direct naar inhoud van 3.2 Ruimtelijk beleid
Plan: Binnenstad Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 22 november 2011 is onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aangenomen. De SVIR is op 14 maart 2012 in werking getreden. De SVIR geeft een totaalbeeld van het huidig ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten.

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk richt zich met de Structuurvisie op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Daarbij horen ook waterveiligheid en milieukwaliteit, evenals de bescherming van het werelderfgoed.

Een opsomming van de 13 nationale belangen:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren (nationaal belang 1);
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie (nationaal belang 2);
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen (nationaal belang 3);
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond (nationaal belang 4);
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen (nationaal belang 5);
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem (nationaal belang 6);
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen (nationaal belang 7);
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s (nationaal belang 8);
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling (nationaal belang 9);
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten (nationaal belang 10);
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten (nationaal belang 11);
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten (nationaal belang 12);
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13.

In het huidige Barro zijn opgenomen:

  • Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Militaire terreinen en -objecten;
  • De Wadden;
  • De kust (inclusief primaire kering);
  • De grote rivieren;
  • De Werelderfgoederen.

In de wijziging van het Barro, die in 2012 in werking is getreden, worden de volgende onderwerpen toegevoegd:

  • Reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • Veiligheid vaarwegen;
  • Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • Reservering voor rivierverruiming Maas;
  • De Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Op voorliggende ontwikkeling is het Barro niet direct van invloed.

3.2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld. De kern van de visie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Dat wil zij bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid voor de gehele provincie tot 2020 met een doorkijk naar 2040. De visie tot 2020 wordt bepaald door het al bestaande ruimtelijk beleid met de lange termijnambities te verweven. De hoofdopgaven zijn:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

De laatste drie hoofdopgaven geven richting aan de ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland. Hierin staan het evenwicht en de samenhang tussen het stedelijk netwerk en het landelijk gebied centraal. De provinciale belangen bepalen de ruimtelijke koers van Zuid-Holland tot 2020. Vanuit de hoofdopgave Stad en Land verbonden, gaat de visie uit van een versterking van de samenhang tussen stad en land. Op die manier wil de provincie de leefbaarheid en aantrekkelijkheid vergroten van het stedelijk gebied en het landelijk gebied binnen de stedelijke invloedssfeer.

Hoofddoel van een samenhangend landschappelijk netwerk is het verbeteren van de relatie stad-land in fysieke en economische zin. Daartoe behoort het verbeteren van de kwaliteit en het vergroten van de toegankelijkheid hiervan. Het landschappelijk netwerk bestaat uit zes provinciale landschappen, binnenstedelijke parkgebieden en groenstructuren en natuur- en recreatiegebieden, evenals groenblauwe verbindingen tussen die elementen. Zuid-Holland heeft de volgende zes provinciale landschappen benoemd:

  • Midden-Delfland;
  • Land van Wijk Wouden;
  • Duin, Horst en Weide;
  • Hollands Plassengebied;
  • Bentwoud-Rottemeren;
  • IJsselmonde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01_0012.jpg"

Afbeelding 7: Uitsnede van de Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'

In de structuurvisie is het plangebied aangewezen als 'Stads- en dorpsgebied'; een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen.

Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden.

De provincie kiest hiermee voor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. Het onderhavige bestemmingsplan sluit aan bij deze uitgangspunten.

Verordening Ruimte

De provincie Zuid-Holland heeft de Verordening Ruimte opgesteld welke op 2 juli 2010 is vastgesteld door Provinciale Staten. In deze verordening zijn regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Het gaat daarbij vooral om het integrale ruimtelijke beleid dat is opgenomen in de provinciale structuurvisie en het bijbehorende uitvoeringsplan. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving, bijvoorbeeld het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder en de Natuurbeschermingswet.

De Verordening Ruimte draagt bij aan de realisatie van de ruimtelijke belangen zoals benoemd in de structuurvisie. In de Wro is vastgelegd hoe de bevoegdheden voor de ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen gemeenten, provincies en rijk. Zo kan de provincie regels opstellen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen: de provinciale planologische verordening.

Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met en de reeds vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie reeds mee heeft ingestemd. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de verplichting uit de AMvB Ruimte om het bundelingsbeleid van verstedelijking vorm te geven. In de Verordening Ruimte is het plangebied binnen de bebouwingscontouren aangewezen als 'Bestaand stedelijk- en dorpsgebied 2010'. Het plangebied heeft geen verdere aanwijzingen.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030

De ruimtelijke structuurvisie Gouda biedt het kader waarbinnen de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van Gouda kunnen plaatsvinden. Eén van de doelstellingen van de structuurvisie is om samenhang aan te brengen tussen de reeds lopende projecten in de stad.

