direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Oostpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Wettelijk kader

De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functie of de (financiële) haalbaarheid van een bestemming. Daarom is inzicht in de (milieuhygiënische) kwaliteit van de bodem van belang. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld of sanering aan de orde is. Het is wettelijk geregeld (Wro en gemeentelijke bouwverordening) dat de realisatie van een bestemming pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere eventuele nieuwe bouwactiviteit of nieuwe bestemming de bodemkwaliteit in beeld te worden gebracht.

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorend grondstromenbeleid. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij de Milieudienst Midden-Holland.

Bodemsituatie plangebied

Met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) is in 2006 en in 2011 een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem in het plangebied. In het kader van de aanleg van het Waterrijk Polderpark Oostpolder is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (Tauw, Historisch onderzoek Oostpolder te Gouda, 31 augustus 2010). Daarna is nog een aanvullend onderzoek gedaan (Tauw, Bodemonderzoek Oostpolder te Gouda, 18 januari 2011). Het beoogde grondgebruik betreft de bestaande agrarische weilanden en de nieuwe recreatieve zones met kleinschalige recreatieve voorzieningen. Alle bij de Milieudienst bekende informatie ten aanzien van de volgende onderwerpen is bij het onderzoek betrokken:

  • voormalige bedrijven (Bio-b);
  • huidige bedrijven;
  • tanks;
  • dempingen (Bio-s);
  • Wbb-locaties;
  • bodemonderzoeken;
  • BSB-deelname (Bodemsanering op in gebruik zijnde bedrijfsterreinen);
  • toepassing grond (grondwerken);
  • bodemkwaliteitskaart en grondstromenbeleid.

Bijlage 1 toont een bodeminformatiekaart. Uit de uitgevoerde BIS-toets blijken de in het plangebied en directe omgeving voorkomende tanks, voormalige bedrijven, gedempte sloten, BSB-locaties of grondtoepassingen, die bekend zijn bij de Milieudienst.

Huidige bedrijven

Uit de BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied en directe omgeving diverse bedrijven zijn gevestigd (langs de Nieuwe Broekweg en Tweede Moordrechtse Tiendeweg). De huidige bedrijven vallen onder een melding Activiteitenbesluit of Wm-vergunning, waarmee voorwaarden ten aanzien van voorkoming van bodemverontreiniging zijn vastgelegd. De gronden ter plaatse van het bedrijventerrein Gouwestroom zijn bij de aanleg van het bedrijventerrein opgehoogd met een laag schoon zand. De locatie is daarom onverdacht voor het voorkomen van bodemverontreinigingen. Eventuele verontreinigingen die samenhangen met de bedrijfsactiviteiten, zullen in het kader van controles op milieuregelgeving tijdig opgemerkt worden.

Wbb-locaties

Binnen het plangebied en directe omgeving zijn enkele gevallen van ernstige bodemverontreinigingen (Wbb-locatie) bekend. Een geval van ernstige bodemverontreiniging betreft een voormalige slootdemping, die inmiddels onder de BUS-systematiek is gesaneerd. Een ander geval van voormalige bodemverontreiniging betreft een terrein ter hoogte van Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 4. Deze locatie is gesaneerd en uit het recente bodemonderzoek (2011) blijkt dat er geen verontreinigingen zijn aangetroffen. Ter hoogte van het recreatiepark Elzenhof heeft voor de bouw van de recreatiewoningen een bodemsanering plaatsgevonden. Verder zijn er geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend.

Bodemonderzoeken

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen of overlappend met het plangebied en directe omgeving op meerdere locaties bodemonderzoeken (inclusief monitoring) zijn uitgevoerd. Van een tweetal locaties is aangegeven dat een nader bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden. Bij de meeste onderzochte locaties is dit niet het geval en is de bodemsituatie voldoende in beeld gebracht. Uit het historisch bodemonderzoek is gebleken dat aanvullend onderzoek op één locatie (Broekweg 7) niet noodzakelijk is, omdat uit het eerdere onderzoek niet is gebleken dat de sloot en de landbodem verontreinigd zijn. Ook ter plaatse van Sluisdijk 15 is nog nader onderzocht verricht, waarbij geen verhoogde concentraties zijn aangetroffen.

