direct naar inhoud van 6.1 Inleiding
Plan: Laakwijk-Schipperskwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0157FLaakwijk-50VA

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een kaart, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, getekend op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2.500.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • a. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • b. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 24) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een ontheffingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • c. Algemene regels. De algemene regels (artikel 25tot en met 30) bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels en algemene procedureregels.
  • d. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 31, de slotregel in artikel 32.
6.1.1 Aanbouwen- en bijgebouwenregeling

Voor de grondgebonden uitbreiding van woningen en woongebouwen gaat dit plan uit van een 'voor- en achterkantbenadering'. Dit principe volgt in grote lijnen de voor- en achterkantbenadering van de Woningwet en het bijbehorende Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblbl). De essentie van deze benadering is dat ingrepen aan de voorzijde kunnen leiden tot (ernstige) aantasting van het straatbeeld terwijl ingrepen aan de achterzijde veel minder 'verstoringsgevoelig' zijn.

In de bouwregels van dit plan komt de voor- en achterkantbenadering tot uitdrukking in de opname van meer beperkende regels voor het bouwen in voortuinen en juist wat soepeler regels voor het bouwen op achtererven. Uiteraard is het bouwen op voor- en achtererven aan regels gebonden om nadelige gevolgen voor omliggende percelen (denk aan bezonning, daglichttoetreding) en voor de beeldkwaliteit te beperken. De voor- en achterkantbenadering is uitgewerkt in de volgende planopzet, waarbij een bouwperceel als het ware wordt opgeknipt in verschillende delen, elk met hun eigen bebouwingsmogelijkheden:

  • a. Het bouwvlak is bestemd voor het hoofdgebouw. Situering en grootte zijn gebaseerd op de oorspronkelijke plattegrond van de woning. In principe zijn binnen dit vlak ook bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, maar in werkelijkheid is ieder vlak reeds geheel bebouwd.
  • b. Het erf ligt aan de achterzijde van de woning. Dit erf mag gedeeltelijk worden bebouwd met aanbouwen en bijgebouwen. Een achtererf dat grenst aan een straat mag volledig worden bebouwd. Het gaat hier om openhoekaansluitingen met een karakteristieke tuinmuur die in de loop der jaren op veel plaatsen is vervangen door een aanbouw in een laag.
  • c. Het deel van het erf met de bestemming Tuin waarbinnen geen aanbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan.

De plattegrond van de hoofdgebouwen (de bouwvlakken op de plankaart) vallen samen met de oorspronkelijk plattegrond van de woningen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Daarbuiten is aan de achtergevel (de van de weg afgelegen zijde van de oorspronkelijk plattegrond van de woning) een aanbouw toegestaan met een horizontale diepte van niet meer dan 3 m (met ontheffing 3,5 m) en met een maximumhoogte gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bestaande woning. Ook van vrijstaande bijgebouwen is de maximumhoogte beperkt tot de hoogte van de eerste bouwlaag van de bestaande woning (plus 0,25 cm voor het dak).

Tezamen mogen de aanbouwen en bijgebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het erf beslaan, tenzij sprake is van een hiervoor genoemde openhoekaansluiting. Gaat het om Gemengd-3 of Gemengd-4 dan kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor het voor 100% bebouwen van een erf. Als deze bebouwingsmogelijkheden zijn benut dan wel reeds zijn overschreden, mag niet meer worden bijgebouwd. Wel is volledige vervanging van de bebouwing toegestaan.

6.1.2 Extra kapverdieping platte daken in gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Bij recht is in het gemeentelijk beschermd stadsgezicht op een groot aantal platte daken een extra kapverdieping toegestaan ter uitbreiding van de bestaande woningen. In afwijking van de bestaande situatie (platte daken met één bouwhoogte) is op de plankaart een goothoogte en een nokhoogte aangeduid.

De overweging of een kapverdieping is toegestaan, vond plaats aan de hand van vier criteria:

  • a. de (historisch-)stedenbouwkundige structuur. Een extra kapverdieping is niet toegestaan in straatwanden van de 1e orde. Deze vormen een te grote aantasting van het beschermd stadsgezicht;
  • b. de huidige massaopbouw 4-laagse bebouwing en bebouwing met een kap zijn zowel stedenbouwkundig als architectonisch niet geschikt voor (nog) een extra kapverdieping;
  • c. de kwetsbaarheid van de bebouwing. In de straten die deel uitmaken van de stedenbouwkundige hoofdstructuur en waar de invloed van een extra kapverdieping op de beeldkwaliteit van de openbare ruimte hoog is (grote kwetsbaarheid) zijn geen extra kapverdiepingen toegestaan;
  • d. Bezonning. Als gevolg van de bezonningsnorm voor de gemeente Den Haag zijn op een aantal plaatsen in het beschermd stadsgezicht geen extra kapverdiepingen mogelijk in verband met de schaduwwerking en de lichttoetreding.

Afbeelding 5 toont waar binnen het gemeentelijk beschermd stadsgezicht aan de hand van de vier opeenvolgende criteria een extra kapverdieping niet is toegestaan; afbeelding 6 toont waar zo'n extra kapverdieping wel is toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0157FLaakwijk-50VA_0006.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0157FLaakwijk-50VA_0007.jpg"

6.1.3 Extra bouwlagen buiten gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Buiten het gemeentelijk beschermd stadsgezicht is op vier dakvlakken een extra bouwlaag toegestaan bovenop de maximale goot- en nokhoogte die op de plankaart zijn aangeduid (aan de Broekslootkade, de Ketelstraat, de Boerhaavestraat en de Swammerdamstraat), conform de bouwregels van artikel 19 Wonen. De maximaal toegelaten oppervlakte van deze bouwlaag is uitgedrukt in een percentage van het dakvlak.

Om aan de architect ontwerpruimte te bieden is in de regel een maximale gemiddelde hoogte opgenomen. De regel behelst ook een zogenoemde nadere-eisenregeling. Indien een aanvraag met betrekking tot een extra bouwlaag daartoe aanleiding geeft kunnen nadere eisen worden gesteld. Deze nadere eisen kunnen alleen worden gesteld ten aanzien van de situering en de opbouw van het bouwvolume. De hieraan ten grondslag liggende redenen worden ingegeven door het aspect bezonning en dat van de stedenbouwkundige inpasbaarheid. De welstandscommissie toetst of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van criteria, die zijn opgenomen in de Haagse welstandsnota, onderdeel 'Extra bouwlagen'.

6.1.4 Dakkapellen

Dakkapellen aan de voorzijde van woningen zijn in het plangebied niet toegestaan. (Opzij of aan de achterzijde van woningen is de bouw van dakkapellen vergunningsvrij.) Burgemeester en wethouders kunnen echter voor de bouw van een dakkapel aan de voorzijde van een woning ontheffing verlenen, mits zo'n dakkapel niet onevenredig afbreuk doet aan het gemeentelijk beschermd stadsgezicht en niet op een nieuwe extra kapverdieping binnen dat gemeentelijk beschermd stadsgezicht wordt gebouwd.