direct naar inhoud van 2.4 Waterstructuur
Plan: Gorinchem-Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2010105-8100

2.4 Waterstructuur

Het watersysteem van het bestemmingsplangebied maakt onderdeel uit van een groter systeem in de omgeving.

Bemalingsgebieden

De Haarweg fungeert als grens tussen twee bemalingsgebieden. Het bemalingsgebied ten zuiden van de Haarweg strekt zich uit voorbij de rijksweg A15, tot aan de Merwede. De afwatering vindt plaats in zuidwestelijke richting, naar het gemaal nabij Schelluinen, naast rijksweg A15. Het bemalingsgebied ten noorden van de Haarweg ligt grotendeels aan de andere zijde van rijksweg A27. De afwatering gebeurt in noordwestelijke richting, naar het gemaal nabij kruising Muisbroekseweg – Lage Giessen (Hoornaar). Beide bemalingsgebieden beschikken op diverse locaties over inlaatpunten van boezemwater.

Peilgebieden binnen de bemalingsgebieden

Het gedeelte van het bestemmingsplangebied ten noorden van de Haarweg valt binnen twee peilgebieden. Het westelijke deel vanaf de Vlietskade valt onder het peilgebied Land van de Zes Molens (2009) met een schouwpeil (zomerpeil) van NAP -1,46m (en een winterpeil van -1,56mNAP). Het deel oostelijk van de Vlietskade valt binnen peilgebied Binnenkade (2009) met een hoger gelegen schouwpeil (zomerpeil) van NAP -1,05m (en een winterpeil van -1,15 mNAP) en voor het peilgebied Groote Haar een zomerpeil van -1,05 mNAP (zomerpeil is tevens het vaste peil). De stuw tussen beide peilgebieden ligt ten noorden van het bestemmingsplangebied in de Hoornaarse Vliet. Dit betekent dat binnen het bestemmingsplangebied geen directe koppeling bestaat tussen de watersystemen van het westelijke en het oostelijke deel van de Vlietskade.

Het gedeelte van het bestemmingsplangebied ten zuiden van de Haarweg valt binnen peilgebied Groote Haar (02-08-02) met een schouwpeil van NAP -1,05m. Dit peilgebied ligt tussen Haarweg en rijksweg A15 en watert af in westelijke richting, via een gemaal in de oksel van het klaverblad A15-A27.

afbeelding "i_NL.IMRO.0512.BP2010105-8100_0004.jpg"

Afbeelding 4: Waterstructuur plangebied

Waterkwaliteit

Het oppervlakte water en het grondwater zijn zoet. Het brakke water zit op een diep niveau. Gezien het agrarische gebruik van een groot deel van het bestemmingsplangebied wordt vooralsnog aangenomen dat er geen sprake is van bodemverontreiniging. In het Waterstructuurplan valt het grootste deel van het plangebied onder bijzonder aandachtsgebied voor waterkwaliteit, ter plaatse van de zuidelijke rand dient de slechte waterkwaliteit aangepakt te worden. Het oppervlaktewater binnen het bestemmingsplangebied is eutroof. Het water bevat namelijk hoge gehalten aan nutriënten (stikstof, fosfor), mede veroorzaakt door de afbraak van organische stof in het veenpakket. Bij verbreding en/of verdieping van watergangen is het aansnijden van het veenpakket niet gewenst, om de problematiek rondom eutrofiëring van het oppervlaktewater niet te vergroten. Gezien de opbouw van de bodem in het bestemmingsplangebied met veen dicht onder het maaiveld, zal een veenlaag binnen het profiel van de nieuwe en te verbreden watergangen echter onvermijdelijk zijn.

Grondwater

Bij het bepalen van de vochtigheid van de bodem wordt gewerkt met grondwatertrappen (Gwt's). Deze trappen geven een klassenindeling weer van ten eerste de verschillende grondwaterstanden naar diepte en ten tweede de seizoensvariatie in de grondwaterstanden. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII, van respectievelijk extreem nat tot extreem droog.

Het gebied waarbinnen het plangebied ligt, kent de watertrappen Gwt III en Gwt III*, voor beide geldt een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) < 40 cm en een gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) tussen 80 - 120 cm. Gwt III wordt aangetroffen bij de drechtvaaggronden en de poldervaaggronden. Voor bouwland zijn de gronden zonder * weinig geschikt. Als grasland hebben ze een late voorjaarsontwikkeling en ze zijn moeilijk berijdbaar en beweidbaar in voorjaar, herfst en winter. In natte perioden tijdens de zomer kan bij een grote veebezetting gemakkelijk vertrapping optreden. Bij Gwt III* (langs de Haarweg) zijn de omstandigheden voor weidebouw gunstiger, onder andere door een langere gebruiksperiode. Het gebied op de Stroomgordel van Spijk, waarop globaal gezien de Haarweg en directe omgeving liggen, kent een Gwt VI, dit zijn de drogere delen in het gebied.

De huidige ontwateringsdiepte (dit is de afstand tussen maaiveld en freatische grondwaterspiegel) van de gronden bedraagt in de huidige situatie ongeveer 50 - 70 cm. De bodem, waarop het nieuwe bedrijventerrein is gedacht, bestaat uit een toplaag met klei met daaronder afwisselend veen- en kleilagen. De draagkracht van de bodem is als gevolg van de veenlagen gering. Het maaiveld heeft een hoogteligging van circa NAP -1,0 meter. Gezien het agrarische gebruik van de locatie wordt vooralsnog aangenomen dat er geen sprake is van bodemverontreiniging.