Gedempte sloten

In de Oostpolder zijn diverse sloten gedempt. In de diverse uitgevoerde bodemonderzoeken binnen het gebied zijn eveneens slootdempingen aangetroffen. Er is een geval bekend van een sloot, die is gedempt met plastic en met lege tot balen geperste zakken. Uit de nader uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat deze sloot inmiddels is gesaneerd.

Grondverzet

De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en over bijbehorend grondstromenbeleid. Het plangebied ligt grotendeels in een ongezoneerde zone, waarvoor te weinig bodeminformatie beschikbaar is. Tevens is recentelijk ter plaatse van Sportvereniging Donk een separate bodemkwaliteitskaart (10373.07.MD.B.EvG, d.d. dec 2007) vastgesteld. Daarnaast zijn sommige bewoonde gedeelten gelegen in zone 2: 1800-1900.

Grondverzet naar / van   Bkk SV Donk zone   Ongezoneerde zone   Zone 2  
Bkk Donk zone   Vrij*   grond moet gekeurd en schoon zijn   Vrij*  
Ongezoneerde zone   Kwaliteit grond moet voldoen aan zone Donk   Grond moet gekeurd en schoon zijn**   Kwaliteit grond moet voldoen aan zone 2  
Zone 2   Nee   Grond moet gekeurd en schoon zijn   Vrij*  

* Deze grond kan, indien afkomstig van een onverdachte locatie, vrij worden hergebruikt binnen dezelfde zone.

** In een straal van 100 meter kan binnen de ongezoneerde zone wel grond zonder keuring worden hergebruikt.

Grondverzet dient altijd te worden gemeld bij de Milieudienst. De Milieudienst kan dan tevens als grondstromenmakelaar optreden, zodat grondverzet zo (kosten)efficiënt mogelijk kan plaatsvinden.

Resultaat

De gronden van het noordelijk deel van de Oostpolder hebben een agrarische functie en op grond van historische informatie is de bodem onverdacht voor het voorkomen van bodemverontreiniging. Wel kan de bodem verontreinigd zijn geraakt door het op de kant leggen van verontreinigd slib of door overbemesting. De bodemkwaliteit staat de uitvoering van de plannen voor het Waterrijk Polderpark Oostpolder niet in de weg. Ook zijn er voor de gronden van de kleinschalige bouwontwikkelingen geen aanwijzigen voor bodemverontreiniging. De kwaliteit van de bodem is verder geschikt voor het bestaande grondgebruik in de rest van het plangebied. Er is voldoende informatie beschikbaar, op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat er geen bodemhygiënische redenen zijn, die een beletsel of beperking vormen ten aanzien van het beoogde gebruik van de gronden binnen het plangebied.

4.1.2 Geluid

Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Er hoeft niet getoetst te worden als zowel de weg als de woning reeds aanwezig zijn.

Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven, 30 km/uur gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.

Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen.

In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied. Voor buitenstedelijk gelegen woningen geldt een maximale ontheffingswaarde van 53 dB.

Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting.

De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde.

Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:

  • 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan, of hoger is dan 70 km/uur;
  • 5 dB voor overige wegen.

Overigens mag de aftrek niet worden toegepast voor het bepalen van de in het Bouwbesluit omschreven vereiste geluidwering.

Algemene situatie plangebied wegverkeerslawaai

Het plangebied kent zowel buitenstedelijke wegen met een zonebreedte van 250 meter als binnenstedelijke wegen met een zone van 200 meter. In augustus 2006 is een Milieukundig Basisonderzoek verricht, waarin de geluidsbelasting is bepaald ten gevolge van het verkeer op de wegen in en om het plangebied. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van de in het gebied liggende wegen is conform de Standaard Rekenmethode II van bijlage III van het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder. De berekeningen zijn uitgevoerd met Geonoise versie 5.31. Zie "Geluidscontouren wegverkeer" voor een kaart met de geluidsbelastingen in het gebied ten gevolge van het wegverkeer.

Broekweg 5

De bestemming van het perceel Broekweg 5 wordt gewijzigd van 'woon- en agrarische doeleinden met bijhorende erven' naar 'Wonen'. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is binnen het bouwvlak een agrarische bedrijfswoning toegelaten. Op dezelfde locatie komt nu een reguliere woning, dus zonder bijbehorend agrarisch bedrijf. Voor de Wet geluidhinder is er geen onderscheid tussen bedrijfswoning en reguliere woning; het blijft een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is. Een toetsing aan de voorkeursgrenswaarde kan dus achterwege blijven. Overigens blijkt uit de kaart met geluidbelastingen dat ter plaatse van de woning de geluidbelasting lager is dan 48 dB.

Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 12

De nog te bouwen woning ligt in de geluidzone van de Nieuwe Broekweg en de Tweede Moordrechtse Tiendeweg. Uit de kaart met geluidbelastingen blijkt dat ter plaatse van de woning de geluidbelasting lager is dan 48 dB.

Tweede Moordrechtse Tiendeweg ten noordoosten van 13 en ten noordoosten van 11

De geluidbelasting ligt hier tussen de 53 en 58 dB. In de huidige situatie is de maximaal toelaatbare geluidbelasting voor deze drie woningen 53 dB, omdat het gaat om geprojecteerde woningen (reeds toegelaten, maar nog geen omgevingsvergunning verleend) in buitenstedelijk gebied. Mede gezien de bouw van Westergouwe behoort een wijziging van de grens van de bebouwde kom tot de mogelijkheden. In dat geval wordt de maximaal toelaatbare geluidbelasting 58 dB (voor binnenstedelijk gebied). Dit betekent dat de drie woningen op termijn gebouwd kunnen worden, mits te zijner tijd een onderzoek wordt uitgevoerd gericht op maatregelen ter reductie van de geluidbelasting en hogere waarden worden vastgesteld.

Conclusie wegverkeerslawaai

De berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer blijkt ter hoogte van de Oostpolder in een zone rond de Provincialeweg hoger te liggen dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Rond de Broekweg is de geluidbelasting lager dan 48 dB en op het bedrijventerrein Gouwestroom veelal hoger dan 48 dB. Op het bedrijventerrein is geen sprake van geluidsgevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder.

Er worden geen nieuwe wegen aangelegd of bestaande wegen gereconstrueerd. Wel wordt de bouw van enkele nieuwe woningen voorzien. Voor de woning Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 12 wordt voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder. Voor de andere drie woningen aan de Tweede Moordrechtse Tiendeweg wordt in dit bestemmingsplan een uit te werken bestemming opgenomen. De woningen mogen niet gebouwd worden, voordat een uitwerkingsplan in werking is getreden. Bij het opstellen van dit uitwerkingsplan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moeten hogere geluidswaarden worden vastgesteld.

Railverkeerslawaai

Wettelijk kader railverkeerslawaai

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 4.1 van het Besluit Geluidhinder (Bgh) iedere spoorlijn in beschouwing te worden genomen ter bepaling van de geluidsbelasting. Deze spoorwegen hebben een geluidzone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen voor geluidgevoelige bestemmingen de geluidsbelasting middels een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. Met ingang van 1 januari 2007 zijn de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen met 2 dB verlaagd van 57 dB naar 55 dB wat betreft de voorkeursgrenswaarde en van 70 dB naar 68 dB wat betreft de maximale ontheffingswaarde. Deze waarden staan in artikel 4.9 en 4.10 Bgh. Er worden hier geen grenswaarden voor geprojecteerde woningen genoemd.

Situatie plangebied railverkeerslawaai

De zone van de spoorlijn (traject 599) ter hoogte van het plangebied bedraagt 700 meter. Het gebied valt binnen de geluidzone, waarbinnen bij ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen de geluidsbelasting middels een akoestisch onderzoek plaats dient te vinden. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van de naast het gebied liggende spoorlijn is conform de Standaard Rekenmethode II van bijlage IV van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Dit conform artikelen 110d, 110e, 110f, eerste en tweede lid, 110g en artikel 110h van de Wet geluidhinder. De berekeningen zijn uitgevoerd met Geonoise versie 5.31. De berekening van de geluidsbelasting ten gevolge van het railverkeer is gebaseerd op de prognose 2010-2015. Hierbij zijn berekend de 55 dB-, 58 dB-, 63 dB- en 68 dB-contouren op een hoogte van 5 meter. Zie Geluidscontouren wegverkeer" voor een kaart met geluidsbelastingen ten gevolge van het railverkeer.

