Plan: | Dorpsgebied Stellendam en Havenhoofd 2011 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0511.GDRdrpstellendam09-BP40 |
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Beleid gemeenten Goeree-Overflakkee
De gemeenten op Goeree-Overflakkee streven naar een evenwichtige afweging van veiligheidsbelangen en overige belangen. Hiertoe hebben de 4 gemeenten op Goeree-Overflakkee gezamenlijk de 'Beleidsvisie Externe Veiligheid-Richting aan risico's op Goeree-Overflakkee' opgesteld. Deze bevat een aantal beleidsuitgangspunten en ook worden een aantal wettelijke punten onderstreept.
Tevens wordt een methode neergezet voor het toetsen van risico's bij ontwikkelingen. Deze methode maakt het mogelijk om bij ruimtelijke plannen op voorhand te bepalen welke soorten objecten wel/niet zijn toegestaan binnen bepaalde afstanden van risicobronnen. De ambities, uitgangspunten en werkwijzen in deze visie vormen de basis voor de onderbouwing van de verantwoording van risico's.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In december 2009 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is momenteel in ontwikkeling.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten3 en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten ). Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Onderzoek
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Uit informatie van de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (AVIV 2003) en het basisnet blijkt dat er in de omgeving van het projectgebied gevaarlijke stoffen over wegen worden vervoerd.
Het gaat hierbij over de N57 en de N215. Deze wegen liggen aangrenzend aan het plangebied. De N57 is opgenomen in het basisnet. Hiervoor geldt een veiligheidszone (maximale PR 10-6-contour) van 10 m gemeten vanaf het midden van de weg. Het plangebied ligt buiten deze veiligheidszone. De weg heeft geen plasbrandaandachtsgebied. Gelet op de aard van de omgeving wordt in de huidige situatie voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. De N215 heeft een risicoafstand PR 10-6 van 0 m. Er wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. Verder worden in de omgeving van het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het water, het spoor of door leidingen.
De enige ontwikkeling die binnen het plangebied mogelijk wordt gemaakt, de realisatie van 5 starterswoningen aan de Molenkade, ligt op circa 820 m van de N57 en op circa 1 km van de N215. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen staat de beoogde ontwikkeling daarom niet in de weg.
Risicovolle inrichtingen
In het plangebied zijn twee risicovolle inrichtingen gelegen. Het betreft het zwembad Zuiderdiep en de Maatschap J. en A.J. van der Vlught.
De Maatschap is gelegen aan de Eendrachtsdijk 10 en heeft een bovengrondse propaantank. Deze inrichting valt niet onder het Bevi en heeft een risicoafstand PR 10-6 van 40 m. Er wordt voldaan aan deze grenswaarde en richtwaarde en de oriënterende waarde voor het GR wordt niet overschreden. Daarbij wordt opgemerkt dat de ontwikkeling van de starterswoningen aan de Molenkade een dusdanige ontwikkeling is dat er geen sprake is van een toename van het GR.
Het zwembad is gelegen aan de Zuiderdiepstraatweg 4 in de kern Stellendam. Het betreft een inrichting die niet onder het Bevi valt. Het zwembad heeft een chlooropslag met een risicoafstand PR 10-6 is 0 m. Voor deze inrichting geldt geen invloedsgebied voor het GR. Aangezien het zwembad op ongeveer 380 m van de ontwikkelingslocatie aan de Molenkade ligt, is er geen sprake van enig knelpunt tussen deze risicovolle inrichting en de uitvoering van het bestemmingsplan.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.