direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Binnenstad Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen
  • d. water;

alsmede voor:

  • e. op de begane grondlaag van gebouwen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 voor zover deel uitmakend van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:
      • geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
      • detailhandel;
      • horeca;
      • zelfstandige kantoren;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': kantoren;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie II': horecabedrijven uit categorie II;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': openbare en bijzondere doeleinden, kantoren, dienstverlening en bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 voor zover deel uitmakend van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:
      • geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
      • detailhandel;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koekfabriek': een koekfabriek uit milieucategorie 3.2 (SBI-code 1072) voor zover deel uitmakend van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. op de eerste verdieping van gebouwen en hoger:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - detailhandel': detailhandel;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kantoor': kantoren;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;
  • g. bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten;
  • h. groenvoorzieningen en water;
  • i. toegangspaden;
  • j. nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de regels gelden zoals opgenomen in artikel 17;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang op de begane grondlaag is voorgeschreven;
  • c. woningen uitsluitend een zelfstandige of een gezamenlijke hoofdingang mogen hebben, die direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is;
  • d. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • e. de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 20 m2.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het medegebruik van woningen en/of bijbehorende bouwwerken als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten dien in Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
14.4.1 Andere hoofdingang

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6 en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 onder c. ten behoeve van een hoofdingang die anders dan direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is, in gevallen dat directe bereikbaarheid binnen de betreffende bebouwing fysiek redelijkerwijs niet mogelijk is of de bruikbaarheid van andere ruimten binnen de betreffende bebouwing in wezenlijke mate zou verminderen.

14.4.2 Onder begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor zover betreft doeleinden die blijkens die bepaling niet onder de begane grond zijn toegestaan, ten behoeve van het realiseren van die per geval op de begane grondlaag zijn toegestane doeleinden in de betreffende onderhuizen en kelders.

14.4.3 Medegebruik woningen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.3 ten behoeve van het medegebruik van woningen en/of bijbehorende bouwwerken voor bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten.
14.4.4 Niet-woonfuncties naar hogere bouwlagen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6, afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1 onder f. om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - niet-woonfunctie op verdieping' de in lid 14.1.1 onder e. aangeduide functies toe te staan op de eerste verdieping van gebouwen en hoger.

14.4.5 Parkeren

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.3.6, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1 onder a. voor het toestaan van parkeerruimte bij woningen, waarbij geldt dat deze zowel inpandig als uitpandig mag worden gerealiseerd, met dien verstande dat uitsluitend de begane grond mag worden gebruikt voor parkeren.