Plan: | Laakwijk-Schipperskwartier |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0157FLaakwijk-50VA |
Laakkwartier-Noord
Het Uitbreidingsplan uit 1903 van ingenieur I.A. Lindo bevatte de eerste stedenbouwkundige plannen voor het Laakkwartier in zijn geheel. Het plan geeft niet meer aan dan de hoofdontsluitingen in de diagonale patronen die voor Lindo kenmerkend zijn. In Laakkwartier-Noord toont de strook tussen de Pasteurstraat en de Noordpolderkade een meer gedetailleerde invulling. Particulieren hadden voor dit gebied onder de naam 'Bouwplan Laakkwartier' al een bouwplan ingediend. De aanleg ervan, aan weerszijden van de Wenckebachstraat, kwam in 1907 grotendeels tot stand en het gebied behoort nu dan ook tot het oudste deel van het Laakkwartier. De hoofdopzet bestaat uit een recht stratenpatroon, gebaseerd op de oude polderverkaveling, binnen de aanzetten van de diagonale hoofdontsluitingen van de Van Musschenbroekstraat en de Jan van der Heijdenstraat die in 1928 werden verlengd. Op de kruisingen van de Deimanstraat met de Ingenhouszstraat en de Eliasstraat zijn door afgeschuinde hoekoplossingen twee pleintjes gerealiseerd. Voor de verdere ontwikkeling van Laakkwartier-Noord was het Uitbreidingsplan uit 1908 van H.P. Berlage ('plan Berlage') een belangrijk uitgangspunt. De eerste fase ervan betrof de Molenwijk die door de stadsvernieuwing uit de jaren '80 van de vorige eeuw geheel is verdwenen. Een tweede belangrijke fase betrof Spoorwijk dat buiten dit bestemmingsplan valt.
Laakkwartier-Centraal
Het centrale deel van Laakwijk – Laakkwartier-Centraal – is als laatste onderdeel van de wijk gerealiseerd. Hier is voornamelijk voor de lagere middenstand gebouwd. Door veranderende stedenbouwkundige opvattingen die te maken hadden met de bouw van scholen en de beoefening van sport, werd het Uitbreidingsplan van Berlage als verouderd ervaren. In dit plan ontbraken de waardevolle groenstructuren, de sportvelden en de groenassen zoals die voor dit deel van de wijk in 1922 in het door de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting opgestelde nieuwe stratenplan wel zijn opgenomen en nog steeds aanwezig zijn. Dit plan is vanaf 1928 grotendeels conform de opzet uit 1922 uitgevoerd. De opzet van dit deelplan geeft ten opzichte van het plan van Berlage een veel strakker patroon met haaks op elkaar gesitueerde straten te zien. De hoofdstructuur wordt, evenals bij het plan Berlage, gevormd door de centrale as van de Goeverneurlaan, die uitmondt in de gevorkte vertakking van de Van Musschenbroekstraat en de Jan van der Heijdenstraat. Deze beide straten sluiten met een lichte knik aan op de uit 1907 daterende aanleg. Op de kruising van de Goeverneurlaan met de haaks hierop gelegen hoofdassen van De Genestetlaan en de Oudemansstraat zijn grote pleinen aangelegd (het Jonckbloetplein en het Lorentzplein). In het plan is rekening gehouden met de opzet van een drietal ruime sportterreinen en twee schoolcomplexen. Een van het lineaire patroon afwijkend beeld geeft de aanleg tussen de Van Musschenbroekstraat en de Laakkade te zien. Het gewenste stedenbouwkundige concept van uniformiteit van de bouwblokken is in Laakkwartier-Centraal maar ten dele gerealiseerd. In tegenstelling tot Spoorwijk waar de gemeente zelf bouwde en zodoende dit doel optimaal kon nastreven, werd hier door een groot aantal woningbouwcorporaties en particuliere bouwondernemers gebouwd, ieder met hun eigen architect. Toch is er sprake van een homogeen stadsbeeld. Een grote eenheid bezit de bebouwing langs de belangrijke assen van de Goeverneurlaan en de De Genestetlaan met stedenbouwkundige accenten aan het Jonckbloetplein en het Lorentzplein. De gemeente wist deze eenheid te bereiken door grond in erfpacht uit te geven onder het regime van een bouwverordening of met de verplichting volgens een door de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting of door bekwame particuliere architecten ontworpen voorgevelschema te bouwen. De gevels van de Goeverneurlaan en het Lorentzplein zijn door gemeentearchitect A. Pet ontworpen.
Sinds de totstandkoming van de bebouwing in dit deelgebied zijn de vernieuwingen beperkt gebleven tot een aantal in schaal, ritmiek en/of materiaalgebruik afwijkende incidenten, zoals de nieuwbouw aan de Ferrandweg. Laakkwartier-Centraal wordt nu gekenmerkt door aaneengesloten gevelwanden in de rooilijn, in baksteenarchitectuur. In veel straten zijn de woningen door een voortuin van de openbare weg gescheiden. De bouwblokken zijn veelal aan de korte zijde of aan het einde van de lange zijde geopend voor een betere licht- en luchttoetreding op de binnenerven. Er is een afwisseling in de opbouw: twee, drie of vier bouwlagen en zowel platte daken als daken met kappen en pannen komen voor. Langs de hoofdassen zijn vooral de hogere gebouwen (portiekwoningen, drie en vier bouwlagen) gesitueerd en langs de binnenstraten voornamelijk lagere gebouwen (beneden- en bovenwoningen, eengezinswoningen, twee lagen met kap), vaak in combinatie met voortuintjes en gemetselde tuinmuurtjes. Ook telt het deelgebied een aantal openbare gebouwen, scholen en kerken. Opvallend is dat bij het ontwerp van de latere bebouwing – vanaf circa 1920 – op bescheiden wijze aansluiting is gezocht bij de stijl van de Amsterdamse School en de Nieuwe Haagse School. De lange aanbouwen over meerdere bouwlagen die vaak tegen de achtergevels van de woningen uit de periode vóór 1920 zijn gebouwd, ontbreken bij huizen uit de periode daarna. Dit was een direct gevolg van een bouwverordening uit 1920 waarin onder meer werd bepaald dat uitbouwen niet meer dan drie meter buiten de achtergevel mochten uitsteken.
