direct naar inhoud van Artikel 19 Algemene bouwregels
Plan: Wijdschild e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2011103-4001

Artikel 19 Algemene bouwregels

19.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
19.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

19.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het bouwvlak en daar waar bijgebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat binnen de gronden waar geen hoofdgebouwen zijn toegestaan maximaal 75% ondergronds bebouwd mogen worden tot een maximum van 40 m²;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil.

19.2 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 17 mag de op de verbeelding aangeduide bouw- dan wel bestemmingsgrenzen uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • c. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanten van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  • d. rookkanalen indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, balkons, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt en deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 meter langs een rijweg;
    • 2. 2,20 meter boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
  • f. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  • g. hijsinrichtingen, welke de bouwgrens met niet meer dan 1 meter kunnen overschrijden.

19.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
19.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

19.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

19.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 19.3.1 en artikel 19.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.