De geluidsbelasting ten gevolge van railverkeer ter hoogte van Oostpolder is relatief hoog. Vanaf het bedrijventerrein Gouwestroom wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. In het open poldergebied is het railverkeer goed hoorbaar. Binnen de invloedzone van het traject in het plangebied worden geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten geprojecteerd. Er wordt dus voldaan aan de bepalingen van het Besluit geluidhinder.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt overwogen dat de reeds toegelaten, nog te bouwen woningen een stedenbouwkundige invulling van een bestaand bebouwingslint zijn. De geluidbelasting ten gevolge van de spoorlijn is ongeveer 57 dB. Gezien het beperkte aantal woningen zijn eventuele bron- of overdrachtsmaatregelen niet haalbaar. Te zijner tijd worden voor drie woningen in het kader van het wegverkeerslawaai nog maatregelen onderzocht ter beperking van de geluidbelasting. Hierbij worden ook bouwkundige maatregelen aan de woning onderzocht om te zorgen dat het binnenniveau conform het Bouwbesluit op 33 dB komt.

Conclusie railverkeerslawaai

De geluidbelasting ten gevolge van het railverkeer vormt geen belemmering voor de reeds toegelaten, nog te bouwen woningen in het plangebied.

Industrielawaai

Wettelijk kader industrielawaai

Een industrieterrein volgens de Wet geluidhinder is een terrein waar zich bedrijven kunnen vestigen die genoemd worden in artikel 40 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer (de zogenaamde grote lawaaimakers). Op grond van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder is rondom deze terreinen een zone vastgesteld, waarbuiten de etmaalwaarde van het gemiddelde geluidsniveau ten gevolge van alle bedrijven op dat terrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). De zone is een planologisch aandachtsgebied, waarbinnen regels van kracht zijn, die aan zowel industriële activiteiten als aan woningbouw beperkingen opleggen. In het kader van het bestemmingsplan dient gekeken te worden of de geluidsbelasting van dit industrieterrein van invloed is op de woningen binnen het plangebied. Indien de geluidsbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt, kan de gemeente een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 55 dB(A).

Situatie plangebied industrielawaai

Het bedrijventerrein Gouwestroom is niet gezoneerd, ter plaatse zijn geen lawaaiveroorzakende bedrijven aanwezig of toegestaan. Op het industrieterrein Kromme Gouwe ten oosten van het Gouwekanaal is dit wel het geval. Het plangebied valt voor ongeveer een kwart binnen de zonegrens van het industrieterrein Kromme Gouwe. Ook het bedrijventerrein Middelblok ten zuiden van de Hollandsche IJssel betreft een gezoneerd industrieterrein volgens de Wet geluidhinder. De geluidzone van Middelblok ligt voor een klein gedeelte over het plangebied (bij de golfbaan).

Conclusie industrielawaai

De geluidzones van het bedrijventerrein Kromme Gouwe en het bedrijventerrein Middelblok worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Binnen deze geluidzones worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gepland. Er wordt zodoende voldaan aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder. Indien in de toekomst geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone worden geprojecteerd, dient nader onderzoek te worden gedaan naar de geluidsbelasting ten gevolge van Kromme Gouwe en Middelblok en dienen eventueel hogere waarden te worden vastgesteld.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen staat in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit wettelijke stelsel is van kracht sinds november 2007 en wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd. In algemene zin kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen van maximumconcentraties voor een aantal componenten. In Nederland kunnen twee componenten problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Het betreft hierbij NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof). NO2 wordt voornamelijk beïnvloed door het wagenpark (verkeersbewegingen). PM10 wordt beïnvloed door grote industriële bronnen (met name uit het buitenland), diffuse bronnen zoals het totale wagenpark, natuurlijke bronnen en in mindere mate door lokale industriële bronnen. Overschrijdingen van de grenswaarden van de overige componenten uit de Wet luchtkwaliteit worden niet of nauwelijks verwacht. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient onderzocht te worden of voldaan wordt aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit.

Grenswaarden luchtkwaliteit  
NO2 (µg/m3)   PM10 (µg m3)   NO2 (µg /m3)   PM10 (µg /m3)  
Jaargemiddelde   Jaargemiddelde   Uurgemiddelde grenswaarde   24-uurs gemiddelde grenswaarde  
40   40   200*   50*  
--------   --------   * mag 18 keer per jaar worden overschreden   * mag 35 keer per jaar worden overschreden  

Figuur 4.1: Grenswaarden luchtkwaliteit.