Schipperskwartier
Het Schipperskwartier ligt in de periferie van het centrum van Den Haag. Het wordt daarvan gescheiden door het NS-station Den Haag Hollands Spoor en de Stationsbuurt. Naar huidige maatstaven zou het bij uitstek een A-locatie zijn, geschikt voor de bouw van kantoren vanwege de ligging nabij een knooppunt van openbaar vervoer en het stadshart. Daarvoor werd in de geest van de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw niet gekozen. De economische vooruitzichten waren ongunstig, nieuwbouw van kantoren, winkels en particuliere woningbouw stokte. Het Schipperskwartier is, met uitsluitend woningwetbouw, gesaneerd. De bedrijvigheid in de buurt, waarmee het doorgaans slecht ging, verdween daarbij nagenoeg. Aan de Rijswijkseweg komt nu nog enige detailhandel en horeca voor. Verder zijn aan de Goudriaankade nog enkele bedrijven gehuisvest. De wijk is gebouwd in een zeer hoge dichtheid: bijna 100 woningen per hectare. Dit resulteert in een maximaal beslag op de openbare ruimte voor het parkeren van auto's. Slechts incidenteel is in de woonverkaveling ruimte gevonden voor spelen en groen. Hoewel de straten nagenoeg alle zijn voorzien van laanbeplanting, komt deze door de overheersing van de gebouwde omgeving onvoldoende tot zijn recht.
Laakoever
Het deelgebied Laakoever ligt globaal tussen de Laakhaven (Neherkade) en het riviertje de Laak. In dit gebied hebben de afgelopen decennia de nodige ontwikkelingen plaatsgevonden die inmiddels grotendeels zijn afgerond. Het deelgebied is te verdelen in vier segmenten.
Autoverkeer
Binnen het plangebied lopen twee routes die (mede) belangrijk zijn voor de ontsluiting op stedelijk niveau en voor de ontsluiting van het stadsdeel Laak: de Rijswijkseweg (radiale ontsluiting) en de Neherkade (tangentiële ontsluiting). Laakkwartier-Centraal kent een sterk hiërarchische wegenstructuur. De hoofdverkeerswegen worden onderscheiden in twee niveaus. De hoofdassen (1e niveau) zijn de Goeverneurlaan, de De Genestetlaan en de 'vork' Van Musschenbroekstraat – Jan van der Heijdenstraat: de doorgaande wegen in het plangebied. Assen van het 2e niveau zijn de Oudemansstraat en de Van Zeggelenlaan. Binnen deze hoofdassenstructuur bevinden zich de straten van lagere niveaus.
Langzaam verkeer
Het langzaam verkeer maakt in principe gebruik van dezelfde routes als het gemotoriseerd verkeer. De drukste wegen hebben aparte fietsstroken. Voetgangers kunnen bovendien gebruikmaken van diverse paden door de groene zones en de (openbare) verblijfsruimte tussen en rond gebouwen.
Openbaar vervoer
De wijk is voorzien van een goed openbaarvervoernet voor zowel bus als tram. Alle lijnen lopen min of meer via de NS-stations en het centrum:
De woongebieden hebben over het algemeen een hoogstedelijk, stenig karakter. Niettemin is ook hier een aantal belangrijke, structuurbepalende groenelementen aanwezig. Zo is er een aantal lanen met tussen de rijbanen een breed plantsoen. Verder komen her en der kleinere plantsoenen en groenstroken voor. In een groot aantal straten zijn bomen(rijen) aanwezig. Sommige straten hebben ondanks het ontbreken van openbaar groen toch een groene uitstraling door beplanting in particuliere voortuinen. In de jaren '80 zijn in het kader van de stadsvernieuwing twee buurtparken aangelegd: in Laakkwartier-Noord en in Laakkwartier-Centraal langs de Deimanstraat.
De groenstroken in Laakwijk, met name die binnen de woongebieden, hebben veelal, ondanks het oorspronkelijk fraaie ontwerp, weinig sierwaarde. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen: achterstallig onderhoud, onjuiste beplantingskeuze en/of oneigenlijk gebruik van groenvoorzieningen. Onder dat laatste moet vooral worden verstaan een inrichting (als kijkgroen) die niet meer aansluit bij de huidige behoefte (gebruiks- en speelgroen). Een ander knelpunt wordt gevormd door de parkeerruimte die in Laakwijk in onvoldoende mate aanwezig is, als gevolg waarvan groenstroken voor parkeren worden gebruikt. Dit komt met name door de smalle dwarsprofielen van de openbare ruimte.