg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0162ARosenburg-50VA |
Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
In de paragrafen 4.2 tot en met 4.8 komen aan de orde de milieucomponenten externe veiligheid, geluid, lucht en bodembeheer, milieuzonering, milieueffectrapportage en gebiedsgericht mlieubeleid met de daarbij behorende milieukwaliteitseisen.
Externe veiligheid
Algemene beginselen externe veiligheid
Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:
- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).
In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.
Voor het beoordelen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.
Tabel 4.2.1: Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Stofcategorie | Invloedsgebied [m] | |
LF1 | Brandbare vloeistoffen (diesel) | 45 |
LF2 | Brandbare vloeistof (benzine) | 45 |
GF3 | Brandbare gassen (propaan, LPG) | 355 |
GT3 | Toxisch gas (ammoniak) | 560 |
LT1 | Toxische vloeistof (acrynitril) | 730 |
LT2 | Toxische vloeistof (propylamine) | 880 |
LT3 | Toxische vloeistof (acroleïne) | > 4.000 |
LT4 | Toxische vloeistof (methylisocyanaat) | > 4.000 |
Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)
Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.
Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn de volgende trajecten beschouwd:
De vervoersfrequenties voor deze wegvakken staan in onderstaande tabel.
Tabel 4.2.2: Vervoersfrequenties gevaarlijke stoffen rijkswegen Den Haag
Traject | GF3 | LT1 | LT2 | LT3 | LT4 |
Z8 | 2376 | 208 | 682 | 32 | 0 |
Z9 | 281 | 0 | 88 | 0 | 0 |
Z29 | 2431 | 299 | 521 | 34 | 0 |
Bron: Tellingen AVIV 2007 (databestand Rijkswaterstaat november 2011) en 2009 (A12)
Uit bovenstaande tabellen valt op te maken dat het maatgevende invloedsgebied wordt bepaald door het vervoer van gevaarlijke stoffen behorende tot stofcategorie LT3 op de wegvakken Z8 en Z29.
Het plangebied ligt op meer dan 4 km vanaf de A4 en de A13, buiten het invloedsgebied als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen behorende tot categorie LT3.
Over de Lozerlaan, de Ockenburghstraat, de Machiel Vrijenhoeklaan en de Sportlaan vindt vervoer van LPG en propaan plaats (stofcategorie GF3). Deze wegen maken deel uit van de route gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt ook buiten het invloedsgebied van deze wegen.
Een nadere verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.
De 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour van de hierboven genoemde (rijks)wegen ligt op de weg.
Vervoer over het spoor
De spoorbanen gelegen op Haags grondgebied zijn niet opgenomen in bijlage 4 van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 31 juli 2012. Dit betekent dat het groepsrisico niet beoordeeld en verantwoord behoeft te worden, omdat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over deze spoorwegen worden vervoerd niet of nauwelijks van invloed zijn op het groepsrisico.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend en verantwoord.
Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.
Inrichtingen
Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (150 m) en de effectafstand 1% letaliteit (ruim 300 m) van de in Loosduinen gelegen LPG-tankstations.
In het plangebied bevindt zich het zwembad De Waterthor (Thorbeckelaan 350). Volgens de gegevens van de provinciale risicokaart is in deze inrichting sprake van de opslag van 1.000 liter chloorbleekloog in een tank.
Chloorbleekloog is een irriterende, niet giftige stof. Voor opslag van chloorbleekloog gelden geen wettelijke veiligheidsafstanden (PR-contour). Wanneer chloorbleekloog in contact komt met zuur kan er echter chloorgas vrijkomen. In dat verband moet worden beoordeeld of sprake is van 'verhoogd gevaar' voor de bevolking volgens de Leidraad Risico Inventarisatie, deel Gevaarlijke Stoffen (LRI-GS).
De drempelwaarde voor chloorbleekloog is volgens deze leidraad 200 liter in een tank of procesinstallatie (categorie N14 van de drempelwaardetabel). De LRI-GS is dus van toepassing.
Er is sprake van 'verhoogd gevaar' bij een 1%-letaliteitscontour van 50 meter of meer. Op basis van de LRI-GS geldt voor deze tank een contour van 60 m en is er sprake van verhoogd gevaar voor de directe omgeving.
Vergelijkbaar met de regeling in bestemmingsplan Vruchten- en Heesterbuurt bestaat in dit plan de mogelijkheid om de bebouwing aan de Thorbeckelaan tussen Albardastraat en Oude Haagweg op te hogen tot vijf lagen. De woonbebouwing bestaat nu uit drie bouwlagen met een kap(verdieping). Het plan staat vier bouwlagen met een (kap)verdieping, dat wil zeggen een goothoogte van 12 meter en een (nok)hoogte van 15 meter toe. Dit deel van de Thorbeckelaan ligt echter op meer dan 60 m vanaf het zwembad. Ook het verhogen van de bebouwing in de Notenbuurt langs de Oude Haagweg vormt geen belemmering. Ter plekke van de voormalige Petrakerk aan de Thorbeckelaan, is recent een appartementencomplex gerealiseerd. Ook dit project ligt buiten het invloedsgebied van het zwembad.
Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan daarmee achterwege blijven.
Vuurwerkbesluit
Het Vuurwerkbesluit reguleert de opslag en verkoop van vuurwerk .Het Vuurwerkbesluit acht een regulering van de verkoop en opslag van vuurwerk in bestemmingsplannen wenselijk. De Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk vormt daarvan het uitvloeisel. In het Vuurwerkbesluit worden geen risicoberekeningen gehanteerd. Twee terreinen zouden hiervoor in principe in aanmerking kunnen komen.
Het bedrijventerrein aan de Oude Haagweg komt door zijn ligging tussen woningen niet voor verkoop en opslag in aanmerking. In het winkelcentrum aan het Savornin Lohmanplein is de verkoop in de winkels, die alleen voor klanten toegankelijk zijn via het overdekte winkelcentrum niet gewenst, omdat na verkoop de kans bestaat dat dat vuurwerk in het overdekte winkelcentrum wordt afgestoken. In de winkels die alleen aan de straatzijde toegankelijk zijn voor klanten is deze verkoop niet onwenselijk.
Geluidsbeslasting
In het bestemmingsplan is nagenoeg geen sprake van nieuwe situaties. De ontwikkelingen zijn vaak in de in paragraaf 1.4 geldende bestemmingsplannen voor het gebied mogelijk. De ruimtelijke ontwikkelingen die eerder door afwijking van de geldende bestemmingsplannen vergund werden, kenden hun eigen akoestisch onderzoek. Hiervoor is geen akoestisch onderzoek nodig. De ruimtelijke ontwikkeling aan de Oude Haagweg 481-571 echter, behoeft akoestisch onderzoek. Het is in bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.
Luchtkwaliteit
Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan, waarin de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken.
Het bestemmingsplan voegt vaak geen nieuwe bestemmingen toe. Er zijn in die gevallen geen nieuwe ontwikkelingen wat inhoudt dat de luchtkwaliteit niet zal veranderen. De ruimtelijke ontwikkelingen die eerder door afwijking van de geldende bestemmingsplannen vergund werden, kenden hun eigen luchtkwaliteitsonderzoek. Op grond van deze overwegingen kan reeds zonder luchtonderzoek worden vastgesteld dat het bestemmingsplan Rosenburg voldoet aan de in de Wet milieubeheer vastgelegde luchtkwaliteitseisen. Verder wordt de ruimtelijke ontwikkeling aan de Oude Haagweg 481-571 door zijn omvang - omstreeks 200 woningen - in het kader van het NSL als in niet betekenende mate aangeduid.
Bodembeheer
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling danwel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Op en in de direct omgeving van het plangebied hebben naast enkele tuinbouwbedrijven, met name aan de Oude Haagweg en het De Savornin Lohmanplein, bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om chemische wasserijen, garagebedrijven en benzinestations. Verder hebben bij de veel woningen, woongebouwen en scholen ondergrondse huisbrandolietanks gelegen. Een beperkt aantal woongebouwen wordt nog verwarmd met huisbrandolie, de tanks zijn hier dan ook nog aanwezig. Verder zijn tijdens het bouwrijp maken van de wijk een deel van de aanwezige sloten gedempt. Uit onderzoek is gebleken dat deze demping soms is uitgevoerd met verontreinigd materiaal. De gedempte sloten dienen derhalve, met betrekking tot bodemverontreiniging, te worden gezien als verdachte deellocaties.
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn reeds veel bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op een aantal locaties is de bodem verontreinigd met minerale olie ten gevolge van lekkage van de ondergrondse olietanks. Tijdens het verwijderen van de tanks zijn deze verontreinigingen veelal gesaneerd. Verder zijn bij de verschillende chemische wasserijen (Oude Haagweg, De Savornin Lohmanplein) bodemverontreinigingen met oplosmiddelen geconstateerd. Deze grond- en grondwaterverontreinigingen zijn nog niet allemaal volledig in beeld gebracht. Vermoedelijk is op een aantal locaties sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Daarnaast zijn bij een aantal (voormalige) bedrijven nog ondergrondse (olie)tanks aanwezig, welke mogelijk een bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. Hierna is echter nog onvoldoende onderzoek uitgevoerd.
Uit de bodemkwaliteitskaart gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld licht verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen). In de diepere bodemlagen worden geen verontreinigingen meer aangetoond.
Op nog niet alle verdachte deellocaties in het plangebied heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.
Naast het feit dat nog niet overal bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden. De ruimtelijke ontwikkeling aan de Oude Haagweg 481-571 heeft aaneiding gegeven een bodemonderzoek aldaar uit te voeren. Het is in bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.
Milieuzonering
In 2009 heeft de Vereniging van Nederlands Gemeenten in samenwerking met Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Economische Zaken het boek "Bedrijven en milieuzonering" uitgegeven. In de jurisprudentie over goedgekeurde bestemmingsplannen wordt gebruikmaking (van de eerdere edities) van dit boek algemeen geaccepteerd. Het is een hulpmiddel om de afstanden tussen bedrijven en woningen concreet voor een locatie in te vullen. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende bedrijven en gevoelige functies worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het de betreffende bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen of het bedrijf te kunnen uitoefenen.