In figuur 4.1 zijn de normen uit de Wet luchtkwaliteit vermeld. Voor Gouda (zone Midden) zijn deze normen voor NO2 sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van toepassing per 1 januari 2015. Tot die tijd geldt een jaargemiddelde concentratie van 60 µg/m³ en een 24-uursgemiddelde van 300 µg/m³. Van de grenswaarden voor PM10 geldt een derogatie tot 11 juli 2011. Tot die tijd geldt een jaargemiddelde concentratie van 48 µg/m³ en een 24-uursgemiddelde van 75 µg/m³.

Naast de 'Wet luchtkwaliteit' is ook de 'Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007' van kracht (verder: Rbl 2007). In deze Regeling zijn onder meer regels vastgelegd over de manier waarop luchtkwaliteitsonderzoeken dienen te worden uitgevoerd. Daarnaast is in de Rbl 2007 een correctie opgenomen voor zwevende deeltjes, die zich van nature in de lucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, de zeezoutcorrectie. Dit betekent voor de toetsing dat de jaargemiddelde PM10-concentratie en het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde grenswaarde gecorrigeerd mogen worden voor de bijdrage van natuurlijke bronnen. Voor de gemeente Gouda bedraagt deze correctie voor zwevende deeltjes 5 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie. Daarnaast mag het aantal berekende overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde grenswaarde met 6 dagen worden verlaagd.

Situatie plangebied

In 2007 is een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit vanwege de nieuwe inrichting van de Oostpolder. De sportvelden zijn ook in dit onderzoek meegenomen. Voor het luchtonderzoek is de ontwikkeling van de sportvelden de grootste ingreep; de stijging als gevolg van het aantal vervoersbewegingen is immers het gevolg van de ingebruikname van de sportvelden. De voor de luchtkwaliteit relevante verkeerswegen zijn de provinciale weg (N207) en de Nieuwe Broekweg. Van deze wegen is de bijdrage aan de luchtkwaliteit bepaald aan de rand van de weg. De drie sportvelden, het clubhuis en de parkeerplaats worden ontsloten via de Nieuwe Broekweg en de provinciale weg (N207). Uit gegevens van de gemeente Gouda blijkt dat de ingebruikname van de sportvelden leidt tot een toename van de verkeersintensiteit van maximaal 255 motorvoertuigbewegingen. Dit verkeer rijdt via de Nieuwe Broekweg alwaar het zich splitst op de N207 (50% richting A12 en 50% richting Rotterdamseweg).

De berekeningen voor de luchtkwaliteit zijn uitgevoerd met het rekenprogramma CAR II, versie 6.0. Met dit programma zijn berekeningen voor de (toen) huidige situatie (2007) en de (toen) toekomstige jaren 2010 en 2020 uitgevoerd. Voor deze verkeersintensiteiten is een jaarlijks groeipercentage van 1,5 % gehanteerd die gebaseerd is op de verkeerstellingen van de gemeente Gouda (2003 en 2006). De luchtkwaliteit is direct naast de weg bepaald en de aftrek van zeezout is in de rekenresultaten reeds toegepast.

De jaargemiddelde concentratie NO2 van de Provincialeweg N207 daalt in de jaren 2007, 2010 en 2020. In 2007 is de jaargemiddelde concentratie nog 31,6 µg/m³ en in 2010 en 2020 zijn dit respectievelijk 28,4 en 22,3 µg/m³. Voor PM10 neemt het aantal overschrijdingen (24-uursgemiddelde) over deze jaren ook af. Was er in 2007 nog sprake van 24 overschrijdingen, in 2010 loopt dit terug tot 14 en 2020 zal volgens de berekeningen 8 24-uursgemiddelde overschrijdingen hebben.

Voor wat betreft de Nieuwe Broekweg is de jaargemiddelde concentratie in 2007 NO2 28,7 µg/m³ . Ook in 2010 en 2020 loopt dit terug naar 26,4 µg/m³ in 2010 en 20,0 µg/m³ in 2020. Voor PM10 neemt het aantal overschrijdingen van 24-uursgemiddelden in de jaren 2007, 2010 en 2020 af. Zijn er nog 21 24-uursgemiddelde overschrijdingen in 2007, in 2010 is dit gedaald naar 13. In 2020 is het aantal 24-uursgemiddelde overschrijdingen nog maar 7 als gevolg van het verkeer op de Nieuwe Broekweg.