Opgaven en uitgangspunten

Gouda wil een vitale stad zijn, nu én in de toekomst. Aan het realiseren van deze wens is voor de periode tot 2030 een aantal specifiek Goudse opgaven gekoppeld. Deze zijn deels ontleend aan de Stadsvisie 2010 en de Economische Visie Gouda 2005-2010.

De uitgangspunten zijn:

  • 1. de binnenstad vitaal houden;
  • 2. versterken van de regiofunctie;
  • 3. verbeteren van de bereikbaarheid;
  • 4. realiseren van voldoende, gedifferentieerde én aantrekkelijke woonmilieus;
  • 5. ontwikkelen van stedelijke knooppunten;
  • 6. voldoende werkgelegenheid/economisch perspectief;
  • 7. benutten van de groene omgeving;
  • 8. realiseren van een duurzaam watersysteem;
  • 9. versterken van het leefklimaat in de wijken;
  • 10. optimaliseren van de milieukwaliteit.

Voor het plangebied betekent dit:

Om de binnenstad vitaal te houden zal continu geinvesteerd moeten worden. Niet alleen in de buitenruimte maar ook in een aantrekkelijk winkelaanbod, voldoende uitgaansmogelijkheden en de aansluiting van de binnenstad op het station. Als gevolg van de aantrekkingskracht van grootschalige winkelcentra in Zoetermeer en Rotterdam zijn de voorzieningen in de Goudse binnenstad onder druk komen te staan. Daarom moet in de binnenstad naar extra draagvlak worden gezocht. In het gebied tussen de binnenstad en het station is vooral ruimte voor grote winkels, kantoren, enkele voorzieningen, woningen en het ontwikkelen van een hoogwaardige route van de binnenstad naar het station.

Niet alleen zal geinvesteerd moeten worden in de voorzieningen, maar ook in de bereikbaarheid van onder andere het centrum van Gouda. Langs de binnenstad ligt de mogelijkheid om een volwaardige parkeerroute te realiseren, die aansluit op bestaande en nieuwe parkeergarages in de randen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01_0013.jpg"

Afbeelding 8: uitsnede ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005 - 2030

Om de stad verder te completeren moet een beperkt aantal knooppunten worden ontwikkeld waarmee de stad op de (Randstad)kaart kan worden gezet. Daarbij zijn vooral plekken in beeld die gunstig gelegen zijn ten opzichte van de hoofdinfrastructuur. De binnenstad vormt in elk geval één van deze knooppunten.

Met name aan de oost- en noordzijde van de binnenstad liggen goede mogelijkheden voor het realiseren van 'overlooplocaties'. Hier kan ruimte worden geboden aan functies die te groot zijn (geworden) voor het stadshart.

Verdere aandachtspunten vanuit de ruimtelijke structuurvisie voor het plangebied zijn:

  • ontwikkelen multifunctioneel centrumcluster rondom station (voorzieningen);
  • versterking kwaliteiten van het kernwinkelgebied (voorzieningen);
  • verbeteren centrumentrees (voorzieningen);
  • versterken kwaliteiten centrumgebied.

Het bestemmingsplan heeft het karakter van een conserverend bestemmingsplan. Mogelijke ontwikkelingen in het plangebied worden mogelijk gemaakt middels afzonderlijke juridisch-planologische procedures.

Deze ruimtelijke ontwikkelingen worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan, indien deze kunnen worden gezien als 'bestaande situatie'. Bij de afzonderlijke juridische-planologische procedures is rekening gehouden met de uitgangspunten van de Ruimtelijke structuurvisie.

Stedenbouwkundige Visie Binnenstad en haar randen

In 2004 is door de gemeente een Stedenbouwkundige Visie voor de Binnenstad en haar randen opgesteld. Het belangrijkste doel hiervan is dat de cultuurhistorische identiteit van de binnenstad sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte. De Stedenbouwkundige Visie ligt mede ten grondslag aan het bestemmingsplan.