De in het boek opgenomen richtafstandenlijst biedt voor een scala van milieubelastende bedrijfssoorten de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen wat betreft geur, stof, geluid en gevaar. Daarnaast worden indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem, lucht en visueel verstrekt. Onder gevoelige bestemming wordt hier een rustige woonwijk bedoeld. De richtafstand bepaalt de lengte van de afstand ten opzichte van een rustige woonwijk.
Milieueffectrapportage
In het Besluit milieueffectrapportage wordt gesteld dat activiteiten, die een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben, onderworpen worden aan een beoordeling van dat effect, de zogenaamde milieueffectrapportage. Daarbij onderscheidt het besluit enerzijds activiteiten waarbij de noodzaak van een milieueffectrapportage beoordeeld moet worden. Het zijn projecten die in relatie staan tot de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel lijst D van het besluit. Ook onderscheidt het besluit activiteiten waarbij een milieueffectrapportage moet worden uitgevoerd (lijst C). Recentelijk zijn de drempelwaarden - die in die lijst als 'gevallen' worden omschreven - door een wijziging van het besluit vervallen. Ze zijn indicatief geworden, waardoor de afweging omtrent de mogelijkheid van aanzienlijke milieueffecten ook bij geringere gevallen kan optreden. De afweging ten aanzien van noodzaak van een milieueffectrapportage wordt alleen gemaakt indien met het plan voor activiteiten nieuwe juridische verhoudingen worden geschapen.
Gezien de doeleinden van het bestemmingsplan zoals verwoord in paragraaf 1.2, is met de vaststelling van dit bestemmingsplan geen sprake van een activiteit als bedoeld in genoemd besluit.
Gebiedsgericht milieubeleid
Tien voor milieu
De nota Tien voor milieu (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.
Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype Gemengd wonen: de belangrijkste functie is wonen en de voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Daarnaast zijn er bedrijven aanwezig die zich met hun activiteiten op de rest van de stad richten.
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:
Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.
Milieuthema | ambitieniveau | milieuambities |
Bodem | Extra | Functiegerichte verwijdering; één niveau hoger saneren bij beide |
Externe Veiligheid | Extra | Zeer klein plaatsgebonden risico en bestuurlijk aanvaardbaar groepsrisico. Geen transport gevaarlijke stoffen over de route gevaarlijke stoffen ontheffing over spoor en water; buisleidingen: wettelijke afstand handhaven; geen vestiging bedrijven met extern veiligheidsrisico. |
Geluid | Extra | Rustige en stille plekken: stand still beginsel; binnenniveau als gevolg van geluid buiten 35 dB(A)-etmaalwaarde; verkeerslawaai: rumoerig tot rustig tot stil; geen verruimingsmogelijkheden |
Lucht | Extra | NO2 : handhaving van bestaande niveau, concentratie lager dan 38 µg/m3; PM10: maximaal 35x overschrijding van het 24-uurs gemiddelde, jaargemiddelde lager dan 38 µg/m3 |
Mobiliteit | Maximaal | Alleen bestemmingsverkeer, grootschalige autovrije gebieden; geen parkeren in de openbare ruimte; geen zwaar of vrachtverkeer; ontsloten door meerdere vormen van openbaar vervoer, gebruiksvriendelijk openbaar vervoer; optimale voorzieningen voor fietsers en voetgangers; verdichten routes langzaam verkeer tot buurtniveau; wegnemen barrières en conflicten op routes langzaam verkeer; goede stallingsmogelijkheden bij alle functies. |
Schoon | Extra | Zwerfvuil vermijden; onkruid |
Water | Water dat behaagt | Voldoende waterkwaliteit; ecologische kwaliteit stowa klasse III; overstorten alleen op grote watergangen met goede doorstroming; beperkte inlaat en uitlaat van water, bergen van water gewenst; slechts enkele puntlozingen; beperken inlaat van water; vasthouden van water en interne circulatie van water natuurvriendelijke oevers; optimaliseren stelsel van rioleringsmaatregelen; bergbezinkbassins; 20% oppervlak afgekoppeld;. Stimuleren gebruik regenwater. |
Natuur | Extra | Versterken bomenstructuur |
Klimaat | Maximaal | CO2-neutraal d.m.v. stadsverwarming PV-zonnepanelen, zonneboilers, etcera.; ten aanzien van verkeer 40 tot 60% emissiereductie van CO2 in 2030 ten opzichte van 1990; maatregelen als bedoeld bij milieuthema mobiliteit. |
In het bestemmingsplan is geen sprake van toekomstige nieuwe ontwikkelingen. De ontwikkelingen zijn vaak in de in paragraaf 1.4 geldende bestemmingsplannen voor het gebied al mogelijk. De ruimtelijke ontwikkelingen die eerder door afwijking van de geldende bestemmingsplannen vergund werden, zijn overeenkomstig functie en afmetingen bestemd. De ruimtelijke ontwikkeling aan de Oude Haagweg 481-571 echter, behoeft totsing aan het gebiedsgericht milieubeleid. Deze is in paragraaf 5.2 opgenomen.