De jaargemiddelde concentratie voor de Kanaaldijk is in 2007 voor NO2 30,8 µg/m³. Ook in 2010 en 2020 loopt dit terug naar 27,8 µg/m³ in 2010 en 21,0 µg/m³ in 2020. Voor PM10 neemt het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelden in de jaren 2007, 2010 en 2020 af. In 2007 wordt het 24-uursgemiddelde 23 keer overschreden, in 2010 is dit gedaald naar 14. In 2020 is het aantal 24-uursgemiddelde overschrijdingen nog maar 8 als gevolg van het verkeer op de Kanaaldijk.

De berekende concentraties liggen ruim beneden de grenswaarden. De extra verkeersintensiteiten als gevolg van het polderpark en de kleinschalige ontwikkelingen bedragen naar schatting ongeveer 750 motorvoertuigen per etmaal. Sinds het uitvoeren van het onderzoek zijn de emissiefactoren gedaald. Op grond van bovenstaande uitgangspunten kan de conclusie worden getrokken dat de uitvoering van de plannen geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen teweeg brengt.

Conclusie

Uit bovenstaande gegevens kan geconcludeerd worden dat in de Oostpolder sprake is van een voor stedelijk gebied goede luchtkwaliteit. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de wegen rond het plangebied voldaan wordt aan de grenswaarden voor NO2 en PM10. De grenswaarde voor de 24-uursgemiddelden voor PM10 wordt in geen van de onderzochte jaren met meer dan de toegestane 35 maal overschreden.

4.1.4 Bedrijvigheid

Diverse vormen van bedrijvigheid of andersoortige functies kunnen hinder opleveren voor woningen of andere hindergevoelige bestemmingen als scholen of verzorgingshuizen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom gewenst hindersituaties zo veel mogelijk te voorkomen door hinderveroorzakende functies ruimtelijk te scheiden van hindergevoelige functies. Niet alle vormen van bedrijvigheid veroorzaken een zelfde mate van hinder. Op basis van hinderfactoren als geluid, stof, gevaar en geur heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009)' een indeling gemaakt in zes categorieën van hinderveroorzakende activiteiten. Per categorie wordt geadviseerd om een bepaalde afstand aan te houden tot woongebieden om daar een rustig woon- en leefklimaat te waarborgen. Milieucategorie 1 veroorzaakt op korte afstand weinig hinder, milieucategorie 6 veel.

Bedrijventerrein Gouwestroom

Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Gouwestroom is rekening gehouden met de potentiële hinder van de bedrijfsactiviteiten voor de omgeving. Op het gehele terrein zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met categorie 3.2. Voor deze bedrijfsactiviteiten wordt een afstand van 100 meter aangehouden tot een rustige woonwijk. Op een gedeelte van het terrein zijn bedrijven tot en met categorie 4.1 toegestaan. Voor deze bedrijven wordt een afstand van 200 meter aangehouden. In dit bestemmingsplan wordt dezelfde indeling aangehouden. Op het gehele terrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan en enkel op het deel langs de Nieuwe Broekweg zijn bedrijven tot en met categorie 4.1 toegestaan. Bij de besluitvorming over de bouw van Westergouwe is rekening gehouden met deze indeling op het bedrijventerrein Gouwestroom. Het is niet gewenst de mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten in de hogere milieucategorieën te vergroten, omdat dit het woon- en leefklimaat in Westergouwe nadelig zou beïnvloeden.

Motorcrossterrein

Een motorcrossterrein kan aanzienlijke hinder opleveren voor de directe omgeving. Daarom is het gebruik van het terrein aan strikte regels gebonden. Voor de activiteiten op het motorcrossterrein is een milieuvergunning afgegeven. In de milieuvergunning staan de tijden waarop het terrein gebruikt mag worden. Het terrein mag worden opengesteld voor trainingen op woensdagen van 16.30 uur tot 19.30 uur en op zaterdagen tussen 13.00 uur en 16.00 uur. Tijdens trainingen mogen niet meer dan 20 motorrijders tegelijkertijd gebruik maken van het circuit. Voor wedstrijden mag het terrein op zaterdagen geopend zijn tussen 11.00 uur en 17.55 uur en op Tweede Paasdag tussen 12.00 uur en 19.00 uur. Tijdens de wedstrijden mogen niet meer dan 30 motorrijders tegelijkertijd gebruik maken van het circuit. De geluidsbelasting van de omliggende woningen is incidenteel zo hoog, dat hiervoor in de milieuvergunning maatwerkvoorschriften zijn opgenomen. In de milieuvergunning is per tijdvak opgenomen hoe hoog de geluidbelasting mag zijn.

