direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Gildenwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2012122-4001

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Visie op Zuid-Holland / 2010

De provincie definieert vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven die niet los van elkaar staan. De eerste twee hoofdopgaven richten zich op overkoepelende onderwerpen die heel Zuid-Holland betreffen. De overige drie opgaven geven richting aan de ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland. De vijf punten worden hierna behandeld.

Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel
Voor Zuid-Holland is het belangrijk om werkgelegenheid en bedrijvigheid te behouden en aan te trekken. Het accent ligt op kennisontwikkeling en handel.

Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie
De provincie wil een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie zijn. Zij neemt de lagenbenadering als uitgangspunt voor de ruimtelijke inrichting. Deze benadering onderscheidt drie lagen: de ondergrond (bodem, water en natuur), netwerken van infrastructuur en de occupatielaag (verstedelijking, landbouw, recreatie, archeologie en andere functies).
Bij een afweging is het belangrijk om belangen via deze drie lagen te ordenen en een integrale afweging te maken. De provincie doet dit bijvoorbeeld door rekening te houden met mogelijke veranderingen in het water- en bodemsysteem en die mee te nemen bij veranderingen in het ruimtegebruik.
Klimaatbestendigheid krijgt tot 2020 gestalte door de nadruk te leggen op waterveiligheid en een robuust watersysteem met duurzame zoetwatervoorziening. Duurzaamheid betekent verder dat de provincie werkt aan een groter aandeel duurzame energievoorziening. In de structuurvisie zijn voor windenergie de plaatsingsgebieden en vrijwaringsgebieden (zoals Nationale Landschappen en ook de randen van het Groene Hart) aangegeven.

Divers en samenhangend stedelijk netwerk
Het contrast tussen stad en land moet behouden blijven en kwaliteiten van stad en land worden versterkt en met elkaar verbonden. Door de verstedelijking compact te houden kan het open landschap behouden blijven.

Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
In grote lijnen gaat het om de waarden en venen in het Groene Hart, de kustzone en de Zuid-Hollandse eilanden in de delta. In de grote landschappelijke eenheden zet de provincie zich in voor behoud van leefbaarheid en economische vitaliteit van het landelijk gebied. De landbouw is voor die vitaliteit een belangrijke factor, zowel economisch gezien als wat betreft landschappelijke kwaliteit. De belangrijkste kernkwaliteiten in deze gebieden zijn diversiteit, openheid, rust en stilte.

Stad en land verbonden
De groene ruimte in en om de stad wordt hoog gewaardeerd. Het is belangrijk de samenhang tussen stad en land en de kwaliteit van de groene ruimte bij de stad aanzienlijk en duurzaam te versterken.
Met een verstedelijkingsopgave gericht op intensivering en herstructurering wordt de kwaliteit van de groene ruimte steeds belangrijker. Niet alleen vanuit het oogpunt van leefbaarheid voor bewoners, maar ook vanwege een aantrekkelijk en onderscheidend vestigingsklimaat. Zuid-Holland wil stad en land beter met elkaar verbinden door uit te gaan van het concept Zuidvleugelgroenstructuur. Binnen de invloedssfeer van het stedelijk netwerk gaat het om een samenhangend stelsel van landschappen, natuur- en recreatiegebieden, stedelijke parken en groenblauwe verbindingen.

3.2.2 Verordening Ruimte / 2010

Ordenen vindt plaats door vooraf duidelijke beleidskaders te formuleren. De provincie heeft deze beleidskaders vastgelegd in de 'Verordening Ruimte' die regels stelt aan de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. De verordening is een juridisch bindend instrument.

De verordening, gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, stelt regels betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Zuid-Holland. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Het gaat daarbij vooral om het integrale ruimtelijke beleid dat is opgenomen in de provinciale structuurvisie en het bijbehorende uitvoeringsplan.

Daarnaast is het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ('AMvB Ruimte') van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit de AMvB Ruimte, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur en de Nationale Landschappen.

Het bestemmingsplan Gildenwijk valt binnen de bebouwingscontour en past binnen de kaders van verordening ruimte.

3.2.3 Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in de plaats van het waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Dit provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat-vraag'. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe-vraag'.

Provinciaal waterbeleid in de komende jaren
De effecten van klimaatverandering en de druk op de beschikbare ruimte nemen de komende decennia verder toe. Bescherming tegen overstromingen blijft dan ook onverminderd belangrijk en wordt zelfs gecompliceerder door de zeespiegelstijging en bodemdaling. De toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardig zoet water en conflicterende belangen van watergebruikers maken de verdeling van zoet water tot een heus maatschappelijk vraagstuk. De chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater moet verbeterd worden. Het watersysteem vereist aanpassingen om deze effecten de baas te blijven.

Dit alles leidt tot vier kernopgaven voor de provincie Zuid-Holland:

  • waarborgen waterveiligheid;
  • realiseren mooi en schoon water;
  • ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening;
  • realiseren robuust & veerkrachtig watersysteem.

De hierboven geformuleerde ambities en integrale ruimtelijke hoofdopgaven bevatten elk in meer of mindere mate (ook) een ruimtelijke wateropgave. Een ruimtelijke wateropgave wordt als provinciaal belang beschouwd als die wateropgave een basisvoorwaarde is voor het behalen van de ruimtelijke ambitie/hoofdopgave. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen:

  • type 1:
    planologisch behouden en beschermen van een zone of gebied ten behoeve van de ruimtelijke wateropgave en
  • type 2:
    expliciet rekening houden met een wateropgave bij de integrale afweging voor een ruimtelijke ontwikkeling of bij de keuze voor en inrichting van een locatie.

De ruimtelijke wateropgave van type 1 vertaalt zich naar concrete gebieden/zones die zijn aangegeven op een kaart (is onderdeel van de structuurvisie). Het betreft een reservering voor water, waarmee randvoorwaarden worden gesteld aan de mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen in het betreffende gebied. Voorbeelden van wateropgaven van type 1 zijn reserveringen voor waterbergingslocaties en vrijwaringszones voor toekomstige dijkversterkingen.

Een wateropgave van type 2 vertaalt zich naar een uitgangspunt of basisvoorwaarde. Zo moet de (mogelijke) overstromingsdiepte in ogenschouw worden genomen bij locatiekeuzes voor economisch waardevolle functies. Ander voorbeeld is de randvoorwaarde dat voldoende evacuatiemogelijkheden aanwezig moeten zijn op locaties met een hoog risico voor overstromingen.