Visie op Hoofdlijnen

In juni 2004 is deel 1 vastgesteld, de 'Visie op Hoofdlijnen', waarin aan de hand van 15 ambities een kader is geschetst waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen zullen moeten plaatsvinden. Met de Visie worden oplossingen gezocht, die bijdragen aan het eigentijds en cultuurhistorisch verantwoord bouwen in de binnenstad. De Visie op Hoofdlijnen geeft aan wat de essentiele ruimtelijke kwaliteiten zijn van de Goudse binnenstad en haar randen, welke bij een ruimtelijke ingrepen gerespecteerd moeten worden. De ambities zijn tevens opgesteld om het behoud van het stedelijk weefsel te kunnen verenigen met het stimuleren van stedelijke ontwikkelingen. Voor het plangebied zijn de volgende ambities van belang:

  • Profileren van Gouda in de Deltametropool: niet alleen als 'historische waterstad', maar ook als 'stedelijk knooppunt';
  • Behoud van de unieke ligging van de binnenstad aan het open landschap van de Krimpenerwaard;
  • De karakteristiek van het rivierenlandschap is bepalend voor de ontwikkelingsrichting van de rivier, met haar zellingen, oevers en dijken;
  • Terugbrengen van de stad naar de rivier: het IJsselfront/Veerstalgebied moet weer een 'venster aan de rivier' worden in plaats van de 'achterdeur van de stad';
  • het doorvaarbaar maken van de Goudse binnenstad: "het water moet weer gaan leven";
  • Versterken van de identiteit van Gouda als 'waterstad' door het creëren van meer open water; zowel ruimtelijk, als functioneel, als in de beleving;
  • Versterken van de karakteristiek van de singels: gesloten bebouwing aan de buitenzijde en variatie aan de binnenzijde;
  • Versterken van de eigen identiteit van de schillen rond de binnenstad: zij vormen de overgang van de binnenstad naar de rest van de stad;
  • Versterken van de ruimtelijke en programmatische relatie tussen de schillen en de binnenstad: met name in de entreegebieden en ontwikkelingsgebieden;
  • Bij nieuwe ruimtelijke ingrepen dient zowel stedenbouwkundig als architectonisch de historische kavelmaat gerespecteerd te worden;
  • Nieuwbouwprojecten moeten relaties leggen en zichtbaar maken tussen de individuele kavel, het gebouw en de openbare ruimte;
  • Stimuleren van bouwen naar bouwinzichten van de huidige tijd, met in achtneming van ruimtelijke spelregels die zijn afgeleid uit de historische structuur, maat en schaal;
  • In de binnenstad (binnen de singels) moeten altijd niet-woonfuncties mogelijk zijn op de begane grond en bij voorkeur altijd woonfuncties op verdiepingen;
  • Meer ruimte bieden voor het cultuurtoeristisch aanbod in de binnenstad;
  • Stimuleren van een hoogwaardig binnenstedelijk (woon)milieu, waarin het autoverkeer wordt teruggedrongen ten gunste van langzaam verkeer en verblijf en (vraagafhankelijk en kleinschalig) openbaar vervoer.

Beeldkwaliteitsplan

In oktober 2005 is deel 2 'het beeldkwaliteitsplan' vastgesteld. Het beeldskwaliteitsplan is een uitwerking van de 'Visie op Hoofdlijnen' en vormt een instrument om de vormgeving van nieuwe ruimtelijke inzichten en daarmee samenhangende functionele veranderingen te sturen. Het beeldskwaliteitsplan bestaat uit de leidraad 'Stedenbouw, architectuur en Openbare ruimte' en de leidraad 'Ontwikkelingslocaties'. De eerste leidraad gaat vooral in op het gebied binnen de singels, inclusief de wandbebouwing aan de buitenzijde van de singel. De schil rond de binnenstad wordt voornamelijk behandeld in de tweede leidraad.

Het ruimtelijke kader wat in de leidraad Stedenbouw, architectuur en Openbare ruimte wordt beschreven vormt in zijn geheel een overzicht van ruimtelijke uitgangspunten voor initiatiefnemers en ontwikkelaars, die in de binnenstad aan de slag willen. Daarnaast vormt het een beleids- en toetsingskader voor de gemeente bij nieuwe bouwinitiatieven.

Dit kader is vervolgens verder uitgewerkt in een richtbeeld met 'aandachtspunten voor het bouwen in het beschermd stadsgezicht van Gouda'.

In het plangebied zijn de bruggen een punt van aandacht. De bruggen moeten als zodanig herkenbaar zijn en mogen geen brede overkluizing worden. Dit wordt conform het geldende beleid vastgelegd in het bestemmingsplan door uitsluitend bruggen toe te laten daar waar de aanduiding 'brug' is opgenomen. Hierdoor is de maximale breedte van de bruggen en de minimale afstand tussen de bruggen gewaarborgd.