De specifieke regels in de milieuvergunning reguleren het gebruik en daarmee de geluidhinder voor de omgeving. Doordat de motorcrossactiviteiten gebonden zijn aan deze gebruiksregels uit de milieuvergunning, wordt het bestaande motorcrossterrein niet ontoelaatbaar geacht op de locatie aan de rand van de Oostpolder.

Sportpark Donk

Een veldsportcomplex valt in categorie 3.1 van de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. Dit betekent dat geadviseerd wordt een afstand van 50 meter aan te houden tussen een veldsportcomplex en woningen in een rustige woonwijk. In de Oostpolder bedraagt de afstand tussen de grens van de bestemming Sport en de omliggende woningen ongeveer 150 meter of meer. De kortste afstand is ruim 80 meter (tot de woning aan de Tweede Moordrechtse Tiendeweg nummer 10. Gezien de afstanden van het sportpark tot de omliggende woningen vallen geen bijzondere hindersituaties te verwachten. Het sportterrein leidt niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen.

Autogarage Voltaweg

De autogarage aan de Voltaweg ligt in de strook tussen de Tweede Moordrechtse Tiendeweg en de Voltaweg. De afstand van dit bedrijfsperceel tot omliggende woningen is relatief kort. Daarom worden hier enkel bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 toegestaan. Slechts de oostelijke zijde van het perceel mag worden bebouwd.

4.1.5 Geurhinder

De voormalige boerderij Johannahoeve (Broekweg 5) krijgt een woonbestemming. In verband met de ligging nabij agrarische bedrijven is nagegaan of er sprake is van een mogelijk knelpunt voor wat betreft geurhinder. De agrarische bedrijven vallen onder de werking van het Besluit Landbouw milieubeheer. Op grond van dit besluit dient er minimaal 50 meter tussen een woning en de agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig te zijn. De afstand tussen de nieuwe woning op Broekweg 5 en het agrarisch bouwvlak is ruim 70 meter (Broekweg 5a) en ruim 80 meter (Broekweg 3). Deze afstand is groter dan de afstand uit het besluit Landbouw. Een goed woon- en leefklimaat voor de woning aan Broekweg 5 is daarmee gewaarborgd. Ook worden de gebruiksmogelijkheden van de agrarische bedrijven niet beperkt.

4.1.6 Lichthinder

Ten behoeve van de realisatie van het sportpark in de Oostpolder is onderzocht wat de gevolgen zijn van de sportveldverlichting op de omgeving. Dit onderzoek is in augustus 2006 uitgevoerd door de milieudienst. Daarin is aangegeven dat de omgeving van de sportvelden in beleidsmatig opzicht behoort tot 'gebieden met een lage omgevingshelderheid' (de zogenoemde E2-gebieden). Dit houdt in dat er grenswaarden ten aanzien van de verlichtings- en lichtsterkte zijn vastgesteld, namelijk:

  • de verlichtingssterkte (Ev) op de gevel van een woning mag maximaal 5 lux bedragen;
  • lichtsterkte I (cd) van elk armatuur heeft een grenswaarde van 7500 cd.

Deze randvoorwaarden zijn in het uiteindelijke bouw- en inrichtingsplan van het sportpark verwerkt. Ook voor de twee extra sportvelden zijn deze randvoorwaarden van toepassing. Hiermee wordt hinder van lichtuitstraling naar de omgeving beperkt.

4.1.7 Aanpassing als gevolg van uitspraak Raad van State

Zoals in de Inleiding van deze toelichting uiteen is gezet, is in dit plan naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (201211305/1/R4 d.d. 26 juni 2013) een aanpassing verricht. Omdat de aanpassing betrekking heeft op het houden van landbouwhuisdieren is advies gevraagd aan de Omgevingsdienst Midden Holland. De inhoud van het advies is hieronder opgenomen en heeft geleid tot aanpassing van artikel 19 (Wonen) van de regels.