Daarnaast worden in het beeldkwaliteitsplan voorbeelden gegeven van panden, die passen binnen de ruimtelijke aandachtspunten, voorbeelden van panden die in negatieve zin afwijken van de maatstaf en voorbeelden van panden die een positieve uitzondering vormen ten opzichte van de maatstaf.

Welstandsnota

In de Welstandsnota (28 juni 2004, update 2008) staan beoordelingskaders en toetsingscriteria waaraan bouwplannen op architectonische kwaliteit worden getoetst aan het welstandsbeleid als gereedschap voor de ruimtelijke kwaliteit. Veelal hebben deze eisen betrekking op vormgeving, kleurgebruik en materiaalgebruik. Dergelijke eisen mogen in een bestemmingsplan niet geregeld worden; ingevolge de Wet ruimtelijke ordening mogen bestemmingsplannen alleen regels bevatten die betrekking hebben op de omvang van de op te richten bebouwing. Voor een deel hebben welstandscriteria ook betrekking op de massa en volume van bebouwing. Aangezien het bestemmingsplan hier ook eisen stelt, is het van belang beide regelingen op elkaar af te stemmen.

De binnenstad en de singelbebouwing zijn van rijkswege aangewezen als beschermd stadsgezicht. Hiervoor geldt het Bijzonder welstandsbeleid voor het beschermd stadsgezicht. Het plangebied behoort in zijn geheel tot het beschermd stadsgezicht (zie afbeelding 5) en valt derhalve onder de aanduiding gebieden met bijzondere welstandszorg. Dergelijke delen van de stad vertegenwoordigen een grote culturele waarde. Ze zijn naast gebieden met een groot belang voor de stad als geheel ook zeer kwetsbaar en verdienen een zorgvuldig beleid dat gericht is op bescherming van de aanwezige waarden. Daarom krijgen deze gebieden een bijzondere welstandszorg, met een beschermend karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01_0014.jpg"

Afbeelding 9: Fragment Welstandskaart mei 2008

Doel van het Bijzonder welstandsbeleid is koesteren wat goed is, verbeteren wat minder passend is, versterking van de bestaande karakteristiek bij nieuwe ingrepen, nieuwe ontwikkelingen waar dit verantwoord is. Alles op een manier die recht doet aan de schoonheid van de binnenstad van Gouda. Dit betekent dat:

  • veranderingen en nieuwe invullingen zich moeten voegen naar de karakteristiek van de historische stad Gouda: Alle bouwplannen moeten passen in de aanwezige karakteristiek;
  • bij monumenten bijzondere eisen worden gesteld: Het belang van het behoud van monumentale waarden prevaleert boven de welstandseisen. Het welstandsoordeel wordt aan de hand van de algemene criteria geformuleerd.

Voor alle ingrepen geldt dat belangrijke zichtlijnen gerespecteerd moeten worden. Zichtlijnen zijn in elk geval gericht op de St. Janskerk met zijn toren, het schip en de vieringtoren, de Gouwekerk, de Vrouwetoren en het Stadhuis. Bij nieuwe toevoegingen aan het volume van bestaande gebouwen moet gelet worden op de zichtlijnen vanuit het publiek domein. De aanvrager overlegt hierover duidelijke informatie. Niet alleen de verschijningsvorm, maar ook de maat en de schaal van de panden is kenmerkend en onlosmakelijk verbonden met de historische structuur. Eeuwenoude bouwmuren zijn even oude perceelsgrenzen. Het introduceren van grootschalige projecten ligt in dergelijke gebieden niet voor de hand. Gebieden, waar in het verleden al het nodige verdwenen is, zoals aan de Kleiweg, lenen zich niet voor grootschalige interventies vanwege het beeld. Hier moet worden aangesloten op de karakteristiek van de omgeving. Technisch en functioneel kan hier wel op grotere schaal worden gewerkt. Er dient op passende wijze versiering aangebracht te worden die iets vertelt over de geschiedenis. Om het beschermd stadsgezicht beter te kunnen waarborgen, zijn in dit bestemmingsplan de gevels opgenomen op een gevelkaart.

Nota hoogbouw

In 2004 is de Nota Hoogbouw vastgesteld. In plangebied zijn geen gebieden gelegen waar hoogbouw is toegestaan (zie afbeelding 10).

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01_0015.jpg"

Afbeelding 10: toegestane hoogstes uit de Nota Hoogbouw