Beroepsprocedure

Tegen het op 10 oktober 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Oostpolder" heeft de eigenaar van het perceel Tweede Moordrechtse Tiendeweg 13 (kadastraal bekend F3117) beroep ingesteld. Het beroep zag er onder andere op dat reclamant zich niet kon verenigen met de bestemming "Wonen" op het betreffende perceel. Reclamant wenste de bestemming "Agrarisch" toegekend te zien, aangezien op het perceel al generaties lang een agrarisch bedrijf gevestigd is en er genoeg landbouwgrond aanwezig is voor de uitoefening van een kleinschalig agrarisch bedrijf. De gemeenteraad stelde zich op het standpunt dat de op het perceel verrichte activiteiten - het houden van enkele schapen - die waren toegestaan op grond van de in het voorgaande bestemmingsplan opgenomen bestemming "Woon- en bedrijfsdoeleinden met bijbehorende erven" konden worden voortgezet op grond van de toegekende bestemming "Wonen".

In de uitspraak van de Afdeling is het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. De Afdeling heeft in artikel 19, lid 19.1 en lid 19.4 van de planregels geen bevestiging gezien van het standpunt van de gemeenteraad dat de op het perceel verrichte activiteiten zouden zijn toegestaan binnen de bestemming "Wonen". De Afdeling heeft dan ook aanleiding gezien voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het besluit van de gemeenteraad, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" op het perceel met het kadastrale nummer F3117, is vernietigd.

De Afdeling heeft de raad van de gemeente Gouda voorts opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de uitspraak - met inachtname van hetgeen daarin is overwogen - een nieuw besluit te nemen voor het vernietigde plandeel en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Inhoudelijke overwegingen

Het perceel heeft de inrichting van een oud agrarisch bedrijf. Het is mogelijk hier dieren te houden. Het is bij de Omgevingsdienst Midden-Holland niet bekend dat hier dieren gehouden worden. Dat betekent dat er in het verleden geen vergunningaanvraag of melding ingediend is voor het houden van landbouwhuisdieren. Indien deze wel gehouden zijn (of worden) op het perceel, dan heeft dit (of vindt dit) op kleinschalige wijze plaats(gevonden). De activiteit viel (valt) niet onder de Wet milieubeheer.

De Wet milieubeheer (Wm) heeft betrekking op inrichtingen. Voor de vraag of het houden van dieren als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer kan worden beschouwd, is het criterium "bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was" (Wm art 1.1, lid 1) van belang. Het blijkt dat de rechter in beroepszaken allerlei aspecten mee laat wegen bij de vraag of er sprake is van een bedrijfsmatige activiteit. Daaronder horen de continuïteit, winstoogmerk en de omgeving van de activiteit, de hinder die ze veroorzaakt, de omvang van de dierstapel, de omgeving en huisvesting waarin de dieren worden gehouden, het gebruik van de dieren, de perceelsgrootte en commerciële activiteiten. De mate waarin de rechter de verschillende factoren laat meewegen is sterk afhankelijk van de omgevings- en individuele kenmerken van de activiteit.

De gemeente acht het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren, zoals dat in het verleden gebeurde en nu nog steeds gebeurt (dus niet vallend onder de Wet milieubeheer), op deze locatie ruimtelijk aanvaardbaar, gezien de inrichting en ligging van het perceel. Op basis van de uitspraak van de Raad van State dient dit gebruik specifiek in de juridische regeling van het plan te worden verankerd. Hiertoe is op het perceel op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hobbymatig houden van landbouwhuisdieren' opgenomen. In de regels is hierbij bepaald dat het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren hier - naast de woonfunctie - tevens is toegestaan, maar daarbij zijn wel diverse voorwaarden gesteld:

  • a. het gebruik van het perceel in overwegende mate op woondoeleinden gericht dient te zijn, en
  • b. het houden van landbouwhuisdieren nauwelijks of geen marktoriëntatie mag hebben, en
  • c. een kleinschalige mestopvangvoorziening (maximaal 3 m3) is toegestaan op minimaal een afstand van 50 meter van woningen van derden, en
  • d. het houden van de dieren niet mag vallen onder een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.

Op deze manier wordt geregeld dat het houden van de dieren ook daadwerkelijk op hobbymatige wijze gebeurt.